| |
| |
| |
Emma Crebolder
door Rob Molin
1. Biografie
Emma Crebolder werd als Emmy van der Velde op 28 juli 1942 geboren te Sint-Jansteen, op de grens van Zeeuws-Vlaanderen en België. Na de middelbare meisjesschool die zij volgde aan het Janseniuslyceum in Hulst, studeerde zij van 1960 tot 1965 Duitse taal- en letterkunde in Utrecht. Zij trouwde met de arts-onderzoeker Harry Crebolder en verbleef met hem voor de ontwikkelingsorganisatie Medicus Mundi/Memisa drie jaar in Tanzania. Herinneringen aan deze tijd publiceerde zij in ‘Hakuna masika yasiyo mbu’ (geen regenseizoen zonder muskieten). In 1972 vestigde zij zich met haar gezin, inmiddels waren drie dochters geboren, in Venlo. Hier was Emma Crebolder betrokken bij het mede door haar echtgenoot opgezette Multidisciplinair Gezondheidscentrum. Met de studie Afrikaanse talen en bantoeïstiek in Leiden en Keulen (1978-1986) verdiepte zij haar interesse in cultuur en landstaal van Tanzania, het Swahili. Haar magisterscriptie wijdde zij aan de overgang van orale naar geschreven literatuur in Oost-Afrika, waarvoor zij op een eiland in het Victoriameer veldonderzoek verrichtte.
Sinds 1985 woont zij in Maastricht en wijdt zij zich naast het onderwijzen van Swahili aan de literatuur. Zij publiceerde poëzie in Maatstaf, De Gids en Lust en Gratie; vanaf 1994 werkt zij vooral aan Hollands Maandblad mee.
In 1986 kreeg zij de Halewijn-aanmoedigingsprijs en in 1993 werd zij tot stadsdichteres van Venlo uitgeroepen. Het Fonds voor de Letteren stelde haar een reisbeurs ter beschikking om de verkiezingen in Zuid-Afrika in 1994 mee te maken. Een aantal van haar gedichten werd in het Duits, Frans, Engels en Turks vertaald.
| |
| |
Zij nam het initiatief voor de oprichting van het Literair Café in Venlo, was bestuurslid van het Letterkundig Centrum Limburg en bekleedt in de Stichting Poëzie Festival Landgraaf eenzelfde functie.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling / Thematiek
Vanaf haar debuut, Een hol in de zon (1979), legt Emma Crebolder in haar werk een tomeloze interesse voor de ontwikkelingsgang van mens en wereld aan de dag. Aanvankelijk is deze dynamische thematiek overwegend op de toekomst betrokken. Haar derde bundel, Onderbroken door 't licht (1987), ankert zowel in verleden als in komende tijden en markeert de overgang naar een andere poëzie. Na 1987 concentreert Crebolder zich op het vóórbestaan, met name de oertijd, oude culturen, het leven van ouders, grootouders en voorouders of haar Zeeuws-Vlaamse jeugd.
De preoccupatie met het verleden betekent overigens niet dat het heden wordt uitgevlakt, alleen al door het vertrekpunt in de actualiteit van waaruit het verleden in ogenschouw wordt genomen. Essentiëler nog is dat de historische zoektocht feiten aan het licht brengt waardoor het hier en nu in een nieuw perspectief komt te staan. De wandeling door een eeuwenoude stad, bijvoorbeeld, is voor Crebolder het openzetten van ‘verdwenen poorten naar wat nu bestaat’.
De toekomst is in de bundels na 1987 nog in zoverre aanwezig, dat zij zich weerspiegelt in de vrouw als voortbrengster van leven en als waarborg van de continuïteit van het bestaan. Maar de motieven zwangerschap, geboorte en prille jeugd functioneren vooreerst in een historische context De in het bewustzijn verzonken periodes en momenten ervaart de dichteres paradoxaal genoeg als een herleving van zowel het primitieve menselijke bestaan als van het begin van de wereld.
| |
Relatie leven/werk / Kunstopvatting
Haar drang om het onbewuste bewust te maken verklaarde Crebolder in een interview vanuit de geïsoleerdheid in het Zeeuws-Vlaanderen van haar jeugd. Toen werd zij vertrouwd met het verborgene, met plaatsen die, zoals zij het in een gedicht zegt, ‘de mist gevangen houdt’. En elders in haar poëzie spreekt zij over een lied dat zij ‘niet kent, maar altijd wilde zingen’.
Al in de overgangsbundel Onderbroken door 't licht is voor Crebolder het schrijven van poëzie het zingen van een lied, van een bezwerend lied. De openingsregels, ‘Ik houd mijn wereld in toom/ met spreuken tegen de wind in zingen’, zouden als motto kunnen dienen bij de bundels na 1987. Zij illustreren de magische kracht en muzikaliteit van dit werk.
| |
| |
| |
Traditie / Verwantschap
Haar streven om over grenzen heen te kijken is verwant aan Achterbergs poging om ‘voorbij de laatste stad’ te raken, terwijl zij in de affiniteit met de antithese bewust-onbewust schatplichtig lijkt aan de poëzie van M. Vasalis, in het bijzonder aan de bundel Parken en woestijnen. Crebolder heeft zich verder buiten de autonomistische stroming om ontwikkeld ten tijde waarvan haar werk ontstond: de poëzie die een talige wereld schept en banden met de werkelijkheid schuwt Als mythisch georiënteerd dichteres staat zij in de traditie van A. Roland Holst Zo beschouwd is zij verwant aan dichters als H.J. van Tienhoven en Guillaume van der Graft en zeker ook aan streekgenoot Jacques Hamelink. Want ook hij tracht via de taal tot het opdiepen van al het onzichtbare bestaande te komen.
| |
Thematiek / Relatie leven/werk
De traditionele vormgeving die in de bundels na 1987 de overhand krijgt, manifesteert zich in de hantering van de sonnetvorm met een narratieve inslag waarin echo's opklinken uit de orale Afrikaanse literatuur. Deze vorm spoort met de aandacht voor het ‘primitieve’ stadium van zwangerschap, geboorte en prille jeugd. Deze motieven bieden een invalshoek van waaruit de mysteries rond de (vernevelde) oorsprong van mens en wereld zo dicht mogelijk genaderd kunnen worden.
Ook in de poëzie van vóór 1987 figureren de genoemde motieven, maar ze dienen in het debuut Een hol in de zon en in het daaropvolgend De salamander is over land vertrokken (1980) vooral de beschrijving van een persoonlijke ontwikkeling. Respectievelijk staan in deze bundels het krijgen van een kind met een verstandelijke handicap en het toe groeien naar het vaarwel van de Zeeuws-Vlaamse geboortegrond centraal. In dit werk verwijst Crebolder verder naar haar ervaringen in de Tweede Wereldoorlog zoals de herinnering aan ‘een bom voor Antwerpen’ die ‘aan de verkeerde kant’ terechtkwam.
De salamander is over land vertrokken preludeert op de algemeen menselijke ontwikkeling in Crebolders poëzie na 1987. De salamander verandert van waterlarf in landdier, een proces dat zich eveneens aftekent in de levensloop van de mens na het verlaten van het (vrucht)water. In die latere bundels ontdekt Crebolder nog allerlei andere verschijnselen waarin de oorsprong van de wereld en van de mens en zijn culturen zich blootgeeft. Zo keert de dich- | |
| |
teres in Zwemsonnetten (1988) in beelden van het baden in zeeën en meren terug naar de oertijd:
en het smeltwater tot bron
bleef 'n koele herinnering
achter aan de eerste sporen
een bekken dat uitverkoren
De gedichten in Zwemsonnetten vormen het verhaal van een zoektocht die Crebolder ook dichter bij huis onderneemt. Op oude zee of mergelgrond (1992) bestaat uit portretten van de flora van de Sint-Retersberg in haar woonplaats Maastricht De bloemen ontspruiten aan het drooggevallen zeelandschap uit de prehistorie en zijn aldus indirect met het leven gevende water verbonden.
Het verhaal van haar zoektocht in deze twee bundels tendeert naar de epiek in de cyclussen in Waar niemand wegen waande (1992) en Zwerftaal (1995). Het is vooral hier dat zij rond oeren vruchtwater een netwerk spint van metaforen als schelpen, zand en stenen en haar ‘lied’ zingt dat de nevelen ontraadselt of ‘het glanzend woord’ betrapt, zoals het in ‘Zandorakel’ (Zwerftaal) heet. In deze cyclus heeft een nauwelijks aan de moederschoot ontwassen kind in het zand ‘tekens’ geschreven die op interpretatie wachten zoals ook de primitieve, door rammelende stenen voortgebrachte geluiden in ‘Van de steen en de boog’, een andere cyclus in Zwerftaal. In de cyclus ‘Swahili-karavaan’ (Waar niemand wegen waande) worden aan het eind van een reis door Oost-Afrika onder het zand wegen uit de begintijd van het oude bantoevolk vermoed. Dit verborgene kan nog slechts via een zelden gezongen lied, overgeleverd uit lang vervlogen tijden, herleven:
ooit was het al geschreven
steeds opnieuw leek het verloren
maar ergens in de uithoek
van een woord bleef het te horen
| |
| |
onwetend wel, maar inniger
daardoor verbonden met wat
daarachter zich verschool
op kruisingen in het zand
waar niemand wegen waande
was plotseling de blinde hand
die tastend uit het manuscript
zilvervisjes joeg en verder las
| |
Ontwikkeling / Techniek / Stijl
Het verzonken mysterie wordt uiteindelijk niet ontraadseld, maar tot op de huid benaderd. De dichteres bezingt het geheim in klankrijke verzen, een muzikaliteit die de acht bundels na 1987 overwegend kenmerkt. Behalve door klankovereenkomsten wordt zij opgewekt door een bezwerende toon, zoals in het octaaf van sonnet VI in de cyclus ‘Zandorakel’:
Zoals jij andere aanvang bent
wel vrucht uit mijn zee, jij
bindt mij los tot jouw ligging
een vreemde macht, een glanzend
oog, spot jij met nacht en dag
Vooral de cyclussen zijn verwant met de orale literatuur. Na ‘Het lied van de dijkwachtster’ in Vrouwenportretten (1989) is de epische inslag in de volgende bundels steeds sterker geworden. In een cyclus als ‘Swahili-karavaan’ vertelt Crebolder een consistent verhaal. De latere bundels, Dansen met een vos (1998) en Golf (2003), daarentegen geven dat verhaal meer broksgewijs. In Dansen met een vos tekent zich een intieme sympathie voor een vos af en worden associaties gewekt met het Zeeuws-Vlaanderen van Reynaert, de beroemde figuur in het middeleeuwse dierenepos. En in Golf wordt een reis ondernomen langs internationale golfbanen waarop een brug naar diverse perioden in het wereldverleden wordt ‘geslagen’.
De voorkeur voor het sonnet in de meeste bundels na 1987 loopt
| |
| |
parallel met het bovenhalen van de muzikale gebruiksmogelijkheden van de taal. De eerste bundels, Een hol in de zon en De salamander is over land vertrokken, bestaan uit gedichten met een willekeurige strofenbouw en korte versregels waarin de dichteres op zoek lijkt naar de ‘vaste vorm’ die zij uiteindelijk vooral in het sonnet heeft gevonden.
De tegenstelling heden-verleden bepaalt in de meeste sonnetten, steeds opgebouwd uit twee kwatrijnen en twee terzinen, de verhouding tussen octaaf en sextet. Vanuit een actuele waarneming in de eerste twee strofen stapt Crebolder naar het verleden. Zo geven de sonnetten in Weerkaatst in de stroom een poëtische wandeling door het historisch centrum van Venlo, een beschrijving van een bezienswaardigheid anno 1993 en vervolgens de hierin besloten geschiedenis.
Hoewel de sonnetten zeker niet metafoorarm genoemd kunnen worden, wordt de verhouding in het sonnet tussen octaaf en sextet zelden door een vergelijking bepaald. De beeldspraak is behalve in woorden en zinsneden te vinden in lange tekstgedeelten, al of niet in de vorm van een allegorie. De reis in ‘Swahili-karavaan’ langs de Oost-Afrikaanse kust is het beeld voor een reis door het verleden van dit gebied: de komst van de islam en de Portugese overheersing, en niet in de laatste plaats de oudste geschiedenis van de oorspronkelijke bewoners.
Crebolders beelden zijn te groeperen in water- en landmetaforen en onder te verdelen in de metaforiek van schelpen, zand, stenen en wat verder in het betekenisveld van zulke woorden ligt In de cyclus ‘Stroomopwaarts’ (Onderbroken door 't licht) beschrijft zij haar verhuizing van Venlo naar Maastricht als het afdrijven in een ark, als het varen van de ene oever naar de andere. Hier is de allegorie opgebouwd uit water- en landmetaforen als ‘vin’, ‘spoelt’, ‘slib’ en ‘landtong’, elementen die ook in de zoektocht naar het oerverleden in het oog springen. Ze verlenen aan Crebolders poëzie een beweeglijkheid als van eb en vloed. Elk gedicht en elke cyclus in de bundels na 1987 representeert de zeegetijden in bijvoorbeeld het reizen en de levenscyclus waarin immers eind- en beginpunt samenvallen.
De water- en landmetaforen functioneren binnen een tegenstelling die telkens overbrugd moet worden. In veelvuldig gebruikte beel- | |
| |
den als ‘oever’, ‘kust’ en ‘riet’ ligt de verzoening tussen water en land besloten zonder dat er een eindpunt is bereikt. Crebolders poëzie beweegt zich, vaak letterlijk ook, tussen oevers, in een spel van aantrekken en afstoten. Telkens weer doemt een beginpunt op en ligt een eindpunt in het verschiet. ‘Je beziet vanaf een overzijde/ het silhouet van vroeger/ dat je bij de oever achterliet’, staat er in Weerkaatst in de stroom te lezen. En in de cyclus ‘Teken van een broze zekerheid’ (Waar niemand wegen waande) komt de bruid van een jongeling ‘van over de rivieren’, waarna het spel van aantrekken en afstoten zich kan gaan voltrekken.
‘Oever’, ‘kust’, ‘riet’ en soortgelijke metaforen tenderen naar de symboliek die besloten ligt in schijnbaar achteloze mededelingen in bijvoorbeeld Een hol in de zon en ‘Swahili-karavaan’. Op Goede Vrijdag 's middags om drie uur wordt een zorgenkind geboren en aan het slot van de reis door Oost-Afrika moet ‘het verdwijnend land’ worden bezongen. In ‘Zandorakel’, om een derde voorbeeld te noemen, is deze symboliek te vinden in het aantal van negen sonnetten waarin de dichteres in de dialoog met het kind naar een nieuw leven, naar de ontdekking van het begin, toe groeit.
| |
Kunstopvatting
Crebolder overschat de taal niet en is zich bewust van haar mogelijkheden en onmogelijkheden. Wat dit laatste betreft, in Dansen met een vos ligt een schijnwereld besloten die Reynaert met zijn listige taal te voorschijn tovert. In het bouwen van zo'n realiteit gaat de dichteres Crebolder minder ver, maar haar nadering van het verborgene is zeker niet van fantasie gespeend. Evenals Reynaert is zij een rusteloos zoekster en wil zij ‘een zwerver blijven in mijn taal’, zoals zij in het openingsgedicht in Dansen met een vos zegt.
Met name streeft zij naar het herstellen van het ritueel geaarde karakter van de taal. De mogelijkheid om met taal tot het wezen van de verschijnselen door te dringen, beschouwt Crebolder als de essentie van poëzie. In het poëticale gedicht ‘Ruigviooltje’ (Op oude zee of mergelgrond) verwoordt zij haar streven via de artistieke daad van de schilder aldus:
uit fluwelen diepte stijgt iets op
de penseel voert naar een viooltje
waarvan hij niet wist, het wel
herkent als het geschilderd is
| |
| |
| |
Visie op de wereld
In deze voorstelling ligt een associatie besloten met de menselijke hunkering naar water waarop De salamander is over land vertrokken preludeerde. De metafoor van de salamander verwijst naar méér dan het verlaten van het (vrucht)water en de volwassenwording. Na de ontwikkeling van in water levende larf tot landdier keert de salamander weer naar het water terug om zich voort te planten. Zo ook de mens die als jongvolwassene het leven doorgeeft en ouder wordend naar het in nevelen gehulde beginstadium toe groeit. Hij gaat, zegt Crebolder in ‘Het verlangen’ (de slotafdeling van Onderbroken door 't licht), de ‘weg naar onherbergzaam, naar versluiering’.
In haar poëzie spelen van meet af aan het ouderschap en familieleven een belangrijke rol. Nest, hol, familie en stam moeten worden verlaten zoals ooit het als cocon ervaren Zeeuws-Vlaanderen. Maar met het ouderschap keert de warmte van het gezinsleven in het volwassen leven terug. Crebolder benadrukt in haar poëzie telkens weer de saamhorigheid zowel binnen het gezin als tussen nazaten en voorouders. Zo eindigt de cyclus ‘Teken van broze zekerheid’ (Waar niemand wegen waande) met het uitspreken van de noodzaak om ‘de kringloop’ telkens weer over te doen.
De prominente plaats van de historie in haar poëzie heeft overigens niets uitstaande met romantisch heimwee en gaat geenszins voorbij aan de maatschappelijke realiteit. Van hieruit wordt mede een zoektocht ondernomen naar een vredige samenleving.
| |
Kritiek
Wam de Moor noemde Een hol in de zon in het weekblad De Tijd ‘een heel mooi debuut, waarin Emma Crebolder haar gevoelens van tederheid, verwarring en ontroering zo beheerst in taal omzet, dat haar talent zichtbaar is, ook buiten het onderwerp om.’ Nadien besteedde de landelijke pers weinig aandacht aan haar werk, al spreekt een zekere algemene erkenning uit opname van Crebolders gedichten in bloemlezingen als die van Komrij.
In provinciale kranten en in literaire tijdschriften werden de sonnetten geprezen vanwege het evenwichtig samengaan van de ouderwets aandoende dichtvorm en moderne ingrediënten. Ook liet men zich kritisch uit, met name over de vergaande gaafheid van de bundels na 1987.
| |
Publieke belangstelling
Door de jaren heen hebben Crebolders bundels hun weg gevonden naar een select publiek. Ze zijn nagenoeg uitverkocht en Vrouwenportretten kreeg een derde druk.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Emmy Crebolder, Een Hol in de Zon / A Cave in the Sun. Arnhem 1979, Ravenberg Pers, GB. |
Emmy Crebolder, Hakuna masika yasiyo mbu - No rainy season is without mosquitos. In: Dutch doctors in tropical countries. Samenstelling Herman Folmer. Amsterdam 1979, Koninklijk Instituut voor de Tropen, pp. 61-64, Reisverhaal. |
Emmy Crebolder, De salamander is over land vertrokken. Arnhem 1980, Ravenberg Pers, GB. |
Emma Crebolder, Onderbroken door 't licht. Oosterbeek 1987, Ravenberg Pers, GB. |
Emma Crebolder, Zwemsonnetten. Middelburg 1988, Zeeuws Kunstenaars Centrum, Slibreeks nr. 40, GB. |
Emma Crebolder, Vrouwenportretten. Oosterbeek 1989, Ravenberg Pers, GB. |
Emma Crebolder, Tussentijd. Terhorst 1992, Ser J.L. Prop, G. |
Emma Crebolder, Waar niemand wegen waande. Amsterdam 1992, Prometheus, GB. |
Emma Crebolder, Op oude zee of mergelgrond. Maastricht 1992, VLAM, GB. |
Emma Crebolder, Weerkaatst in de stroom. Amsterdam 1993, Prometheus, GB. |
Emma Crebolder, Van de steen en de boog. Brammen 1993, Signature, Signature-reeks nr. 5, GC. (opgenomen in Zwerftaal) |
Emma Crebolder, Zandorakel. Landgraaf 1994, Herik, Zwarte Reeks nr. 23, GC. (opgenomen in Zwerftaal) |
Emma Crebolder, Zwerftaal. Amsterdam 1995, Bert Bakker, GB. |
Emma Crebolder, Lomé-Maastricht 1997. Overpeinzingen aan tafel. Maastricht 1997, Provincie Limburg, GC. |
Emma Crebolder, Dansen met een vos. Goes 1998, De koperen tuin, GB. |
Emma Crebolder, Julius en Julius. In: Zanzibar, jrg. 1, nr. 1, oktober 2000, pp. 30-32, V. |
Emma Crebolder, Golf. Utrecht 2003, IJzer, GC. |
Emma Crebolder, Een astrakan jas. In: Hollands Maandblad, jrg. 46, nr. 678, mei 2004, pp. 26-27, V. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Wam de Moor, Een hol in de zon, een mooi debuut van Emmy Crebolder. In: De Tijd, 1-5-1979. |
Henk Egbers, Schrijven maakt je heel. In: De Gelderlander, 14-7-1979. (interview naar aanleiding van Een hol in de zon) |
Hans van de Waarsenburg, Bedachtzame en tastende poëzie. In: De Limburger, 24-2-1981. (over De salamander is over land vertrokken) |
Rob Molin, Emma Crebolder vecht met de tijd. In: De Limburger, 18-12-1987. (over Onderbroken door 't licht) |
Henk Egbers, Tussen Zeeuwse zee en Limburgse mergel. In: De Stem, 9-4-1988. (over Onderbroken door 't licht) |
[Anoniem], ‘Ik schrijf vrij gesloten poëzie’. In: Zeeuwsvlaamse Koerier, 3-1-1989. (interview naar aanleiding van Zwemsonnetten) |
Henk Egbers, Vrouwenportretten van Emma Crebolder. In: De Stem, 6-1-1990. |
Lucia Geurts, De onvoorstelbare stilte vertaald. In: Interregio, 1992. (over Op oude zee of mergelgrond) |
Ingrid Hoogervorst, Spreken in beelden. In: De Limburger, 25-9-1992. (over Waar niemand wegen waande) |
Hans Rooseboom, Poëtisch beeld van de Swahili-mens. In: De Stem, 22-1-1993. (over Waar niemand wegen waande) |
Rob Molin, Schrijven in het zand. In: Limburgs Dagblad, 12-3-1994. (over Zandorakel) |
Willem K. Coumans, Emma Crebolder herdenkt Köksal. In: De Limburger, 29-3-1994. (over Weerkaatst in de stroom) |
Patrick Peeters, Een hard gevrij. In: Poëziekrant, jrg. 20, nr. 3-4, mei-augustus 1996, pp. 40-41. (over Zwerftaal) |
Rob Molin, Emma Crebolder. De zoektocht naar de oorsprong. In: Rob Molin, Ontmoetingen met auteurs. Spreken over schrijven. Roermond 1996, pp. 45-47. (interview) |
Lou Vleugelhof, Reynaert waart nog rond. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21-10-1998. (over Dansen met een vos) |
Jan van Alphen, Reynaert de vos als Muze. In: Tiecelijn, jrg. 11, nr. 4, oktober-december 1998, pp. 167-171. (over Dansen met een vos) |
Jean-Lou de Gucht, Reynaert is Emma Crebolders muze. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 2-11-1998. (over Dansen met een vos) |
Jan van Geelen, ‘Dansen met een vos’. In: Zeeuws Tijdschrift, jrg. 48, nr. 6, december 1998, p. 39. |
Victor Mastboom, Zeeuwen buiten Zeeland. In: Zeeuws Tijdschrift, jrg. 49, nr. 5-6, 1999, pp. 42-43. (interview) |
Ben van Melick, Emma Crebolder. In: Ben van Melick, Maar er is meer... Poëzie in Limburg in de twintigste eeuw. Heerlen 1999, pp. 364-367. |
Rob Molin, Emma Crebolder leeft achttien levens. In: De Limburger, 1-10-2003. (over Golf) |
Fred Sochaki, Golf is een oefening in verdwijnen. In: Golfjournaal, jrg. 9, nr. 10, december 2003. (over Golf) |
Informatie is verder te vinden op www.emma-crebolder.com
96 Kritisch lit. lex.
maart 2005
|
|