| |
| |
| |
Peter Delpeut
door Geertrui Marks-van Lakerveld en Jan Voogd
1. Biografie
Peter Delpeut is op 12 juli 1956 geboren in Vianen. Hij is het middelste kind en de enige zoon uit een rooms-katholiek gezin van drie kinderen, telg uit een geslacht van koperslagers en fietsenmakers. In zijn ouderlijk huis hing in iedere kamer een kruisbeeld; heiligenbeeldjes behoorden tot de parafernalia van zijn jeugd. De religieuze beeld-esthetiek werd hem met de paplepel ingegoten. Daarnaast werd hij al jong geraakt door de schoonheid van het Zuid-Hollandse rivierenlandschap rond zijn geboorteplaats.
Delpeut doorliep in Utrecht achtereenvolgens de Gerardus Majella Mavo (1968-1972), de havo en het atheneum op het Cals College (1972-1976). Van 1976 tot 1980 studeerde hij wijsbegeerte en Film & Opvoeringskunsten aan de Universiteit Utrecht. In deze periode publiceerde hij een aantal gedichten in de tijdschriften Tirade en De Revisor. Hij zette zijn opleiding voort in Amsterdam, aan de Nederlandse Film en Televisie Academie (1980-1984). Tussen 1982 en 1988 was hij redacteur bij de filmtijdschriften Skrien, Verbum en Versus.
Van 1988 tot 1995 werkte hij eerst als programmeur, later als adjunct-directeur bij het Nederlands Filmmuseum. In die periode maakte hij de films Lyrisch Nitraat (1990) en The Forbidden Quest (1992), waarin hij archiefmateriaal uit het begin van de twintigste eeuw zodanig bijeenbracht dat er een nieuwe blik op oude ‘levende beelden’ ontstond. The Forbidden Quest werd bekroond op het Internationale Filmfestival van Mannheim. In 1995 gaf Bas Lubberhuizen een boekje uit onder de titel Cinéma perdu. De eerste dertig jaar van de film, 1895-1925, samen
| |
| |
met een videoband waarop negen afleveringen voor televisie staan uit een serie van veertig korte compilaties uit de vroegste filmgeschiedenis. Het boekje is een bundeling van Delpeuts columns die eerder in de VPRO Gids waren verschenen.
Het Internationale Film Festival Rotterdam opende in 1998 met Felice...Felice..., dat twee Gouden Kalveren won. In hetzelfde jaar debuteerde Delpeut met de gelijknamige novelle.
De compilatiefilm Diva dolorosa ging in première op het Holland Festival van 1999. Meulenhoff gaf het verslag van de totstandkoming uit in boekvorm onder de titel Diva dolorosa. Reis naar het einde van een eeuw (1999), geïllustreerd met een tiental zwartwitfoto's van Italiaanse filmdiva's tussen 1913 en 1920.
In 2001 werd In Loving Memory uitgezonden, en genomineerd voor een Gouden Kalf voor de beste korte documentaire 2001. Met cineast Mart Dominicus regisseerde Delpeut in 2003 de documentaire Go West, Young Man!, een hommage aan de western. Het scenario verscheen in 2004 in boekvorm.
Delpeut leidde in 2003 de documentaire-workshop van het Internationaal Documentaire Festival Amsterdam. Van 2004 tot 2005 was hij artist-in-residence van de Nederlandse Film en Televisie Academie.
De grote bocht. Kleine filosofie van het fietsen (2003) en In de woestijn fiets je niet (2009) werden genomineerd voor de VPRO Bob den Uyl Prijs. Zijn eerste roman, Het vergeten seizoen (2007), werd genomineerd voor de Walschap Prijs, bekroond met de Halewijn Prijs 2007 en haalde de longlist van de Libris Literatuurprijs 2008.
Delpeut schrijft essays over kunst, onder andere voor De Groene Amsterdammer (vanaf 2004) en voor NRC Handelsblad (vanaf 2007). Een aantal van deze opstellen zijn, samen met andere, gepubliceerd in Pleidooi voor het treuzelen (2011).
Peter Delpeut woont in Amsterdam en is ongehuwd.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kunstopvatting / Visie op de wereld
Peter Delpeut is cineast en schrijver. Op zijn naam staan een aantal gedichten, een novelle, een roman en vijf non-fictieboeken: reisboeken over zijn fietstochten, documentaires op filmgebied en essays over kunst en verbeelding die vaak eerder zijn verschenen, meestal in De Groene Amsterdammer of NRC Handelsblad. Hij is een man van beelden, een estheet, een kijker. In Pleidooi voor het treuzelen. Over verbeelding en andere genoegens (2011) benadrukt hij de actieve kant van het treuzelen. Zonder verbeelding is er weinig te zien, de geest ziet meer dan de ogen. Delpeut onderschrijft de overtuiging van kunstfilosoof John Ruskin dat het aanschouwen van schoonheid geluk kan geven, mits we met aandacht kijken en de tijd nemen.
De algemene waarde van deze bespiegelingen naar aanleiding van bezochte exposities zit in de lessen in kijken en bewustwording. Fotografie, schilderkunst, films en reizen hebben Delpeuts blik gevormd en zijn verweven met zijn literaire en wetenschappelijke kennis en zijn filosofische vraagstellingen. Delpeut raakt geboeid door een landschap van fotograaf Hans van der Meer, genomen vanuit het ongewone perspectief vanaf een keukentrapje, ook door nieuwe opvattingen van het pittoreske in het asfaltlandschap van Hans Aarsman of door de leegte van de woestijn, die met minimalistische middelen wordt opgeroepen door de Franse monnik Charles de Foucauld. Hij portretteert zichzelf in verslagen van zijn ervaringen en associaties. Hij geniet van zijn eigen verbeelding en die van anderen, al constateert hij naar aanleiding van de verslagen van de fietstochten met zijn partner Céline Linssen, dat ze misschien te gelukkig zijn voor een goed verhaal.
| |
Thematiek
Als romanticus verlangt Delpeut naar onthaasting, ruimte en schoonheidsbeleving, maar anders dan romantici pur sang, ziet hij zijn verlangen vaak vervuld. In De grote bocht (2003) beschrijft hij hoe het ‘oude reizen’ van vóór de trein, de auto en het vliegtuig in de ruimte van wijde landschappen hem een geluksbeleving bezorgt. De fiets is een ‘bedachtzaam vervoermiddel’, maar ook is fietsen in de woorden van Eduard Bertz in Philosophie des Fahrrads (1900): vliegen zonder vleugels, een
| |
| |
samengaan van rust en beweging dat een ‘hygiëne van de hersenen’ oplevert. In het nu van de beweging vertraagt het denken in een ruimte zonder grenzen, waardoor de gevoeligheid van de zintuigen toeneemt. De beleving van het landschap is individueel en onmededeelbaar. ‘Ik fiets dus ik ben’: het geluk van het fietsen ligt in het ‘in between’, niet de aankomstplaats is het reisdoel, maar de weg. Ook al gaat het om het landschap, de fysieke inspanning, het ritme van de adem, het pompen van het hart en het zweten van de huid geven Delpeut een onmiskenbaar geluksgevoel. Al fietsend bevestigt hij de aardsheid van zijn lichaam. Zorgvuldig uitgekozen boeken, liefst over de bereisde regio, zijn onontbeerlijk. De fiets is de motor van vele verhalen, zoals blijkt uit de door James E. Starrs verzamelde fietsscènes uit de wereldliteratuur, The Literary Cyclist.
In zijn historische streekroman Het vergeten seizoen (2007) wordt de verhouding tussen de zichtbare realiteit en de metafysische werkelijkheid een belangrijk thema. De hoofdpersoon, pastoor Peters, mijmert dat het geheim van het geloof niet zozeer bestaat in het onzichtbare, maar juist in het zichtbare, in de kunst die het onmenselijke lijden van Christus aan het kruis vanaf de middeleeuwen telkens weer verbeeldt en de mensen meesleept naar het onzichtbare. Tegelijkertijd stelt hij naar aanleiding van ‘een vorm van licht die door geen schilder was te vangen’ de vraag in hoeverre het zichtbare adequaat is weer te geven. In ‘Dromen van Holland’ in Pleidooi voor het treuzelen beseft Delpeut weer dat hij de werkelijkheid ziet naar de eerder in zijn hoofd gevormde beelden, dat hij slechts ziet wat hij herkent.
Het vergeten seizoen vertelt hoe een zestienjarig ongeletterd meisje, Lidia Wijffels, in een daglonerhuisje in de Achterhoek in de tweede helft van de negentiende eeuw iedere vrijdag onder helse pijnen de stigmata van Christus ontvangt. Voor de deur verzamelt zich aanvankelijk alleen een ‘stelletje kaaljakkers’, later aangevuld met herenboeren en pelgrims die troost putten uit het wonder. Pastoor Peters moet in opdracht van de aartsbisschop onderzoeken of er sprake is van hysterie, misschien zelfs van oplichterij. Als ‘advocaat van de duivel’ sluit hij een pact met dorpsdokter Wessels, agnost en cynicus, die het meisje operatief van haar pijnen wil verlossen en verwacht dat de
| |
| |
stigmata daarna achterwege zullen blijven. De gesprekken tussen de pastoor en zijn spotzieke protagonist tonen het theoretische deel van Peters' geloofscrisis. Hoewel hij zegt geen inquisiteur te zijn, stelt hij, zoals de Groot-Inquisiteur in Dostojevski's roman De gebroeders Karamazov, dat het geloof zelf er niet toe doet. ‘Het is aan ons, gezegenden van geest, om de dolenden [...], al die deerniswekkende sloebers, om die een houvast te bieden.’ (p. 144)
Het zoeken naar een wetenschappelijke, redelijke fundering van het geloof is een actueel onderwerp in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het Bijbelse scheppingsverhaal wordt geconfronteerd met Darwins evolutieleer en Jezus wordt onderwerp van historisch onderzoek. Daarnaast ontstaat een hang naar spiritualiteit. De katholieke kerk en de medische wetenschap onderzoeken samen de echtheid van Christus' wonden. Peters is een geremde man, evenals de negentiende-eeuwse fotojournalist Felice in Delpeuts novelle Felice... Felice (1998), een Slauerhoff-achtig verhaal over een zoektocht van een westerling naar een onbereikbare geliefde in Japan. Peters' constipatie weerspiegelt zijn conservatisme, zijn religieuze twijfel en zijn angst voor het vrouwelijk lichaam. Al in de beginzin negeert hij de haan die voor de tweede keer kraait. De lezer weet door deze verwijzing naar Petrus dat verloochening een belangrijk thema zal zijn. De hanen zullen nog vele malen kraaien. Het boek is doorspekt met Bijbelverwijzingen; de naam Peters zal niet toevallig zijn gekozen, evenmin als die van zijn voorganger Kruysen. De confrontatie met Lidia's tijden en zijn seksuele gevoelens verontrusten de pastoor, maar hij ziet het als ‘zijn taak het onzichtbare te borgen, niet het zichtbare’, want dat ‘was meestentijds een zinsbegoocheling’ (p. 56). Hij vraagt zich af wie de touwtjes van de marionetten op aarde in handen houdt: God, de duivel of de mens zelf. Om het geloof in God te dienen moet Peters, ‘grootgebracht met het idee dat de orde van de wereld van God gegeven was’ (p. 54), het eerst verloochenen.
Het motto Do I dare /Disturb the Universe? komt uit The Love Song of J. Alfred Prufrock (1917) van T.S. Eliot, naar wiens The Waste Land (1922) waarschijnlijk ook op pagina 54 wordt verwezen met: ‘het lege land, de woeste gronden’. De arme Alfred droomt
| |
| |
van een groots en meeslepend leven, maar mist de moed om een vrouw zijn liefde te verklaren en daarmee, in zijn woorden, de orde der dingen te verstoren. In het gedicht duidt the Universe ironisch op Prufrocks kleinburgerlijke klerkenbestaan. Aan het slot van de roman wordt de goddelijke oorsprong van de stigmata gelogenstraft in een gruwelijk experiment: de kruisiging van het lijk van een man die Peters' leven gered heeft.
| |
Stijl
Peter Delpeut schrijft geestig. Door zijn formuleringen bouwt hij een verstandhouding op met de lezer, die zich samen met de verteller vrolijk maakt over de onhandige pastoor, maar hem toch met meewarigheid beziet: ‘Hij was nu eenmaal behept met een overdreven eerbied voor het gedrukte woord. [...]. Er waren gewoon te veel standpunten, vond hij.’ Op de lachspieren werkt zeker de woordkeus waarmee Peters' hardlijvigheid, een leidmotief in de roman, gedetailleerd en slapstickachtig wordt beschreven. Ook de wondertekenen en de door Wessels hardhandig uitgevoerde brandingen in Lidia's lies worden zo onsmakelijk beschreven dat het komisch wordt.
| |
Stijl / Techniek
Delpeut schildert met woorden. De titels van de zes delen van Het vergeten seizoen duiden de seizoenen aan; deel vijf heet ‘Het vergeten seizoen’. De hoofdstukjes zijn op één na (‘Naar Utrecht’) genoemd naar de dagen van de week. Landschappen vormen decors waaraan de jaargetijden voorbijtrekken. Filmische beelden en zintuiglijke beschrijvingen illustreren Peters' innerlijke strijd. Vaak is wat wordt verteld op het plaatje juist niet zichtbaar. In de lente kijkt Peters neer op het dorp en de rivier:
Niets herinnerde aan de zweepslagen waarmee de winter het land had gekweld. [...] het asgrijze groen van de velden beloofde nog niets van de kleurenweelde die over een maand het zicht zou beheersen. Nergens nog het geel van de boterbloemen, geen rood van zuring [...]. Een vergeten seizoen, kleurloos grauw van maartse buien. Geen schilder die zich eraan zou wagen, dacht pastoor Peters [...]. Als hij zijn leven zou moeten tekenen, overdacht hij, dan zou hij dit landschap kiezen, dit seizoen dat geen seizoen was, tussentijd zonder einde, (p. 215)
| |
| |
| |
Thematiek
De beschrijving van de huishoudster Stien als ‘de stil treurende moeder met haar dode zoon’ (p. 224) met op de achtergrond een zwart kruis in het dalende licht lijkt een surrealistisch schilderij. De schoonheidservaringen van de estheet Peters wisselen met zijn stemmingen. ‘Alle ware schoonheid is wreed’, luidt zijn conclusie na de genoemde piëta-scène. Een baldadige uitspraak tegen een pathetisch decor, van een man die eerder vluchtte voor de lelijkheid van het leven in de verfijnde rituelen van het Vaticaan, in kunst en literatuur. Omdat er ‘voor lelijkheid geen excuus is’ (p. 12), liet hij Stien een afzichtelijke kruisiging van Sint Franciscus verwijderen. Hij is gevoelig zowel voor Lidia's tere borstjes als voor haar weinig lieflijke devotieprentjes met Franciscus als flagellant. In het slotdeel ‘Late lente’ kijkt hij, dertien jaar later, bezadigd naar een park in een stad waar hij nu met Stien blijkt te wonen: ‘Het stelde niet veel voor vergeleken met de grootse natuurtaferelen die hij in zijn jeugd had nagejaagd, maar hij had tevreden toegekeken hoe ook in dit ommuurde stukje natuur de seizoenen met hun ongenadige tred huishielden.’ (p. 248)
| |
Techniek
De roman is meeslepend, maar Delpeut maakt het zijn lezers niet altijd gemakkelijk. Door zijn flashbacks en flashforwards worden toespelingen achteraf pas begrijpelijk. Zo worden belangrijke elementen als Peters' amoureuze verleden en Stiens moederschap pas geleidelijk uit de doeken gedaan.
| |
Relatie leven/werk
Zijn leven als cineast en zijn literaire werk zijn bij Delpeut nauw verweven: verbeelding is zijn dagelijks werk, en een maker van documentaires weet met bronnen om te gaan. In zijn non-fictie schrijft hij deels over onderwerpen die beroepsmatig op zijn pad komen. De fietsboeken zijn autobiografische reisverslagen van zijn maandenlange tochten met Céline Linssen. Voor Het vergeten seizoen heeft hij zich uitvoerig gedocumenteerd. Zijn katholieke achtergrond, een authentiek verslag van een dorpspastoor, materiaal over de werkelijke zaak Dorothea Visser uit Gendringen en twee andere bekende stigmatagevallen aan het einde van de negentiende eeuw leverden hem materiaal. Het experiment met de gekruisigde ontleende hij aan geschriften van de Franse chirurg Pierre Barbet. Zijn grote inspiratiebron is steeds de negentiende eeuw, ook in zijn filmdocumentaires. Het is de eeuw
| |
| |
van rationalisme en romantiek en, interessant voor Delpeut, de eeuw van de uitvinding van de fotografie, de film en de fiets.
| |
Traditie / Verwantschap
Delpeut plaatst zich in zijn fietsboeken in de traditie van wereldfietsers rond 1900 zoals de Amerikanen Karl Kron, Thomas Stevens en Vernon Lee, een vrouw, die verslag doen van hun ervaringen met de landschappen op hun reizen van hier naar nergens, altijd op weg. Hij herkent zich in de doelloze fietser Bob den Uyl en in de euforie van Stijn Streuvels die fietsend ‘de verten wil verzwelgen en de onmetelijkheden omarmen’.
Het vergeten seizoen heeft met zijn plattelandssetting, zijn duidelijke karakters en plot trekken van de traditionele streekroman, maar lijkt er door het slapstickkarakter ook een parodie op te zijn. Sinds de jaren negentig zijn er veel historische romans met het thema religie verschenen, onder meer van Maarten 't Hart, Jan Siebelink en Arjan Visser. Arjen Fortuin en anderen signaleren een hausse aan boerenromans in de recente Nederlandse literatuur. Het geloei van koeien zou het straatrumoer overstemmen, het geloof en het platteland zijn terug. Naast Delpeut noemt hij Gerbrand Bakker, Bernlef, Gijs IJslander en anderen. Nostalgie zou niet de drijfveer zijn, de boeken zijn zelden vrolijk, maar het platteland zou zich als decor beter lenen voor fundamentele vragen dan stedelijk straatrumoer met modieuze types binnen een zielloos realisme. De gruwelijke kruisigingsscène in Het vergeten seizoen roept reminiscenties op aan de macabere martelaarsdood in De engelenmaker van Stefan Brijs (2005), ook een roman over wetenschap, geloof en bijgeloof.
| |
Ontwikkeling / Kunstopvatting
In een radio-interview met Wim Brands noemt Delpeut de Belgische cineast, semioticus en schrijver Eric de Kuyper als leermeester. Van hem leerde hij kijken, maar vooral het kijken te verbinden met het intellectuele. ‘Less is more’, belijdt Delpeut als esthetisch ideaal in dit interview. Lovend beschrijft hij in Pleidooi voor het treuzelen hoe De Foucauld de ultieme leegte van de woestijn oproept: een wit vel papier, drie horizontale lijntjes en wat plukjes gras. Het teruggaan naar de essentie geeft een religieuze ervaring. In zijn eigen fictie zien we dit minimalisme niet terug; zijn stijl is barok, stoffering en gebeurtenissen worden breed uitgemeten.
| |
| |
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Het oordeel over Delpeuts werk is onveranderlijk positief. Ook fietsers, filosofen en kunstliefhebbers die sceptisch aan de non-fictieboeken begonnen, gaven ruiterlijk toe dat ze zich hadden vergist. De sympathieke persoonlijke reisverslagen en essays pretenderen niet meer dan het vastleggen van eigen ervaringen met een landschap of beeldend kunstenaar. Ze zijn erudiet, origineel en beeldend. De grote bocht. Kleine filosofie van het fietsen, drie jaar later in een licentie-uitgave verschenen als Rainbowpocket, was een publiekssucces. In 2011 verscheen een zesde veranderde druk: Kleine filosofie van het fietsen, waarin opgenomen: ‘De grote bocht’, aangevuld met columns uit Op Pad. De recensenten van Het vergeten seizoen hebben zich met het boek vermaakt en herkenden zowel het tragische als het komische in de roman en de pastoor. Voor Jaap Goedegebuure en Yra van Dijk is de pathetiek soms wat veel van het goede.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Peter Delpeut, Als; Beter dan woorden; Om maar iets te zeggen; Zwijgen. In: De Revisor, jrg. 5, nr. 1, 1978, p. 9, G. |
Peter Delpeut, Ontmoeting. In: De Revisor, jrg. 5, nr. 5, 1978, p. 23, G. |
Peter Delpeut, Geboorteplaats. In: De Revisor, jrg. 6, nr. 1, 1979, p. 87, G. |
Peter Delpeut, Vier gedichten. In: Tirade, jrg. 23, nr. 245/246, 1979, pp. 275-278, G. |
Peter Delpeut, Ochtend. In: Tirade, jrg. 23, nr. 248/249, 1979, pp. 446-448, G. |
Peter Delpeut, Cinéma perdu. De eerste dertig jaar van de film, 1895-1925. Amsterdam 1995, Lubberhuizen, CB. (met beeld- en geluidsdrager) |
Peter Delpeut, Felice... Felice... Amsterdam 1998, Meulenhoff Editie 1690, N. |
Peter Delpeut, Diva dolorosa. Reis naar het einde van een eeuw. Amsterdam 1999, Meulenhoff Editie 1771, EB. |
Peter Delpeut, De grote bocht. Kleine filosofie van het fietsen. Amsterdam 2003, Augustus, EB. (licentie-uitgave: Amsterdam 2006, Muntinga, Rainbowpocket 829; 6e, veranderde druk: Kleine filosofie van het fietsen, waarin ‘De grote bocht’, aangevuld met columns uit Op Pad. Amsterdam 2011, Augustus, EB.) |
Peter Delpeut, Het vergeten seizoen. Amsterdam 2007, Augustus, R. |
Peter Delpeut, In de woestijn fiets je niet. Amsterdam 2009, Augustus, EB. |
Peter Delpeut, Pleidooi voor het treuzelen. Over verbeelding en andere genoegens. Amsterdam 2011, Augustus, EB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Rob van Erkelens, Geen scenario. In: De Groene Amsterdammer, 14-10-1998. (over Felice... Felice...) |
Wim Vogel, Op zoek naar verloren geliefde. In: Leidsch Dagblad, 15-10-1998. (over Felice... Felice...) |
André Matthijsse, Verlangen naar levende beelden. In: Haagsche Courant, 23-10-1998. (over Felice... Felice...) |
Joris Gerits, Een vrouw die geen foto wilde zijn. In: De Morgen, 11-3-1999. (over Felice... Felice...) |
Arthur van den Boogaard, Ik fiets, dus ik ben. In: Het Parool, 30-1-2003. (over De grote bocht. Kleine filosofie van het fietsen) |
Bart Jungmann, De weg als reisdoel. In: de Volkskrant, 7-2-2003. (over De grote bocht) |
Henk Steenhuis, Fiets, treed in mij binnen, snel. In: Trouw, 21-7-2004. (over De grote bocht) |
Max Pam, Het grote wonder. In: HP/De Tijd, 27-4-2007. (over Het vergeten seizoen) |
Joost de Vries, Toenemende constipatie. In: De Groene Amsterdammer, 27-4-2007. (over Het vergeten seizoen) |
Jan Ruyters, Bloedige stigmata en domme dagloners. In: Trouw, 19-5-2007. (over Het vergeten seizoen) |
Jaap Goedegebuure, Relibusiness in de Achterhoek. In: Provinciale Zeeuwse Courant, Eindhovens Dagblad, Tubantia, De Stem, 26-5-2007. (over Het vergeten seizoen) |
Gert J. Peelen, Help, de pastoor verzuipt. In: de Volkskrant, 8-6-2007. (over Het vergeten seizoen) |
Gerry van der List, De wonden van Christus. In: Elsevier, 16-6-2007. (over Het vergeten seizoen) |
Katja de Bruin, Het vergeten seizoen. In: VPRO Gids, zomer 2007. (over Het vergeten seizoen) |
Yra van Dijk, Elke vrijdag vis en een wonder. In: NRC Handelsblad, 7-9-2007. (over Het vergeten seizoen) |
Pieter Wybenga, Alles stroomt. Op: Recensieweb. Nieuwe literatuur. Nieuwe gidsen, 26-12-2007. (over Het vergeten seizoen) |
Arjen Fortuin, Zwijgen, zwoegen, slaan en sterven. In: NRC Handelsblad, 18-4-2008. (over Het vergeten seizoen) |
Jos Bloemkolk, De euforie van de leegte. In: Het Parool, 1-4-2009. (over In de woestijn fiets je niet) |
Veerle Vandenbosch, De kunst van het lanterfanten. In: De Standaard der Letteren, 27-5-2011. (over Pleidooi voor het treuzelen) |
125 Kritisch lit. lex.
mei 2012
|
|