| |
| |
| |
Jan Cremer
door K. Beekman
1. Biografie
Jan Cremer werd op 20 april 1940 in Enschede geboren uit Nederlands-Hongaarse ouders. Zijn moeder, Szomorkay Rósza, is afkomstig uit Boedapest, waar zij een opleiding genoot aan het conservatorium. Zijn vader was aanvankelijk smid, vervolgens vertegenwoordiger van een technisch bedrijf en later reizend correspondent. Hij stierf in 1942. Zijn reisverslagen gaf zijn zoon in 1978 uit onder de titel Op de fiets de wereld in.
Na de lagere school bezocht Jan Cremer gedurende één jaar de 2e Openbare ULO te Enschede. Dat was in 1954. Daarna oefende hij tal van beroepen uit, zoals grondwerker, lasser en sjouwer. Hij volgde diverse opleidingen voor kunstschilder, zoals in 1958 aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem en later in Den Haag en Parijs.
In 1961 begon hij reportages te schrijven, onder meer voor de Haagse Post. Intussen werkte hij aan wat Ik Jan Cremer zou worden. Na het verschijnen daarvan vertrok hij naar New York, waar hij tussen 1964 en 1974 zou blijven schrijven en schilderen. Maar daar liet hij het niet bij: hij maakte een grammofoonplaat (‘Boom Boom Boom’; ‘Good morning little schoolgirl’), acteerde in een aantal films, produceerde zelf een film, The long white trail (1974), en was werkzaam als fotograaf.
In de jaren zestig is Cremer een paar maal getrouwd geweest, eerst met Hester LeClerq, daarna met de ballerina Panchita de Peri. Uit de verschillende huwelijken zijn drie zoons en drie dochters voortgekomen. Sinds geruime tijd is hij getrouwd met ex-fotomodel Babette Sijmons.
| |
| |
Tot 1974 woonde Cremer afwisselend in Europa en Amerika. Aan het eind van de jaren zeventig verbleef hij lange tijd in Canada. Deze jaren staan wat het schrijven betreft vooral in het teken van reisreportages, die hij publiceerde in bladen als Avenue. Voor het schrijven van De Hunnen (1984), waaraan hij elf jaar werkte, zonderde hij zich lange tijd af in Zwitserland en Duitsland.
Cremer kwam vaak in aanraking met de rechter: in 1965 werd een klacht tegen hem ingediend, omdat hij stukken uit een manuscript van Gerard Kreuger zou hebben ontvreemd en gebruikt bij het schrijven van Ik Jan Cremer, iets dat overigens niet kon worden bewezen; de door hemzelf uitgegeven Jan Cremerkrant (1967), waarvan vier nummers verschenen, werd in beslag genomen in verband met smaad van Cees Nooteboom, en een aan Gerard Kornelis van het Reve gerichte brief die in Propria Cures werd afgedrukt (1968), gaf aanleiding tot onderzoek van de zedenpolitie naar het pornografische karakter ervan.
Voor Ik Jan Cremer 2 ontving Cremer de Prozaprijs 1967 van de Gemeente Amsterdam. Dit wekte nogal wat beroering. De onenigheid onder de juryleden, met aan de ene kant H.U. Jessurun d'Oliveira en Joh. Phaff, die hem de prijs wilden toekennen, aan de andere kant Huug Kaleis, die daar op tegen was, deed B en W van Amsterdam besluiten de toekenning van de prijs enige tijd uit te stellen.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek
Nog voordat zij het verhaal hadden gelezen, stonden veel critici klaar met hun mening over Ik Jan Cremer (1964). Het door Cremer zelf ontworpen omslag was hun een doorn in het oog. Dit zou getuigen van zelfingenomenheid. De naam van de auteur werd niet afzonderlijk vermeld, maar zat in de titel verpakt. Van de auteur prijkte een weinig bescheiden foto op het omslag. Het boek was ten dele aan hemzelf opgedragen. En op de flap van de eerste druk stond nota bene al te lezen: ‘de onverbiddelijke bestseller’. Het boek zelf bevestigde hun opvatting nog eens. De in de ik-vorm geschreven roman had maar één onderwerp: het leven van Jan Cremer. Sommigen spraken van een autobiografie. Anderen, zich beroepend op het voorwerk waarin staat: ‘Situaties en personen, in mijn boek beschreven, komen uitsluitend voort uit mijn verbeelding’, meenden een geromantiseerde of pseudo-autobiografie in handen te hebben.
| |
Thematiek
Het overwegend in de verleden tijd vertelde verhaal laat zien hoe de hoofdpersoon zich door het leven slaat. Hij werd kort vóór de Tweede Wereldoorlog in een fabrieksstad aan de Nederlands-Duitse grens geboren uit een Nederlandse vader, die vrijwel altijd op reis was, en een Hongaarse moeder. Nog tijdens de oorlog sterft zijn vader. Omdat Jan zowel op school als thuis onhandelbaar is, wordt hij naar een tehuis voor moeilijk opvoedbare kinderen gestuurd. Vanaf dat moment ligt hij overhoop met allerlei gezagsdragers en is hij voortdurend op de vlucht. Zelfs op de academie, waar hij een van zijn hartstochten, schilderen, kan uitoefenen - de andere is seks -, houdt hij het niet lang uit. Op de vele reizen die volgen en in de talrijke baantjes die hij heeft, als zeeman, legionair en arbeider in een abattoir, beleeft hij de wildste avonturen.
| |
Techniek
De held en tevens de verteller van de avonturen is een volksjongen, die zich afzet tegen de burgerlijke gezagsdragers. Daarbij passen schuttingwoorden en overdrijvingen. De strijd van de ‘underdog’ tegen autoriteiten, die de held steeds weer te slim af is, verpakt in een reeks avontuurlijke verhalen, die in een los verband met elkaar staan, de humoristische verteltoon en het
| |
| |
open einde van het boek hebben Ik Jan Cremer het predikaat ‘moderne schelmenroman’ bezorgd, een omschrijving die overeenstemde met Cremers eigen opvatting over de roman.
| |
Kritiek
Hoewel het merendeel van de critici de humor nog wel kon waarderen, werden de stijlfiguren als stijlfouten beschouwd, en ook voor de opbouw had men geen goed woord over: de roman vertoont gebrek aan samenhang (Joppe), is slecht gecomponeerd (Van Doorne), de delen passen niet in een groter geheel (Bos). Daarbij vroegen de critici zich af of men hier eigenlijk wel met literatuur van doen had. Het ‘toen-en-toen-en-toen’-verhaal verdient die aanduiding niet, meende Bulthuis. Op zijn best heet Cremer een ‘verteller’ en dan nog een op wiens originaliteit valt af te dingen. In zijn openhartige beschrijvingen op seksueel terrein is hij voorgegaan door Henry Miller en Frank Harris.
Cremers roman stuitte overigens meer op ethische dan op esthetische bezwaren. Het boek zou getuigen van een ‘fascistische geestesgesteldheid’ (Dubois). Menig criticus vond het onbegrijpelijk dat uitgerekend De Bezige Bij, een uitgever van verzetsliteratuur, Ik Jan Cremer op de markt bracht. Men spreekt van een ‘dubieuze uitgeverspraktijk’ (Bos), omdat het de uitgever alleen om geld te doen zou zijn geweest, en levert ongezouten kritiek op Lubberhuizen, die deze ‘puber-dromen van geweld, seksualiteit en faeces-fixaties’ (Joppe) uitgaf. ‘De smerige Bij bezig’, luidde de veelzeggende kop boven de bespreking die Van Doorne aan het boek wijdde in Trouw, wat hem op een proces van de uitgeverij kwam te staan.
| |
Kunstopvatting
Cremer maakte zich niet druk over de vraag of zijn boek tot de hoge literatuur gerekend moest worden. Als een werk maar een hoog vermaaksgehalte had en een grote schare van lezers bereikte. Dat standpunt is hij ook later blijven verdedigen. Populaire bladen waren daarom bij uitstek geschikt voor voorpublicatie van een roman. Bij hoge uitzondering koos Cremer daarvoor een specifiek literair tijdschrift, zoals in het geval van Ik Jan Cremer, waarin twee stukken staan die werden voorgepubliceerd in Gard Sivik.
Ik Jan Cremer werd een bestseller: in twee jaar tijd werden er 185.228 exemplaren van het boek verkocht en ook later bleef
| |
| |
er belangstelling voor de roman bestaan. Hij werd overal in de wereld vertaald en in 1985 werd er een rockopera van gemaakt, die met succes werd opgevoerd.
| |
Techniek
Ik Jan Cremer. Tweede boek (1966), dat begint waar het eerste ophield, is op identieke wijze gestructureerd. De held, Jan Cremer, vertelt ons zijn avonturen, doorgaans in chronologische volgorde, soms met terugblikken op zijn jeugd, die hij samen met zijn moeder tijdens de oorlog doorbracht. De openingszinnen van het boek geven de teneur ervan al aan:
...het jaar is 1961. Najaar en de bladeren vallen van de bomen. Op een koele ochtend loopt Onze Held langs een van Parijs' zonovergoten boulevards. In de veerkrachtig voortstappende gestalte, donkergebruind en met lichtblonde haren, zijn staalblauwe ogen priemend in de blikken van vrouwelijke voorbijgangers, die de in helblauw kostuum gestoken playboy verlangend nastaren, gehuld in 'n wolk van dure after-shave-lotion, herkennen wij Ons Fenomeen Jan Cremer...
Met de woorden ‘Onze Held’ en ‘Ons Fenomeen Jan Cremer’ wordt op ironische wijze afstand genomen van de hoofdpersoon, wat een aantal critici als positief ten opzichte van deel één heeft ervaren.
| |
Thematiek
Evenals in het eerste deel worden in het tweede de meest uiteenlopende verhalen verteld, variërend van het succes dat hij heeft als schilder tot erotische uitspattingen in een Noord-Afrikaans bordeel. De rode draad in het boek wordt gevormd door het verhaal over de liefde die de held heeft opgevat voor Claudia, een liefde die zich afspeelt op Ibiza en in Amsterdam en bezegeld wordt met twee kinderen. Het blijkt een uitzichtloze liefde te zijn. Het levensmotto van Cremer wordt, althans ten dele, bevestigd: ‘Je komt alleen /Je leeft alleen/Je sterft alleen’. De enige die hem trouw blijven, zijn zijn honden.
| |
Kritiek
Bij het tweede deel van Ik Jan Cremer reageren de critici opnieuw op aanduidingen op het omslag: ‘Sex, Spanning & Sensatie’, niet zelden om te concluderen dat geen van deze beloften wordt ingelost. Vergeleken met het eerste deel is er weinig veranderd, menen de meesten. Toch zijn er ook positieve geluiden. Met name het verhaal over Claudia wordt gewaardeerd, vooral omdat het voor meer eenheid in het boek zorgt.
| |
| |
| |
Traditie / Verwantschap
Kritiek
Evenals het eerste boek wordt het tweede in verband gebracht met de erotische werken van Frank Harris en Henry Miller. Maar er worden nog andere namen genoemd. Het opscheppen, overdrijven en liegen bracht Kees Fens ertoe van een ‘leugenroman’ à la ‘Mûnchhausen’ te spreken. Verder valt de naam van Rabelais, in verband met de absurd overdreven bordeelscènes. ‘Dat Cremer Rabelais' meesterwerk Gargantua en Pantagruel goed kent blijkt wel uit de anderhalve pagina samenstellingen met het woord “klaar”’, meende een van de recensenten. In het meerderheidsrapport waarin H.U. Jessurun d'Oliveira en Johan Phaff voorstellen Ik Jan Cremer 2 de Prozaprijs 1967 van de gemeente Amsterdam toe te kennen, schrijven zij dat het om een boek ‘van literair belang’ gaat: ‘Het beweegt zich in de in Nederland spaarzaam vertegenwoordigde traditie van de grote schelmen- en avonturenroman en brengt hier, middels de suggestie een autobiografie te zijn, individuele variaties op aan. Daardoor is de ik-figuur niet alleen een verre nazaat van Tijl Uilenspiegel en Lazzarillo de Tormes, maar ook van Benvenuto Cellini en Frank Harris. Deze fusie van autobiografie en schelmenroman constitueert een van de eenheidscheppende factoren van het boek waardoor een vrijwel ongelimiteerde hoeveelheid materiaal van zeer uiteenlopende herkomst - anekdotes met of zonder baard, kranteberichten, gossip - naadloos wordt opgenomen.’ Verder spreken zij hun waardering uit voor de wijze waarop Cremer een evenwicht heeft bereikt tussen fictie en werkelijkheidsbeschrijving, evenals voor de middelen die Cremer daarvoor gebruikt: korte, rake zinnetjes die beklijven, de volkstaal en diverse vormen van humor. In zijn minderheidsrapport schrijft H. Kaleis, die het ongehoord vindt dat criticus Rein Bloem het boek met Ulysses vergelijkt en dat de andere juryleden
Cellini, Nabokov en Multatuli noemen, dat hij niet wenst mee te werken aan ‘waardevervalsingen’. Hij kent Cremer hooguit ‘animeertalent’ toe. Andere recensenten dachten er net zo over en vergeleken Cremers roman met de jongensboeken van Karl May en met Pietje Bell.
| |
Techniek / Thematiek
Begon Ik Jan Cremer met de zin ‘Ik werd geboren aan de vooravond van de tweede wereldoorlog.’ en Ik Jan Cremer 2 met
| |
| |
‘...het jaar is 1961.’, ook Made in U$A begint met een tijdsaanduiding: ‘1945’. Jan is vijf jaar, de oorlog is afgelopen, hij wordt voor het eerst geconfronteerd met Amerikaanse militairen. ‘15 Jaar later woon ik in Malibu, Californië’, heet het even verderop. Op deze manier springt het boek vooruit in de tijd en keert Cremer vanuit Amerika, waar hij woont en werkt, terug naar zijn jeugd in Nederland. Volgens het voorwerk gaat het om ‘Een Keiharde Amerikaanse Dokumentaire.’ Het ‘keiharde’ heeft betrekking op de Amerikaanse samenleving. Aan de hand van statistische gegevens laat Cremer zien hoeveel misdaden er per minuut in New York plaatsvinden. Engelstalige krantenberichten, die als ready mades door het boek zijn gestrooid, onderstrepen het geweld dat er heerst nog eens. Door die ingemonteerde teksten ontstaat de indruk van een objectief verslag. In feite gaat het echter om Cremers zienswijze, om zijn eigen preoccupatie met geweld. Een opvallend verschil met de eerder geschreven boeken is dat de held vaker de rol van waarnemer vervult. Waarom het land hem ondanks alles toch aantrekt, moet blijken uit in clichés vervatte overwegingen: ‘Op SEX-gebied is alles mogelijk in Amerika’. Dat laat hij ook zien. Want behalve over geweld, gaat het boek over seks. Om dit onderwerp in beeld te brengen bedient Cremer zich van foto's, opsommingen en inventarisaties, zoals van soorten seksbladen die er op de markt worden gebracht. Zelf omschreef Cremer zijn boek als ‘een soort reisgids voor de taboe's. Het gaat over alles. Over de sexschandaalbladen, over New York, over sex-filmpjes, modelstudio's en hoerenkasten, maar ook over het wilde westen’.
Bedient Cremer zich enerzijds zelf van clichés, anderzijds signaleert hij hoe in Amerika uitsluitend in clichés wordt gepraat. Die ironische afstand neemt hij vaker: als hij bijvoorbeeld een fotomodel ontmoet dat hem niet kent, laat hij haar zeggen: ‘Jan Cremer zou hier eens naar toe moeten komen voor een nieuw boek.’ Door die distantie vinden verschillende critici deze documentaire roman humoristischer dan zijn voorgaande boeken. Maar de negatieve geluiden overheersen: het boek vormt geen eenheid en er is niets nieuws onder de zon of, zoals K.L. Poll het formuleerde: ‘Gearriveerde humorist die teert op zijn oude succes.’
| |
| |
| |
Kritiek
Kunstopvatting
Twee verhalen in het boek kregen van een aantal recensenten speciale aandacht. In het ene beschrijft Cremer zijn reactie op de dood van zijn vriend Gustav Asselbergs. Voor Fens, Sarneel en Bulthuis was dat het bewijs dat Cremer talent had, voor Poll en Berger dat Cremer bleef steken in clichés en sentimentaliteit. Het andere betrof een fragment waarin de hoofdpersoon in een seksmotel in Oklahoma belandt. Critici achtten dit vooral geslaagd vanwege de humor. Cremer zou het uitwerken tot een toneelstuk: Oklahoma Motel, dat in 1970 werd opgevoerd tezamen met The Late Late Show, eveneens een eenakter waarin de Amerikaanse levensstijl op de korrel wordt genomen. Cremer merkte erover op: ‘Mijn stukken zijn kluchtig, om te lachen, maar ze hebben een dubbele bodem. Ook de eenzaamheid van de mens en de triestheid van het keiharde leven zitten erin’. (Dull) De kritiek, die Cremers toneelwerk vooral in verband bracht met Hoera Amerika van Jean-Claude van Itallie, vond de verhaaltjes mager en de teksten weinig homogeen. Maar als satire op de steriliteit van de Amerikaanse samenleving achtte men ze niettemin geslaagd.
| |
Thematiek / Techniek
Pas in 1976 verscheen er een nieuwe publicatie van Cremer in boekvorm: Sneeuw. Het betreft een bundeltje reisverslagen die eerder waren verschenen in tijdschriften als Avenue en de Haagse Post. Zij tonen ons een antiheld die met zijn ziel onder de arm loopt. Een van de meest gehoorde bezwaren die tegen het boekje zijn ingebracht, zoals door Warren en De Moor, is dat het nauwelijks enige samenhang vertoont. Wel heeft Cremer tussen de diverse stukken verband aangebracht door gebruik te maken van herhalingen, bijvoorbeeld van de zin ‘Zachtjes begon het te sneeuwen’, maar dat stuitte op een ander bezwaar: ‘Cremer heeft te opzettelijk, door stilistische en technische kunstgrepen “literatuur” willen schrijven. Wat hij in vroeger werk vooral door grove en absurde overdrijving wist te bewerkstelligen, namelijk een zekere afstand, zelfironie maar ook ironie ten aanzien van literatuur, ontbreekt hier volledig. Het cliché blijft een cliché’, aldus De Rover.
Cremer bleef reportages schrijven. In 1978 publiceerde hij Het zwijgzame korps en Jan Cremer's Logboek, in 1980 gevolgd door Tropen, een bundeltje reisbrieven die eerder waren verschenen
| |
| |
in het tijdschrift Zero. Het zwijgzame korps is volgens de ondertitel een ‘reportage’ en wel over de Canadese politie, de ‘Mounties’. Als verslaggever toont Cremer zich enthousiast over deze paramilitaire organisatie. De structuur van het boek is vergelijkbaar met die van Made in U$A. In het eerste hoofdstuk vliegt Cremer naar Canada. Het eindigt met de zin ‘Ik ben op weg naar een jongensdroom’, waarna hoofdstuk twee begint met een flashback: ‘Het is 1945 en Holland is bevrijd.’ De sympathie voor de USA en Canada is geboren in de tijd dat de geallieerden Nederland bevrijdden. Toen, direct na de bevrijding, las hij al boeken over de Canadese Bereden Politie en ontstond de jongensdroom, voortkomend uit een hang naar avontuur, die later in vervulling zou gaan. Hij reist naar Canada, doet er verslag van de discipline in het korps, het uniform dat wordt gedragen en de paarden die worden bereden, waarna hij terugvliegt naar Nederland.
| |
Kritiek / Verwantschap
Volgens de critici wekt Cremer de indruk dat hij bij het schrijven van zijn reportage de ‘Nieuwe Journalistiek’ als uitgangspunt heeft gekozen. Evenals Norman Mailer en Tom Wolfe zou Cremer vanuit een sterke betrokkenheid op zijn onderwerp hebben willen reageren, waarbij hij journalistiek en literatuur met elkaar zou hebben willen verbinden. In die opzet is hij echter niet geslaagd, menen de critici, omdat zijn observaties enerzijds te afstandelijk zijn, anderzijds te naïef, te zeer ingekleurd door zijn wildwestlectuur van vroeger, zoals de Karl May-romans.
| |
Thematiek
Verwantschap / Kunstopvatting
Jan Cremer's Logboek bevat verslagen die Cremer op zijn vele reizen heeft gemaakt en die hij aan het begin van de jaren zeventig publiceerde in onder meer het Belgische tijdschrift Mimo. Daarnaast bepaalt hij in verschillende stukken zijn standpunt tegenover andere kunstenaars en schrijvers. Wat daarbij opvalt, is de felheid waarmee hij naar Armando uithaalt en dat terwijl beiden in menig opzicht verwant zijn, zowel waar het hun thematiek betreft (oorlog en geweld), als de door hen gebruikte procedés (reportages, ready mades). Maar Cremer vindt Armando te elitair. Cremer verdedigt de opvatting dat literatuur ‘door en voor het volk’ moet zijn. Het zijn dan ook niet Céline en Rabelais van wie hij invloed heeft ondergaan,
| |
| |
zoals de critici meenden, maar De lotgevallen van de brave soldaat Schwejk van Jaroslav Hasek, door Cremer omschreven als ‘een schelmenroman vol avonturen en Wein, Weiberund Gesang’.
| |
Kritiek
Jan Cremer's Logboek kreeg een vrij negatief onthaal. Men noemde het boek weinig origineel en erbarmelijk geschreven (Jeroen Brouwers). Wel rekenden de recensenten de artikelen waarin Cremer andere auteurs en schilders aanvalt, tot de betere, maar zij voegen er aan toe dat ze weinig met literatuur van doen hebben. (T. van Deel)
| |
Thematiek / Techniek
Visie op de wereld
In 1984 verscheen de driedelige roman De Hunnen, waarin Cremer vertelt hoe het hem en zijn uit Hongarije afkomstige moeder in Enschede is vergaan tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Op het omslag wordt de trilogie gepresenteerd als ‘hunnensaga’. De saga beschrijft het leven van de familie Cremer, dat, als men de wortels van zijn moeders kant volgt, bij de Hunnen uitkomt. Grondgedachte van de roman is dat de Tweede Wereldoorlog zich in niets onderscheidt van andere Visie op de wereld oorlogen. Om die gedachte tot uitdrukking te brengen bedient Cremer zich van metaforen, sententies en herhalingen. Van de Tartaren, de nazaten van Attila de Hun, wordt gezegd dat hun rooftochten te verklaren zijn uit een behoefte aan meer ‘Lebensraum’. Met behulp van deze Duitstalige metafoor wordt een verband gelegd met precies dezelfde behoefte van de Duitsers in de jaren veertig. En waren het de Duitsers die tijdens de Tweede Wereldoorlog hier moordden en verkrachtten, als de vrede is getekend, zijn het de Binnenlandse Strijdkrachten die zich beestachtig gedragen. De houding die verschillende groeperingen door de tijd heen tegenover zijn moeder aannemen, geeft dan ook een vast patroon te zien: de Twentenaren beschouwen haar, zoals alle ‘vrömden’, met argwaan, de Duitsers arresteren haar, omdat zij vreemdelingen wantrouwen en hetzelfde lot ondergaat zij als de Binnenlandse Strijdkrachten de macht overnemen. Het gedrag van de mensen verandert niet, alleen de beoordeling van dat gedrag is aan verandering onderhevig: ‘Als er Duitse soldaten in ons land zijn die de boeren helpen met hun karren uit de modder te trekken, heet dat oorlog. Als Canadese soldaten de boerderijen in puin schieten heet dat bevrijding!’
| |
| |
De cyclische voorstelling van de geschiedenis vinden wij onder andere op structureel niveau terug. Het eerste deel, ‘Oorlog’, begint met een beschrijving van het slachten van een varken. Daar eindigt deel één ook mee. De alwetende verteller laat ons aan het slot door de ogen van de jeugdige Jan Cremer kijken: ‘Nu wist ik wat dat woord “oorlog” betekende. Oorlog was varkens doodmaken’. Een dergelijke vergelijking staat niet op zichzelf. In de andere delen van De Hunnen, ‘Bevrijding’ en ‘Vrede’, wordt eveneens geslacht. Alles herhaalt zich. Cremer lijkt te willen zeggen dat dat in de mens zit. Wordt zijn vader in het eerste deel gerekend tot de ‘Heimatlosen’, aan het slot van het derde deel noemt de zoon zichzelf een ‘Heimatlose’; en vergelijkt zijn moeder hem in ‘Bevrijding’ met Schwejk, in ‘Vrede’ vernemen wij dat een Hongaarse oom ook al iets had van deze schelm.
Dat hij ondanks alle wreedheden die de Hunnen begingen, toch waardering voor hen kan opbrengen, heeft te maken met een mentaliteit die hij bij zichzelf herkent: een drang naar vrijheid, het niet hechten aan bezit en een afkeer van de elite. In de oorlog en ook daarna leeft Cremer onder het motto dat tevens de laatste zin van het drieluik vormt: ‘Het leven is een eenmansguerilla... ’
| |
Verwantschap / Kritiek
Cremer heeft zich met deze roman in de groep van auteurs geplaatst die de heldenrol van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog ter discussie stellen, zoals Vestdijk en Hermans, aldus Rob Schouten. Maar dat betekent niet automatisch dat Cremer veel lof oogstte. De critici vinden de roman te lang, te clichématig en te moedwillig shockerend in zijn beschrijvingen van de oorlogsgruwelen. Sommigen, zoals Aad Nuis, kritiseren het historische beeld dat wordt gegeven van de Binnenlandse Strijdkrachten. Andere recensenten storen zich aan het mythologische karakter van het boek; Kuipers, bijvoorbeeld, moet niets hebben van Cremers poging ‘een mythologische dimensie aan zijn jeugdervaringen te geven, met al die Hunnen en zo. Het lijkt wel een wagneriaanse imitatie [...]’. Tussen al die negatieve klanken zijn ook enkele positieve te horen. De Vree betitelt het werk als een moderne historische roman en ook onder de schrijvers uit de jaren negentig zijn er die oog heb- | |
| |
ben voor Cremers schrijverschap, zoals Martin Bril, die samen met Hans Sleutelaar een fragment uit de trilogie als zelfstandige boekpublicatie redigeerde: Wolf.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Jan Cremer, Ik Jan Cremer. Amsterdam 1964, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 64, R. |
Jan Cremer, Ik Jan Cremer. Tweede Boek. Amsterdam 1966, De Bezige Bij, R. |
Jan Cremer, Made in U$A. Utrecht/Antwerpen 1969, A.W. Bruna & Zoon, Grote Beren 69, R. |
Jan Cremer, The Late Late Show & Oklahoma Motel. Utrecht/Antwerpen 1969, A.W. Bruna & Zoon, Zwarte Beertjes 1322, T. |
Jan Cremer, Sneeuw. Amsterdam 1976, Loeb, Bibliofiele Bijenkorf bibliotheek deel 3, Reportages. |
Jan Cremer, Jan Cremer's Logboek. Amsterdam 1978, Loeb & Van der Velden, Reportages. |
Jan Cremer, Het zwijgzame korps. Reportage. Amsterdam 1978, Loeb & Van der Velden, Reportage. |
Jan Cremer, Tropen. Amsterdam 1980, Loeb & Van der Velden, Reisbrieven. |
Pulp USA: van hakenkruis tot hamer & sikkel, over het rode en gele gevaar: Amerikaanse pulpverhalen. Verzameld en ingeleid door Jan Cremer. Vertaald door José de Graaf. Amsterdam 1981, Loeb, Bl. (vert.) |
Jan Cremer, De Hunnen. Oorlog, Bevrijding, Vrede. Amsterdam 1984, De Bezige Bij, R. |
Jan Cremer, Wolf: Het autobiografisch verhaal uit De Hunnen. Redactie: Martin Bril en Hans Sleutelaar. Amsterdam 1993, De Bezige Bij, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
L. van Duinhoven, De zelfkant zijn vesting. In: Algemeen Dagblad, 12-3-1964. (over Ik Jan Cremer) |
Pierre H. Dubois, Van ondergrondse naar onderwereld met Ik, Jan Cremer. In: Het Vaderland, 14-3-1964. |
Adriaan Morriën, Literatuur van de vuistslag. In: Het Parool, 21-3-1964. (over Ik Jan Cremer) |
Hans Sleutelaar, Een kind van het volk. In: Het Parool, 21-3-1964. (over biografie) |
Alfred Kossmann, Barbaar Jan Cremer als knap amuseur. In: Het Vrije Volk, 21-3-1964. (over Ik Jan Cremer) |
Rico Bulthuis, Ik Jan Cremer. In: Haagsche Courant, 21-3-1964. |
Henk J. Meier, ‘En dan ben ik zelf dus de heman...’: interview met een image. In: Ratio, jrg. 1, nr. 3, april 1964, pp. 19-21. |
Hans Andreus, Reacties van een lezer: Ik, Jan Cremer. In: De Gids, jrg. 127, nr. 4, april 1964, pp. 300-302. |
Ben Bos, Vitale verveling: Ik Jan Cremer. In: De Nieuwe Linie, 11-4-1964. |
J. van Doorne, De smerige Bij bezig. In: Trouw, 23-5-1964. (over Ik Jan Cremer) |
H.U. Jessurun d'Oliveira, Twee maatschappelijke werksters. In: Merlyn, jrg. 2, nr. 4, mei 1964, pp. 78-79. (over Ik Jan Cremer) |
Alain Teister, Wij Jan Cremer. In: Hollands Maandblad, jrg. 6, nr. 202, mei 1964, pp. 36-37. (over Ik Jan Cremer) |
P.C. Kors, Wij en Jan Cremer. In: Regelrecht, jrg. 1, nr. 6, 1964, pp. 184-188. (over Ik Jan Cremer) |
Hans Warren, Ik Jan Cremer. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 6-6-1964. |
Niek Heizenberg, Critici: onwillige ezels: Trouw vs De Bezige Bij. In: Ratio, jrg. 1, nr. 7-8, augustus 1964, pp. 19-20. (over Ik Jan Cremer) |
Theo Kars, Analyse van een stuiverroman. In: Tegenstroom, jrg. 1, nr. 2, augustus 1964, pp. 2-5. (over Ik Jan Cremer). |
J. Kreykamp, Te zijn of niet te zijn in Ik Jan Cremer. In: Bok, jrg. 1, nr. 9, september 1964, pp. 56-58. (over Ik Jan Cremer) |
Betty van Garrel, Groeten van Jan. In: Haagse Post, 10-10-1964. (over biografie) |
Nico Scheepmaker, Hollands kwartier. In: Hollands Maandblad, jrg. 6, nr. 211, februari 1965, pp. 25-27. (over Jan Cremer) |
René Gysen, Jan Cremer, Algra en de moraal. In: Komma, jrg. 1, nr. 1, 1965, pp. 67-68. (over Jan Cremer) |
Freddy de Vree, Jan Cremer: de wereld is een cremertorium. In: Nul, jrg. 3, nr. 9, augustus 1965, pp. 88-93. (over Jan Cremer) |
Bibeb, Hij Jan Cremer. In: Bibeb & Vip's. Amsterdam 1965, pp. 207-218. (interview) |
weverbergh, Herinneringen van een Gard-Siviklezer. In: weverbergh, Bokboek. Amsterdam 1965, pp. 132-153. (over Ik Jan Cremer) |
N. Beets, Ego-inflatie en ego-collaps in de literatuur. In: Wending, jrg. 21, nr. 1, maart 1966, pp. 29-46. (over Ik Jan Cremer) |
Belle Bruins, Jan Cremer. Doperwtjes met zout en peper. In: Gandalf, jrg. 3, nr. 18, 1966, pp. 16-18. (over Jan Cremer) |
Adriaan Morriën, Ik Jan, deel twee. In: Het Parool, 29-12-1966. |
Rein Bloem, Ik, Jan Cremer, 2de deel. Een lensgroot ding. In: Vrij Nederland, 31-12-1966. |
Dola de Jong, Interview met Jan Cremer. In: Elsevier, 31-12-1966. |
Jaap Joppe, In Jan Cremers tweede weer papieren mensen en dieren. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 7-1-1967. (over Ik Jan Cremer 2) |
Kees Fens, Jan Cremer von Münchhausen. In: De Tijd, 14-1-1967. (over Ik Jan Cremer 2) |
J. van Doorne, Ik, Jan Cremer 2 leeg, loos en sterk puberaal. In: Trouw, 14-1-1967. |
| |
| |
Hans Berghuis, Alleen op de Wereld met Jan Cremer Twee. In: de Volkskrant, 17-1-1967. |
Nel Noordzij, Een vrouw over Ik Jan Cremer. Ik Jan II: een echt boek. In: Elsevier, 11-2-1967. |
Willem Brandt, Sex en sensatie. In: Willem Brandt, Pruik en provo. Amsterdam 1967, pp. 22-25. (over Ik Jan Cremer 2) |
Renate Rubinstein, Twee mannen die van vrouwen houden. In: Avenue, jrg. 2, nr. 4, april 1967, pp. 85-86. (over Ik Jan Cremer 2) |
H.U. Jessurun d'Oliveira, Johan Phaff, Huug Kaleis, Jury-rapport Prozaprijs 1967. Advies aan de stad Amsterdam. In: Vrij Nederland, 28-10-1967. (over Ik Jan Cremer 2) |
Trino Flothuis, De teleurstellingen van Jan Cremer. In: Haagse Post, 28-10-1967. (interview) |
Henk Meulman, Criticus Huug Kaleis: Cremer is corrupt. In: Haagse Post, 11-11-1967. (over biografie) |
Kronkel, Letteren. In: Het Parool, 14-11-1967. (over conflict Cremer-Flothuis) |
Bob Groen, Jan Cremer: ‘Ik denk nu in halve tonnen (dollars)’. In de Volkskrant, 3-2-1968. (interview) |
Anton Claessens, Jan Cremer. In: Ons Erfdeel, jrg. 11, nr. 3, maart 1968, pp. 139-140. (over Prozaprijs 1967 van de Gemeente Amsterdam) |
R.N., Spectaculair toneel van Jan Cremer. In: de Volkskrant, 4-12-1968. (over The Late Late Show) |
P. Jaarsma, The Late Late Show: voornamelijk een goede grap. Jan Cremers debuut als toneelschrijver. In: Algemeen Handelsblad, 13-12-1968. |
Hemmo B. Drexhage, Stukken van Noorman en Cremer bij SARST. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 13-12-1968. (over The Late Late Show) |
Per Justesen, Première door Rotterdamse studenten. Jan Cremers eerste stuk bleek een goede show. In: Het Parool, 13-12-1968. (over The Late Late Show) |
Jaap Joppe, Jan Cremers toneeldebuut met een tamme sex-klucht. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 13-12-1968. (over The Late Late Show) |
Nic Brink, Liefde uit de spuitbus. In: De Groene Amsterdammer, 21-12-1968. (over The Late Late Show) |
Johan Phaff, Jan Cremer: ‘Amerika heeft een man van mij gemaakt’. In: Vrij Nederland, 18-1-1969. (interview) |
Rico Bulthuis, Jan Cremer bleef zich zelf in derde boek ‘Made in U$A’. In: Haagsche Courant, 1-2-1969. |
Peter van Eeten, Cremers Grote Beer nummer 69. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 6-2-1969. (over Made in U$A) |
K.L. Poll, Zo maar wat mannelijkheid. In: Algemeen Handelsblad, 8-2-1969. (over Made in U$A) |
Adriaan Morriën, Jan Cremers liefdesverklaring aan Amerika. In: Het Parool, 8-2-1969. (over Made in U$A) |
Fons Sarneel, Lof van de mateloosheid in Jan Cremers Made in U$A. In: de Volkskrant, 8-2-1969. |
Wim Zaal, Cremer in Amerika: beter in bed. In: Elsevier, 8-2-1969. (over Made in U$A) |
P. Berger, Jan Cremer, Made in U$A. In: Het Vaderland, 8-2-1969. |
Kees Fens, Jan Cremer in Amerika. In: De Tijd, 15-2-1969. (over Made in U$A) |
R[inus] F[erdinandusse], Jan Cremers Made in U$A. Ome Piet is terug uit Amerika. In: Vrij Nederland, 15-2-1969. |
R.A. Cornets de Groot, Te weinig wol. In: De Gids, jrg. 132, nr. 4-5, 1969, pp. 286-288. (over Made in U$A) |
C. van Hoboken, Een vondst. In: Dramatisch Akkoord 1968. Amsterdam 1970, pp. 71-72. (over The Late Late Show) |
P. Justesen, Een goede show. In: Dramatisch Akkoord 1968. Amsterdam 1970, pp. 72-73. (over The Late Late Show) |
Pim Oets, Jan Cremer ‘deed’ Amsterdam: ‘Slechte recensies laten 'n boek harder lopen’. In: Het Vrije Volk, 21-2-1970. (interview) |
| |
| |
Ben Dull, Toneel over Amerika vanavond bij Studio. Jan Cremer: ‘Mijn stukken hebben dubbele bodem’. In: Het Parool, 18-4-1970. (over Oklahoma Motel en The Late Late Show) |
Joop Bromet, Studio speelt Jan Cremer. De consumptiemaatschappij en wat je er mee doet. In: Algemeen Handelsblad, 20-4-1970. (over Oklahoma Motel en The Late Late Show) |
Ischa Meijer, Cremers stukken niet geheel recht gedaan. In: Het Parool, 20-4-1970. (over Oklahoma Motel en The Late Late Show) |
Manuel van Loggem, Amusante eenakters. Beschaafd-erotische kluchten van Cremer. In: Algemeen Dagblad, 20-4-1970. (over The Late Late Show en Oklahoma Motel) |
André Rutten, Stukken van Jan Cremer. Bloot in anti-sex-theater. In: De Tijd, 20-4-1970. (over Oklahoma Motel en The Late Late Show) |
A. Koolhaas, Jan Cremer, helaas niet in revue-stijl. In: Vrij Nederland, 2-5-1970. (over Oklahoma Motel en The Late Late Show) |
Ischa Meijer, De rare kantjes van Jan Cremer. In: Het Parool 9-1-1971. (interview) |
Richter Roegholt, De Geschiedenis van De Bezige Bij 1942-1972. Amsterdam 1972, pp. 208-225. (over Ik Jan Cremer) |
H.U. Jessurun d'Oliveira, Jan Cremer: Kruimeltjes avonturen. Vervolg. In: Literair Lustrum 2. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1966-1971. Samengesteld door Kees Fens, H.U. Jessurun d'Oliveira en J.J. Oversteegen. Amsterdam 1973, pp. 126-132. (over Ik Jan Cremer. Tweede boek) |
Theun de Winter, De Billen van Jan Cremer. Met een voorwoord van S. Carmiggelt en foto's van Philip Mechanicus. Amsterdam 1975. |
Theo Kars, Analyse van een Stuiversroman. In: Theo Kars, Parels voor de zwijnen. Amsterdam 1975, pp. 31-34. (over Ik Jan Cremer) |
Armando, Tante Cremer. Met een naschrift van Jan Cremer. In: Hollands Diep, 20-12-1975. |
Guus Luijters e.a. (samenstelling), Gerard Kornelis van het Reve & Jan Cremer. De Brieven. In: Hoera voor het prinselijk paar. Een keuze uit ‘Propria Cures’, 1965-1973. Amsterdam 1975, pp. 58-64. |
Kees Fens, Vroege Kerstmis. In: de Volkskrant, 31-10-1977. (over Sneeuw) |
Hans Warren, Letterkundige kroniek. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 5-11-1977. (over Sneeuw) |
Alfred Kossmann, Jan Cremer: Sneeuw. In: Het Vrije Volk, 5-11-1977. |
Wam de Moor, Samenhang of gebrek daaraan. In: De Tijd, 11-11-1977. (over Sneeuw) |
Frans de Rover, Zonder Harley Davidson door de sneeuw. In: Vrij Nederland, 4-2-1978. (over Sneeuw) |
Reinjan Mulder, Amusante opschepper. In: NRC Handelsblad, 7-7-1978. (over Jan Cremer's Logboek) |
Pierre Spaninks, Jan Cremer, een literaire piraat. In: de Volkskrant, 8-7-1978. (over Jan Cremer's Logboek) |
T. van Deel, Met Gerrit Komrij op Naxos. In: Trouw, 19-8-1978. (over Jan Cremer's Logboek) |
Menno Schenke, Jan Cremer: clichés. In: Algemeen Dagblad, 15-12-1978. (over Het zwijgzame korps) |
Jan Verstappen, Allemaal beste jongens. In: Het Binnenhof, 6-1-1979. (over Het zwijgzame korps) |
Ab Visser, Avontuur van het reizen. In: Leeuwarder Courant, 23-2-1979. (over Het zwijgzame korps) |
Piet Calis, Over Jan Cremer's Logboek. In: Literair Paspoort, jrg. 30, nr. 277, maart-april 1979, pp. 164-165. |
Frank van Dijl, Jan Cremer: ‘Ik ben altijd 'n soort pionier geweest.’ In: Frank van Dijl, Schrijvers op de rand van '80. Interviews, reportages, kronieken, dagboekaantekeningen. Amsterdam 1979, pp. 29-31. (interview) |
| |
| |
Jeroen Brouwers, De uitverkoop van Jan Cremer. 30 juni 1978. In: Jeroen Brouwers, Kladboek. Polemieken, Opstellen, Herinneringen. Amsterdam 1979, pp. 71-76. (over Jan Cremer's Logboek) |
Theun de Winter, Jan Cremer, Kijk naar de billen van een meid en je ziet of ze problemen heeft. In: Theun de Winter, Terloopse Obsessies. 26 Human Interest-verhalen. Amsterdam 1980, pp. 33-40. |
Anthony Mertens, Zondagsvriend. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 125, nr. 9, november 1980, pp. 707-708. (over Jan Cremer) |
Willem Frederik Hermans, Jan Cremer. In: Willem Frederik Hermans, Klaas kwam niet. Amsterdam 1983, pp. 310-316. (over Jan Cremer's Logboek) |
William Rothuizen, Hoe Jan Cremer de wereld veroverde (en Nederland). In: Haagse Post, 24-12-1983. |
Ischa Meijer, De Hun. In: de Volkskrant, 28-1-1984. (interview) |
Rob Schouten, Het siliconenproza van Jan Cremer. In: Trouw, 23-2-1984. (over De Hunnen) |
Frank van Dijl, Elf jaar in geheim gewerkt. Resultaat: De Hunnen. ‘Ik Jan Cremer mets vergeleken bij bom die nu ontploft...’ In: Het Vrije Volk, 23-2-1984. (interview) |
Aad Nuis, De Hunnen: een schelmpjesroman. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 24-2-1984. |
Hans Vervoort, Eenmansguerilla. In: NRC Handelsblad, 24-2-1984. (over De Hunnen) |
Willem Kuipers, Walm van geweld uit de Enschedese jungle. In: de Volkskrant, 24-2-1984. (over De Hunnen) |
Jaap Goedegebuure, Cremers zwarte pastorale. In: Haagse Post, 25-2-1984. (over De Hunnen) |
Carel Peeters, Hun, Hunnetje, Hongaar. Jan Cremer of de wreedheid als godsgeschenk. In: Vrij Nederland, 25-2-1984. (over De Hunnen) |
Atte Jongstra, De woede van Jan Cremer: wreed, wellustig en onfris. In: De Gooi- en Eemlander, 28-2-1984. (over De Hunnen) |
Wam de Moor, De Hunnen: een brutale publicatie. Jan Cremer heeft een zak met aardappelen uitgestort. In: De Tijd, 2-3-1984. |
Gerrit Jan Zwier, De pornografie van het geweld. In: Leeuwarder Courant, 9-3-1984. (over De Hunnen) |
Freddy de Vree, Over Jan Cremer, De Hunnen. In: Kunst & Cultuur, jrg. 17, nr. 3, maart 1984, pp. 24-26. |
Jan Cremer, Jan Cremers werkschema van ‘De Hunnen’. In: Avenue, jrg. 19, nr. 4, april 1984, p. 110. |
Guus Luijters, Playboy interview: Jan Cremer. In: Playboy, september 1984, pp. 27-29 en 33-36. |
Aldert Walrecht, Over Jan Cremer, De Hunnen. In: Ons Erfdeel, jrg. 28, nr. 1, januari-februari 1985, pp. 106-109. |
Hanny Alkema, Daverende Ik Jan Cremershow. In: de Volkskrant, 12-8-1985. (over rockopera Ik Jan Cremer) |
Guus Luijters (samensteller), Jan Cremer in beeld. Amsterdam 1985. |
Freddy de Vree, Jan Cremer. Schelderode 1985. (over de schilder Jan Cremer) |
Jan de Vries, ‘De geschiedenis zal uitmaken of ik gelijk heb.’ In: Bzzlletin, jrg. 15, nr. 139, oktober 1986, pp. 3-6. (interview) |
Ten Braven, Pubers paradijs. In: Ten Braven, Lekkere literatuur. Amsterdam 1987, pp. 232-235. |
Wim Beeren, R.W.D. Oxenaar, Freddy de Vree, Jan Cremer. Schilder 55-88. 's-Gravenhage 1988. |
Gerard Mulder, Literair Ibiza. Amsterdam 1989. |
G.J. Dröge (red.), Cremer 50. Het vriendenboek. 's-Gravenhage 1990. (over de persoon Cremer) |
P.J. de Nijs, Jan Cremer: Ik Jan Cremer. In: Lexicon van Literaire Werken, afl. 12, november 1991. |
Mary Ann Lindo, Ik lig wakker van een komma. In: Het Parool, 6-3-1993. (interview) |
Bernd Müller, Sporen naar Duitsland. Het
|
| |
| |
Duitslandbeeld in Nederlandse romans 1945-1990. Amsterdam 1993, pp. 64-65. |
Wim Wennekes, Geert Lubberhuizen, uitgever. Het mysterie van de Van Miereveldstraat. Amsterdam 1994, pp. 159-165. (over Ik Jan Cremer) |
61 Kritisch lit. lex.
mei 1996
|
|