| |
| |
| |
Rita Demeester
door Jos Borré
1. Biografie
Rita Demeester (Roeselare, 26 september 1946), de vijfde van zes dochters, stamt uit een gesloten, katholiek, West-Vlaams gezin. Haar vader was werkzaam in de christelijke vakbeweging en werd later provinciaal directeur van BAC, de bank van deze organisatie. Haar moeder was huisvrouw. Rita Demeester studeerde sociale pedagogie aan de Katholieke Universiteit te Leuven en was er zeer actief in de contestatiebeweging van de jaren zestig. Van 1975 tot 1986 was ze als pedagoge verbonden aan de Lagere Normaalschool van het instituut Mariavreugde te Borgloon (Limburg). Ze begon te schrijven toen na een reorganisatie van het onderwijs in Vlaanderen de school werd gesloten en ze drie jaar werkloos was. In 1986 publiceerde ze enkele gedichten in De Brakke Hond onder de schuilnaam Esther Meert, maar ze gaf het genre spoedig op. Haar verhalen verschenen onder andere in de tijdschriften De Brakke Hond, Dietsche Warande & Belfort, Kreatief en De Vlaamse Gids. In 1988 werd ze bekroond met de (eerste en sedertdien niet meer uitgereikte) prozaprijs van Dietsche Warande & Belfort-Den Gulden Engel voor de ongepubliceerde bundel verhalen ‘Mokum’, die later in Stampvoeten in het donker werd opgenomen. Na de publicatie van ‘Berenliefde’ in de bundel Vrouwentongen (1988) van diverse vrouwelijke auteurs, en van Krappe herinnering (1988) als boekenweekgeschenk van de Standaard Boekhandel, debuteerde ze met Stampvoeten in het donker (1989), een verzameling verhalen, die werd genomineerd voor de Belgische NCR-prijs 1990.
In 1991 kon Rita Demeester opnieuw aan de slag als pedagoge. Doordat werd vastgesteld dat ze aan kanker leed, zag ze zich
| |
| |
echter verplicht ziekteverlof te nemen. Op 29 januari 1993 overleed ze in Genk, bij een van haar zussen.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
De antagonistische personages in de verhalen van Rita Demeester leven vaak in verschillende werelden, en meestal gaat er van de ene wereld een zachte, maar dwingende invloed uit op de andere. De afwezigen of de doden beheersen het leven van wie achterbleef, de mannen dat van de vrouwen, de broer dat van de zus, en omgekeerd, de kleinburgerlijke ouders dat van de kinderen die zich willen losrukken of vrijmaken, enzovoort. Vaak loopt deze confrontatie uit op een plotseling doorbrekend inzicht, de openbaring dat er ook een ‘andere’ wereld bestaat. In ‘In het spoor van Jim Morrison’ (uit Stampvoeten in het donker) pleegt een jongen uit een eenvoudig gezin zelfmoord omdat hij zijn vrijheid niet ten volle kan verwezenlijken. De familieleden blijven verslagen achter omdat ze er niets van begrijpen, maar zijn jongere zus (die het verhaal vertelt) ziet jaren nadien tijdens een uitstapje naar Amsterdam langzaam in waar het hem om te doen was: een ander, magisch, ongeremd leven, met ‘uitspattingen’ die voor hun degelijke ouders volstrekt uit den boze waren. Het verhaal van háár ontwikkeling in de schaduw van haar broer besluit de vertelster met: ‘God bestaat niet en de hemel is een verzinsel van ongeletterden’.
Soms spelen kinderen de hoofdrol en worden zij geïnitieerd in het leven van de volwassenen, dat veel minder gaaf blijkt dan zij op basis van hun dagelijkse opvoeding hadden vermoed. In ‘Krappe herinnering’ (uit Stampvoeten in het donker) komen de vijf dochters van een overleden moeder bij elkaar en ontdekken ze nog een stuk verzwegen verleden van hun ouders. Hun vader zou tijdens de oorlog een beetje gecollaboreerd hebben, en een televisiereporter is moeder daar vragen over komen stellen. Terwijl ze de video-opname van de uitzending bekijken, komt de vertelster achter ‘de ideologie van mijn kinderjaren’, waarmee ze niet alleen de overtuigingen van tijdens de oorlog bedoelt, maar ook ‘het onwrikbare geloof in eerzame bedoelingen. De nuchtere verdediging van het kleinste kwaad’. Deze nuchterheid en degelijkheid, het resultaat van een besloten leven buiten het zicht van de rest van de wereld, is de erfenis
| |
| |
die de personages uit hun jeugd hebben overgehouden en waar ze vroeg of laat mee afrekenen. De oude, woordblinde Oscar uit het gelijknamige verhaal (Stampvoeten in het donker) heeft jarenlang in stille dagelijkse harmonie samengewoond met zijn zuster, al beredderde ze heel de tijd strak zowel zijn leven als het huishouden. Na haar dood moet hij naar het rusthuis, waar de verpleegsters een heel andere toon tegen hem aanslaan. Een nieuwe kamergenoot krijgt complimentjes omdat hij zo naarstig in ‘De wonderen van de wereld’ leest. Maar Oscar ontdekt met een schok dat de bladzijden met pornografische foto's beplakt zijn: beelden uit een wereld waar hij geen vermoeden van had.
Het meest representatieve verhaal in dit opzicht is ‘Wat is te breed’ (Stampvoeten in het donker). Een vrouw van boven de dertig vertelt hoe ze als jong meisje voor twee maanden een logée uit de stad kreeg, een wereldwijs kindvrouwtje dat haar inwijdde in de geheimen van het leven en de beginselen van de vrouwelijkheid, en nadien weer uit haar leven verdween. Naar aanleiding van een ansichtkaart gaat de vertelster hierover napraten met haar man, die apart is gaan wonen omdat hij ‘meer ruimte’ nodig had. Demeester werkt dan een parallel uit tussen het gebrek aan ruimte van haar hoofdpersoon binnen haar huwelijk en de krappe plaats die ze indertijd van haar vriendinnetje toegemeten kreeg in de twijfelaar waarin ze sliepen. Wat ze toen als raad kreeg om haar ongenoegen op te heffen (‘Waarom geef je me dan niet gewoon een por met je knieën?’) blijkt later niet zo simpel meer te liggen.
In dit verhaal profileert de auteur de ‘verschillende werelden’ van haar personages het duidelijkst. De hoofdpersoon evolueert van een intimistisch, beschut familiaal leven naar een veel complexer bestaan dan ze ooit vermoed had, van achteloosheid en naïviteit naar een verscherpt levensbewustzijn en een verlaat besef van haar vrouwelijke identiteit. De overkoepelende titel ‘Stampvoeten in het donker’ van deze bundel verwijst naar de stille wrok om dit uitgestelde inzicht, het vertraagde leerproces, en de mislukking en het ratégevoel die hiervan het gevolg zijn geweest.
| |
| |
| |
Techniek
De verhalen in Droomjager draaien minder rond één problematiek. De auteur heeft duidelijk meer geïnvesteerd in het vertellen zelf dan in het zoeken naar thematische verwantschap. Dit werkt af en toe een zekere wijdlopigheid, in de vorm van onnodige uitweidingen, in de hand. De verhalen lopen ook veel minder vaak op een pointe uit. Anderzijds is verhaaltechnisch meer aandacht besteed aan de compositie, door het gebruik van opvallende details en door de uitwerking van nadrukkelijke parallellen, of echo's en transposities van motieven. In ‘De grote sprong voorwaarts’ bijvoorbeeld verknoopt de auteur de introductie in de volwassenheid van een dertienjarig meisje met de ijdele hoop van een werkloze man, een kennis van haar vader. In de voordrachtklas heeft ze het gedicht ‘Dinska Bronska’ van Karel van den Oever leren opzeggen, en wanneer ze tijdens een bezoek het gedicht reciteert, raakt de werkloze zo onder de indruk van ‘Canada’ dat hij zich voorneemt ook te emigreren. Zijn vrouw brengt hem terug tot de werkelijkheid. Deze confrontatie met het ‘eigenlijke leven’ laat de auteur samenvallen met de eerste menstruatie van het meisje en met haar voorkeur voor ‘Mens, durf te leven’ en ‘De laatste brief’ van Bertus Aafjes, het gedicht dat in deze context symbolisch eindigt met ‘Liefste, de oorlog is nog niet begonnen’.
| |
Thematiek
Overigens sluit de thematiek van de meeste van deze verhalen aan bij die van de vorige bundel, al heeft er een accentverschuiving plaatsgevonden. Alsof ze uit een berustende sluimer gewekt werden, jagen de personages vage dromen en verlangens na. Ze denken hun leven te kunnen vervolmaken of de onvolkomenheden erin te kunnen neutraliseren, maar meestal komen ze van een koude kermis thuis. De jongen in ‘Duiken’ die hard traint om zijn pesterige, ambitieuze creatieve broer te overtroeven, springt op een keer boven op hem in het zwembad en maakt hem daardoor tijdelijk kreupel. Een gelijkaardige tegenstelling tussen ‘denken’ en ‘doen’ bij de verwezenlijking van ambities treft men aan in het absurdistische ‘Kopzorg’, waarin een cerebrale jongen geen oog heeft voor de puur materialistisch gerichte inventiviteit van zijn vriendinnetje. In ‘Amerikaan tussen Eskimo's’ compenseren enkele vrouwen de frustraties uit hun privé-leven in een uitgelaten rollenspel, dat
| |
| |
echter uitmondt in grimmigheid. In dit verhaal herkent men weer de onbestemde sfeer van moeilijk verwerkte emoties waarmee door het leven bedrogen vrouwen te kampen krijgen.
Dromen en verlangens najagen biedt dus slechts schijnbaar een uitkomst. Personages die zich hierin begeven, belanden in doodlopende steegjes. De banale realiteit waarin mensen gevangen zitten, is onontkoombaar. In het titelverhaal ‘Droomjager’ loopt een pas getrouwde vrouw op een avond na een ruzie met haar man weg uit hun flat. Na een gesprek met een nuchtere taxichauffeur belandt ze in een café, waar ze de conversatie van een drietal fuifnummers afluistert. Ze komt er onder de indruk van de veel verdorvener problemen dan de hare en keert verstild terug naar huis. Soms klampen bescheiden mensen, wier ambitie is afgestorven, zich vast aan kleine dingen om niet te verdrinken in de banaliteit, en dat maakt ze dan wel eens zielig in hun onmacht. In ‘De andere Jack’ bewaart een vrouw geïdealiseerde herinneringen aan het verblijf van een Amerikaanse soldaat in haar gezin tijdens de oorlog. Ze heeft haar zoon, die toen geboren werd, naar hem genoemd. Wanneer jaren later haar man overlijdt, roept ze de aanwezigheid in huis van de soldaat weer op met foto's die ze al die tijd heeft bewaard. De twijfels die de ondertussen volwassen zoon koestert, worden echter niet opgelost.
Ook in de postuum verschenen bundel Land van belofte (1994), waarin tevens enkele onafgewerkte verhalen werden opgenomen, is ontnuchtering het overheersende thema. Bevlogenheid mondt uit in een schrale realiteit, verwachting levert slechts een sober resultaat op. Het meest in het oog springt het verhaal ‘Nummer één’ over een vrouw die ongeneeslijk ziek is en niet goed raad weet met haar verwarrende emoties wanneer haar man en haar kinderen haar veertigste verjaardag vieren en trachten haar ziek zijn te vergeten. De bundel wordt afgesloten met de tekst van een lezing, ‘Met schrijven beginnen op je veertigste’, waarin Demeester terugkijkt op haar ontwikkeling. Door laat te debuteren heeft ze de kinderziekten van de jonge auteur al uitgezweet, stelt ze, en heeft ze het stadium van ‘schreeuwen om gelijk’ kruinen overslaan. Daardoor is ze niet gemakkelijker, wel behoedzamer gaan schrijven: ‘Ik geloof hooguit nog in de
| |
| |
zeggingskracht van het woord, maar niet langer in zijn politieke macht’
| |
Kunstopvatting
Rita Demeester spreekt zich uit als een voorstandster van een realistische, traditionele schriftuur, waarin het experiment achterwege blijft. Hierbij gaat de meeste aandacht uit naar de gevarieerde thematiek, aangebracht door een onopvallende vertelinstantie: ‘Schrijven is voor mij aan mezelf uitleggen wat er gebeurt, zoeken naar constanten die er dikwijls niet zijn.’
| |
Relatie leven/werk
Visie op de wereld
Haar verhalen zijn nochtans zelden autobiografisch geïnspireerd. Alleen de sfeer van haar werk noemt ze autobiografisch, personages en situaties zijn verzonnen. De auteur wil in haar werk alleen uit eigen naam spreken, en beslist geen algemeen feministische standpunten innemen. Haar visie op de wereld is veel meer bepaald door haar West-Vlaamse afkomst, het katholieke, besloten milieu waarin ze opgroeide en haar studietijd, dan door het feit dat ze een vrouw is. Vaak geeft ze haar personages samen met hun kwetsbaarheid een zekere gelatenheid mee, waarin zelfs een notie van defaitisme verscholen zit. Het verlangen van de personages naar een nieuw of ander leven, weg van het kleine, het remmende, het onvolbrachte, wordt nooit vervuld, en dat ontnuchtert ze. In dit opzicht valt het op dat de auteur vaak pubers of adolescenten problematisch confronteert met de wereld van de volwassenen.
| |
Verwantschap
Stilistisch is Rita Demeester schatplichtig aan het hedendaagse Amerikaanse proza, in het bijzonder dat van Raymond Carver.
| |
Stijl
Ze schrijft intimistische verhalen waarin de koele toon de beheerste emoties van de personages slechts onrechtstreeks aan de oppervlakte laat komen. De thematiek onthult dat in deze gedempte emotionaliteit ook lichte rancune om het verleden en onvrede met het heden, en zelfs wat ontreddering verwerkt zitten. Dit geeft haar taalgebruik, vooral in Stampvoeten in het donker, een bijzondere intensiteit. In Droomjager is de toonaard, ondanks de soms wijdlopiger verteltrant, even koel en strak gehouden, maar hij wordt hier en daar verlucht door ironische toegiften van de auteur of laconieke verrassingselementen. Dit creëert een grotere afstandelijkheid dan door de zichzelf opgelegde nuchterheid in Stampvoeten in het donker werd bewerkt.
| |
Kritiek
Het debuut van Rita Demeester werd zeer lovend onthaald. In
| |
| |
De Standaard werd ze ‘een rasechte schrijfster’ genoemd en NRC sprak van ‘een bijzonder debuut’. De reacties op Droomjager waren vooral in Nederland minder uitgesproken. Toch beschouwden Vlaamse recensenten als Jan Lampo, Jooris van Hulle en Leo de Haes deze auteur na twee bundels als een vooraanstaand vertegenwoordigster van de talrijke realistische vertellers die in de tweede helft van de jaren tachtig debuteerden.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Rita Demeester, De gewijde geschiedenis van J.P. Vroman. In: De Brakke Hond, jrg. 4, nr. 14, juni 1987, pp. 35-41, V. |
Rita Demeester, Krappe herinnering. Leuven 1988, Kritak, V. (opgenomen in Stampvoeten in het donker) |
Rita Demeester, Berenliefde. In: Vrouwentongen. Antwerpen 1988, pp. 5-11, V. |
Rita Demeester, King Kong in New York. In: De Vlaamse Gids, jrg. 72, nr. 2, maart-april 1988, pp. 57-60, V. |
Rita Demeester, Stampvoeten in het donker. Leuven 1989, Kritak, VB. |
Rita Demeester, Lindbergh. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 6, nr. 1, februari-maart 1989, pp. 30-37, V. |
Rita Demeester, De opmars van het inlegkruisje. Stilstaande scholen. In: De Nieuwe Maand, jrg. 32, nr. 7, juli 1989, pp. 25-28, E. |
Rita Demeester, Droomjager. Leuven 1991, Kritak, VB. |
Rita Demeester, Seks op onze leeftijd. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 9, nr. 6, november-december 1992, pp. 46-47, E. |
Rita Demeester, Land van belofte. In: Eric de Kuyper, Rita Demeester, Pol Hoste, Guido van Heulendonk, 3 Bic(s) et 1 P.C. Een Vlaamsche Onderneming. Antwerpen 1992, Dedalus, T. |
Rita Demeester, Land van belofte. Amsterdam/Leuven 1994, Meulenhoff/Kritak, VB. |
Rita Demeester, Verzamelde verhalen (waarin opgenomen Stampvoeten in het donker, Droomjager, Land van belofte en twee niet eerder gepubliceerde verhalen). Amsterdam/Leuven 1995, Meulenhoff/Kritak, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Wim Vogel, Onderdrukte emoties. In: Vrij Nederland, 11-3-1989. (over Stampvoeten in het donker) |
Jos Borré, Intimiteit en initiatie. In: De Morgen, 31-3-1989. (over Stampvoeten in het donker) |
Douwe de Vries, Stampvoeten in het donker. In: Leeuwarder Courant, 3-4-1989. |
Eric Rinckhout, Groeten uit het echte leven. In: NRC Handelsblad, 14-4-1989. (over Stampvoeten in het donker) |
Brigitte Raskin, Alledaagse terreur. In: Knack, 19-4-1989. (over Stampvoeten in het donker) |
Luc Lannoy, Vlaams proza. In: Boekengids, jrg. 77, nr. 3, april 1989, pp. 194-195. (over Stampvoeten in het donker) |
Marc Reniers, ‘Ik ben Marx niet’. In: De Rode Vaan, 4-5-1989. (over Stampvoeten in het donker) |
Jooris van Hulle, Rasechte schrijfster. In: De Standaard, 13-5-1989. (over Stampvoeten in het donker) |
Paul van Aken, Machteloos verzet. In: Ons Erfdeel, jrg. 32, nr. 3, mei-juni 1989, pp. 424-425. (over Stampvoeten in het donker) |
Jaap Goedegebuure, Doen alsof. In: HP, 10-6-1989. (over Stampvoeten in het donker) |
Hugo Bousset, De vrouw voor het venster. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 134, nr. 4, juli-augustus 1989, pp. 477-479. (over Stampvoeten in het donker) |
Jan Lampo, Leven is zich aanpassen. In: De Standaard, 16-2-1991. (interview) |
Bob de Groof, Verhalen als vlechtwerk. In: De Morgen, 1-3-1991. (over Droomjager) |
JOV [= John Vervoort], Melancholische verhalen van Rita Demeester. In: Het Nieuwsblad, 10-3-1991. (over Droomjager) |
Johan Vandenbroucke, De wereld op een rolluik. In: Knack, 19-3-1991. (interview) |
Julien Weverbergh, Rita Demeester: de verborgen charme van het ‘als’. In: Het Laatste Nieuws, 24-3-1991. (over Droomjager) |
Dien de Boer, Maakwerk van wat er in mij zit. In: Surplus, jrg. 5, nr. 2, maart-april 1991, pp. 10-12. (interview) |
Jooris van Hulle, Denkers en doeners. In: De Standaard, 1-4-1991. (over Droomjager) |
Martine Cuyt, Dromen jagen in de schemer. In: Gazet van Antwerpen, 7-4-1991. (interview) |
LDH [= Leo de Haes], Rita Demeester. In: Humo, 18-4-1991. (over Droomjager) |
Jacques Kruithof, Rimpelingen in stilstaand water. In: Vrij Nederland, 4-5-1991. (over Droomjager) |
Joris Gerits, Droomjager. Rita Demeester. In: Streven, jrg. 58, nr. 9, juni 1991, p. 861. |
Staf Bellens, Interview Rita Demeester. In: Elga, nr. 51, november 1991. |
Ingrid Vander Veken, Een Vlaamsche onderneming. In: Kunst & Cultuur, mei 1992, pp. 42-43 (over Land van belofte - toneel) |
Kamiel Vanhole, In memoriaal Rita Demeester. In: P.E.N.-Tijdingen, nr. 28, 1993, pp. 27-28. |
Jooris van Hulle, Liefde zonder horigheid. In: De Standaard, 26-3-1994. (over Land van belofte) |
Ineke van den Bergen, Niets gaat verloren. In: Knack, 30-3-1994. (over Land van belofte) |
Erik Rinckhout, Uit het leven van alledag. In: De Morgen, 15-4-1994. (over Land van belofte) |
Frans de Rover, Het schijnbaar banale leven. In: Vrij Nederland, 2-7-1994. (over Land van belofte) |
T. van Deel, Moten uit het lijf van uw leven gesneden. In: Trouw, 11-7-1994 (over Land van belofte) |
Jef Verheyen, In de wieg gelegd voor troostprijzen. In: Ons Erfdeel, jrg. 37, nr. 5, september-oktober 1994, pp. 751-753. (over Land van belofte) |
Greta Seghers, Dood, liefde en illusie. Rita Demeester: lerares wordt rasschrijfster. In: Lisette Keustermans en Brigitte Raskin (red.), Als in een wilde tuin. Schrijfsters in Vlaanderen 2. Amsterdam/Antwerpen 1996, pp. 95-109. (algemeen) |
69 Kritisch lit. lex.
mei 1998
|
|