| |
| |
| |
André Demedts
door Rudolf van de Perre
1. Biografie
André Demedts werd als oudste van vier in leven gebleven kinderen geboren op 8 augustus 1906 te Sint-Baafs-Vijve in West-Vlaanderen. Zijn voorouders waren allen landbouwers, die sinds 1626 onafgebroken woonden op ‘De Elsbos’, een afgelegen hoeve, die in zijn werk een grote rol zou gaan spelen. Na de lagere school te Wakken en studies aan het Sint-Lievenscollege te Gent en het Sint-Amandscollege te Kortrijk, moest hij in 1921, als vijftienjarige, noodgedwongen thuisblijven om te helpen op de boerderij. Dat verhinderde hem niet om zijn vrije tijd te besteden aan lectuur en actief deel te nemen aan het literaire leven. Hij was medeoprichter en redacteur van de tijdschriften De Tijdstroom (1930-1934) en Vormen (1936-1940).
In 1937 werd hij aangezocht om leraar Nederlands te worden aan de Vrije Hogere Technische Handelsschool te Waregem. In 1949 werd hem de functie aangeboden van diensthoofd van BRT-West-Vlaanderen (toen nog NIR = Nationaal Instituut voor Radio-Omroep). Hij heeft die functie uitgeoefend tot zijn pensionering in 1971.
André Demedts huwde in 1938 met Germaine Ide en vestigde zich te Waregem. Uit hun huwelijk werden vier kinderen geboren. Sinds 1953 woonde hij te Kortrijk. Hij overleed te Oudenaarde, na een langdurige ziekte, op 4 november 1992.
Hij is de auteur van meer dan zeventig publicaties in boekvorm: poëzie, romans, verhalenbundels, jeugdboeken, toneel, essays, monografieën en bloemlezingen. Hij schreef bovendien honderden bijdragen en kronieken in verzamelwerken,
| |
| |
tijdschriften, periodieken en kranten, vooral in Dietsche Warande & Belfort (waarvan hij sinds 1939 redacteur was), De Periscoop, Standpunte, Ons Erfdeel en Standaard der Letteren.
Hij speelde verder een opmerkelijke rol in het culturele leven in Vlaanderen. Zo lag hij in 1946 aan de basis van de oprichting van de Frans-Vlaamse Cultuurdagen en was hij medeoprichter van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond (1952), dat het tijdschrift Vlaanderen uitgeeft. Demedts mag ook beschouwd worden als de geestelijke vader van het algemeen-Nederlands tweemaandelijks cultureel tijdschrift Ons Erfdeel (1957).
Demedts werd herhaaldelijk gehuldigd en onderscheiden. Sinds 1959 was hij Lid van de Raad van Beheer van de Cultuurraad voor Vlaanderen en sinds 1962 lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Voor zijn literair werk ontving hij de August Beernaertprijs (1944-1945) voor de roman Het heeft geen belang en de Joris Eeckhoutprijs (1954-1955) voor het essay Stijn Streuvels, beide van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Andere onderscheidingen waren: de Prijs der Scriptores Christiani (1953) voor de trilogie Kringloop om het geluk, de Prijs voor Letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen in 1958 voor de roman De levenden en de doden en in 1979 voor de novelle Geluk in december, de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies in 1962 voor De levenden en de doden en in 1976 voor het gehele oeuvre, de Emile Bernheimprijs voor de roman Geluk voor iedereen (1982). In 1990 werd hem nog de driejaarlijkse Staatsprijs ter bekroning van een schrijverscarrière toegekend.
In 1970 werd te Kortrijk een André Demedtsprijs ingesteld, die jaarlijks wordt toegekend aan mensen of instellingen die zich in zijn geest verdienstelijk hebben gemaakt voor de Groot-Nederlandse cultuur en in 1983 werd de oude pastorie van zijn geboortedorp als André Demedtshuis geopend. Het fungeert sindsdien als museum, cultureel centrum en ontmoetingscentrum voor jong en oud. Sinds 1984 is er in zijn geboortestreek een André Demedtswandelpad.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Hoewel André Demedts als schrijver niet de populariteit geniet van een Streuvels, Timmermans of Claes, heeft hij toch een ruime en trouwe achterban van lezers, die hoofdzakelijk te vinden zijn binnen het rooms-gelovige milieu. Dat bleek nog in 1985 toen het Davidsfonds zijn op dat ogenblik jongste roman Geluk voor iedereen als ledenboek heruitgaf en een ongewoon hoge oplage mocht noteren. Naar zijn eigen zeggen schrijft hij voor een publiek van ‘gelijkgezinden’, dat mede bereid is op zoek te gaan naar een antwoord op de grote levensvragen. Het is de ernst waarmee hij het levensmysterie benadert in een metafysisch perspectief, die tegelijk afschrikt en aantrekt en op zijn werk een onvervreemdbare stempel drukt.
| |
Stijl
Zijn stijl is niet altijd vrij te pleiten van slordigheden, die zich onder meer vaak manifesteren in een stroef taalgebruik en onnatuurlijke dialogen, hoewel er in de loop der jaren ook op dit vlak een grote evolutie in positieve zin valt waar te nemen. Van de andere kant zijn er in zijn werk een groot aantal diepzinnige beschouwingen en een rijkdom aan gedachten te vinden, die juist wel treffen door hun heldere en kernachtige formulering en er de waarde van sententies aan verlenen. Tweemaal werd hieruit zelfs een bloemlezing samengesteld: Gedachten van André Demedts (1956) en De waarheid stelt niet teleur (1976).
| |
Relatie leven/werk
In feite zou heel het oeuvre van Demedts gelezen moeten worden als een coherent geheel, dat de verschillende genres overstijgt. Hetzelfde ideeëngoed is evenzeer aanwezig in zijn proza, poëzie, toneel als in zijn kritisch werk. Leven en werk vormen trouwens een onverbreekbare eenheid.
| |
Ontwikkeling
Zijn poëzie heeft de waarde en de betekenis van een innerlijk dagboek. Zelf heeft hij ooit over zijn gedichten gezegd dat het een soort van gelegenheidsgedichten zijn, ‘van binnenuit gezien’. Zowel Jasmijnen (1929) als Geploegde aarde (1931) hebben een therapeutische waarde in het bepalen van de eigen positie tegenover zichzelf en de gemeenschap. Zij verraden een tragische innerlijke gespletenheid: enerzijds is er het streven naar een gemeenschappelijk geluksideaal, van de andere kant is er de aangeboren weemoed, die hem terug- | |
| |
werpt op de eigen eenzaamheid en onmacht.
Zijn latere poëzie is eerder een hulpmiddel om te peilen naar het ruimere mysterie van de mens en de grenzen te verkennen van de menselijke beperktheid. Vaarwel (1940) is doordrongen van een vergankelijkheidsgevoel, waartegen de mens zich slechts met wanhopige moed kan verzetten, omdat de ervaring van Gods oneindigheid alleen maar de kleinheid en nietigheid van de mens sterker in het licht stelt. Daarna (1968), met een keuze die vele jaren overbrugt, bevat nog duidelijker dan voorheen de thema's en motieven van zijn romans, die verder ter sprake komen.
Toen in 1976 de Verzamelde gedichten verschenen, hield hij van de eerste twee bundels slechts elf en dan nog grondig bewerkte gedichten over. Van Vaarwel werd de eveneens ingrijpend herziene uitgave van 1959 opgenomen. Anderzijds werd de verzameling aangevuld met een ruime keuze nieuwe gedichten, onder de titel ‘Schemeravond’. Ook de bundels De jaargetijden (1979) en Na jaar en dag (1986) hebben meer en meer de microkosmos van de onmiddellijke omgeving tot onderwerp. Uit deze gedichten spreekt tevens een groeiende belangstelling voor het eigen verleden, die parallel loopt met de autobiografische geschriften De dag voor gisteren (1966), Terug naar huis (1970) en de familiegeschiedenis De eer van ons volk (1973-1978). Ze wijst op de gelouterde levenshouding die de dichter inmiddels heeft verworven en die hem ook ruimte laat voor de vreugde van het (nog te beleven) ogenblik. Het taalgebruik in deze gedichten is ook soberder zonder dat zorg voor ‘het mooie woord’ ergens op de voorgrond komt.
| |
Publieke belangstelling
Enkele van zijn gedichten zijn inmiddels klassiek geworden in de Vlaamse poëzie. Ik denk aan ‘Witte Kerstdag’, ‘De Paarden’, ‘Gelegenheidsvers’ en ‘Lof van mijn Land’, waarvan de aanhef luidt:
Lof zij het land waar ik geboren ben
en ook zal sterven naar Gods wil.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Het proza biedt Demedts uiteraard meer armslag dan de poëzie om zijn ‘opheldering van het levenslot’ vanuit ver- | |
| |
schillende gezichtspunten open te trekken, te veralgemenen en te verdiepen, door uiteenlopende standpunten met elkaar te confronteren.
In zijn prozawerk (romans en novellen) kunnen we vier perioden onderscheiden rond het centrale thema van het geluk.
De eerste periode is die van ‘het onvatbare geluk’ (1933-1944). Voor de hoofdpersonages is het geluk problematisch, om niet te zeggen buiten handbereik. Hun negatieve ervaringen met het leven worden zowel door externe als interne factoren bepaald. Ontworteling uit het vertrouwde (boeren)milieu, een onvervulde jeugdliefde, onwil en onbegrip van een vijandige omgeving, staan hun goed bedoeld streven in de weg. Toch ligt de diepste oorzaak van hun falen uiteindelijk in hun eigen karakter, hun trots, hun onmacht tegenover leven en liefde en hun neiging tot zelfkwelling en piekeren.
De tweede periode kan als ‘kringloop om het geluk’ omschreven worden (1945-1951). Naast een drietal essays, een jeugdboek en twee toneelstukken, publiceerde Demedts een indrukwekkende familieroman over het boerengeslacht Van Leyda, onder de gezamenlijke titel Kringloop om het geluk. In feite brengt hij met dit verhaal een synthese van zijn op dat ogenblik verworven levensinzicht. In drie generaties leert het individu, dat zich door de aard van zijn persoonlijkheid buiten de gewone massa beweegt, dat het leven alleen maar draaglijk wordt, als het de grenzen en beperktheden van het louter menselijke erkent. Nog explicieter dan voorheen ligt de uitkomst op het metafysische vlak. De trotse Johannes van Leyda heeft leren berusten en zich leren schikken naar Gods wil. Zijn karakterloze zoon Karel heeft volledig verzaakt aan een voor hem niet weggelegd aards geluk. De koppige kleinzoon Hugo staat echter veel verder. Hij heeft na een lang en moeilijk huwelijksleven uiteindelijk de harmonie van een laat geluk gevonden, nadat hij afstand heeft gedaan van alle materiële bestrevingen en heeft ingezien dat het geluk ligt in de overgave aan zijn menselijke bestemming, die de grenzen van het tijdelijk bestaan overschrijdt. Het is een verovering op zichzelf èn op het leven, dat hij voortaan met nieuwe ogen zal bekijken. Deze als trilogie opgevatte roman (Voor de avond
| |
| |
valt, 1947, In het morgenlicht, 1949, De ring is gesloten, 1951) betekent een keerpunt in het werk van Demedts. Hij heeft de waarde van een innerlijke afrekening en bevrijding. In de volgende romans ligt de subjectiviteit minder in het identificatieproces met zijn hoofdpersonages, des te meer in de ideeënwereld, waarvan zijn romanhelden de woordvoerders zijn.
In de volgende periode, die van ‘het voorwaardelijke geluk’ (1952-1969), benadert hij via een reeks priesterfiguren verschillende houdingen tegenover het geloof. De vermoeide en ontmoedigde, piekerende pastoor Bogaerts, de hoofdfiguur uit In uw handen (1954), heeft niet zozeer moeilijkheden met het geloof, maar hij is ontgoocheld omdat hij zich onmachtig voelt om zijn medemensen te helpen. Uiteindelijk ziet hij in dat zijn redding ligt in de gehoorzaamheid aan zijn roeping. Tegen de achtergrond van oorlog en repressie wordt Steven van Huysse in De levenden en de doden (1959) tot driemaal toe (als leraar, als aalmoezenier in een werkkamp en als gevangenisaalmoezenier) geconfronteerd met de problemen van een oud-leerling, maar hij kan hem geen enkele keer helpen. Toch piekert hij niet - zoals Bogaerts - over een mislukking, noch over de dingen die voor hem onbegrijpelijk blijven, maar hij probeert de manier waarop hij zijn geloof beleeft tegenover de ongelovigen te verantwoorden. Voor hem maakt trouw de hoogste levenswaarde uit. Nog lange tijd (1961) behandelt als houding tegenover het geloof: de hoop. Hoewel de roman een uitgesproken sociaal karakter heeft en hij over een gezin handelt met als centrale figuur het jongetje Alfred Stragier, is de belangrijkste woordvoerder en drager van Demedts' levensvisie en boodschap toch weer een priesterfiguur: pastoor Arnold Vlaemynck. Deze gelooft dat het verlossingsproces van de mensheid langzaam op weg is naar zijn voltooiing toe, maar het zal ‘nog lange tijd’ duren, wellicht nog miljoenen jaren, en er zal nog veel lijden ten grondslag liggen aan de uitbouw van een betere en mooiere wereld. Maar de hoop is er. ‘Geloof en gehoorzaamheid, hoop en trouw zijn onvruchtbaar zonder de edelmoedigheid die niet voor het offer terugschrikt,’ aldus Demedts. Paul de Gryse, priester en hoogleraar, is in Alleen door vuur
(1965) bereid het offer van zijn leven te brengen, als dit kan leiden
| |
| |
tot de redding en het geluk van zijn oud-leerling, de uitgetreden priester Georges van Ronck. Zijn dood zal niets spectaculairs aan de wereld veranderen, maar voor enkele mensen toch betekenis hebben, omdat zijn geloof de kiemkracht van de liefde bezit. Die liefde komt aan bod in Je komen halen (1969), een roman die op geestelijk vlak bij de vorige aansluit. Het vrouwelijke hoofdpersonage, de jonge intellectuele Aline van Essche, die schipbreuk lijdt in haar relaties met de anderen, ervaart dat de barmhartigheid van de liefde sterker is dan de ogenschijnlijke rechtvaardigheid.
Op het eerste gezicht slagen de hoofdpersonages in deze periode niet in de vervulling van hun levensopdracht. Ze zijn trouwens uit hetzelfde psychologische hout gesneden als die uit de vorige romans: ze zijn evenzeer getekend door zwaarmoedigheid, onzekerheid, twijfel, verdriet en door een fundamentele eenzaamheid. Toch is er een opmerkelijke evolutie in positieve zin, omdat zij aan de zin van het leven een metafysische draagwijdte geven en door hun geloof in de in deze romans uitgebeelde waarden, de voorwaarden scheppen voor een relatief geluk, dat dan nog in eerste instantie heilzaam is voor de anderen.
De vierde periode is die van ‘geluk voor iedereen’ (na 1970). In de reeks historische en sociale romans die nu volgen, wordt de thematiek van Demedts tevens verbonden met een sociale dimensie. Het evangelisch christendom moet een blijde boodschap brengen aan alle mensen. Dan pas is er ‘geluk voor iedereen’ mogelijk. Met de publikatie van de verhalenbundel Terug naar huis (1970) vangt een nieuwe periode aan in het werk van Demedts. Wat daarbij opvalt is vooreerst de belangstelling voor de eigen familiegeschiedenis, die een bekroning zal vinden in de historische romancyclus De eer van ons volk en het werk van Demedts steeds meer in een duidelijk herkenbaar geografisch en ‘autobiografisch’ kader plaatst. Ten tweede is er het uitgesproken sociaal engagement. Ofschoon de metafysische zingeving van het bestaan als thematiek niet geheel verdwijnt, gaat de aandacht nu vooral uit naar de sociale problematiek, naar het ‘geluk voor iedereen’, dat slechts mogelijk is op basis van een rechtvaardiger wereldorde.
De eer van ons volk, in vier delen verschenen (De Belgische
| |
| |
republiek, 1973, Hooitijd, 1974, Goede avond, 1976, Een houten kroon, 1978), is in feite meer dan een historische roman of een familiekroniek. Het is een soort ‘summa summarum’ van al wat André Demedts ons te bieden heeft als mens èn als schrijver. Als achtergrond koos hij de ongemeen belangrijke periode volgend op de Franse revolutie (1789-1815), omdat veel van onze tijd in die periode van stroomversnelling terug te vinden is. Hierin is immers de grondslag gelegd van de huidige politieke en sociaal-economische verhoudingen, die van fundamenteel belang geweest zijn voor de latere ontvoogding van het Vlaamse volk. Het hoofdpersonage èn de belangrijkste ‘woordvoerder’ van de auteur is de door hem bewonderde, haast mytische voorvader Karel Gillemijn, alleen vergelijkbaar met Hugo van Leyda uit Kringloop om het geluk. Maar Karel Gillemijn is milder en menselijker in de zin van minder tragisch, omdat hij het harmonische evenwicht met het leven bezit, dat Demedts zelf verworven heeft. De eer van ons volk wordt evenzeer als het andere werk van de auteur gedragen door de droom van een mooiere wereld, waarin allen met allen en met alles in een harmonisch samenleven verbonden zijn. Tevens blijft de thematiek van geloof, lijden en offer aanwezig, maar meer dan enig ander boek van Demedts is deze romancyclus toekomstgericht.
In die optiek bevat ook de titel van de lijvige sociale roman Geluk voor iedereen (1981) reeds een synthese van zijn leven en streven.
Door de aard van de verschuiving in de thematiek van de romans in deze vierde periode, heeft ook de visie van de auteur op de problematiek van het geluk een ander karakter gekregen. Deze romans vertellen eerder de lotgevallen van een gemeenschap dan van enkelingen. In zoverre de hoofdpersonages de woordvoerders zijn van de auteur, delen ze zijn gemilderde en evenwichtige levensvisie. Ofschoon ook zij nog ‘lijden aan het leven’, hebben ze geleerd dat het geluk erin bestaat de werkelijkheid te aanvaarden zoals ze is. Van de andere kant is het sociaal engagement van André Demedts nooit eerder zo uitgesproken geweest als in deze laatste periode. Zijn hoofdpersonages streven allen naar een mooiere wereld die de waarde van elk individu respecteert en die alleen maar tot stand kan komen op basis van sociale gelijk- | |
| |
heid en (evangelische) rechtvaardigheid. Zijn nog jonge hoofdpersonages in de laatste drie romans bevestigen dat deze nog niet voor morgen is, want ze slagen er alsnog niet in hun idealen te verwezenlijken. Dat is het geval met Jin Kroebels in Geluk voor iedereen, Zjoors van Poucke in Ik zal je dragen (1976) en Herman van Aarsle in Veertien-achttien (1985). Beide laatste romans zijn gesitueerd tegen de achtergrond van de Eerste Wereldoorlog.
| |
Visie op de wereld
Uit het voorgaande is het duidelijk dat het gehele werk van André Demedts zich toespitst op de problematiek van het geluk, zowel op het individuele als op het collectieve vlak. Demedts wordt van zijn aanvankelijk tot pessimisme neigende zwaarmoedigheid en van de wanhoop bevrijd door zijn spiritualistische visie op het bestaan. Het collectieve geluk van de mensheid, waarvoor een rechtvaardiger wereldorde een conditio sine qua non is, kan niet tot stand komen dan ten koste van veel lijden en offer. Het lijden is een vorm van roeping, van uitverkiezing, die haar hoogste gestalte bereikt in het persoonlijke offer. Deze visie leidt hem intussen niet af van de concrete aardse realiteit, waarin miljoenen mensen hun strijd moeten leveren voor een geluk, dat bovendien relatief en vergankelijk is. Maar hij is er, zoals Teilhard de Chardin, van overtuigd, dat er zich in de mensheid een langzame groei naar vergeestelijking voltrekt, al kan die nog vele eeuwen duren.
Het ligt dan ook in de lijn van zijn streven, dat hij zich ook buiten de literatuur daadwerkelijk inzet op het sociale en culturele vlak. Mede door zijn talrijke activiteiten ten bate van de verdere ontvoogding van het Vlaamse volk, kan Demedts beschouwd worden als een van de belangrijkste cultuurdragers die Vlaanderen in de voorbije halve eeuw heeft gehad.
| |
Kunstopvatting
Nauw verbonden met zijn visie op het bestaan, is zijn opvatting van het schrijverschap. De essentie van zijn esthetica is tot enkele krachtlijnen te herleiden. In de eerste plaats vindt kunst haar schoonheid in de waarachtigheid van het leven. Bezield door het leven en scheppend uit dat leven, doet zij nieuw leven ontstaan in en door de schoonheid van de vorm (in dit geval de taal), die ze gebruikt. En toch is dit bij Demedts niet het be- | |
| |
langrijkste. In zijn leven en werk neemt de boodschap die hij wil brengen een essentiële plaats in. Kunst, literatuur, is in wezen opheldering van het levenslot, wat tot gevolg heeft dat de kunstenaar zichzelf dient te ondervragen. Deze zelfondervraging moet altijd opnieuw herhaald worden, omdat het raadsel van de mens ondoorgrondelijk is. Daardoor bezit zijn schrijverschap een uitgesproken subjectief karakter, dat niet los te maken is van zijn eigen psychische structuur. Elk verhaal is in feite een zoektocht naar binnen. Niet het gebeuren op zichzelf is belangrijk, wel wat het openbaart aan facetten van de mens.
| |
Traditie / Verwantschap
In zijn vroegste werk is Demedts nog beïnvloed door de idealen van het humanitaire expressionisme, maar hij zet zich spoedig af tegen de tot holle leuzen verwaterde ideeën van de beoefenaars ervan. Hij voelt zich meer aangetrokken tot de Nieuwe Zakelijkheid, die zich omstreeks 1930 in de Vlaamse letteren aftekent en waarvoor de buitenlandse literatuur (onder meer de Scandinavische en Russische met Hamsun en Dostojewski) model stond. Na Kringloop om het geluk en de reeks priesterromans, die aanleunen bij een trend in West-Europa in de jaren vijftig, vindt hij voorgoed zijn eigen ritme en bestemming in een aantal sociale en historische romans (de twee zijn bij hem nauw verbonden), waarvan de familiekroniek De eer van ons volk het hoogtepunt vormt.
| |
Techniek
Demedts gebruikt doorgaans een traditionele verteltechniek. Een enkele maal, in Nog lange tijd, belicht hij het gebeuren vanuit het standpunt van de personages. In zijn grotere romanscheppingen (Kringloop om het geluk, De eer van ons volk) past hij, in de traditie van de klassieke vertellers, zelfs het procédé van de epiloog toe.
De actie wordt vaak geremd door filosofische uitweidingen en bespiegelingen. De karaktertekening lijdt wel eens onder Demedts' subjectiviteit, omdat zijn hoofdpersonages in wezen de woordvoerders zijn van zijn eigen ideeëngoed.
| |
Kunstopvatting
Naast zijn omvangrijke productie als dichter en prozaschrijver heeft Demedts een al even uitgebreid oeuvre tot stand gebracht als criticus en essayist. Zijn kritische bedrijvigheid resulteerde in essays en monografieën over een hele reeks schrijvers. Tot zijn belangrijkste verwezenlijkingen op dit gebied
| |
| |
behoren: de baanbrekende studie over De Vlaamsche poëzie tusschen 1918 en 1941 (1941), de monografie Stijn Streuvels, een terugblik op leven en werk (1971), over de door hem bewonderde auteur, en het opmerkelijke essay De esthetica van Hugo Verriest (1974).
Hoewel hij in zijn kritisch werk trouw bleef aan zijn eigen esthetica, valt het op door zijn gevoel voor evenwicht en objectiviteit, dat niet altijd in dezelfde mate in zijn scheppend werk terug te vinden is. Het munt bovendien uit door zijn eruditie en zijn zin voor heldere formulering en synthese.
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
Ondanks de specifieke geaardheid van zijn proza en zijn poezie, heeft Demedts in Vlaanderen een vast lezerspubliek, tevens ook zijn bewonderaars èn afbrekers. Een deel van de kritiek is steeds gestruikeld over de onbeholpenheid van zijn taal en stijl, vooral in zijn eerste periode. Anderen hebben zich altijd wat onwennig gevoeld tegenover een schrijverschap dat op een zo compromisloze wijze bezig is geweest met de vragen van het bestaan in een christelijk perspectief. Hoewel hij door vriend en tegenstrever geacht werd en zijn kritisch werk steeds een grote waardering heeft gekend, over de ideologische grenzen heen, is zijn weerklank als auteur grotendeels te vinden in het milieu van het traditionele katholieke Vlaanderen. Toch lijkt ook hierin, blijkens recente kritische benaderingen (Thomas, Dubois), enige verandering te komen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
André Demedts, Jasmijnen. Kortrijk 1929, Steenlandt, GB. |
André Demedts, Geploegde Aarde. Kortrijk 1931, Steenlandt, GB. |
André Demedts, Mannen van de straat. Kortrijk 1933, Steenlandt, VB. (tweede, gewijzigde druk Brugge 1944, De Kinkhoorn) |
André Demedts, Het leven drijft. Rotterdam 1936, Nijgh & Van Ditmar, R. (tweede druk Brussel 1943, Manteau; derde, gewijzigde druk Brugge-Utrecht 1963, Desclée de Brouwer) |
André Demedts, Kleine keuze. Mechelen 1937, Eenhoorn, De Bladen voor de Poëzie, jrg. 1, nr. 5, GB. |
André Demedts, Edward Vermeulen. Schrijver en boer. Leuven 1937, Davidsfonds, Volksboek 274, E. |
André Demedts, Afrekening. Rotterdam 1938, Nijgh & Van Ditmar, R. |
André Demedts, Voorbijgang. Inleiding van René Verbeeck. Oude God, Antwerpen 1939, Die Poorte, VB. |
André Demedts, Vaarwel. Oude God, Antwerpen 1940, Die Poorte, GB. (derde, gewijzigde druk Brugge 1959, Desclée de Brouwer) |
André Demedts, Geen tweede maal. Brugge 1941, De Kinkhoorn en Amsterdam 1941, Wereldbibliotheek, R. (derde druk Brugge 1943, De Kinkhoorn) |
Nicolaas Beets-Anton Bergmann, Bloemlezing. Diest 1941, Pro Arte, Keurbladzijden uit de Nederlandsche Letterkunde 15, keuze en inleiding van André Demedts, Bl. |
André Demedts, De Vlaamsche Poëzie tusschen 1918 en 1941. Diest-Amsterdam 1941, Pro Arte/Feikema, E/Bl. |
André Demedts, Ik wil een dappere kerel zijn. Brugge 1943, De Kinkhoorn, J. (vijfde druk Brugge 1964, Desclée de Brouwer) |
André Demedts, Het heeft geen belang. Brugge 1944, De Kinkhoorn, R. (tweede druk Brussel 1955, D.A.P. Reinaert-Uitgaven) |
André Demedts, Trouw aan hun volk. Brugge-Brussel 1944, De Kinkhoorn, J. (tweede druk Mariakerke-Gent 1962, Horizon-Uitgaven) |
André Demedts, De Vlaamsche poëzie sinds 1918. Diest 1945, Pro Arte, 2 delen, E/Bl. |
André Demedts, Hugo Verriest. De levenswekker. Roeselare 1945, Hernieuwen-Uitgaven, E. |
André Demedts, Richard Minne. Antwerpen 1946, Standaard-Boekhandel, Hedendaagse Dichters, E/Bl. |
André Demedts, Alle vreugd is eindeloos. Brugge 1946, De Kinkhoorn, J. (tweede druk Brussel 1957, De Arbeiderspers) |
André Demedts, Leven en schoonheid. Antwerpen 1946, 't Groeit, Familieleven 39, E. |
André Demedts, Voor de avond valt. Brussel-Amsterdam 1947, Desclée de Brouwer, R. (tweede druk Zele 1983, Reinaert-Uitgaven) |
| |
| |
André Demedts, In het morgenlicht. Brussel-Amsterdam 1949, Desclée de Brouwer, R. (tweede druk Zele 1983, Reinaert-Uitgaven) |
André Demedts, De ring is gesloten. Brugge-Amsterdam 1951, Desclée de Brouwer, R. (tweede druk Zele 1983, Reinaert-Uitgaven) |
André Demedts, De graaf is weergekeerd. Waregem 1951, Orion, T. |
André Demedts, De rechtvaardige keizer. Bussum 1951, Ons lekenspel, T. |
André Demedts, Voorbij aan de nacht. Brugge-Bussum 1952, Desclée de Brouwer, J. |
André Demedts, In uw handen. Brugge 1954, Desclée de Brouwer, R. |
André Demedts, Stijn Streuvels. Brussel-Amsterdam 1955, Elsevier, Prominenten 2, E. |
André Demedts, De abdij van Vlaanderens Westhoek. Westvleteren 1956, St.-Sixtusabdij, E. |
Gedachten van André Demedts. Samenstelling Hubert van Herreweghen, inleiding Albert Westerlinck. Brugge-Bussum 1956, Desclée de Brouwer, Bl. |
André Demedts, Neerslag der dagen. Leuven 1957, Davidsfonds, Gulden Reeks 453, VB. |
Vlaamse Verhalen. Verzameld en ingeleid door André Demedts. Utrecht-Antwerpen 1958, Het Spectrum, Prismaboeken 355, Bl. |
André Demedts, De levenden en de doden. Brugge-Breda 1959, Desclée de Brouwer, R. (derde druk Leuven 1986, Davidsfonds) |
André Demedts, De Kerstmis van onze kapitein. Oudenaarde 1960, Sanderus, N. |
André Demedts, Ernest Claes. Brussel 1961, Manteau, Monografieën over Vlaamse letterkunde 26, E/Bl. |
Moderne Vlaamse verhalen. Verzameld en ingeleid door André Demedts. Utrecht-Antwerpen, Het Spectrum, Prismaboeken 592, Bl. |
André Demedts, Nog lange tijd. Brugge 1961, Desclée de Brouwer, R. (tweede druk Brugge-Nijmegen 1978, Orion-B. Gottmer) |
André Demedts, Johan Daisne. Brugge-Utrecht 1962, Desclée de Brouwer, Ontmoetingen 41, E. (tweede gewijzigde druk 1967) |
Vlaamse verhalen van deze tijd. Verzameld en ingeleid door André Demedts. Utrecht-Antwerpen 1963, Het Spectrum, Prismaboeken 888, Bl. |
André Demedts, Abel Coetzee. Brugge-Utrecht 1963, Desclée de Brouwer, Ontmoetingen 44, E. |
André Demedts, Kerstmis te Saloniki en andere verhalen. Hasselt 1964, Heideland, Vlaamse pockets 131, VB. |
André Demedts, Levensverhaal van Antoon vander Plaetse. Zwevegem 1964, Algemeen Westvlaams Toneel, E/Bl. |
André Demedts, Alleen door vuur. Brugge-Utrecht 1965, Desclée de Brouwer, R. |
André Demedts, Albrecht Rodenbach. De vedel aan de zijde. Hasselt 1965, Heideland, Poëtisch Erfdeel der Nederlanden 35, E/Bl. |
André Demedts, De dag voor gisteren. Brugge-Utrecht 1966, Desclée de Brouwer, Open Kaart. 2, Autobiografie. |
| |
| |
André Demedts, De boer in de literatuur. Leuven 1966, Belgische Boerenbond, E. |
André Demedts, Daarna. Brugge-Utrecht 1968, Desclée de Brouwer, GB. |
André Demedts, Uit ons eigen erfdeel. Gent 1968, Story-Scientia, E. |
André Demedts, Je komen halen. Brugge-Utrecht 1969, Desclée de Brouwer, R. |
André Demedts, Karel Jonckheere. Micro onder het oorkussen. Koekelare 1969, De Rumberg, VWS-Cahiers 19, jrg. IV/2/B, E/Bl. |
André Demedts, Jean-Marie Gantois. Over mijn ouders heen. Koekelare 1970, De Rumberg, VWS-Cahiers 24, jrg. V/2/A, E/Bl. |
André Demedts, Terug naar huis. Leuven/Antwerpen 1970, Davidsfonds/Standaard, VB. |
André Demedts, Stijn Streuvels. Een terugblik op leven en werk. Brugge 1971, Orion-Desclée de Brouwer, E. |
André Demedts, Het land van Streuvels. Antwerpen 1971, Vlaamse Toeristenbond, VTB-bibliotheek 135-136, E. |
André Demedts, Hugo Verriest. Ons volk moet herleven. Koekelare 1972, De Rumberg, VWS-Cahiers 36, jrg. VII/2/A, E/Bl. |
André Demedts, Aan de Beneden/Mandel. Antwerpen 1973, Vlaamse Toeristenbond, VTB-bibliotheek 160, E. |
André Demedts, De Belgische republiek. Brugge 1973, Orion-Desclée de Brouwer, R. (tweede druk Brugge-Nijmegen 1978, Orion-B. Gottmer; derde druk Leuven 1995, Davidsfonds, met uitleiding van Rudolf van de Perre) |
André Demedts, Op weg naar Oltendorf. Oudenaarde 1973, Sanderus, N. (ook opgenomen in Terug naar huis) |
André Demedts, Priester-dichter Cyriel Verschaeve. Brussel 1973, D.A.P. Reinaert-Uitgaven, E/Bl. |
André Demedts, Hooitijd. Brugge 1974, Orion-Desclée de Brouwer, R. (tweede druk Brugge-Nijmegen 1977, Orion-B. Gottmer; derde druk Leuven 1995, Davidsfonds, met uitleiding van Rudolf van de Perre) |
André Demedts, De esthetica van Hugo Verriest. Gent 1974, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. E. |
André Demedts, Verzamelde gedichten. Inleiding Albert Westerlinck. Brugge 1976, Orion, De gulden veder, GB. |
André Demedts, De waarheid stelt niet teleur. Samenstelling Gerd de Ley, inleiding Anton van Wilderode. Brugge-Nijmegen 1976, Orion-B. Gottmer, Dwarsliggers, Bl. |
André Demedts, Ik zal je dragen. Zele 1976, D.A.P. Reinaert-Uitgaven, R. |
André Demedts, Goede avond. Brugge-Nijmegen 1976, Orion-B. Gottmer, R. (tweede druk Leuven 1995, Davidsfonds, met uitleiding van Rudolf van de Perre) |
André Demedts, 't Fonteintje. Gent 1977, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Oostvlaamse Literaire Monografieën 1, E. |
| |
| |
André Demedts, Jan Vercammen. Antwerpen-Amsterdam 1977, De Nederlandsche Boekhandel, Monografieën over Vlaamse Letterkunde 59, E/Bl. |
André Demedts, Stijn Streuvels. Brugge-Nijmegen 1977, Orion-B. Gottmer, Grote Ontmoetingen 11, E. (tweede druk Antwerpen 1984, Manteau) |
André Demedts, Een houten kroon. Brugge-Nijmegen 1978, Orion-B. Gottmer, R. (tweede druk Leuven 1995, Davidsfonds, met uitleiding van Rudolf van de Perre) |
André Demedts, Valere Depauw. Brugge-Nijmegen 1978, Orion-B. Gottmer, Grote Ontmoetingen 30, E. |
André Demedts, De jaargetijden. Brugge 1979, Orion-Colibrant, GB. |
André Demedts, Omnibus-Verhalen. Leuven 1980, Davidsfonds, VB/R. (bevat: Geluk in december; Acht dagen in juli; Loon naar werken; Eeuwige liefde, Rond een sterfbed; In uw handen) |
André Demedts, Geluk voor iedereen. Beveren-Nijmegen 1981, Orbis en Orion-B. Gottmer, R. (tweede druk Leuven 1985, Davidsfonds) |
André Demedts, Valère Depauw. Gent 1981, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, Oostvlaamse Literaire Monografieën 18, E. |
André Demedts, Wintertijd. Beveren-Nijmegen 1982, Orion-B. Gottmer, R. |
André Demedts, Veertien-achttien. Gent 1985, Het Volk-Reinaert Uitgaven, R. |
André Demedts, Na jaar en dag. Tielt 1986, Lannoo, GB. |
André Demedts, Verzamelde gedichten. Uitleiding Rudolf van de Perre. Leuven 1995, Davidsfonds, GB. (bevat: Voortijds, Vaarwel, Daarna, Schemeravond, De Jaargetijden, Na jaar en dag) |
André Demedts, De weg naar het einde. De latere levensjaren van Stijn Streuvels. Woord vooraf van Piet Thomas. Waregem 1996, Gemeentebestuur, E. (heruitgave van het vijfde en laatste deel van Stijn Streuvels. Een terugblik op leven en werk) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Aug. van Cauwelaert, Nederlandsche Letteren: Verzen. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 29, nr. 6, juni 1929, pp. 497-499. (over Jasmijnen) |
Cyriel Verschaeve, André Demedts ‘Jasmijnen’. In: De Pelgrim, jrg. 2, nr. 2, februari 1930, pp. 68-74. |
Urbain van de Voorde: André Demedts: Jasmijnen. In: Urbain van de Voorde, Modern, al te Modern (Critiek der Vlaamsche Poëzie 1923-1930), Kortrijk 1931, pp. 99-103. |
Pieter G. Buckinx, Nederlandsche Poëzie: Onze jongste lyriek. In: De Tijdstroom, jrg. 2, 1931, pp. 120-122. (over Geploegde Aarde) |
Jan Vercammen, Nederlandsch Proza: Noord en Zuid. In: De Tijdstroom, jrg. 4, 1933, pp. 406-408. (over Mannen van de straat) |
Gerard Knuvelder, Calliope op vacantie? In: Roeping, jrg. 15, 1936, pp. 180-182. (over Het leven drijft) |
René Verbeeck, André Demedts: Het leven drijft. In: Vormen, jrg. 1, nr. 5, april 1936, pp. 152-153. |
Paul de Vree, Expressionistische romankunst. In: Vormen, jrg. 3, nr. 2, 1938, pp. 58-61. (over Afrekening) |
Remi van de Moortel, André Demedts. In: Boekengids, jrg. 19, nr. 4, april 1941, pp. 129-135. |
Remi van de Moortel, Eindelijk bij André Demedts. In: Remi van de Moortel, Vijf dichters aan het woord, Brugge z.j. (1943), pp. 29-42. (interview) |
Albert Westerlinck, Het lied van Tantalus. (Bijdrage tot de studie van een menschelijkheidstype in de literaire kunstschepping op grond van een onderzoek over het werk van A. Demedts), Brugge (1943). |
Karel Jonckheere, Herstel van den mens. Over André Demedts' opvattingen van onze hedendaagse Vlaamse letterkunde. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 1, 1947, pp. 902-904. |
Firmin van der Poorten, Critisch Bulletin: André Demedts, Voor de avond valt. In: Nieuwe Stemmen, jrg. 6, 1949, pp. 119-121. |
Albert Westerlinck, André Demedts: In het Morgenlicht. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 49, nr. 10, december 1949, pp. 663-664. |
Jan Boon, André Demedts, laureaat 1953 van de Scriptores Catholici. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 53, nr. 3, maart 1953, pp. 167-171. |
J. Roeland Vermeer, André Demedts. In: Kultuurleven, jrg. 22, nr. 3, april 1955, pp. 219-221. |
Albert de Longie, André Demedts, christelijk existentialist. In: Nieuwe Stemmen, jrg. 11, mei 1955, pp. 196-198. |
Louis Sourie, André Demedts. In: West-Vlaanderen, jrg. 4, 1955, pp. 206-210. |
Louis Sourie, André Demedts. In: Louis Sourie, Mens en kunstenaar, Turnhout 1956, pp. 40-55. |
Paul Hardy, Mensen zoals wij. In: Boekengids, jrg. 37, nr. 5, juni 1959, pp. 163-164. (over De levenden en de doden) |
Fernand Bonneure, André Demedts: Provinciale Romanprijs 1958. In: West-Vlaanderen, jrg. 8, nr. 2, 1959, pp. 148-149. |
B.F. van Vlierden, Het Driemanschap Duribreux-Lebeau-Demedts. In: Streven, jrg. 20, II, nr. 10, juli 1959, pp. 952-954. (over De levenden en de doden) |
Albert Westerlinck, De dichter André Demedts. In: Ons Erfdeel, jrg. 5, nr. 1, januari-februari 1961, pp. 14-17. |
Paul Hardy, Lenteaanvoer 1961. In: Boekengids, jrg. 39, nr. 5, juni 1961, pp. 167-168. (over Nog lange tijd) |
Bernard Kemp, Nog lange tijd: sociale roman van André Demedts. In: West-Vlaanderen, jrg. 11, nr. 59, 1961, pp. 390-391. |
José de Ceulaer, André Demedts, sociale ver- |
| |
| |
antwoordelijkheid. In: José de Ceulaer, Te gast bij Vlaamse auteurs I, Antwerpen z.j. (1962), pp. 19-25. (interview) |
Paul Retsin, André Demedts als romancier: de nieuwe zakelijkheid in de Vlaamse roman. In: Nieuwe Stemmen, jrg. 19, nr. 1, oktober-november 1962, pp. 1-10. |
R.F. Lissens, André Demedts: De ring is gesloten. In: R.F. Lissens, Confrontaties, Hasselt 1964, pp. 67-69. |
Albert Westerlinck, André Demedts. In: Albert Westerlinck, Alleen en van geen mens gestoord, Leuven 1964, pp. 217-230. |
C.J.E. Dinaux, Herontmoeting met André Demedts. In: C.J.E. Dinaux, Weerklank, Hasselt 1965, pp. 52-56. |
Anton van Wilderode, André Demedts. Brugge 1965. (monografie) |
Lieve Scheer, André Demedts als novellist. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 110, nr. 3, 1965, pp. 207-212. |
Jozef Deleu, André Demedts 60 jaar, zijn betekenis als kultuurpolitikus. In: Ons Erfdeel, jrg. 10, nr. 1, januari-februari 1966, pp. 22-27. |
Paul Hardy, Kroniek. In: Boekengids, jrg. 44, nr. 3, april 1966, pp. 97-98. (over Alleen door vuur) |
Anton van Wilderode, De auteur als getuige. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 111, nr. 5, juni 1966, pp. 364-369. (over Alleen door vuur) |
Anne Dellart, Alleen door vuur: gekonsacreerde hoop? In: Nieuwe Stemmen, jrg. 22, nr. 7, juli 1966, pp. 242-243. |
Marcel Janssens, Terug naar De Elsbos. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 111, nr. 6, juli-augustus 1966, pp. 430-432. (over De dag voor gisteren) |
Paul Hardy, Voor elk wat wils. In: Boekengids, jrg. 47, nr. 6, juli-augustus 1969, pp. 245-247. (over Je komen halen) |
R.F. Lissens, De Vlaamse Letterkunde van 1780 tot heden (4e bijgewerkte druk). Brussel-Amsterdam 1967, pp. 209-211 en pp. 238-239. |
Maria Rosseels, André Demedts: Geloven sluit de twijfel en het denken niet uit. In: Maria Rosseels, Gesprekken met gelovigen en ongelovigen, Antwerpen 1967, pp. 75-83. (interview over de problematiek van het geloof in leven en werk) |
Joos Florquin, André Demedts. In: Joos Florquin, Ten huize van... VI, Leuven 1970, pp. 62-106. (interview) |
Ivo Wuyts, Altruïstische drang en egocentrisch beleven. In: Nieuwe Stemmen, jrg. 27, nr. 5, april 1971, pp. 158-160. |
Paul Hardy, Romans en Novellen. In: Boekengids, jrg. 48, nr. 8, oktober 1970, pp. 369-371. (over Terug naar huis) |
Paul Hardy, Kroniek. In: Boekengids, jrg. 51, nr. 7, september 1973, pp. 385-387. (over De Belgische republiek) |
Werner Pauwels, André Demedts: groot grootrealist. In: De Periscoop, jrg. 23, nr. 9-10, juli-augustus 1973, p. 9. |
Marcel Janssens, André Demedts: De Belgische republiek. In: Ons Erfdeel, jrg. 16, nr. 5, november-december 1973, pp. 104-106. |
Willy Spillebeen, André Demedts. Antwerpen 1974. (monografie) |
Marcel Janssens, André Demedts: Hooitijd. In: Ons Erfdeel, jrg. 18, nr. 3, mei-juni 1975, pp. 416-417. |
Rudolf van de Perre, André Demedts: een historisch monument voor ‘de eer van ons volk’. In: Nieuwe Stemmen, jrg. 31, nr. 5, 1975, pp. 150-151. (over Hooitijd) |
Rudolf van de Perre, De Pelgrim/André Demedts. In: Het Teken, jrg. 48, nr. 9, april 1976, pp. 263-268. (over Demedts en De Pelgrim-beweging) |
Remi van de Moortel, André Demedts, Goede morgen, goede avond. In: VWS-Cahiers, jrg. 11, nr. 2/A, zomer 1976. (over de persoonlijkheid als mens en als schrijver) |
Vlaanderen, jrg. 25, nr. 154, september-oktober 1976, André Demedts-nummer, met daarin onder meer:
- | Marcel Janssens, De verteller: van wijsheidsspreuk tot saga, pp. 258-262. |
|
| |
| |
- | Anton van Wilderode: De poëzie van André Demedts, pp. 263-265. |
- | Rudolf van de Perre: De ‘andere’ Demedts, pp. 266-268 |
- | Remi van de Moortel: André Demedts: aandachtig, moedig en wijs lezer, pp. 268-269. |
|
Gwij Mandelinck, André Demedts of de kringloop om ‘De Elsbos’. Antwerpen 1976. (over de invloed van de geboortestreek op het werk van Demedts) |
Albert de Longie, André Demedts of de ommuurde eenzaamheid. In: Nieuwe Stemmen, jrg. 33, nr. 2, december-januari 1976-1977, pp. 34-45. (over Verzamelde gedichten) |
Rudolf van de Perre, André Demedts: Verzamelde gedichten. In: Ons Erfdeel, jrg. 19, nr. 5, november-december 1976, pp. 660-664. |
Remi van de Moortel, Kroniek van het Vlaamse proza: Boven de gewone middelmaat. In: Boekengids, jrg. 55, nr. 4, april 1977, pp. 193-194. (over Goede avond) |
Ivan van den Berghe, De eer van ons volk. Een historische romancyklus van A. Demedts. In: Ons Erfdeel, jrg. 22, nr. 5, november-december 1979, pp. 745-747. |
Remi van de Moortel, Kroniek van het Vlaamse proza. In: Boekengids, jrg. 57, nr. 9, november 1979, pp. 673-674. (over Een houten kroon) |
Marcel Janssens, De verteller André Demedts: van wijheidsspreuk tot saga. In: Marcel Janssens, Woorden en waarden. Brugge-Nijmegen 1980, pp. 283-297. (over de evolutie in Demedts' vertelkunst) |
Wim Wylin, André Demedts: Het geloof is een gave. In: Het Teken, jrg. 54, nr. 5, november 1981, pp. 135-139. (interview) |
Albert Westerlinck, Een grote roman van André Demedts. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 127, nr. 2, februari 1982, pp. 126-130. (over Geluk voor iedereen) |
Anne Marie Musschoot, André Demedts: Geluk voor iedereen. In: Om Erfdeel, jrg. 25, nr. 4, september-oktober 1982, pp. 596-597. |
Rudolf van de Perre, André Demedts. Antwerpen 1984. (een uitvoerige studie over leven en werk) |
Rudolf van de Perre, André Demedts. Een monografie. Leuven 1986. (een ten dele gewijzigde en aangepaste uitgave van vorig werk) |
Marcel Janssens, André Demedts 80 jaar. In: Tydskrif vir letterkunde, jrg. 24, nr. 3, augustus 1986, pp. 22-25. |
Rudolf van de Perre, André Demedts: Na jaar en dag. In: Ons Erfdeel, jrg. 30, nr. 4, september-oktober 1987, pp. 594-595. |
Rudolf van de Perre, Frans-Vlaanderen in het werk van André Demedts. In: De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas français. Rekkem 1987, pp. 32-48. |
Rudolf van de Perre, Kortrijk in het werk van André Demedts. In: Piet Thomas (red.), Kortrijk en de moderne Nederlandse Letterkunde. Tielt 1988, pp. 124-137. |
Willy Spillebeen, Huldiging van André Demedts. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1988, afl. 3, pp. 503-507. |
Rudolf van de Perre, André Demedts, driejaarlijkse staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan. In: Vlaanderen, jrg. 40, nr. 1. (234), januari-februari 1991, pp. 54-55. |
Jooris van Hulle, André Demedts, Staatsprijs voor een Schrijversloopbaan. In: Mededelingen Vereniging van Vlaamse letterkundigen, nr. 139, juni 1991, pp. 1-6. |
Gaston Durnez, André Demedts zocht geluk voor iedereen. In: De Standaard, 7-11-1992. |
Anton van Wilderode, Homilie tijdens de uitvaartdienst op 10 november 1992 in Kortrijk. In: Vlaanderen, jrg. 41, nr. 5 (243), november-december 1992, pp. 376-378. |
Rudolf van de Perre, In memoriam André Demedts. In: Jaarboek van de Koninklijke
|
| |
| |
Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1993, pp. 177-180. |
Rudolf van de Perre, In memoriam André Demedts (1906-1992). In: Gezelliana. Kroniek van de Gezellestudie, jrg. 5, nr. 1-2, pp. 174-178. |
Rudolf van de Perre, Verhaalperspectieven in het proza van André Demedts. In: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1993, afl. 2-3, pp. 163-179. |
Rudolf van de Perre, André Demedts / De levenden en de doden. In: Lexicon van Literaire Werken, afl. 23, augustus 1994, pp. 1-8 + I. |
Valère Arickx, De voorouders van André Demedts. In: Vlaamse Stam, jrg. 31, nr. 3-4, maart-april 1995, pp. 115-150. |
Rudolf van de Perre, André Demedts: een heruitgave van ‘De eer van ons volk’. In: Vlaanderen, jrg. 45, nr. 2 (260), maart-april 1996, pp. 46-48. |
Pierre H. Dubois, Een epos van André Demedts. In: Ons Erfdeel, jrg. 39, nr. 4, september-oktober 1996, pp. 585-587. (over De eer van ons volk en Verzamelde gedichten) |
65 Kritisch lit. lex.
mei 1997
|
|