| |
| |
| |
Adriaan van Dis
door Ton Anbeek
1. Biografie
(Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in Bergen (Noord-Holland). Zijn vader, Victor Mulder, en zijn moeder, Marie van Dis, waren niet getrouwd, omdat Mulder nog een vrouw in Nederlands-Indië had.) De ouders hadden elkaar leren kennen in de verwarde periode tussen de Japanse capitulatie en het vertrek van veel Nederlanders naar Holland.
Deze summiere biografische feiten bevatten al een kern van wrijvingen, die allemaal te maken hebben met het anders-zijn. (Adriaan was anders dan zijn (half)zusjes (de kinderen uit het eerste huwelijk van Marie van Dis): die zagen er ‘Indisch’ uit.) (Hij nam dus binnen het gezin een bijzondere positie in) Maar niettemin maakte hij voor de buitenwereld deel uit van een ontheemde groep, de gerepatrieerde Indische Nederlanders die in het verarmde vaderland hooguit gedoogd werden. Bovendien was de jonge Adriaan dan ook nog anders doordat hij als onecht kind door het leven moest. Dat gaf verwarring: wel werd hij doorgaans Adje Mulder genoemd, maar op officiële documenten heette hij naar zijn moeder, Van Dis.
(Hij bezocht de Mulo, Rijkskweekschool en Gemeente-HBS in Hilversum. Na zijn eindexamen in 1967 volgde hij in Amsterdam de M.O.-opleiding Nederlands.) Van maart tot november 1969, nog voor het behalen van de akte M.O.-A, maakte hij een grote reis ‘richting India’ (in werkelijkheid kwam hij overigens niet verder dan Afghanistan). Het was de eerste van zijn vele langdurige reizen. Zelf brengt de auteur zijn reislust wel eens in verband met het feit dat hij zijn allereerste tocht als ongeboren baby maakte: in de buik van zijn moeder van Indië naar
| |
| |
Nederland (vergelijk de eerste zin van Nathan Sid (1983): ‘Nathan was er nooit geweest, maar wel gemaakt’ en het eerste hoofdstuk van Indische duinen, 1994).
Na dit eerste reisavontuur voltooide hij zijn M.O.-opleiding en richtte hij zich op de studie Afrikaans. (In 1978 studeerde hij af op een scriptie over Breyten Breytenbachs prozawerk Om te vlieg.)
(Intussen was hij al in 1974 begonnen te schrijven voor NRC Handelsblad.) Vijf jaar lang (van 1978 tot 1982) fungeerde hij als chef van het zaterdagbijvoegsel. Daarna was hij nog tot 1985 als ‘redacteur features’ aan deze krant verbonden.
(Op 16 maart 1983 presenteerde hij voor de eerste keer het tv-praatprogramma Hier is... Adriaan van Dis,) dat al snel erkenning vond bij publiek en critici (hij kreeg er in 1986 de Nipkowschijf voor). In 1992 gaf hij zijn programma op om zich geheel aan het schrijven te wijden.)
In 1982 bracht Meulenhoff Het land der letteren uit, een ‘Boek van de Maand’ samengesteld door Tilly Hermans en Adriaan van Dis. Voor dezelfde uitgeverij zette hij in 1983 de ‘Bibliotheek voor de literaire reiziger’ op. In hetzelfde jaar verscheen zijn literaire debuut, de novelle Nathan Sid. Hij kreeg er in 1984 het Gouden Ezelsoor voor, de prijs voor het best verkochte Nederlandse literaire debuut.
(Van Dis, die enige jaren bestuurslid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde was, werd in 1987 redacteur van het literaire tijdschrift De Gids en bleef dat tot begin 1992.)
Op het moment dat Van Dis zich volledig aan zijn schrijven wilde wijden, werd hij getroffen door een onaangenaam schandaal. In augustus 1992 beschuldigde Vrij Nederland hem van plagiaat: hij had enkele bladzijden uit een Amerikaanse sociologische studie bewerkt voor zijn Zuid-Afrikaanse reisverhaal Het beloofde land. Deze onzorgvuldigheid stond in geen verhouding tot de golf van haat die de eens bewonderde en dus ook benijde televisiepresentator over zich heen kreeg.
Het duurde twee jaar voor Van Dis met een nieuw boek kwam: Indische duinen, een overtuigende terugkeer. Deze roman werd zowel voor de AKO- als de Librisprijs genomineerd en kreeg ‘De Gouden Uil’ en de Publieksprijs.
| |
| |
Hij schreef het Boekenweekgeschenk voor het jaar 1996 (Palmwijn) en trad in hetzelfde jaar op als gastschrijver aan de Leidse universiteit. Van 1999 tot 2002 keerde hij op de televisie terug, nu als presentator van het VPRO-programma Zomergasten.
Als voorzitter van de Nederlandse afdeling van het Rushdie-comité zette hij zich actief in voor een betere verstandhouding tussen verschillende culturen. Bovendien was hij vice-voorzitter van het Prins Claus-Fonds dat culturele projecten in de Derde Wereld, in het bijzonder Afrika, stimuleert.
In 2004 schreef hij het boekenweekessay Onder het zink. Un abécédaire de Paris, dat net als de roman De wandelaar als een resultaat kan worden gezien van zijn verhuizing naar Parijs in 2002. In 2007 kreeg hij de Groenman-taalprijs die elke twee jaar wordt uitgereikt door Onze Taal aan een mediapersoonlijkheid in Nederland of Vlaanderen die zich onderscheidt door goed en creatief taalgebruik.
Het werk van Adriaan van Dis is vertaald in het Duits, Frans, Zweeds, Noors, Engels, Deens, Italiaans en Servokroatisch.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Zelden heeft een Nederlandse auteur zo snel erkenning bij publiek èn critici gevonden als Adriaan van Dis. Eind 1996 waren er van het debuut Nathan Sid (1983) 120 000 exemplaren verkocht, en van Een barbaar in China (1987) 200 000 exemplaren, terwijl Indische duinen (1994) met 350 000 exemplaren tot de grote bestsellers behoort.
Bij dit verkoopsucces speelde zeker in het begin een buitenliteraire factor een rol, namelijk Van Dis' bekendheid als presentator van een veelbekeken televisieprogramma. Nu is die bekendheid op zichzelf nog geen voldoende voorwaarde voor een commercieel succes. Belangrijk was dat Van Dis' programma juist het publiek aansprak dat zich tot de culturele elite rekende. Daarnaast hebben ongetwijfeld ook de positieve reacties in de literaire kritiek een rol gespeeld. Goedegebuure schreef toen Nathan Sid verscheen: ‘Dit boekje overtuigt door eigen kwaliteiten en niet door het feit dat de naam van de schrijver al gevestigd is.’
Deze grote publieke belangstelling zorgde ervoor dat het door Van Dis geschreven boekenweekgeschenk Palmwijn (1996) in een ongekend hoge oplage werd uitgebracht.
| |
Kritiek / Stijl
Van het begin af aan werd in de kritiek Van Dis' zorgvuldige stijl geprezen. Typerend is een uitspraak als deze van Carel Peeters: ‘Er is nauwelijks een zin in Nathan Sid die niet een speciale glans heeft [...].’
De auteur herschrijft en schaaft aan zijn proza tot de door hem verlangde gaafheid is bereikt. Dit proces van polijsten is goed te volgen wanneer men eerdere versies van de prozateksten vergelijkt met de eindversie. Nathan Sid vindt zijn oorsprong in stukjes die eerst verschenen in een eetrubiek (!) van NRC Handelsblad. In dezelfde krant werden ook eerdere versies gepubliceerd van de verhalen die later in de bundel Casablanca (1986) zijn opgenomen. Van de roman Zilver (1988) kan men niet minder dan drie stadia bestuderen: het feuilleton ‘De eerste keer’ dat in 1986-1987 in Avenue verscheen, de kleine bewerking die onder de titel Zoen werd gepubliceerd en de roman Zilver of Het verlies van de onschuld.
| |
| |
De verregaande stilering van deze laatste tekst kon overigens niet iedere recensent bekoren. Typerend voor dit boek is deze overweging van de hoofdfiguur: ‘Dichter wil hij worden. Ineens begrijpt hij beter waarom hij graag in boeken schuilt, niet alleen om met de held te praten, maar ook om het mooie van de woorden.’ Dat ‘mooie’ van de taal is in Zilver zo sterk nagestreefd, dat de zinnen ritmisch proza vormen en zelfs herhaaldelijk rijmen. De reactie daarop in de kritiek varieert van de gebruikelijke loftuitingen (Hans Warren: ‘Wat is het opvallende van zijn proza? Vooral de elegante stijl.’) tot enige gereserveerdheid (Goedegebuure: ‘soms lichtelijk gekunsteld’) of zelfs een regelrechte afwijzing (T. van Deel, die het proza ‘gelikt en koket’ noemt).
Deze bezwaren golden niet de journalistiekere reisverhalen. Ook de stijl van zijn tot nu toe meest succesvolle roman, Indische duinen, is minder barok dan die van Zilver. Hetzelfde geldt voor Palmwijn (1996). Overigens zijn er dan weer anderen die deze versobering in stijl betreuren. Terwijl Goedegebuure het boek ‘voortreffelijk geschreven’ vond, noemde Warren de taal van Indische duinen ‘schraal’.
| |
Ontwikkeling / Techniek
Niet alleen stilistisch is er verschil tussen de vroege teksten en het latere werk. Daarmee correspondeert namelijk ook een inhoudelijke verandering. Van Dis streefde in zijn vroege proza voortdurend naar een zekere afstandelijkheid. Nathan Sid en Zilver doen door de beschrijving van een ongelukkige jeugd een appèl aan de sympathie van de lezer, maar de verteller blijft in beide teksten zijn hoofdpersoon herhaaldelijk bij de naam (Nathan, Zilver) noemen, waardoor er distantie wordt bewaard. In Nathan Sid wordt de tobberigheid van de hoofdfiguur bovendien gerelativeerd in de knittelverzen die vanuit een later standpunt zijn geschreven.
Nog groter wordt die distantie waar de hoofdpersoon zich als observator (vaak als journalist) presenteert, zoals in de novelle De rat van Arras (1986), een aantal verhalen uit de bundel Casablanca (1986) en het reisverhaal Een barbaar in China (1987). Het gaat in deze teksten niet, zoals in Nathan Sid en Zilver, om het lijden van de hoofdpersoon. Het zijn anderen die scherp geobserveerd worden, waardoor houding en karak- | |
| |
ter van de observator natuurlijk toch impliciet zichtbaar worden. In een inleidende bladzijde van de bundel Casablanca (kennelijk door de auteur zelf geschreven) wordt de afstandelijkheid onderstreept: ‘Adriaan van Dis wordt geboeid door gekken, debielen en andere zonderlingen, hij bestudeert ze als een dokter die kijkt naar een wond onder verband. Ook hierin blijft hij de onbewogen buitenstaander die verlangt naar een emotie die uitblijft.’
Datzelfde zou zeker niet gezegd kunnen worden van de latere reisverhalen. De woede van de auteur breekt meer dan eens door in het verslag van zijn reis door Zuid-Afrika, Het beloofde land (1990). Zijn ervaringen in Mozambique, waar kinderen een gruwelijke oorlog voeren, zijn beklemmend: In Afrika (1991) laat niet meer een onbewogen afstandelijkheid, maar een grote betrokkenheid zien. Het verschil in houding met Een barbaar in China is opmerkelijk.
Hetzelfde geldt voor Indische duinen. Men zou dit boek kunnen beschouwen als een grimmige herschrijving van Nathan Sid. Natuurlijk ontbreken zekere relativeringen niet. Zo is het opmerkelijk dat het ikverhaal is ingekaderd tussen een begin en een eind dat in de derde persoon vanuit de moeder geschreven is. Maar het boek maakte vooral indruk als liefdevolle afrekening met een vaderfiguur die in Nathan Sid nog mild werd belicht.
In Palmwijn tenslotte wordt het probleem van betrokkenheid en distantie expliciet gesteld. Ook dit boek kent een opmerkelijke perspectiefverschuiving. In het tweede hoofdstuk krijgt een ander personage het woord, dat evenals de ik ‘verlangt naar een emotie die uitblijft’. Dat in deze novelle een vrouw de hoofdrol speelt die tussen twee culturen staat en aarzelt tussen afstand en betrokkenheid, geeft aan hoe belangrijk deze problematiek in het werk van Van Dis blijft.
| |
Relatie leven-werk
Van Dis' aarzelen tussen afstand en betrokkenheid kan herleid worden tot zijn jeugdervaringen. Zijn Indische achtergrond verklaart de fascinatie met het anders-zijn, in concreto: andere culturen. Tegelijkertijd maakte zijn bijzondere positie binnen het gezin hem al jong tot een buitenstaander die een zekere distantie tot de eigen leefwereld behoudt. Het is of hij het liefst
| |
| |
tussen twee culturen blijft leven. Ook het schrijven zelf zou men in verband kunnen brengen met zijn in vele opzichten ontheemde jeugd. De verwarrende werkelijkheid van een ‘bastaard’ met twee namen gaf aanleiding tot allerlei fantasieverhalen. Op dat vlak had hij een goed voorbeeld in zijn vader, die het verloren Indië in zijn anekdotes al dan niet bewust omvormde tot een gefingeerd gebied.
| |
Thematiek
Kenmerkend voor Van Dis' thematiek is de dubbelheid, de tweeslachtigheid. Want naast de oppositie distantie/betrokkenheid zijn er andere antithesen die door het hele werk heen een rol spelen. Zo leest men in Zilver de volgende zin: ‘Zilver houdt van hele dingen. De vleugel van Douzy's moeder is heel. Ongeschonden zwart, zonder één buts, zo kan een mens nooit zijn.’ En even verder: ‘De wereld moet mooi zijn, als een pasgeverfde plank, glimmend, zonder een spoor van verval.’ Zilver zoekt een gave, ongeschonden wereld. Maar tegelijkertijd wordt hij geobsedeerd door alles wat die netheid aantast. Zo is de piraat John Silver (uit Schateiland) zijn grote held, terwijl hij gefascineerd kijkt naar het gedrag van de ‘lagere’ klasse. Verder is het vooral de ontwakende seksualiteit die als stoorzender optreedt, waardoor zijn omgang met zowel meisjes als jongens problematisch wordt.
Een andere antithese ligt in het verlengde hiervan: die tussen aanpassing en rebellie. In Nathan Sid wil de hoofdpersoon zich enerzijds aanpassen aan de conventies die de volwassenen hem opleggen, anderzijds is voor hem de reus Gulliver het symbool van de kerel die alles aan zijn laars lapt: ‘Hij plaste eens flink tegen een boom, spuugde een paar maal in het rond en vertrapte met open gulp en glanzende laarzen de paddestoelen. Voor het eerst voelde hij zich echt een beetje Gulliver.’
In het toneelstuk Tropenjaren (1986) wordt de tegenstelling tussen aanpassing en uitspatting belichaamd door twee broers. De een is een keurige diplomaat met een beschaafde vriendin, de ander vergooit zich het liefst in de homoseksuele zelfkant. Ook verschillende verhalen in de bundel Casablanca getuigen van deze belangstelling voor de zelfkant. De journalist die in het titelverhaal optreedt, heeft een duidelijke sympathie voor de travestiet die zich wil laten ‘ombouwen’, terwijl hij een ver- | |
| |
nietigend portret schildert van de Nederlandse zaakwaarnemer als toonbeeld van ‘hen die het fatsoen in pacht menen te hebben’. In het verhaal ‘Beet’ begint de verteller, een in-keurige bibliothecaris, zich te interesseren voor een criminele jongen en zijn milieu: ‘Hij uit zich niet in taal maar in daden.’ De bewondering die uit dat laatste zinnetje spreekt, kan men terugvinden in de roman Zilver. Zilver probeert aan de ene kant mee te doen met de stoere jongens, terwijl hij zich anderzijds het liefst terug zou trekken in een gave, denkbeeldige wereld: ‘Hij wilde sterk zijn met de sterke, dichter met de dichter.’
Nathan Sid weet voor de tegenstellingen die hem uiteen trekken geen oplossing te vinden. De laatste zinnen van het boekje verwoorden zijn verlangen terug naar de moederschoot: ‘Het liefst bleef hij klein en kroop hij voor altijd weg onder zijn moeders jurk. Bij dat witte, waar het was zoals achter zijn gesloten wimpers, een veilige wereld waarin hij niets fout kon doen.’ Nathans oudere evenbeeld Zilver vindt nog een andere weg: het schrijverschap. In dat opzicht kan men een passage aan het eind van Zilver als een programma opvatten: ‘Hij zal tonen wie hij werkelijk is: een reiziger met koffers vol ervaring, een schrijver die langzaam danst in zijn verhalen, een toneelspeler die verleidt, niet achter maar tussen de gordijnen.’
De reiziger Van Dis is iemand die de confrontatie met een andere cultuur opzoekt. Waar iemand als Cees Nooteboom zich vooral buigt over de kunst die hij in verre landen vindt, laat Van Dis eerder de anderen aan het woord. De botsing van twee culturen is sterk aanwezig in het verslag van de reis door Zuid-Afrika, Het beloofde land. Van Dis ergert zich daar voortdurend aan de manier waarop de blanken de gekleurde bevolking door middel van stereotypering naar beneden halen. Zijn kritische beschrijving van de Afrikaanders is hem niet door alle blanken daar in dank afgenomen.
Maar dat betekent niet dat hij zonder reserve tegenover de zwarte Afrikanen staat. In Afrika geeft onder meer een gesprek met een hulpverlener weer: ‘Vroeger schreef ik over Afrika zoals hij het wilde. Ik verzweeg wat ik zag: de minachting voor mensenrechten, de corruptie, de feodale houding van de autoriteiten. Bang als ik was thuis de racisten in de kaart te spelen,
| |
| |
niet wetend dat ik eigenlijk zelf een racist was door zo voorzichtig te doen en alles te prijzen wat zwart was.’ Juist omdat hij zo van Afrika houdt, doet deze bekentenis pijn.
Het conflict tussen twee culturen krijgt het scherpst vorm in Van Dis' grote roman Indische duinen, die al met zijn titel een dubbelheid aanduidt. In feite zijn vrijwel alle personages in het boek slachtoffers. Dat geldt voor de zusjes van de hoofdpersoon (die ‘Nathan’ heet), voor zijn moeder, voor hem zelf. Hij lijdt onder het militaire regiem dat zijn vader hem oplegt. De bedoeling van de man is goed: hij wil zijn zoon hardmaken voor de komende Derde Wereldoorlog. Maar ook deze vader, met zijn onvoorspelbare vermenging van tederheid en wreedheid, is in hoge mate een slachtoffer. Het jappenkamp heeft zijn karakter voorgoed misvormd. Omdat hij een trouw soldaat van de Nederlandse machthebbers was, moet hij tenslotte ook nog het land dat hij liefheeft verlaten. Voor het gezin dat beschreven wordt, is de oorlog nooit opgehouden. Zoals een zusje zegt: ‘We hebben ons voor de buitenwereld altijd aangepast, maar van binnen ging de oorlog gewoon door.’
De novelle Palmwijn laat zien hoezeer de Afrika-problematiek vervlochten is met Van Dis' eigen verleden. Want ook deze tekst gaat over slachtoffer-zijn. Op de laatste, bijna essayistische bladzijden, wordt dat nog eens onderstreept. De ikfiguur wil de Afrikanen niet als slachtoffers beschouwen, want dan kan hij hen niet als gelijken zien. Hij wil helpen zonder te bevoogden. Deze ingewikkelde problematiek leidt dan uiteindelijk tot een aantal paradoxen: ‘Door afstand te doen van de illusie dat ik anderen moest redden, maakte ik me toegankelijker voor mijn medemens.’ Ook hier het eeuwige probleem van de levensreiziger Van Dis: de keus tussen afstand en betrokkenheid.
| |
Ontwikkeling / Kunstopvatting
Kenmerkend voor het vroege proza van Van Dis is een bedrieglijk luchtige toon. De auteur zelf heeft daarover in een interview gezegd: ‘In alle ernst: ik heb met mijn lichtvoetig proza entertainment willen schrijven, omdat ik geloof dat je door geestig te zijn soms meer leed kan verduidelijken dan in zwaarwichtig geformuleerd proza.’ Zoals vaak bij schrijversuitspraken, moeten ook deze woorden niet zonder meer als de hele waarheid worden aangenomen.
| |
| |
| |
Visie op de wereld
Het is aantoonbaar dat Van Dis' werk een steeds sterkere betrokkenheid toont. In de reisboeken, in Palmwijn of De wandelaar, dringt de woede door de gepolijste zinnen heen. Ook in interviews en beschouwende stukken over de relatie Noord-Zuid legt de auteur een steeds grotere nadruk op zijn engagement, zijn betrokkenheid bij de arme landen. Toch worden in boeken als Palmwijn of De wandelaar geen pasklare oplossingen geboden. Men zou zelfs kunnen stellen dat Van Dis' fictie vaak juist eerder het falen van goedbedoeld ingrijpen laat zien. Het lijkt erop dat Van Dis daarmee de weg volgt van vrijwel alle moderne literatuur: het bestaan is en blijft onvolmaakt. Ook op dit punt kan men dus een antithese constateren.
| |
Traditie / Verwantschap
Het is niet eenvoudig Van Dis binnen één traditie te plaatsen. Enerzijds sluiten Nathan Sid, Zilver en Familieziek (2002) aan bij de lange reeks van Nederlandse verhalen over dromerige jongetjes in een nuchtere omgeving: Woutertje Pieterse, Jaapje, Kees de Jongen. Van Dis is in zoverre oorspronkelijk dat dit onderwerp nog niet zo vaak is uitgebeeld in een gezin met Indische achtergrond. Dat laatste aspect brengt hem dichter bij de rijke traditie van de Nederlands-Indische (post)koloniale literatuur. Juist daarin vindt men de problematiek van de verscheurde buitenstaander (iemand als Willem Walraven), van de fascinatie met het andere (Oeroeg bijvoorbeeld). Een titel als Tabee, New York van F. Springer vertoont dezelfde dubbelheid als de titel Indische duinen.
Dat laatste boek (in het Engels vertaald als My Father's War) laat zich ook vergelijken met allerlei werk van Joodse auteurs uit de zogenaamde Tweede Generatie: ook bij Arnon Grunberg, Marcel Möring en Leon de Winter vindt men immers kinderen die moeten leven met vaders wier leven verwoest is door oorlogservaringen.
Dat Van Dis zich in zijn latere werk engageert met het ‘verloren’ continent Afrika en met de zwarte emigranten in Parijs, maakt hem uniek binnen de moderne Nederlandse literatuur.
Een interessante vraag is hoeveel Van Dis te danken heeft aan de Zuid-Afrikaanse auteur Breyten Breytenbach, van wie hij werk vertaalde. Het motto van Zilver is aan Breytenbachs Om te vlieg ontleend. Mogelijk heeft de stijl van de jonge Van Dis zich
| |
| |
mede door zijn vertalingen gevormd naar het voorbeeld van Breytenbach.
Daarnaast is Van Dis schatplichtig aan Flaubert (niet voor niets krijgt Dubbelliefde de ondertitel van diens L'éducation sentimentale mee: ‘Geschiedenis van een jongeman’) en heeft hij een grote bewondering voor decadente Franse auteurs als Baudelaire. De titel van de roman De wandelaar lijkt te verwijzen naar een andere Nederlandse auteur die zich aan Baudelaire verwant voelde: de jonge Nijhoff. In het titelgedicht van Nijhoffs debuutbundel De wandelaar wordt de ivoren-torenpositie die Van Dis' hoofdfiguur Mulder aanvankelijk inneemt treffend omschreven: ‘Toeschouwer ben ik uit een hogen toren,/ Een ruimte scheidt mij van de wereld af,/ Die 'k kleiner zie en als van heel ver-af,/ En die ik niet aanraken kan en horen.’ Maar in de roman De wandelaar wordt Mulder juist gedwongen om zijn afzijdige positie op te geven. Het is deze spanning tussen de estheet en de ethicus, tussen afkeer en deernis, die aan het oeuvre van Van Dis zijn bijzondere spankracht verleent.
| |
Ontwikkeling
Van al zijn boeken komt in de Parijse roman De wandelaar Van Dis' engagement het sterkst naar voren. De hoofdfiguur, een dubbelganger van de schrijver zelf, die ‘Mulder’ heet (de naam die Van Dis in zijn jeugd droeg!), leidt het schijnbaar zorgeloze bestaan van estheet-met-eigen-kapitaal die zich het liefst verlustigt in een wereld die schoon en zuiver is. Tot hij door een hond letterlijk de wereld van de armen en misdeelden wordt binnengetrokken: ‘de ellende die hij tijdens zijn wandelingen was tegengekomen, had zich langzamerhand zo in zijn hoofd opgehoopt dat de voortvarendheid waarmee de buurt [die ellende] wilde vergeten hem ergerde. Zagen ze niet wat hij had gezien, wat zijn hond hem had leren zien? Het vuil, de vernedering en de haat. Hij zag, hoorde het, ook al rende hij ervoor weg, ook al boende hij de hele dag - maar het viel niet meer weg te boenen.’ Hij gaat zich dan daadwerkelijk inzetten voor de mensen-zonder-geldige-papieren. Aan het eind verwoordt hij zijn credo bescheiden, maar beslist: ‘Ik geloof in een beetje goed doen.’
| |
Kunstopvatting
De recensent van de Volkskrant noemde De wandelaar een geslaagde ‘breed geëngageerde roman’ en ze concludeerde ook:
| |
| |
‘Maar ondanks dat zware, maatschappelijke fundament heeft De wandelaar flair, en een lichte elegante toon.’ Dat laatste is eerder opgemerkt met betrekking tot het proza van Van Dis: het kenmerkt zich vaak door een bijna bedrieglijk luchtige toon. De auteur zelf heeft daarover in een interview gezegd: ‘In alle ernst: ik heb met mijn lichtvoetige proza entertainment willen schrijven, omdat ik geloof dat je door geestig te zijn soms meer leed kan verduidelijken dan in zwaarwichtig geformuleerd proza.’ Zoals vaak bij schrijversuitspraken moeten ook deze woorden niet zonder meer als de hele waarheid worden aangenomen.
| |
Relatie leven-werk
Zoals uit De wandelaar al bleek is er ook in het latere werk een voortdurende spanning op te merken tussen Van Dis' leven en de boeken die hij schrijft. Sterk persoonlijk is bijvoorbeeld het reisverslag Op oorlogspad in Japan (2000) waarin hij de confrontatie zoekt met ‘de vijand’. Het zijn immers de Japanners die de eerste man van zijn moeder hebben onthoofd, zijn vader dwangarbeid hebben laten verrichten en de moeder en de zusjes in een concentratiekamp hebben geïnterneerd. De zoon die dit alles alleen van-horen-zeggen kent, wil nu de andere kant van het verhaal ontdekken.
Ook in de ‘roman in taferelen’ Familieziek, het derde boek waarin het ouderlijk gezin wordt opgeroepen, zijn talloze jeugdervaringen verwerkt op de wijze van de literatuur. De hoofdfiguur wordt in deze roman consequent ‘de jongen’ genoemd, de zusjes heten ‘eerstezus’, ‘middelstezus’ en ‘derdezus’ (een Japanse wijze van aanduiden) en de maniakale vader die aan het eind in een gekkenhuis wordt opgenomen, krijgt de naam ‘meneer Java’.
| |
Thematiek
Na Zilver heeft Van Dis nog eens de thematiek van de dubbelheid, de tweeslachtigheid uitgewerkt in de controversiële bildungsroman Dubbelliefde (1999). Gretig stort de hoofdpersoon van het boek zich in het nachtleven van de grote stad, zijn ‘avonturen’ met mannen en vrouwen worden gedetailleerd beschreven (in dit opzicht is de roman baanbrekend te noemen, biseksualiteit kreeg nooit eerder in de Nederlandse literatuur zoveel aandacht). Overigens gaat het hier allerminst om prikkelliteratuur. Van de milieus waarin de ‘held’ verkeert, wordt juist het lelijke en afstotende bijna met een zekere wellust opgeroe- | |
| |
pen. Het lijkt erop of de schrijver zich nog één keer in deze bizarre en vunzige wereld wil onderdompelen voor hij daarvan afstand neemt om voor ‘de schrijftafel’ te kiezen: ‘In mijn fantasie kan ik de schunnigste verlangens uitleven. En dat doe ik ook... alleen dan is het kwaad draaglijk, en de haat, de zelfhaat en de woede. Mijn fantasie is een tegenwicht voor de nacht geworden, er zit niks anders op, ook al blijf ik ernaar verlangen. Maar ik kan dat verlangen tot een kunst verheffen... tot een draaglijk gevaar. Draaglijke schoonheid.’
| |
Kritiek
Dubbelliefde is het eerste boek van Van Dis dat ambivalente reacties opriep bij critici en lezers. Terwijl verschillende recensenten de humor waardeerden, sprak iemand anders weer van een ‘humorloze’ karikatuur van de jaren zeventig. Een aantal critici leek onaangenaam verrast door het feit dat een schrijver die het toonbeeld leek van hoffelijkheid, eruditie en beschaving zinnen kon schrijven als deze: ‘Hij zou met open hemd naar binnen gaan en vertellen wie hij werkelijk was... Bij wie hij zich echt thuisvoelde: bij hoeren die voor een gulden hun rok optrokken, bij fetisjisten en mannen in kant, bij de kapotte mensen. Hij was het monster van de familie.’
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Breyten Breytenbach, De boom, achter de maan. Vertaling Adriaan van Dis en Jan Louter. Amsterdam 1974, Van Gennep, VB. (vert.) |
B.B. Lazarus [= Breyten Breytenbach], Een seizoen in het paradijs. Dagverhaal, nachttaal. Binnenreis, geschreven met gesloten ogen. Vertaling Adriaan van Dis en Hans Ester. Amsterdam 1980, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 566, R. (vert.) |
Het land der letteren. Nederland door schrijvers en dichters in kaart gebracht. Samenstelling Adriaan van Dis en Tilly Hermans. Amsterdam 1982, Meulenhoff, Bl. |
New York. Verhalen van een stad. Samenstelling Adriaan van Dis. Amsterdam 1983, Meulenhoff Informatief, Bibliotheek voor de literaire reiziger, Bl. |
Ierland. Verhalen van een eiland. Samenstelling Adriaan van Dis. Amsterdam 1983, Meulenhoff Informatief, Bibliotheek voor de literaire reiziger, Bl. |
Breyten Breytenbach, Skryt. Om 'n sinkende skip blou te verf. Verse en tekeninge. Vertaling Adriaan van Dis. Amsterdam 1983, derde druk, Meulenhoff, Poetry International Serie, GB. (vert.) |
Adriaan van Dis, Nathan Sid, Amsterdam 1983, Meulenhoff, N. (2e druk 1984, Meulenhoff Editie E 766; 11e druk 1988, Monumenta; opgenomen in Nathan Sid [...], 1989; 16e druk 1999, Muntinga, Rainbow pocketboeken 452; opgenomen in De Indische Boeken; licentieuitgave Baambrugge 1996, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 104; 19e druk 2003, Pockethuis) |
Amsterdam. Door schrijvers en dichters in kaart gebracht. Samenstelling Tilly Hermans, Lodewijk van Zonneveld en Adriaan van Dis. Amsterdam 1984, Meulenhoff, Het land der letteren, Bl. |
Adriaan van Dis, De rat van Arras. Amsterdam 1986, De Bijenkorf, N. |
Adriaan van Dis, De vraatzuchtige spreekt. Amsterdam 1986, Amo, V. (opgenomen in Casablanca) |
Adriaan van Dis, Tropenjaren. In: Adriaan van Dis, Tropenjaren; Mensje van Keulen, De zaak; Thomas Verbogt, Heden Christine. Utrecht/Antwerpen 1986, Veen, Toneel 2, pp. 20-68, T. (opgenomen in Een uur in de wind, een komedie om geld. Tropenjaren; 3e druk, Krommenie 2002, Nederlandse Vereniging voor Amateurtheater) |
Adriaan van Dis, Casablanca. Schetsen en verhalen. Amsterdam 1986, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 870, VB. (4e druk 1988, Meulenhoff pocketeditie; ten dele opgenomen in Nathan Sid [...], 1989; 6e druk 1994, Meulenhoff Quarto; 7e druk 1996, Muntinga, Rainbow pocketboeken 250; ten dele opgenomen in De reisromans) |
Adriaan van Dis, Brieven zonder grieven. Speech gehouden tijdens de Gouden Brief-uitreiking 1986. z.pl. 1987, PTT, E. |
Adriaan van Dis, Een barbaar in China. Een reis door Centraal-Azië. Amsterdam 1987, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 943, Reisverhaal. (licentieuitgave Baambrugge 1988, Grote
|
| |
| |
Letter Bibliotheek, 734; ten dele opgenomen in Nathan Sid [...], 1989; 17e druk 1990, Meulenhoff pocketeditie; 25e druk 1997, Muntinga, Rainbow pocketboeken 298; opgenomen in De reisromans; 28e druk, met foto's van Reintje Gianotten, 2007) |
Adriaan van Dis, Zoen. Amsterdam 1987, Meulenhoff, V. |
Literaire agenda 1988. Geld en letteren. Redactie Martin van Amerongen, Adriaan van Dis en Boudewijn Büch. Utrecht/Amsterdam 1988, Kwadraat/Tabula, Bl. (ten dele opgenomen in Nathan Sid [...], 1989) |
Adriaan van Dis, Zilver of Het verlies van de onschuld. Amsterdam 1988, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 1019, R. (7e druk 1992, Meulenhoff pocketeditie; licentieuitgave Den Haag 1995, Stichting Uitgeverij XL, XL 961; licentieuitgave Amsterdam 1997, Bulkboek, jrg. 26, nr. 245; 11e druk 1999, Muntinga, Rainbowpocketboeken 414; opgenomen in De karakterromans, 13e druk 2004, Pockethuis) |
Adriaan van Dis, Een uur in de wind, een komedie om geld. Tropenjaren. Amsterdam 1989, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 1033, TB. |
Adriaan van Dis, Nathan Sid. Een barbaar in China. God en de gekkenrechter. Casablanca. Een bord met spaghetti. Amsterdam 1989, Patty Voorsmit, Bulkboek, jrg. 18, nr. 183, Bl. |
Adriaan van Dis, Het beloofde land. Een reis door de Karoo. Amsterdam 1990, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 1090, Reisverhaal. (9e, herziene druk 1992; licentieuitgave Baambrugge 1993, Grote Letter Bibliotheek, 1279; opgenomen in De reisromans) |
Adriaan van Dis, In Afrika. Amsterdam 1991, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 1181, Reisverhaal. (licentieuitgave Baambrugge 1995, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 91; opgenomen in De reisromans) |
Adriaan van Dis, Waar twee olifanten vechten. Mozambique in oorlog. Met foto's van Kadir van Lohuizen. Amsterdam 1992, Meulenhoff, Reisverhaal. |
Adriaan van Dis, Classics. Utrecht 1993, VSB-fonds, V. |
Adriaan van Dis, Bergen. Illustratie Doris Groeneveld. Haarlem 1993, Culturele Raad Noord-Holland, Noord-Holland in proza, poëzie en prenten, 67, V. |
Adriaan van Dis, Indische duinen, Amsterdam 1994, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 1421, R. (licentieuitgave Den Haag 1995, Stichting Uitgeverij XL, 66; 24e druk Amsterdam 1998, Muntinga, Rainbow pocketboeken 369; licentieuitgave Groningen/Deurne 2001, Wolters-Noordhoff/Plantyn, Grote lijsters 2001, nr. 2; opgenomen in De Indische Boeken; 34e druk 2006, Eldorado) |
Adriaan van Dis, Noord Zuid. Een modern sprookje. Amsterdam 1994, Postbank, V. |
Breyten Breytenbach, Landschappen van onze tijd, vermaakt aan een beminde. Vertaling Adriaan van Dis. Amsterdam 1995, Meulenhoff/Van Gennep, GB. (vert.) |
Adriaan van Dis, Palmwijn. Amsterdam 1996, CPNB, N. (2e, herziene druk 1997,
|
| |
| |
Meulenhoff; licentieuitgave Baambrugge 1997, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 111; opgenomen in De reisromans) |
Adriaan van Dis, Een waarze sat. Groningen 1997, Wolters-Noordhoff, V. (opgenomen in De karakterromans) |
Adriaan van Dis, Totok. Collages Harald Vlugt. Landgraaf 1997, Herik, Zwarte reeks 37, GB. |
Adriaan van Dis, Een deken van herinnering. Amsterdam 1998, Meulenhoff, E. |
O wye en droewe land. Honderd-en-een gedichten uit de Afrikaanse poëzie. Samenstelling Robert Dorsman en Adriaan van Dis. Amsterdam 1998, Meulenhoff, Bl. |
Adriaan van Dis, Dubbelliefde. Geschiedenis van een jongeman. Amsterdam 1999, Meulenhoff, R. (licentieuitgave Den Haag 2000, Stichting Uitgeverij XL, 607; 5e druk 2003, Pockethuis; opgenomen in De karakterromans) |
Adriaan van Dis, Op oorlogspad in Japan. Amsterdam 2000, Meulenhoff, Reisverhaal, (licentieuitgave Den Haag 2001, Stichting Uitgeverij XL, 728; opgenomen in De Indische Boeken) |
Adriaan van Dis, De wraak van Moreau en Katadreuffe. In: Dit is voor mij geschreven. Vijftien schrijvers over literatuur. Samenstelling K. Korevaart en P. van Zonneveld, Amsterdam/Rotterdam 2000, Prometheus/NRC Handelsblad, pp. 192-208, E. |
Adriaan van Dis, De Indische boeken (Nathan Sid. Indische duinen. Op oorlogspad in Japan). Amsterdam 2002, Meulenhoff, RVB. |
Adriaan van Dis, Familieziek. Een roman in taferelen. Amsterdam 2002, Augustus, R. (licentieuitgave Abcoude 2003, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 164; 4e druk 2005, Pandora; licentieuitgave Groningen 2007, Wolters-Noordhoff, Grote lijsters 2007) |
Adriaan van Dis, De reisromans (Een barbaar in China. Het beloofde land. In Afrika. Palmwijn en de Casablanca-verhalen). Amsterdam 2003, Meulenhoff, NVB. |
Adriaan van Dis, De karakterromans (Zilver of Het verlies van de onschuld. Een waarze sat. Dubbelliefde). Amsterdam 2004, Meulenhoff, RVB. |
Adriaan van Dis, Onder het zink. Un abécédaire de Paris. Amsterdam 2004, CPNB, E. |
Adriaan van Dis, Onzichtbare stranden. Houtdrukken Peter Bijwaard. 2006, Galerie Elferink, V. |
Adriaan van Dis, Koraal en geraniums. Naarden 2006, B for Books, VB. |
Adriaan van Dis, Het beeld van de ander. De vitrine als spiegel. Amsterdam 2006, Fortis Bank, E. |
Adriaan van Dis, De wandelaar, Amsterdam 2007, Augustus, R. (licentieuitgave Abcoude 2007, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 189) |
Adriaan van Dis, Leeftocht. Veertig jaar onderweg. Amsterdam 2007, Augustus, EVB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Carel Peeters, Nathans Glorie. In: Vrij Nederland, 24-3-1984. (over Nathan Sid) |
Jaap Goedegebuure, Penseel of plamuurmes. In: Haagse Post, 31-3-1984. (over Nathan Sid) |
Hans Vervoort, Maria's boodschappenjongen. In: NRC Handelsblad, 14-3-1986. (over De rat van Arras) |
Ten Braven, De stelling stinkt. In: Vrij Nederland, 5-4-1986. (over De rat van Arras) |
Aad Nuis, Een hang naar het zonderlinge. In: de Volkskrant, 4-7-1986. (over Casablanca) |
Wam de Moor, Een Antoon Coolen van de grote stad, maar dan in tweed. In: De Tijd, 25-7-1986. (over Casablanca) |
Jaap Goedegebuure, Play it again, Adriaan. In: Haagse Post, 26-7-1986. (over Casablanca) |
Carel Peeters, Adriaan ende Elegast. In: Vrij Nederland, 2-8-1986. (over Casablanca) |
Rob Schouten, Snuffelen aan goot en glitter. In: Trouw, 7-8-1986. (over Casablanca) |
R. van Rotterdam, Adriaan van Dis maakt zich herkenbaar in Tropenjaren. In: Arnhemse Courant, 21-10-1986. |
Hans van den Bergh, Manshoog drama van Van Dis. In: Het Parool, 22-10-1986. (over Tropenjaren) |
Hans Warren, Tussen oog en pen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 18-4-1987. (over Een barbaar in China) |
Arnold Heumakers, Nieuwsgierigheid en een vleugje Slauerhoffse romantiek. In: de Volkskrant, 1-5-1987. (over Een barbaar in China) |
Maarten 't Hart, Een heer op de Zijdeweg. In: Vrij Nederland, 16-5-1987. (over Een barbaar in China) |
P.M. Reinders, Waarom lacht een Chinees. In: NRC Handekblad, 17-5-1987. (over Een barbaar in China) |
Paul Sars, De bekentenis zonder gezeur. In: Randschrift, jrg. 3, nr. 9, winter 1987, pp. 15-35. (interview) |
Doeschka Meijsing, Een bekoorlijke roman. In: Elsevier, 19-11-1988. (over Zilver) |
Joke Huisman, Zoekende jongetjes. In: Algemeen Dagblad, 25-11-1988. (over Zilver) |
Hans Warren, Van Dis' galante manoeuvres. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 26-11-1988. (over Zilver) |
Willem Kuipers, Paradise Lost. In: de Volkskrant, 2-12-1988. (over Zilver) |
Jaap Goedegebuure, Gekunsteld. In: Haagse Post, 3-12-1988. (over Zilver) |
Diny Schouten, Een graalriddertje met natte dromen. In: Vrij Nederland, 3-12-1988. (over Zilver) |
T. van Deel, Adriaan van Dis wil het te mooi maken. In: Trouw, 22-12-1988. (over Zilver) |
José Rozenbroek, Hier is... Adriaan van Dis: ‘Ik ben geen televisie-meneer. Dat is een misverstand’. In: Viva, 30-12-1988. (interview) |
Koos Hageraats, Op zoek naar de kern. In: De Tijd, 23-12-1988. (over Zilver) |
Carel Peeters, In het land van almaar bang. In: Vrij Nederland, 1-12-1990. (Over Het beloofde land) |
Hans Warren, Apartheid besmet. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-12-1990. (over Het beloofde land) |
Jessica Durlacher, De bruinman kan niet omhoog. In: de Volkskrant, 21-12-1990. (over Het beloofde land) |
Reinjan Mulder, Adriaan van Dis in Zuid-Afrika. Hier groeit de leegte hoog. In: NRC Handelsblad, 4-1-1991. (over Het beloofde land) |
Ruud A.J. Kraaijeveld, Nathan Sid en Zilver. Laren 1991. (monografie) |
Jessica Durlacher, De ribbetjes van een vis. In: de Volkskrant, 21-6-1991. (over In Afrika) |
Carel Peeters, Een monster dat niemand de baas kan. In: Vrij Nederland, 29-6-1991. (over In Afrika) |
Jos Borré, Uitgestelde angst. In: De Morgen, 5-7-1991. (over In Afrika) |
Theodor Holman, Adriaan van Dis; hij is een man van tegenstellingen. In: HP/De Tijd, 15-5-1992. (interview) |
Etienne Britz, Het raadsel opgelost. In: Vrij Nederland, 14-11-1992. (over Het beloofde land) |
Anil Ramdas, De papagaai, de stier en de klimmende bougainvillea. Essays. Amsterdam
|
| |
| |
1992, pp. 136-143. (over In Afrika) |
Gerard Koster, Adriaan van Dis en de hang naar uitersten. Lelystad 1993. (monografie) |
Jaap Goedegebuure, 16 maart 1983: Eerste uitzending van het televisieprogramma ‘Hier is Adriaan van Dis’. De invloed van de media op het literaire bedrijf. In: Nederlandse Literatuur, een geschiedenis. Redactie M.A. Schenkeveld-Van der Dussen e.a. Groningen 1993, pp. 846-852. |
Alle Lansu, Een Indische doos van Pandora. In: Het Parool, 23-9-1994. (over Indische duinen) |
Carel Peeters, Troosten of slaan. In: Vrij Nederland, 24-9-1994. (over Indische duinen) |
Hans Warren, Wat geschreven moest worden. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 30-9-1994. |
Jaap Goedegebuure, Wajangspel in de kou. In: Haagse Post, 30-9-1994. (over Indische duinen) |
Gertjan van Schoonhoven. Door de jungle van het zelfbedrog. In: NRC Handelsblad, 30-9-1994. (over Indische duinen) |
A. Heumakers, Rijsttafelen met de vader. In: de Volkskrant, 30-9-1994. (over Indische duinen) |
Doeschka Meijsing, De drift van de nasleep. In: Elsevier, 1-10-1994. (over Indische duinen) |
W. Willems en J. de Moor (red.), Het einde van Indië. Indische Nederlanders tijdens de Japanse bezetting en de dekolonisatie. 's-Gravenhage 1995, pp. 80-92. (interview) |
Doeschka Meijsing, Rapporteur uit Afrika. In: Elsevier, 9-3-1996. (over Palmwijn) |
Antoine Verbij, Maatschappijleer. In: De Groene Amsterdammer, 13-3-1996. (over Palmwijn) |
Mariëlle Ostée, ‘Welnu, ik ben een grote moralist’. In: Elle, 15-3-1996. (interview) |
Carel Peeters, Glorie en smart van de begaandheid. In: Vrij Nederland, 16-3-1996. (over Palmwijn) |
Paul Sars, Adriaan van Dis. De zandkastelen van je jeugd. Nijmegen 1996. (monografie) |
Ton Anbeek, Het donkere hart. Romantische obsessies in de moderne Nederlandstalige literatuur. Amsterdam 1996, pp. 27-43. (over Zilver en verwante boeken over kinderlijke onschuld) |
Piet Piryns, De verspilde tijd. In: Knack, 15-9-1999. (interview) |
Marja Pruis, Het ware ik. In: De Groene Amsterdammer, 15-9-1999. (over Dubbelliefde) |
Hans Warren, Flaneren langs de afgrond. ‘Dubbelliefde’ aangrijpende nieuwe roman van Adriaan van Dis. In: Noordhollands Dagblad, 16-9-1999. |
Max Pam, Een keurige jongen. In: HP/De Tijd, 17-9-1999. (over Dubbelliefde) |
Daniëlle Serdijn, Het keurigheidscomplex. In: Het Parool, 17-9-1999. (over Dubbelliefde) |
Elsbeth Etty, Op barricades van bordkarton. In: NRC Handelsblad, 17-9-1999. (over Dubbelliefde) |
T. van Deel, Alleen in de fantasie is het kwaad draaglijk. In: Trouw, 18-9-1999. (over Dubbelliefde) |
Arjan Peters, Kopkracht haal je overal vandaan. In: de Volkskrant, 13-9-2002. (over Familieziek) |
Tomas Vanheste, De toverlantaarn van Adriaan van Dis. In: Vrij Nederland, 14-9-2002. (over Familieziek) |
Jos Borré, Andere kamers van het verleden: superieure autobiografische roman van Adriaan van Dis. In: De Morgen, 2-10-2002. (over Familieziek) |
Bas Groes, ‘Het oog van de buitenstaander’. In: Bas Groes, McLiteratuur. Gesprekken met Nederlandse en Vlaamse schrijvers over globalisering. Den Haag 2004, pp. 144-153. (interview) |
T. Jaeger, Eindelijk eens begrip voor die vader. In: NRC Handelsblad, 8-7-2005. (over Familieziek) |
Dorian Cumps, Een schrijver te water. Adriaan van Dis op bezoek bij F. Bordewijk. In: Ph. Hiligsmann e.a. (samenstellers), Les études néerlandaises en France et en Belgique, Louvain-la-Neuve 2005. |
Erna van den Berg, ‘Mijn eetgedrag is wraak op vroeger’. In: Erna van den Berg, H. Klautz (samenstellers), Kokende mannen. 52 openhartige gesprekken aan de keukentafel. Amsterdam 2006, pp. 78-83. (interview) |
Ciska Dresselhuys, De maat genomen. Topmannen langs de feministische meetlat. Amsterdam
|
| |
| |
2006, pp. 33-42. (interview) |
Pieter Steinz, De weldoener is een snob. In: NRC Handelsblad, 19-1-2007. (over De wandelaar) |
Elisabeth Lockhorn, ‘Ik dans niet mee’. In: Vrij Nederland, 20-1-2007. (interview) |
Daniëlle Serdijn, Heer tussen de armen. In: de Volkskrant, 26-1-2007. (over De wandelaar) |
Bernard Hulsman, ‘Ik wandel naar binnen’. Met Adriaan van Dis langs kerken en gaarkeukens van Parijs. In: NRC Handelsblad, 26-1-2007. |
108 Kritisch lit. lex.
februari 2008
|
|