| |
| |
| |
Astère Michel Dhondt
door Jooris van Hulle
1. Biografie
Astère Michel Dhondt heeft gedurende zijn hele schrijverscarrière bewust een scherm opgetrokken rond zijn biografie. Wat hij erover prijsgeeft, is heel summier.
Hij werd op 12 oktober 1937 geboren te Machelen-aan-de-Leie. Op 1 juni 1968 ging hij in Amsterdam wonen. Sinds 30 januari 1975 heeft hij officieel de Nederlandse nationaliteit aangenomen. Zijn beslissing om bij de wet Nederlander te worden, schrijft hij toe aan het gebrek aan belangstelling in Vlaanderen voor zijn literaire werk en aan de aantrekkingskracht die in de jaren zestig uitging van Amsterdam. Sinds 1980 woont hij in Maastricht.
De schrijverscarrière van Dhondt kan worden ingedeeld in drie periodes: de Gentse periode (1962-1968), de Amsterdamse periode (1968-1979) en de Maastrichtse periode (vanaf 1980).
Twee publicaties, Sindbad de zeerover en De brieven van de troubadour, verschenen onder de verkorte naam Michel Dhondt. Over de reden waarom hij het eerste deel van zijn naam toentertijd heeft weggelaten, zegt hij in een interview: ‘Die heb ik toen weggelaten uit kommercieel oogpunt, het is de enige konsessie die ik ooit heb gedaan. Ze zeiden altijd: je hebt zo'n moeilijke naam.’
Dhondt heeft enkele van zijn boeken ook zelf geïllustreerd met foto's, die nauw aansluiten bij de thematiek ervan. Zelf beschouwt hij het visuele als een verruimend element in zijn oeuvre. Ook de film heeft hem daarin sterk beïnvloed. Zelf maakte hij twee korte films (‘De wedijver’ uit 1967, uitgezonden door de Vlaamse televisie, en ‘Propaganda’ uit 1970).
| |
| |
Zijn debuutroman, God in Vlaanderen, werd in 1966 bekroond met de Arkprijs van het vrije woord, voor Zeven geestige knaapjes kreeg Dhondt in 1967 de Nestor de Tièreprijs.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
De nooit eindigende zoektocht naar schoonheid vormt de kern van het schrijverschap van A.M. Dhondt. In Reis in het atoomtijdperk (1990) staat: ‘Was heel mijn leven in de kern al niet een zoektocht naar de schoonheid geweest?’
Het centrale thema in deze zoektocht is de verheerlijking van jonge knaapjes. De jongetjes worden geïdealiseerd voorgesteld. In die voorstelling wordt nadrukkelijk gefocust op de ontwakende seksualiteit, die de ongerepte schoonheid van de knaapjes nog aantrekkelijker maakt. Tegenover de zuiverheid van de jonge jongetjes, en binnen een breder verband die van het kind in ieder van ons, stelt Dhondt de dreigende aanwezigheid van de wereld van de volwassenen die kinderen wegvoert van de paradijselijke toestand van initiële onschuld. Tussen kinderen en volwassenen gaapt een onoverbrugbare kloof.
Dhondts romanpersonages lijken daardoor veroordeeld tot een existentiële eenzaamheid: ze hebben hun kindertijd definitief achter zich gelaten en weten zich nauwelijks of niet aanvaard door de kinderen met wie zij contact zoeken. Door de volwassenen zelf, die de normen en waarden van de maatschappij bepalen, worden zij letterlijk en figuurlijk uitgestoten omwille van hun voorliefde voor knaapjes. Vanuit deze optiek kunnen de romans uit de Gentse en de Amsterdamse periode ook worden gelezen als een aanklacht tegen de maatschappij, vooral die van Vlaanderen, die de vrije beleving van de gevoelens voor jongetjes veroordeelt. De omslagtekst bij De vruchten van het veld (1977) legt de nadruk op dit motief: ‘Het boek is uitmuntend geschikt om goodwill te kweken bij het publiek, dat bij omgang van een man met jonge jongetjes nog uitsluitend denkt aan geknoei en sadisme. Dhondt gaat voor op de weg om iets dat van nature goed en waardevol is, in onze kultuur te doen opnemen.’
Dhondts knapenfiguurtjes bewegen zich doorgaans ook in een ongerept natuurlandschap. De zintuiglijke beleving van de schoonheid die een onbezoedeld natuurlandschap kan bieden, groeit in het oeuvre gaandeweg uit tot een thematisch motief dat nauw wordt gerelateerd aan de aantrekkingskracht die uitgaat van de knaapjes. Ook hier speelt de antithese met de werkelijke
| |
| |
wereld mee. Zo gaat aan Sindbad de zeerover (1973) een motto vooraf dat een in dit opzicht sprekende definitie inhoudt van ‘Wol’: ‘Sprankje natuurlijke schoonheid in een vervuilende wereld’.
In het nawoord bij De tijd staat stil (1980), het boek dat de Amsterdamse periode afsluit, wijst Dhondt erop dat de samenleving zijn liefde voor jonge knaapjes blijvend afwijst. Hiermee kondigt hij de thematische verschuiving aan die in zijn Maastrichtse boeken, die reisverhalen bevatten, aan bod komt. De jongetjes, die zich voordien nadrukkelijk op de voorgrond bewogen, worden nu gereduceerd tot nevenmotieven. Dhondt zoekt de schoonheidservaring nu vooral in de klassieke kunst en cultuur. Toch houden beide thema's wel degelijk verband met elkaar. In een interview zegt Dhondt hierover: ‘Als bronnen van schoonheid zet ik beide op hetzelfde niveau. In de schoonheid van de spelende knapen ligt overigens reeds een element van klassieke schoonheid besloten: zij herhalen, gedurende een korte ontwikkelingsperiode, de uitingen van de oudere cultuurlagen. Vandaar bijvoorbeeld de gratie, die beslist geen verworvenheid is onze cultuurperiode.’
De aandacht van Dhondt gaat in de eerste plaats uit naar het Zuiden: de romaanse kerken in Apulië, de vroegchristelijke kerken van Ravenna, de kunst van Grieken en Romeinen, de Renaissance.... Hij zegt daarover: ‘In deze onvergankelijke getuigenissen staat de tijd stil, omdat zij zowel hun oorspronkelijke schoonheid als hun bewustmakende werking hebben behouden.’
| |
Visie op de wereld
In de fascinatie voor knaapjes en voor de natuur, nadien in die voor de cultuur van Grieken en Romeinen, zoekt en vindt Dhondt de mogelijkheid om zich te wapenen tegen de verloedering van de samenleving. Voor hem zijn de volwassenen, die in een verstard en immoreel keurslijf gevat zijn, verloren en gaan ze zelfs zo ver dat ze uit nijd en afgunst de paradijslijke onschuld en onbedorvenheid van de knaapjes willen vernietigen. Verder staan zijn aandacht voor een ongerept natuurlandschap en zijn bewondering voor de klassieke schoonheid in fel contrast met de manier waarop hij de moderne samenleving ziet evolueren. Daarover zegt hij: ‘Ik vrees dat het in vele opzichten
| |
| |
voor een bezinning al te laat is: de schade die b.v. door de grote industrie op het gebied van de vergiftiging van het grondwater en de verminking van het landschap werd veroorzaakt, is niet meer te herstellen. Het is inderdaad krankzinnig dat voor de winsten van een kleine groep aandeelhouders van een groot concern, de natuurlijke omgeving van de mens wordt vernietigd en zijn gezondheid en welzijn in gevaar worden gebracht.’
| |
Relatie leven/werk
In zijn bespreking van de roman Het diepe Zuiden (1982) citeert Marc Andries uit een toespraak van Dhondt: ‘Want het werk en het leven - zeker mijn werk en mijn leven - zijn één.’ De meeste van de brieven die Dhondt in zijn publicaties opneemt, zijn ondertekend met zijn volledige naam of met Michel Dhondt of kortweg met Astère. Ook de andere briefschrijvers, zoals de Markies van Carabas, de reiziger, de fotograaf, de cineast in Sindbad de zeerover zijn in wezen afsplitsingen van Dhondt.
In de meer verhalende romans, zoals God in Vlaanderen (1965) en Zeven geestige knaapjes (1966), is de schrijver als volwassene in het boek aanwezig als de persoon die de taak op zich heeft genomen de avonturen van de knaapjes op te schrijven. Het zinnelijke milieu van homofilie en pedofilie werd vanaf het begin van Dhondts schrijverschap nadrukkelijk in beeld gebracht. Zelf beweert de auteur: ‘Mijn relaties met de jongens waren erg platonisch en wel in de meest letterlijke zin, want platonische liefde betekende oorspronkelijk knapenliefde.’
In zijn latere romans doet Dhondt het relaas van de manier waarop de samenleving hem met de vinger heeft nagewezen omwille van zijn voorliefde voor jongetjes. In De tijd staat stil luidt het als volgt: ‘Ik word verjaagd uit het kultuurgebied en kan nu alleen nog in het wild en onder bedreiging mijn voedsel zoeken. Dit impliceert dat de zo lang volgehouden poging om de vroeg rijp geworden jongetjes in hun ontwikkeling te begeleiden, geen zin meer heeft.’ Diezelfde gedachte komt ook voor in Reis naar het atoomtijdperk, waarin Dhondt aan een terugblik toe is: ‘Mijn schoonheidsbronnen waren zowel de natuur als de cultuur, maar ook het terrein van de jongetjes waar beide bronnen samenvloeiden. Niet zelden gaven de jongetjes in de bloei van hun jeugd mij de hoogste schoonheidservaring. Zij wekten mij op en inspireerden mij tot mijn beste daden. Zij waren de
| |
| |
dynamo van mijn bestaan. Juist door het grote belang van de jongetjes in mijn bestaan werd ik door de anderen onderdrukt. Deze situatie was onveranderlijk. Mijn eigen identiteit wilde ik niet prijsgeven. Maar de verstandige, enigszins koele en onthechte houding die ik had aangenomen, viel mij nu minder zwaar en was een levensstijl geworden.’
| |
Stijl / Kunstopvatting
Van de meer verhalende werken als God in Vlaanderen en Zeven geestige knaapjes, waarin ‘een zeer subtiele en vaak indirecte humor’ (Buddingh') kan worden, onderkend, stapt Dhondt vanaf De honing en de koningin van Sikkim in de Haarlemmerhouttuinen (1971) over naar het brievengenre. De korte brieven, vaak niet meer dan vluchtige impressies, zijn geconcipieerd vanuit een bewonderend, aandachtig observeren. Opvallend vaak blijft Dhondt daarbij stilstaan bij de kleuren. Vanuit stilistisch oogpunt zijn vele van deze brieven echte prozagedichten. Dhondt zei daarover: ‘Er is een toenemende concretisering in mijn werk, ondanks het feit dat de teksten korter worden. Ik probeer om de manier van leven die zich in mijn eerste boeken onder de vorm van dromen en verlangens in het kader van een grotendeels verzonnen, maar reeds herkenbare wereld manifesteert, in praktijk te brengen. De omvang van de fictie neemt daardoor geleidelijk aan af en het aandeel van de realiteit, in de beperkte betekenis van de werkelijk beleefde gebeurtenissen, neemt toe. De omvang van de concrete dingen is uiteraard geringer dan de omvang van het abstracte, dat oneindig is. Een andere oorzaak van de beperking in de omvang van de teksten, zijn natuurlijk de hindernissen die ik ontmoet op mijn weg om mijn verlangens in realiteit om te zetten. De beschrijving van deze hindernissen is soms interessant en vergoedt in dat geval een deel van het verlies aan tekstomvang.’
Dhondts opvatting over het kunstenaarschap (‘Ik beschouw mezelf als een cultureel arbeider’) hangt nauw samen met dit ontwerp van een eigen en specifieke vormgeving. Het taalscheppend vermogen, met daarin een uitgesproken aandacht voor de klanken, en het esthetische genot dat ermee gepaard gaat, staan voor hem voorop. Dat genot wil hij delen met zijn lezers: ‘Het gaat over het fijne van het Amsterdamse straatgebeuren, het straatbeeld dat Amsterdam continu levert. De mensen lezen
| |
| |
mijn brieven als sprookjes, want ze zien die werkelijkheid niet. Het zijn wel goedwillende mensen, alleen ze zien die werkelijkheid niet. En die geef ik weer. Dat is mijn taak als schrijver.’
Ook de reisboeken uit de Maastrichtse periode, die in een meer registrerende stijl zijn geschreven, kunnen vanuit een identieke opvatting worden benaderd: Dhondt voert zijn lezers binnen in het domein van de klassieke en onvergankelijke schoonheid.
| |
Techniek
Dhondt varieert zijn thematiek, die zich uiteindelijk beperkt tot dat ene, overheersende thema van de schoonheid, in de eerste plaats door de wisseling van genres: van de sprookjesverhalen in de eerste werken via de brieven, die aanvankelijk verhalend zijn maar nadien tot pure taalconstructies evolueren, tot de eerder afstandelijke beschrijving van de reizen naar het Zuiden.
Ook binnen de afzonderlijke boeken, die qua genre wel een soort eenheid vertonen, blijft Dhondt op zoek gaan naar technische variaties. In De koning en de koningin van Sikkim in de Haarlemmerhouttuinen zijn naast de brieven twee toneelstukken opgenomen. Aan de Gezangen en gebeden (1969), een selectie uit teksten die geschreven werden tussen 1965 en 1968, voegt Dhondt een bijlage toe op geel papier en op afficheformaat, waarin een tabellarisch overzicht wordt geboden van al zijn ‘seksuele en seksuoïde kontakten’. En in datzelfde boek staat de tekst van de lezing die hij onder de titel ‘Mijn waarheid en verdichting’ hield over zijn roman Zeven geestige knaapjes.
| |
Ontwikkeling
In de ontwikkeling in het schrijverschap van Dhondt dient, vanuit het overheersende thema van de schoonheid, in de eerste plaats gewezen te worden op een verschuiving van de aandacht voor knaapjes naar de esthetiserende omgang met het antieke erfgoed.
In een ruimer perspectief geplaatst kan de evolutie in het oeuvre geduid worden als een exploratie van de spanning tussen fictie en realiteit. Dhondt kiest er nadrukkelijk voor de fantasie meer en meer ondergeschikt te maken aan de werkelijkheid zoals hij die beleefd heeft.
| |
Verwantschap
Vanuit thematisch oogpunt werden de boeken van Dhondt vaak gerelateerd aan die van Gerard Kornelis van het Reve. Beiden schrijven over hun liefde voor jongens, behandelen episodes uit hun eigen leven en publiceerden toevallig in hetzelfde jaar 1975
| |
| |
een brievenbundel: De brieven van de troubadour (Dhondt) en Ik had hem lief (Reve). Qua sfeer werd het werk van Dhondt wel eens vergeleken met dat van Thomas Mann (Der Tod in Venedig) en van Oscar Wilde (The Priest and the Acolyte).
Hugo Bousset situeerde Dhondts oeuvre binnen het zogenaamde ‘zuivere of absolute proza’ en verwees in dit verband naar onder anderen Jaques Hamelink, Claude van de Berge en Willy Roggeman. Dhondt zei hierover: ‘Ik hoop dat het zuiver is, althans voor het deel dat ik als blijvend beschouw en dat is niet gering. Ik geloof niet dat ik iets absoluuts heb geambieerd, maar het is toch merkwaardig dat ik gedurende de zeventiger jaren die nu voorbij zijn, een autonoom werk heb geschapen, dat aanvankelijk in beperkte en later in ruimere zin, een tijdsbeeld is geworden en toch bijna geheel aan het tijdsgebeuren is voorbijgegaan.’
| |
Kritiek
In een gesprek met Johan Diepstraten zei Dhondt dat hij ervan overtuigd was dat hij literair gezien niet moet onderdoen voor de gevestigde waarden, maar dat er denigrerend op hem wordt neergekeken omdat hij over kleine jongetjes schrijft. Dhondts boeken werden inderdaad vaak op morele gronden veroordeeld: ‘Als dat allemaal tot de literatuur behoort, wil ik er liever voorgoed de pen bij neerleggen’.
Toch valt op dat de kritiek al bij de debuutroman genuanceerd reageerde. M.L. Nijdam bijvoorbeeld vond God in Vlaanderen ‘een merkwaardig, bij gedeelten fascinerend verhaal’, maar concludeerde dan toch dat het hier ging om ‘een geforceerde roman tegen de geforceerdheid in de moderne maatschappij’. En over Sindbad de zeerover schrijft Ab Visser dat het hier gaat om een ‘virtuoos, vlinderlicht spel met tijden, woorden en beelden’, maar toch is hij van mening dat ‘het bitter ernstig engagement alleen maar verpakt (wordt) in een kleurig crêpe papiertje’.
Ook de reisverhalen werden niet onverdeeld gunstig onthaald. Frans de Rover schreef in verband met Het diepe Zuiden: ‘De presentatie van het materiaal roept een gevoel van verveling op omdat er, ondanks (of juist: vanwege) de eindeloze stroom feitelijke informatie over cultuur en landschap, niets gebeurt, niets tot leven komt. De waarnemer neemt waar en dat was het dan.’
| |
| |
| |
Publieke belangstelling
Bij het verschijnen van God in Vlaanderen, in 1966 bekroond met de Arkprijs van het Vrije Woord, mocht Dhondt rekenen op heel wat belangstelling. Die is nadien sterk afgenomen, zodat er uiteindelijk nog slechts een kleine groep van trouwe lezers restte. Dhondt zei daarover: ‘Ik heb een klein publiek, de mensen weten vaak niet dat ik besta, en die het wel weten hebben het vaak zelf gevonden. Het is een klein publiek, maar kwalitatief heb ik een grote invloed. Ik maak veel indruk op hen, zal ik maar zeggen; ze hebben er veel aan.’
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Astère Michel Dhondt, God in Vlaanderen. Amsterdam 1965, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 133, R. |
Astère Michel Dhondt, Zeven geestige knaapjes. Amsterdam/Antwerpen 1966, De Bezige Bij/Contact, Literaire Reuzenpocket 208, R. (2e vermeerderde druk 1981, BBLiterair) |
Astère Michel Dhondt, De wilde jacht. Amsterdam 1968, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 264, R. |
Astère Michel Dhondt, Gezangen en Gebeden. Een selektie 1965-1968. Amsterdam 1969, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 290, VB. |
Astère Michel Dhondt, De koning en de koningin van Sikkim in de Haarlemmerhouttuinen. Gedichten, spelen, brieven 1968-1971. Amsterdam 1971, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 376, GB/Br./T. |
Michel Dhondt, Sindbad de Zeerover. Amsterdam 1973, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 436, Br. |
Michel Dhondt, De brieven van de troubadour. Amsterdam 1975, De Bezige Bij, BBLiterair, Br. |
Astère Michel Dhondt, De vruchten van het veld. Amsterdam 1977, De Bezige Bij, BBLiterair, Br. |
Astère Michel Dhondt, De lieverdjes van Amsterdam. Sint Odiliënberg 1977, Zelen, Fotoboek. |
Astère Michel Dhondt, Nieuwe Tijden. Amsterdam 1978, De Bezige Bij, BBLiterair, Br. |
Astère Michel Dhondt, De tijd staat stil. Amsterdam 1980, De Bezige Bij, BBLiterair, Br. |
Astère Michel Dhondt, Het diepe Zuiden. Amsterdam 1982, De Bezige Bij, BBLiterair, VB. |
Astère Michel Dhondt, Een kring om de vulkaan en Een omweg naar Rome. Twee reisnovellen. Amsterdam 1985, De Bezige Bij, BBLiterair, NB. |
Astère Michel Dhondt, Een beeldje voor Venus en Reis in het atoomtijdperk. Twee reisnovellen. Amsterdam 1990, De Bezige Bij, BBLiterair, NB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
L. Th. Lehmann, Ongewoon sprookje in Gent: God in Vlaanderen. In: Vrij Nederland, 21-8-1965. |
Cees Buddingh', Astère Michel Dhondt: realistisch en dichterlijk. In: Het Parool, 30-10-1965. (over God in Vlaanderen) |
Daniël van Ryssel, Astère Michel Dhondt, God in Vlaanderen. In: Yang, jrg. 3, nr. 15, 1965, pp. 20-43. |
Walter van den Broeck, De lente is in 't land. In: Heibel, jrg. 1, nr. 5, 1965, pp. 29-33. (over God in Vlaanderen) |
Marcel Janssens, Tims openbaar leven. In: Dietsdie Warande & Belfort, jrg. 111, nr. 6, juli-augustus 1966, pp. 475-476. (over God in Vlaanderen) |
Andreas Burnier, Astère Michel Dhondt of de zuiverheid van het kind. In: NRC, 6-8-1966. (over God in Vlaanderen) |
M.L. Nijdam, God in Vlaanderen bekroond. In: De Nieuwe Linie, 6-8-1966. |
Bernard Kemp, Een godje in Vlaanderen. In: De Standaard, 20-8-1966. |
Daniël van Ryssel, God en zijn recensenten. In: Yang, jrg. 3, nr. 18, 1966, pp. 40-43. (over drie recensies van God in Vlaanderen). |
Jan Pollaerts, Opgedoken in de Boekenbeurs. A.M. Dhondt: ik ben gevaarlijk. In: Spectator, 12/13-11-1966. (over God in Vlaanderen) |
Cees Buddingh', Humor en jeugd in strijd met gevestigde machten. In: Het Parool, 26-11-1966. (over Zeven geestige knaapjes) |
Bernard Kemp, A.M. Dhondt in de valstrik. In: De Standaard, 26-11-1966. (over Zeven geestige knaapjes) |
M.W., Zeven geestige knaapjes. In: Vooruit, 29-12-1966. |
Kees Fens, Zeven geestige knaapjes van Astère Michel Dhondt. In: De Tijd-Maasbode, 7-1-1967. |
Paul de Wispelaere, Romansprookje. In: Het Vaderland, 20-1-1967. (over Zeven geestige knaapjes) |
Han Jonkers, Voortzetting van ‘God in Vlaanderen’: ‘Zeven geestige knaapjes’. In: Eindhovens Dagblad, 21-1-1967. |
Marcel Janssens, De schrijver en de zeven knaapjes. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 112, nr. 3, maart 1967, pp. 206-209. |
Frans Depeuter, And what about daddy? In: Heibel, jrg. 3, nr. 3, 1967, pp. 38-48 (over Zeven geestige knaapjes) |
Jan Hanlo, Over God in Vlaanderen. In: Jan Hanlo, Moelmer, Amsterdam 1967, pp. 75-79. (over God in Vlaanderen en Zeven geestige knaapjes) |
Bernard Kemp, Wilde jacht in luiletterland. In: De Standaard, 4-5-1968. (over De wilde jacht) |
Astère Michel Dhondt, De pers en Dhondt. Analytisch dokument van de persrecensies van Astère Michel Dhondt: God in Vlaanderen, Zeven geestige knaapjes. Amsterdam 1968. |
Leo Geerts, Gezangen en gebeden. In: De Nieuwe, 26-9-1969. |
Bert Decorte, Arkprijs. In: Bert Decorte, Kort geding, Hasselt 1970, pp. 75-78. (over de toekenning van de Arkprijs aan God in Vlaanderen) |
Anne Wadman, Dhondtumentatie. In: Leeuwarder Courant, 27-3-1971. (over Gezangen en gebeden) |
Piet Keijsers, De lieve jongens en de dood. In: Brabants Nieuwsblad, 20-11-1971. (over De honing en de koningin van Sikkim in de Haarlemmerhouttuinen) |
Jos Panhuijsen, Spelen met de taal. In: Het Binnenhof, 16-9-1972. (over De koning en de koningin van Sikkim in de Haarlemmerhouttuinen) |
Ab Visser, En geen einde. In: Leeuwarder Courant, 30-6-1973. (over Sindbad de Zeerover) |
Wim Zaal, De weelden van 1001 nacht. In: Elseviers Magazine, 14-7-1973. (over Sindbad de Zeerover) |
Daniël van Ryssel, De jeugd als inspiratiebron. In: Vooruit, 30-8-1973. (over Sindbad de zeerover) |
Hugo Bousset, Astère Michel Dhondt. Maatschappijkritische lustknapen. In: Hugo Bousset, Schreien, schrijven, schreeuwen. Brugge 1973, pp. 185-187. (over De koning
|
| |
| |
en de koningin van Sikkim in de Haarlemmerhouttuinen) |
P.A. Regeer, Enkele opmerkingen over pedofilie in het werk van Ruting en Dhondt. In: Kentering, jrg. 15, nr. 4, juni 1976, pp. 32-36. |
A.B., Boeken: ‘De brieven van de troubadour’. In: Brabants Nieuwsblad, 14-8-1975. |
Max Nord, A.M. Dhondt: gekunsteld. In: Het Parool, 2-4-1977. (over De vruchten van het veld) |
André Demedts, De vruchten van het veld. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 122, nr. 8, oktober 1977, p. 624. |
Hugo Bousset, Woord en schroom. Enige trends in de Nederlandse prozaliteratuur 1973-1976. Brugge 1977, pp. 194-201. (over Sindbad de zeerover en De brieven van de troubadour) |
Remi van de Moortel, A.M. Dhondt en zijn nutteloos boek. In: Gazet van Antwerpen, 8-2-1978. (over De vruchten van het veld) |
Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, ‘Wat heb je aan papier als het donker is?’ In: Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Het nieuwe proza. Interviews. Amsterdam 1978, pp. 148-159. |
Remi van de Moortel, Een vingerhoed literatuur? In: Gazet van Antwerpen, 9-2-1979. (over Nieuwe tijden) |
Jan van der Vegt, Eentonige erotiek. In: NRC Handelsblad, 6-7-1979. (over Nieuwe tijden) |
Wim Zaal, Voetreis+Italië+Rozen. Tekst en uitleg. In: Elseviers Magazine, 24-5-1980. (over De tijd staat stil) |
Hans van de Waarsenburg, Schrijverschap op keerpunt. In: De Limburger, 7-6-1980. (over De tijd staat stil) |
Albert van Hoeck, Literatuur met of zonder inhoud. In: De Nieuwe Gids, 17-7-1980. (over De tijd staat stil) |
Hugo Bousset, A.M. Dhondt focaliseert de schoonheid. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 34, nr. 1, januari-februari 1981, pp. 127-130. (algemeen) |
Hugo Bousset, A.M. Dhondt: verstandelijke schoonheid. In: Spectator, 13-6-1981. (over De tijd staat stil) |
Frans de Rover, Het diepe zuiden en ander proza van Astère Michel Dhondt. In: Vrij Nederland, 22-5-1982. |
Hans van de Waarsenburg, Dhondt voor fijnproevers. In: De Limburger, 27-5-1982. (over Het diepe Zuiden) |
Marc Andries, Astère Michel Dhondt; op zoek naar een ander leven. In: De Nieuwe Gazet, 2-6-1982. (over Het diepe Zuiden) |
Thomas Verbogt, Op reis met Astère Michel Dhondt. In: Tubantia, 22-6-1982. (over Het diepe Zuiden) |
Frank de Keyser, Reizen met A.M. Dhondt in Zuid-Italië. In: Het Laatste Nieuws, 20-8-1982. (over Het diepe Zuiden) |
Karel Osstyn, Klassiek. In: De Standaard, 1-10-1982. (over Het diepe Zuiden) |
Hugo Bousset, Gestolde schoonheid. Gesprek met Astère Michel Dhondt. In: Hugo Bousset, Schrijven aan een opus. Gesprekken met 9 Vlaamse auteurs. Antwerpen/Amsterdam 1982, pp. 171-186. (interview) |
Hugo Bousset, Dhondt in het diepe Zuiden. In: Ons Erfdeel, jrg. 26, nr. 1, januari-februari 1983, pp. 108-110. |
Hugo Bousset, Lijnen en kleuren van Het Diepe Zuiden. In: Spectator, 23-4-1983. |
Marcel Janssens, Het diepe Zuiden. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 128, nr. 8, oktober 1983, pp. 634-635. |
Dick Wortel, De pedofiel en zijn literatuur. In: Martijn, jrg. 3, nr. 27, maart 1985, pp. 4-6. (over pedofilie in het werk van Dhondt en anderen) |
M. Oudshoorn, Een zoektocht naar het ongewone. In: De Nieuwe, 17-4-1986. (over Een omweg naar Rome) |
Stefan Hertmans, Astère Michel Dhondt: Een omweg naar Rome. In: Yang, jrg. 22, nr. 130, september-oktober 1986, pp. 73-74. |
Jooris van Hulle, Een Vlaming in Italië. In: Het Volk, 6-11-1986. (over Een omweg naar Rome) |
Koen Vermeiren, Astère Michel Dhondt. In: Marcel Janssens, Marita de Sterck en Luc Lannoy (red.), Geboekstaafd. Vlaamse prozaschrijvers na 1943. Leuven 1988, pp. 115-117. (portret) |
Hans van de Waarsenburg, Dynamo van schoonheid en tragiek. Bundel reisnovellen van Astère Michel Dhondt. In: De
|
| |
| |
Limburger, 26-3-1990. (over Reis in het atoomtijdperk) |
Wim Vogel, Een spoor van schoonheid. Astère Michel Dhondts romantische kwellingen van vlees en geest. In: Vrij Nederland, 28-4-1990. (over Reis in het atoomtijdperk) |
Karel Osstyn, Stilstand. In: De Standaard, 4-8-1990. (over Reis in het atoomtijdperk) |
Clement Caremans, Jongens toch! In: Luk de Vos (red.), Een onberaamd verbond. 50 jaar Arkprijs van het Vrije Woord. Antwerpen 2000, pp. 123-132. (algemeen) |
85 Kritisch lit. lex.
mei 2002
|
|