| |
| |
| |
A. den Doolaard
door Siem Bakker
1. Biografie
A. den Doolaard is het pseudoniem van Cornelis Johannes George (Bob) Spoelstra, geboren te Zwolle op 7 februari 1901 als zoon van Cornelis Spoelstra, Nederlands-hervormd predikant, en Alida Hunningher. Zijn vader was van afkomst een Fries, zijn moeder een Zwitserse. Van 1905 tot 1908 woonde het gezin in Zuid-Afrika. Na de lagere school en de hbs in Den Haag te hebben doorlopen, werkte Bob Spoelstra van 1919 tot 1928 als boekhouder bij de Bataafse Petroleummaatschappij. In deze periode legde hij zich niet alleen toe op schrijven en declameren, maar ook op atletiek en bergsport. In 1928 zegde hij zijn baan plotseling op. Voorzien van de hem toekomende zevenduizend gulden uit het voorzieningenfonds van de oliemaatschappij trok hij de wereld in. In de jaren dertig zwierf hij onder meer door Frankrijk, Tsjecho-Slowakije, Oostenrijk, Joegoslavië, Albanië en Noord-Afrika.
In november 1920 verscheen in Het Getij zijn eerste gedicht, getiteld ‘Credo’, nog onder zijn eigen naam, Cornelis Spoelstra Jr. In 1922 volgde in hetzelfde tijdschrift het gedicht ‘Los’, ditmaal onder de naam Adorjan den Doolaard. Daarna publiceerde hij uitsluitend als A. den Doolaard. In boekvorm manifesteerde hij zich eerst als dichter. De verliefde betonwerker (1926) is zijn debuutbundel - oplage 200 exemplaren -, De laatste ronde (1929) zijn eerste roman. Ook als journalist was hij zeer productief. In het bijzonder van zijn reizen door de Balkan voor en na de tweede wereldoorlog heeft hij uitgebreid verslag gedaan.
Den Doolaard was een verwoed skiloper en alpinist. Op 23 februari 1930 bereikte hij voor de eerste keer de top van de Mont
| |
| |
Blanc. In 1931 werd hij vanwege zijn berichtgeving over een fascistische terreurorganisatie uitgewezen uit Bulgarije.
In 1934 kwam hij in dienst van de krant Het Volk. Als reizend correspondent ging hij door met te schrijven over de politieke ontwikkelingen in Oostenrijk (1935) en Italië (1936). In beide landen werd hij tot ongewenst persoon verklaard. Zijn bezoeken aan het Derde Rijk leidden tot een radicale afwijzing van het nationaal-socialisme. Na een conflict hierover met de redactie van Het Volk nam hij eind 1937 ontslag.
Nog voor de Duitse inval vertrok hij uit zijn toenmalige woonplaats Blaricum naar het dorp Heide, aan de rand van de Antwerpse Kempen. Vandaar vluchtte hij op 15 mei 1940 naar Frankrijk (Auvergne), waar hij tot in mei 1941 verbleef. In juni kwam hij via Portugal in Londen aan. Daar was hij medewerker van Brandaris, de zeemansomroep, en later van Radio Oranje, wat hem in het bezette Nederland grote bekendheid gaf (‘de stem van Radio Oranje’). Na de bevrijding werd hij verbindingsofficier bij de Dienst Droogmaking Walcheren.
Vanaf 1948 schreef Den Doolaard regelmatig voor het dagblad De Gelderlander. De reizen en reportages bleven doorgaan, onder meer samen met de fotograaf Cas Oorthuys. Bijna jaarlijks bezocht Den Doolaard Joegoslavië en Griekenland. Maar ook trok hij onder andere door de Verenigde Staten, India en Thailand. Als overtuigd pacifist werkte hij met Oorthuys ook aan De toekomst in uw handen (1955), een boek dat waarschuwt tegen de gevaren van de atoomoorlog.
Vele periodieken bevatten bijdragen van hem. Naast de al genoemde zijn dit onder andere De vrije bladen, De Gids, De Revue der Sporten, Contact, Critisch Bulletin, Nieuwe Rotterdamsche Courant, Algemeen Handelsblad, De Friese Koerier, De Gemeenschap, De Nieuwe Gemeenschap, De Linie, Het vrije volk en PEN-Kwartaal. Vertalingen van zijn werk verschenen in onder andere het Engels, Deens, Albaans, Tsjechisch, Slowaaks, Hongaars, Frans, Duits, Noors en Zweeds.
Den Doolaard was vice-voorzitter van de PEN, de wereldorganisatie van schrijvers waarvan hij sinds 1934 lid is geweest. In dit verband schreef hij onder meer Pers en persvrijheid (1974), een publicatie in opdracht van De Gelderlander bij het 125-jarig bestaan.
| |
| |
Hij nam in 1981 het initiatief tot de oprichting van de Stichting Schrijvers in Nood en was er vijftien jaar lang de voorzitter van. Ook was hij medeoprichter van de Stichting Help een Kind.
De eerste literaire prijs die hem werd toegekend, de Mei-prijs 1934 van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, voor De herberg met het hoefijzer (1933), weigerde hij. Hij wenste de prijs niet met een ander te delen. Nadien vielen hem alleen nog twee journalistieke prijzen ten deel: in 1960 de prijs van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart en in 1980 de Edo Bergsma-ANWB-prijs. De Gelderlander verzorgde bij zijn zestigste verjaardag een Liber amicorum. Den Doolaard was Officier in de Orde van Oranje Nassau en drager van The King's Medal for Service in the Cause of Freedom. Het Letterkundig Museum wijdde in 1991 een tentoonstelling aan zijn werk.
Na zijn echtscheiding in 1937 trouwde hij in hetzelfde jaar te Amsterdam met Erie Meier. Vanaf 1955 woonden ze in het landhuis De Miggelenberg bij Hoenderloo. Den Doolaard overleed op 26 juni 1994 op 93-jarige leeftijd.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek / Traditie
Uit de allereerste verzen van Den Doolaard in Het Getij en De vrije bladen spreekt een extreem zelfbewustzijn. Het herinnert direct aan de kosmische zelfvergroting en het vitalisme van expressionistische generatiegenoten als H. Marsman en Herman van den Bergh. Zo bevat ‘Los’, uit Het Getij, november 1922, de regels:
Ik hoor het verre klateren
Der sidderzeeën onder mij,
O hoor mijn stemlach schateren:
Ik ben gelukkig, ik ben vrij...!
Het vitalisme ontdekte Den Doolaard naar zijn zeggen door het lezen van de filosoof Henri Bergson. In het autobiografische Ogen op de rug (1971) voert hij zijn drang tot reizen en verkennen terug tot wat Bergson ‘instinct’ noemt of ‘élan vital’. Maar Den Doolaard was eigengereid genoeg om zijn persoonlijke levensdrang en intuïtie voorop te blijven stellen, zoals duidelijk blijkt uit de regels waarmee De wilde vaart (1928) opent:
Roekeloos en onvoorwaardelijk
Hebben wij ons overgegeven
Aan het heerschzuchtig leven
| |
Ontwikkeling
Toen hij ook ontdekte toch meer een vertellende dan een lyrische natuur te bezitten, schreef hij vervolgens een aantal balladen. Een zestal is samen met tien andere gedichten gebundeld in De wilde vaart. ‘De Ballade der Gestorven Landloopers’ bevat regels waarvan Den Doolaard in 1929 al vond dat ze zijn gehele leven en werk zouden kenmerken:
Nooit kon ik Liefde's hinderlaag ontgaan.
Nimmer der horizonnen roep weerstaan.
| |
Relatie leven/werk
Met het schrijven van de roman De laatste ronde (1929) vond hij voor het eerst zijn eigenlijke epische vorm. Deze ‘roman van liefde en andere noodlottigheden’, waarin ook de Olympische
| |
| |
Spelen van Amsterdam in 1928 voorkomen, heeft een duizelingwekkend verteltempo en allerlei actuele trekjes (‘De gloeilamp is de volmaakte belichaming der nieuwe zakelijkheid’). Het gaat hier om niet veel meer dan een modieuze verzameling eigentijdse motieven, waarvan de vitalistische, futuristische snelheidsverheerlijking (auto's, vliegtuigen, sport) als een van de inhoudelijke kernen kan worden gezien. Toch zijn er ook al de Den Doolaard typerende natuurelementen (besneeuwde berghellingen) en thematische slogans als: ‘Ik geloof alleen aan de aarde’, ‘Het leven is een gevecht’ en ‘Alles bij elkaar genomen is het leven een godsliederlijk heerlijke warboel’. Dit uiterst individualistische boek heeft echter nog weinig weg van wat Den Doolaards eigenlijke gedaante zou worden: de schrijver die zich maatschappelijk en politiek laat inspireren door de plaats waar en de omstandigheden waarin hij zich bevindt.
Vaak was het de journalistiek die hem op het eerste spoor zette. Inhoudelijk verwante reisreportages voor kranten en in boekvorm gingen als ‘werktekeningen’ vooraf aan De herberg met het hoefijzer (1933), Oriënt-Express (1934), De groote verwildering (1936) en De bruiloft der zeven zigeuners (1939). Vooral de romans die op de Balkan spelen, hebben daardoor ook nu nog een boeiende documentaire waarde.
| |
Visie op de wereld
Zijn tweede roman, De druivenplukkers (1931), berust op zwerftochten door Frankrijk. Verblijvend tussen arbeiders bij allerlei soorten werk in Bourgondië, de Provence en in Marseille bouwde Den Doolaard dit werk min of meer voor de vuist weg op als een cyclische vertelling, spannend en met een intrigerende, geheel eigen wereld. Op een groot landgoed keert een aantal personen terug rond de stervende markies. De roman handelt vooral over de seizoenarbeiders die meedoen met de druivenpluk. De hoofdpersoon, André-met-het-woeste oog, volgt puur zijn driften. Hij staat dan ook model voor het vitalisme, waarvan de theorie in uitspraken en beelden verspreid door het boek te vinden is. ‘Vergeef mij mijn aardschheid; [...] ik word gedreven, ik kan niet anders; wie is sterker dan zijn demon, wie kan er zijn bloed verachten?’ ‘Tevreden zijn met de aarde! dat is God!’ Deze opvattingen gaan gepaard met een opvallend moreel besef inzake waarheid, liefde en gerechtigheid - begrippen
| |
| |
die ‘belangrijker zijn dan een kar vol druiven’ en de spot drijven met ‘de comedie der aardsche krampachtigheid’.
In De herberg met het hoefijzer, een roman over bloedwraak, die zich afspeelt in Noord-Albanië, is voor de eerste keer de Balkan het decor. Een voettocht in 1932 van Saloniki naar Serajewo had Den Doolaard de verhaalstof geleverd. Een reis naar Macedonië ligt ten grondslag aan Oriënt-Express. Het gebied zou voor Den Doolaard een onuitputtelijke bron van vertellingen blijven, waarbij hij kon steunen op eigen belevenissen en waarnemingen. In Oriënt-Express is de Macedonische vrijheidsbeweging het onderwerp. Een toeval zorgde voor een extra verkoopsucces. Op 9 oktober 1934 werd koning Alexander I van Joegoslavië in Marseille vermoord door een lid van de fascistische, Kroatische afscheidingsbeweging. Oriënt-Express, waarvan de inleiding gedateerd is op september 1934, beschrijft de geschiedenis en achtergronden van een tot een gangsterbende afgegleden, door het Italiaanse fascisme gesteunde Macedonische groep separatisten. Intussen wordt er een vertrouwd beeld zichtbaar: het individu dat in conflict raakt met de rest van de maatschappij - André in De druivenplukkers, de herdersjongen Leonard in De herberg met het hoefijzer, de bannelinge Milja in Oriënt-Express. Hun geweten wordt geleid door een ideaal. Het streven is dit zuiver te houden, voor zichzelf als individu of voor een grotere zaak.
| |
Thematiek
Aan burgerlijke maatstaven storen de hoofdfiguren zich niet. Dit geldt ook voor De groote verwildering, waarvan de opzet lijkt op die van een historische roman. Twee Fransen dromen ervan als eersten de top van de Mont Blanc te bereiken. De uitkomst is dat wilskracht de mens wel ver kan brengen, maar hem niet het oergeweld blijvend zal doen bedwingen. Hij is ‘als de mieren die iets meesjouwen naar hun nest’, ‘hopeloos nietig onder de stormhemel die met [hem] doet wat hij wil’, ‘de Witte Berg, die is onsterfelijk. Daarnaast zijn wij maar kleine grasjes’. De natuur, de gletsjerwereld, trekt zich van de mens niets aan. Den Doolaard ziet dit verlangen om als mens zo te bestaan buiten ons leven en de tijd niet alleen als een drijfveer van zijn personages, maar ook van zichzelf.
| |
Relatie leven/werk
In Wampie, de ‘roman van een zorgeloze zomer’ (1938) overheerst eveneens het verlangen te leven zonder tredmolens. Een
| |
| |
kantoorleven wordt ingeruild voor avonturen in ‘het onontdekte wilde woud’ van de vrije wereld. Wampie is een speelse liefdesroman, het eeuwige sprookje, dat zich ditmaal afspeelt in Nederland, met uitstapjes naar onder meer Parijs en Praag. Den Doolaard zei hier later over: ‘Het boekje staat en valt met Wampie zelf, een heel bijzonder persoontje die er een eigen taal op nahield. Ik had mijn even aantrekkelijk als boeiend onderwerp vlak bij de hand, want zij en ik waren pas getrouwd’ (Van den Waarsenburg, 1982). Vervolgens is de Balkan weer het toneel in De bruiloft der zeven zigeuners. De locatie mag bekend lijken, het thematische verschil met de eerste Balkanromans is opvallend. De inhoud is eerder escapistisch dan geëngageerd.
| |
Verwantschap
Met Het verjaagde water (1947) lijkt een andere auteur aan het woord dan vóór de oorlog. Het werk ademt de sfeer van de Hollandse romans van Arthur van Schendel en Herman de Man. De zinnen zijn kort en de hoofdfiguur is door en door Hollands: ‘André Sebastiaan van Hummel was een Waterstaatsingenieur van de degelijke soort: hij viel dood op een decimaal en kon dagen lang spottende opmerkingen maken over een verkeerd gezette rij stenen.’ De aanpak is opnieuw die van de historische roman, al is de stof eigentijds. Zelf spreekt Den Doolaard van een ‘tijdroman’. Het onderwerp is de heroïsche drooglegging van het in oktober 1944 geïnundeerde Walcheren. Het wil maar niet lukken om het laatste gat in de dijken te dichten. De reddende oplossing is tenslotte gelegen in het storten van het puin van een geruïneerde kerk. Mede door zulke beelden (‘[Gods] hand had de wateren stil gemaakt’) past de roman toch niet goed bij Den Doolaards oeuvre tot dan toe. Het publieke succes was er niet minder om.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
De voorbereiding voor een volgende ‘tijdroman’ heeft jaren geduurd: Kleine mensen in de grote wereld verscheen in 1953. De directe aanzet ertoe was een reportage voor De Gelderlander over de ontheemden in Duitsland. Vanaf 1948 - het jaar ook waarin de roman is gesitueerd - heeft Den Doolaard gewerkt aan een tableau over het leven van de naoorlogse mens in Frankrijk, Duitsland en Amerika. Een journalist, met de nodige kenmerken van Den Doolaard, verblijft eerst onder marxistische, sta- | |
| |
kende metaalarbeiders in Parijs. Evenals de kerk en elke andere collectieve onderneming gaat ook het communisme te gronde aan ‘de tragische doem van het menselijk tekort, [...] de menselijke aard, die in zijn zondigheid elk ideaal verknoeit’. In Hannover ontdekt de journalist de ellende van de nog resterende bevolking temidden van puinhopen en in betonnen bunkers onder het station. Een jonge vrouw, die het weinige dat ze nog heeft, weggeeft aan kinderen om haar heen, klaagt de grote wereld eian. De ene vergadering na de andere heeft plaats. In riante zalen wordt overlegd hoeveel bommenwerpers, tanks en atoombommen zullen worden ingezet. Intussen zijn miljoenen zwervende kinderen op zoek naar eten, ‘kleine schoffies die hun magere armen in de vuilnisbakken steken’.
Niet alle hoop is vervlogen. In de nieuwe wereld, Amerika - met nog meer ironie beschreven dan Europa -, overheersen het materialisme en vooral de belangen van de atoomindustrie. Maar er is ook een humanitaire, sociale tegenkracht, die gesymboliseerd wordt door David, een idealistische predikant onder de indianen.
| |
Thematiek
Kunstopvatting
Met een tussenpoos van zeventien jaar zette Den Doolaard in 1956 zijn reeks Balkanromans voort met Het land achter Gods rug. Een cruciale plaats is in deze roman ingeruimd voor een brug die vernietigd is in de strijd tussen Montenegrijnse partizanen en de Italiaanse bezetters. Een jonge architect wordt doodgeschoten op deze door hemzelf ontworpen en om strategische redenen weer vernietigde brug. In werkelijkheid heeft de geschiedenis zich anders afgespeeld - iemand anders was de architect - maar, aldus Den Doolaard in de korte, poëticale inleiding tot de roman: ‘het lied is waarachtiger dan de waarheid.’
| |
Thematiek
De twee omvangrijke boeken waarmee het roman-oeuvre besluit, verschillen hemelsbreed van elkaar. Het ene is een toekomstroman, het andere gaat terug naar het begin van de jaren dertig. De goden gaan naar huis (1966) is een kritiek op de westerse wereld: op de technocratie, de biologische gevaren van de ruimtevaart, de overbevolking en de milieuvergiftiging. Geen gewone sciencefictionroman moest het worden, maar ‘een toekomstroman die berustte op verantwoorde extrapolatie: het doortrekken van de nu al zichtbare ontwikkelingslijnen naar
| |
| |
een onbepaald tijdstip tussen 1970 en 2000’ (Ogen op de rug). De mensheid dreigt ten onder te gaan aan het ‘Marsvirus’. Voor slechts een klein gedeelte, waaronder zeker niet het blanke deel, daagt redding. In moederkoek, ten geschenke gegeven voor assistentie bij een bevalling, en in de voorhuid en teelballen van een pasgestorven man vindt een viroloog bij een pygmeeënstam het lang gezochte materiaal voor een weefselcultuur die het juiste vaccin oplevert. Aan dergelijke slotbeelden herkent men de vitalist die Den Doolaard altijd gebleven is, zoals ook aan het tijdloze tafereel met de mieren waarmee de roman besluit:
Ze kropen tegen hem op om hem te verjagen en op zijn hurken ging hij zitten kijken hoe twintig mieren het sleepwerk organiseerden van een vracht honderdmaal zo zwaar als zijzelf. Mieren, een reuzenvolk dat bij miljarden uitzwermde over de aarde. Mieren in honderden soorten, mieren die andere mieren melkten en mieren die wolkenkrabbers bouwden en bomen afbraken. Mieren, éen kleine donkere glinstering van de grote onbegrepen kosmische kracht die leven heet.
De geringheid van de mens als individu, ‘het gekriewel van kleine mierenmensen tegen die mastodontische achtergrond van oeroud ijs en stil graniet’, keert als motief terug direct aan het begin van de volgende roman, zijn laatste. Samen is twee keer alleen (1976) vangt aan in Frankrijk en eindigt op de Balkan. De deels autobiografische roman speelt rond 1930 en heeft een noodlottige liefdesgeschiedenis tot onderwerp. De ikfiguur - een zelden voorkomende perspectiefvorm in Den Doolaards romans - is als journalist nauw betrokken bij politieke verwikkelingen. Het zijn evenzovele Den Doolaard-ingrediënten, die aan dit laatste werk een, zij het wat ingewikkeld, retrospectief karakter geven.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
In het essayistische werk van Den Doolaard, dat nog omvangrijker is dan het verhalende en dichterlijke, overheersen de reisreportages. Globaal laten zich twee subgenres onderscheiden: de politiek bewogen documentaire en het journalistieke reisverslag. Lang niet altijd is het onderscheid overigens even scherp. Zo vallen de reisverhalen in Van vrijheid en dood (1933) op door
| |
| |
de politieke bewogenheid die eruit spreekt: de felle opstelling tegenover het fascistisch gezinde Bulgaarse gouvernement en de verdediging van de grote Zuid-Slavische gedachte, maar ook de verdediging van in Den Doolaards ogen pure morele tradities als de bloedwraak tegenover West-Europese zedeloosheid. Het engagement is in de visie van Den Doolaard onontkoombaar voor de reiziger: ‘Een zwerver reist zelf; een reiziger wordt gereisd,’ aldus de inleiding op Van vrijheid en dood.
Andere reisreportages die er uitspringen als politieke documentaire zijn Het hakenkruis over Europa (1938) en Het land van Tito (1954). In Het hakenkruis over Europa staan, toegelicht met foto's en documenten, onderwerpen als de ontwikkelingen ten gevolge van de veroverings- en vernietigingsdrift van Duitsland centraal; ook doet het een boekje open over SS'ers in burger en Gestapo-activiteiten onder immigranten op Nederlandse bodem. In het spoor van de door hem bewonderde socialistische politicus P.J. Troelstra acht Den Doolaard, zij het met de moed der wanhoop, de sociaal-democratie de beste bescherming tegen totalitaire en buitenparlementaire bewegingen.
Tegen de voorpublicatie van deze voor die tijd zeer openhartige reportages in Het Volk werd in de Duitse nazi-pers protest aangetekend. Opvallenderwijs is Het hakenkruis over Europa een van Den Doolaards slechtst verkochte boeken gebleven.
De geschiedenis en de onzekere toekomst van het naoorlogse Joegoslavië vormen het thema van Het land van Tito. Terugblikkend vanuit de jaren negentig is het interessant om te zien dat Den Doolaard al veertig jaar eerder moest constateren dat de in de tweede wereldoorlog sterk uitgekristalliseerde tegenstelling tussen Serviërs en Kroaten een splijtzwam zou zijn in dit land. Vanaf eind jaren veertig heeft Den Doolaard bovendien in tal van artikelen gewaarschuwd tegen de kernbewapening. Deze zijn in 1983 gebundeld in Ik ben tegen. Sinds wanneer, vraagt hij zich daarin af, ben je als burger verplicht mee te bouwen aan je eigen nucleaire brandstapel? Compromissen zijn voor hem in zulke kwesties ondenkbaar.
| |
Techniek
Den Doolaard was niet het type schrijver dat eindeloos blijft schaven aan een manuscript. Tegen Van den Waarsenburg zei
| |
| |
hij daarover dat hij van zijn meeste boeken het einde het eerst had geschreven, dat hij vervolgens van voren af aan begon en verder niet nadacht over de methode van schrijven. ‘Wat ik teveel schrijf, haal ik er later altijd uit.’ Liefst improviseerde hij op enkele van tevoren vastgestelde visuele bestanddelen, op door hemzelf op foto's vastgelegde specifieke plekken in het landschap: een extreme rotsformatie, een hoge pas of besneeuwde hellingen. Zo ontstonden onder meer De groote verwildering en zijn Balkanromans.
| |
Kritiek / Verwantschap
Meer dan eens rekenen critici hem samen met bijvoorbeeld Johan Fabricius en Jan de Hartog tot een categorie schrijvers bij wie, hoe groot hun succes ook is, de literaire waarde van het werk aan twijfel onderhevig is. Wam de Moor bijvoorbeeld huiverde in 1971 ‘om [De herberg met het hoefijzer] aan een kritische analyse te onderwerpen’. Naar aanleiding van Samen is twee keer alleen sprak Kees Fens (1976) over Den Doolaard als ‘de grootmeester van de gemeenplaats’. Dergelijke uitingen van wantrouwen hebben de gedrevenheid en de productie van De Hartog, Fabricius en Den Doolaard overigens ook in het verleden allerminst geschaad.
| |
Stijl
Er is trouwens meer dat deze auteurs gemeen hebben. Alle drie verbleken ze langdurig in het buitenland en situeerden ze als ‘wereldburger’ hun verhalen meestal in een buitenlandse context. Wat hen bovenal verenigt, is dat ze als verteller te boek staan. De handeling, niet de psychologie van de personages komt eerst. De uitvoerige beschrijving van gebeurtenissen en omgeving, een van de sterkste kanten van hun werk, berust vaak op eigen waarneming.
| |
Publieke belangstelling
De verteller, aldus critici, blijft bij Den Doolaard meer verslaggever dan romancier. Een andere factor die nogal eens tot literaire miskenning heeft geleid, is de dominante persoonlijkheid die door zijn oeuvre heen blijft klinken: zijn ‘propagandistennatuur’, het theatraal gepresenteerde moralisme en de nimmer versagende flinkheid en sportiviteit. Mogelijk heeft ook het elementaire karakter van zijn thematiek - wat is nu werkelijk van waarde in de menselijke samenleving? - een rol gespeeld in de literaire waardering. Maar wat een criticus simplistisch noemt, kan het lezerspubliek geheel anders waarderen. De vele lief- | |
| |
hebbers van Den Doolaards werk hebben hem gelezen als een schrijver met een hart van goud, begiftigd met een extreem rechtsgevoel tegenover alles wat vals en onbetrouwbaar is. Vormgeving en taalgebruik zijn ondergeschikt aan engagement en bewogenheid. Vandaar dat Den Doolaard het grote woord, de retoriek, niet heeft willen schuwen - niet in zijn reportages, niet in zijn romans, niet in de vele interviews. Op deze manier heeft hij kans gezien een massaal publiek te bereiken. Het meest herdrukt is De herberg met het hoefijzer. Maar ook De druivenplukkers, Oriënt-Express, Wampie, De bruiloft der zeven zigeuners en Het verjaagde water beleefden herdruk na herdruk.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
A. den Doolaard, De verliefde betonwerker. Bussum 1926, A.A.M. Stols, GB. |
A. den Doolaard, Ballade du jeune marin. Utrecht 1928, De Gemeenschap, G. |
A. den Doolaard, Vier balladen. Bussum 1928, A.A.M. Stols, GB. |
A. den Doolaard, De wilde vaart. Utrecht 1928, De Gemeenschap, GB. |
A. den Doolaard, De laatste ronde. Roman van liefde en andere noodlottigheden. Amsterdam 1929, A.J.G. Strengholt, R. |
A. den Doolaard, Van camera, ski en propeller. Filmavonturen en ski-onderricht in het Mont-Blanc-gebied. Amsterdam 1930, De Spieghel, E. |
A. den Doolaard, De druivenplukkers. Amsterdam 1931, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard, Hooge hoeden en pantserplaten. Amsterdam 1932, Contact, Het Fundament, jrg. 1, nr. 2, E. |
A. den Doolaard, De witte stilte. Amsterdam 1932, A.J.G. Strengholt, R. |
A. den Doolaard, De wilden van Europa. Amsterdam 1932, Em. Querido, E. |
A. den Doolaard, Van vrijheid en dood. Met 31 illustraties. Amsterdam 1933, Em. Querido, E. |
A. den Doolaard, De herberg met het hoefijzer. Amsterdam 1933, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard, Quatre mois chez les comitadjis, meurtriers patentés. Parijs 1934, Pierre Bousset, E. |
A. den Doolaard, Oriënt-Express. Amsterdam 1934, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard, Oostenrijk 1935. Amsterdam 1935, De Arbeiderspers, E. |
A. den Doolaard, De groote verwildering. Amsterdam 1936, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard en L.J. van Looi, Wapen tegen wapen. Over het werk van socialistische journalisten in de fascistische landen. Amsterdam 1936, De Arbeiderspers, E. |
A. den Doolaard, Het hakenkruis over Europa. Een grote reportage. Amsterdam 1938, Em. Querido, E. |
A. den Doolaard, Door het land der lemen torens. Met illustraties van Gerard Huyser en Leica-opnamen van den schrijver. Utrecht 1938, Het Spectrum, E. |
A. den Doolaard, Wampie. De roman van een zorgeloze zomer. Amsterdam 1938, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard, De bruiloft der zeven zigeuners. Amsterdam 1939, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard, Oranjehotel. Amsterdam 1944, De Bezige Bij, G. |
A. den Doolaard, De Partisanen en andere gedichten. Londen 1944, in eigen beheer, GB. (tweede druk: Tilburg 1945, W. Bergmans; derde druk: Amsterdam 1945, De Bezige Bij) |
A. den Doolaard, De vier ruiters. z.p. 1945, in eigen beheer, GB. (tweede druk: Nijmegen 1948, De Koepel) |
A. den Doolaard, Jef Last en Ed. Hoornik, Dit is Walcheren. Haarlem 1946, Tjeenk Willink, E. |
A. den Doolaard, Europa tegen de Moffen. Er is slechts één nieuwe orde, de orde van het verzet. Een keus uit de radioredevoeringen. Amsterdam 1946, Em. Querido, EB. |
| |
| |
A. den Doolaard, Walcheren komt boven. Amsterdam 1946, De Bezige Bij, E. |
A. den Doolaard, Het verjaagde water. Amsterdam 1947, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard, Kleine mensen in de grote wereld. Amsterdam 1953, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard, Het land van Tito. Portret van mijn tweede vaderland. Met medewerking van Erie den Doolaard. Amsterdam 1954, Em. Querido, E. |
A. den Doolaard, De toekomst in uw handen. Met medewerking van Cas Oorthuys. Delft 1955, W. Gaade, E. |
A. den Doolaard, Joegoslavië. Kaleidoscopisch reisland. Een levendige beschrijving van talloze tochten door een land waar Oost en West, middeleeuwen en moderne tijd elkaar ontmoeten. Amsterdam 1956, Contact, E. |
A. den Doolaard, Het land achter Gods rug. Amsterdam 1956, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard, Dit is Joegoslavië. Met medewerking van Cas Oorthuys. Amsterdam 1957, Contact, E. |
A. den Doolaard, Dit is Griekenland, het vasteland. Met medewerking van Cas Oorthuys. Amsterdam 1958, Contact, E. |
A. den Doolaard, Dit is Venetië. Met medewerking van Cas Oorthuys. Amsterdam 1958, Contact, E. |
A. den Doolaard, Het leven van een landloper. Amsterdam 1956, Em. Querido, Autobiografie, (derde, herziene en uitgebreide druk: 1968; vierde, geheel herziene druk: 1979) |
A. den Doolaard, Dit is Griekenland, de eilanden. Met medewerking van Cas Oorthuys. Amsterdam 1959, Contact, E. |
A. den Doolaard, Omnibus (I De druivenplukkers, II Oriënt-Express, III De bruiloft der zeven zigeuners). Amsterdam 1959, De Arbeiderspers, RB. |
A. den Doolaard, Grieken zijn geen goden. Amsterdam 1960, Em. Querido, E. |
A. den Doolaard, Prinsen, priesters en paria's. Amsterdam 1962, Em. Querido, E. |
A. den Doolaard, Vakantieland Joegoslavië. Met medewerking van Cas Oorthuys. Amsterdam 1963, Contact, E. (tweede, herziene druk onder de titel Vakantie in Joegoslavë: 1966) |
A. den Doolaard, De goden gaan naar huis. Amsterdam 1966, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard, Ontsporingen. Amsterdam 1967, Em. Querido, VB. (derde, gewijzigde druk onder de titel Achter de blinde muur: 1976) |
A. den Doolaard, Omnibus (I De bruiloft der zeven zigeuners, II De herberg met het hoefijzer, III Wampie). 's-Gravenhage z.j., Nederlandse Boekenclub, RB. |
A. den Doolaard, Ogen op de rug. Terugkijkend naar boeken en tijdgenoten. Amsterdam 1971, Em. Querido, Autobiografie. |
A. den Doolaard, Pers en persvrijheid. Amsterdam 1974, Em. Querido, E. |
A. den Doolaard, Samen is twee keer alleen. Amsterdam 1976, Em. Querido, R. |
A. den Doolaard, Drie van A. den Doolaard (I De grote verwildering, II Wampie, III De bruiloft der zeven zigeuners). Amsterdam 1978, Em. Querido, RB. |
| |
| |
A. den Doolaard, Londen en de zaak Van 't Sant. Amsterdam 1980, Em. Querido, E. |
A. den Doolaard, Trojka (I De druivenplukkers, II De herberg met het hoefijzer, III Oriënt-Express), Amsterdam 1981, Em. Querido, RB. |
A. den Doolaard, Ik ben tegen. Amsterdam 1983, Em. Querido, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
H. Marsman, Kroniek der poëzie. In: De vrije bladen, jrg. 4, nr. 7, juli 1927, pp. 217-219. (over De verliefde betonwerker) |
H. Marsman, [recensie]. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 15-12-1928. (over De wilde vaart) |
N.G.H. Deen, [recensie], In: De Maasbode, 8-6-1929. (over De wilde vaart) |
Anthonie Donker, De laatste ronde. In: Critisch Bulletin, jrg. 1, nr. 4, april 1930, pp. 49-52. (over De laatste ronde) |
Constant van Wessem, Kroniek van het proza. In: De vrije bladen, jrg. 7, nr. 5, mei 1930, pp. 155-158. (over De laatste ronde) |
[Anoniem], Van camera, ski en propeller: filmavonturen en ski-onderricht in het Mont-Blanc-gebied. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 8-3-1931. |
A.J.D. van Oosten, De eerste ronde... In: Critisch Bulletin, jrg. 2, nr. 12, december 1931, pp. 348-350. (over De druivenplukkers) |
A.M. de Jong, Een zwerver vertelt. In: Het Volk, 9-8-1932. (over De wilden van Europa) |
Anthonie Donker, [recensie]. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 17-8-1932. (over De wilden van Europa) |
George Kettman Jr, Een zwerfboek. In: Critisch Bulletin, jrg. 3, nr. 12, december 1932, pp. 355-356. (over De wilden van Europa en De witte stilte) |
Anthonie Donker, [recensie], In: Algemeen Handelsblad, 18-2-1933. (over De witte stilte) |
Gabriël Smit, Letterkundige Kroniek. In: De Gooi- en Eemlander, 5-10-1933. (over De herberg met het hoefijzer) |
George Kettman Jr, Donker Europa. In: Critisch Bulletin, jrg. 4, nr. 11, november 1933, pp. 313-315. (over De herberg met het hoefijzer) |
C.J. Kelk, Balkanepos. In: Critisch Bulletin, jrg. 5, nr. 12, december 1934, pp. 357-360. (over Oriënt-Express) |
A.M. de Jong, Drie nieuwe romans: voorkeur voor exotisme. In: Het Volk, 18-7-1935. (over Van vrijheid en dood) |
Gerard Knuvelder, Den Doolaard op reis. In: De Maasbode, 14-8-1935. (over Van vrijheid en dood) |
Anthonie Donker, [recensie]. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 19-9-1935. (over Van vrijheid en dood) |
C.J. Kelk, De dolende ridder. In: Critisch Bulletin, jrg. 6, nr. 9, september 1935, pp. 259-260. (over Van vrijheid en dood) |
Halbo C. Kool, De roman van een berg. In: Critisch Bulletin, jrg. 7, nr. 12, december 1936, pp. 339-341. (over De groote verwildering) |
Maurits Uyldert, Letterkundige Kroniek. In: Algemeen Handelsblad, 16-12-1936. (over De groote verwildering) |
L.J.M. Feber, Strijd om den persoonlijkheid. In: De Tijd, 18-5-1938. (over Het hakenkruis over Europa) |
A[nthonie] D[onker], Van Albanië naar Arcadië (met Cook). In: Critisch Bulletin, jrg. 9, nr. 9, september 1938, pp. 249-252. (over Wampie en Het hakenkruis over Europa) |
J.F. Otten, [recensie], In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 25-1-1939. (over Door het land der lemen torens) |
Albert Helman, Zigeuner onzer letteren. In: Critisch Bulletin, jrg. 10, nr. 7-8, juli-augustus 1939, pp. 198-200. (over De bruiloft der zeven zigeuners) |
J.F. Otten, [recensie]. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 14-8-1939. (over De bruiloft der zeven zigeuners) |
H.J. Scheepmaker, Onsmakelijkheden op rijm. In: Proloog, jrg. 1, nr. 2, december 1945, p. 96. (over De Partisanen en andere gedichten) |
Koos Schuur, Padvindersromantiek. In: Critisch Bulletin, jrg. 13, nr. 2, februari 1946, pp. 62-65. (over De Partisanen en andere gedichten) |
Anna Blaman, De waterman aan lager wal. In: Critisch Bulletin, jrg. 14, nr. 10, oktober 1947, pp. 406-408. (over Het verjaagde water) |
[Anoniem], [recensie]. In: De Tijd, 21-2-1949. (over De vier ruiters) |
Menno ter Braak, Roman van Macedonië. In: Menno ter Braak, Verzameld Werk. Deel
|
| |
| |
5. Amsterdam 1949, pp. 319-325. (over Oriënt-Express) |
Menno ter Braak, Serajewo 1914. In: Menno ter Braak, Verzameld Werk. Deel 5. Amsterdam 1949, pp. 490-495. (over onder meer Van vrijheid en dood) |
Menno ter Braak, Succesboeken. In: Menno ter Braak, Verzameld Werk. Deel 6. Amsterdam 1950, pp. 275-280. (over De groote verwildering) |
Jan Willem Hofstra, Roman als sociale noodkreet In: Elseviers Weekblad, 14-3-1953. (over Kleine mensen in de grote wereld) |
Gabriël Smit, Den Doolaard schildert machtig panorama van de moderne tijd. In: de Volkskrant, 28-3-1953. (over Kleine mensen in de grote wereld) |
H.A. Gomperts, Filosofie van een razende reporter. In: Het Parool, 2-5-1953. (over Kleine mensen in de grote wereld) |
J.B. Charles, De miskende kunst van het vertellen. In: Critisch Bulletin, jrg. 21, nr. 9, september 1954, pp. 347-353. (over Kleine mensen in de grote wereld) |
J.B. de la Faille, Het land van Tito. In: Critisch Bulletin, jrg. 22, nr. 2, februari 1955, pp. 72-75. |
K.V., Den Doolaards boek onbenullig pleidooi. In: Het Vrije Volk, 17-12-1955. (over De toekomst in uw handen) |
W. Wagener, Nieuw epos van de Balkan. Den Doolaard verklaart Montenegro zijn liefde. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 13-10-1956. (over Het land achter Gods rug) |
H.A. Gomperts, Kara ben Doolaard, de held van de streekroman. In: Het Parool, 19-10-1956. (over Het land achter Gods rug) |
C.J. Kelk, Het spel op de gusla. In: De Groene Amsterdammer, 10-11-1956. (over Het land achter Gods rug) |
Ton Neelissen, Landlopen en schrijven: Den Doolaard op zoek naar de mensheid. In: Elseviers Weekblad, 17-1-1959. (over Het leven van een landloper) |
Jan Greshoff, Monument van de gemeenplaats. In: Het Vaderland, 21-2-1959. (over Het leven van een landloper) |
J. v.d. S., [recensie]. In: De Groene Amsterdammer, 19-8-1961. (over Grieken zijn geen goden) |
Albert Westerlinck, Den Doolaard over Griekenland. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 106, nr. 1, januari 1961, pp. 75-76. (over Grieken zijn geen goden) |
Liber amicorum voor A. den Doolaard. Nijmegen 1961. (uitgegeven bij de zestigste verjaardag van A. den Doolaard, met korte bijdragen van onder anderen Victor E. van Vriesland, Louis Frequin, Theun de Vries en Jan de Hartog) |
[Anoniem], [recensie]. In: Het Vaderland, 29-12-1962. (over Prinsen, priesters en paria's) |
C.J. Kelk, De goden gaan naar huis. In: De Groene Amsterdammer, 5-2-1966. |
Martin Mooij, De goden gaan naar huis. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 5-2-1966. |
Frans Duister, A. den Doolaard 65 jaar. Nieuwe roman van rusteloze schrijver en zwerver. In: De Tijd, 7-2-1966. (over De goden gaan naar huis) |
José de Ceulaer, A. den Doolaard: eerbied voor het leven. In: José de Ceulaer, Te gast bij Nederlandse auteurs. Antwerpen 1966, pp. 18-29. (interview) |
Dick Voerman, Een leemte in onze literatuur. In: Het Vaderland, 13-10-1967. (over Ontsporingen) |
Kees Fens, Liber amicorum. In: Kees Fens, Loodlijnen. Amsterdam 1967, pp. 84-86. (over miskenning van literaire waarden in Den Doolaards werk) |
Anne Wadman, Plus en min van het vertellerschap. In: Leeuwarder Courant, 22-3-1969. (over Ontsporingen) |
Bibeb, Den Doolaard: ‘De mens is de enige diersoort die zijn nest bevuilt’. In: Vrij Nederland, 20-12-1969. (interview) |
A.G. Kloppers, Den Doolaard schrijft roman over agressiviteit. In: NRC Handelsblad, 5-2-1971. (over Ogen op de rug) |
P[ierre] H. D[ubois], A. den Doolaard kijkt terug op schrijversleven. In: Het Vaderland, 6-2-1971. (over Ogen op de rug) |
C.J. K[elk], A. den Doolaard, zeventig jaar. In: De Groene Amsterdammer, 6-2-1971. |
Wam de Moor, A. den Doolaard zeventig jaar. Meester van de doorgangsliteratuur. In: De Tijd, 20-2-1971. |
Jan F. de Zanger, Na tien jaar weer een roman van Den Doolaard. In: Boekenbus, jrg. 2, nr. 4, oktober 1976, pp. 45-46. (over Samen is twee keer alleen) |
| |
| |
Kees Fens, Tientonner vol boeken. In: de Volkskrant, 6-11-1976. (over Samen is twee keer alleen) |
G.H. 's-Gravesande, A. den Doolaard. In: G.H. 's-Gravesande, Al pratende met... Den Haag 1980, pp. 135-144. (interview) |
Hans van den Waarsenburg, ‘Diep in mij is iets dat niemand raken kan’. In: Bzzlletin, jrg. 9, nr. 82, januari 1981, pp. 36-50. (interview) |
Jan Blokker, Het verschil tussen een oplichter en een hoveling. In: Jan Blokker, Als de dag van gisteren. Amsterdam 1981, pp. 145-147. (over Londen en de zaak Van 't Sant) |
Hans Werkman, Aangekruist. Boekbesprekingen van J.M.A. Biesheuvel tot Jan Wolkers. Groningen 1982, pp. 33-35. (over Samen is twee keer alleen) |
M. Nijhoff, Den Doolaard en Nijhoff op ski's. In: M. Nijhoff, Verzameld Werk. Deel 2. Amsterdam 1982, pp. 651-653. (over Van camera, ski en propeller) |
Hans van den Waarsenburg, A. den Doolaard. Gesprekken over zijn leven en werk. Amsterdam 1982. |
Jan Goossensen, De eeuwige waarschuwer. In: HN-Magazine, 8-10-1983. (interview naar aanleiding van Ik ben tegen) |
Hans Smits, Ik ben tegen. In: Vrij Nederland, 9-6-1984. |
Wim Hazeu, A. den Doolaard. In: Wim Hazeu, Het literair pseudoniemenboek. Amsterdam 1987, pp. 39-40. |
Doeschka Meijsing, Er is geen ras dan de persoonlijkheid. In gesprek met A. den Doolaard, zwerver en vitalist. In: Elsevier, 13-8-1988. |
Truus Ruiter, Met een worst en een watermeloen naar Belgrado. In: de Volkskrant, 19-7-1991. (interview) |
Nicole Lucas, Het Joegoslavië van Den Doolaard. In: Trouw, 1-11-1991. (over Het land achter Gods rug) |
F. Bordewijk, Een boek met veel slechts en veel voortreffelijks. In: F. Bordewijk, Verzameld werk. Deel 13. Amsterdam 1991, pp. 239-241. (over Kleine mensen in de grote wereld) |
A. den Doolaard, Nawoord. In: A. den Doolaard, De bruiloft der zeven zigeuners. 15e druk. Amsterdam 1991, pp. 252-254. |
Wiel Kusters, Over het beklimmen van de Parnassus. In: Literatuur, jrg. 16, nr. 2, maart-april 1996, pp. 86-91. (onder meer over De verliefde betonwerker) |
70 Kritisch lit. lex.
augustus 1998
|
|