| |
| |
| |
S. Carmiggelt
door Edwin Praat
1. Biografie
Simon Johannes Carmiggelt is op 7 oktober 1913 geboren te Den Haag. Hij groeide op in een gezin met een socialistische overtuiging. Thuis las men Vooruit, de Haagse editie van Het Volk, het dagblad van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij. Na een volontairschap bij Het Vaderland begon Carmiggelt eind 1931 als leerling-verslaggever bij Vooruit. Vanaf 1936 schreef hij voor deze krant drie maal per week de rubriek ‘Kleinigheden’. In 1940 verscheen een selectie van deze rubriek bij De Arbeiderspers, onder de titel Vijftig dwaasheden. Het was het debuut van de schrijver.
Op 6 september 1939 trouwde Carmiggelt met Tiny de Goey, met wie hij twee kinderen kreeg. Tijdens de oorlog verrichtte Carmiggelt werk voor de dan nog illegale krant Het Parool, en verhuisde hij met zijn gezin van Den Haag naar Amsterdam. Na de bevrijding werd hij kunstredacteur van Het Parool. Zijn reputatie heeft hij echter vooral te danken aan zijn - veelal persoonlijk getinte - cursiefjes, die vanaf 24 oktober 1946 dagelijks onder het pseudoniem ‘Kronkel’ in Het Parool stonden. In de eerste jaren na de oorlog schreef Carmiggelt bovendien voor Vrij Nederland de rubrieken ‘Nutteloze notities’ en ‘Terzijde’ en was hij mederedacteur van de ‘Kleine Krant’: de achterpagina van De Groene Amsterdammer. Daar hanteerde hij pseudoniemen als Ds. J. Hanebrayer, Coba Mug, Henk Zultvouwer en Helmuth van Weezenbeek. Bovendien schreef hij als Karel Bralleput wekelijks een gedicht.
Carmiggelt is onderscheiden met de Extra Prijs van de Jan Campert-stichting (1953), de Constantijn Huygensprijs (1961), de
| |
| |
prijs van de Amsterdamse Boekverkopers Vereniging, de P.C. Hooftprijs (1974), de J.P. van Praag-prijs (1975) en de Edo Bergsma-ANWB-prijs (1975). Hij overleed op 30 november 1987 in zijn woning te Amsterdam. Carmiggelt liet toen een oeuvre van onder meer 8700 Kronkels na, waarvan een substantieel deel gebundeld is uitgegeven.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
S. Carmiggelt is zonder twijfel de meest invloedrijke cursiefjesschrijver uit de Nederlandse geschiedenis. Zijn vele duizenden ‘stukkies’, zoals hij ze zelf noemde, vormen nog steeds een ijkpunt voor vele columnisten. Het oeuvre van Carmiggelt is, mede door de omvang ervan, zeer veelkleurig. Dat neemt niet weg dat er een thematische coherentie in is aan te wijzen, zoals onder anderen Paul Rodenko (1959), Kees Fens (1964) en C. de Ruiter (1975) hebben aangetoond.
| |
Techniek
Kronkel, het pseudoniem waarmee Carmiggelt zijn bijdragen aan Het Parool ondertekende, voert zichzelf op als hoofdpersoon van de door hem beschreven gebeurtenissen. De ik-figuur is echter zelden een handelend personage. Meestal manifesteert hij zich als observator van een wereld bevolkt door mensen die zuchten onder de eisen die het moderne maatschappelijke leven aan hen stelt.
Carmiggelts voornaamste object is de gewone, eenvoudige mens, die niet bijzonder succesvol is in de maatschappij. Deze mensen zoeken hun heil vaak in de verlokkelijke schijnwereld van de kroeg; een favoriet decor voor de Kronkels. Tekenend voor de warme sympathie waarmee Carmiggelt over hen schrijft is het motto van Joseph Michell dat hij meegaf aan de bundel Kroeglopen (1962): ‘The people in a number of the stories are of the kind that many writers have got in the habit of referring to as “the little people”. I regard this phrase as patronizing and repulsive. There are no little people in this book. They are as big as you are, whoever you are.’
| |
Visie op de wereld
Uit Carmiggelts teksten blijkt een sterke antipathie tegen een overmatig gestructureerde, gemechaniseerde wereld. Vaak zijn de cursiefjes een pleidooi voor het recht van de mens zich aan een opgelegd normen- en waardenstelsel te onttrekken. In contrast met een wereld van organisatie en prestatiedwang plaatst Carmiggelt de mens die (of het dier dat) zich aan schijnbaar nutteloze bezigheden wijdt, zich overgeeft aan het ‘suffen’. De verteller plaatst zichzelf als een stille getuige in de situaties: ‘Kronkel’ is meestal een relativerende anti-idealist, die kijkt en beschrijft, maar het oordelen graag aan anderen overlaat.
| |
| |
| |
Thematiek
Volgens De Ruiter is een prominent thema in het werk van Carmiggelt het conflict tussen de alledaagse werkelijkheid en de wereld van etiquette en schone schijn. Dat laat zich illustreren door de figuur van de kelner en de kastelein in verschillende Kronkels (Kroeglopen en Kroeglopen 2, 1965). De kelner staat in dienst van een commerciële organisatie (een restaurant), de kastelein is daarentegen zijn eigen baas, en kan zich meer vrijheden veroorloven. Daar waar de geüniformeerde kelner genoodzaakt is zich correct te gedragen, en vriendelijkheid voorwendt, is het humeur van de kastelein oprechter: hij is nu eens vrolijk, dan weer nors, maar nooit genoodzaakt te acteren.
De voorkeur voor oprechtheid boven (soms noodgedwongen) hypocrisie blijkt ook uit de vele cursiefjes waarin kinderen de hoofdrol spelen. Kinderen zijn in Carmiggelts opvatting volledig in harmonie met hun omgeving. Hun emoties zijn echt, en echt is dus ook hun handelen. Daarbij hanteren zij een eigen logica, die afwijkt van, en in zekere zin superieur is aan die van volwassenen. Het komt dan ook zelden voor dat de verteller de normen en waarden van de wereld der volwassenen oplegt aan het kind.
In ‘Einde’ (Klein beginnen, 1950) geeft het opgroeiende kind, dat zich losmaakt uit zijn denk- en beleveniskader en zich dat der volwassenen eigen maakt, aanleiding tot een licht weemoedige toon bij de verteller. In dit cursiefje wandelt de verteller met zijn zoontje naar de stad om nieuwe kleren voor hem te kopen. Onderweg krijgt het kind tot zijn grote vreugde een groene ballon. Wanneer een nieuwe broek is aangeschaft en aangetrokken, complimenteert de ‘ik’ zijn zoontje met de woorden: ‘Nou ben je een grote jongen’. Aan de manier waarop zijn zoontje naast hem loopt, merkt de verteller dat het kind zich daadwerkelijk ouder voordoet.
Hij bewoog zich anders voort dan zoëven - onverschilliger, hoekiger en met groter passen.
‘Pap,’ zei hij opeens. ‘Ik wil de luchtballon niet meer.’
‘Waarom niet?’ vroeg ik verbaasd. ‘En je vond 'm zo mooi?’
Hij keek weifelend naar het blij dansende speeltuig.
‘Zo kinderachtig...’ sprak hij toen, ‘'t Is niet voor gróte jongens...’
| |
| |
En hij haalde zijn broek eens op, want die wilde aldoor aan de nieuwe riem ontsnappen.
‘Zullen we 'm loslaten?’ vroeg ik.
Hij knikte.
Zó kwam het dat een jongetje een ballon aan de wind prijsgaf, zonder te huilen om het verlies. Hij keek 'm wel lang na. Het waren zijn kleuterjaren die-daar gingen - hoger en hoger, tot je niets meer zag.
Naast stamgasten en kinderen onderscheidt De Ruiter twee hoofdonderwerpen in de Kronkels: dieren - met name poezen - en oude mensen. Deze indeling is overigens enigszins arbitrair en lijkt vooral te worden gerechtvaardigd door de afzonderlijke bundels met Kronkels over deze onderwerpen. Ook een onderwerp als ‘steden’ zou met recht een eigen plaats in Carmiggelts oeuvre kunnen worden toebedacht.
Het dierenrijk onttrekt zich, net als de wereld van kinderen, aan de maatstaven waar volwassen mensen mee te maken hebben. Hoewel de dieren in de verhalen gepersonifieerd worden, worden hun redeneringen en handelen dikwijls als superieur aan die van mensen beschreven. Een voorbeeld hiervan is ‘Journey's end II’ (Poespas, 1952) waarin een poes vier goedwillende buurtbewoners om de tuin leidt. Een bijzondere lading in de dierenverhalen krijgen paarden, door Carmiggelt eens omschreven als ‘gevallen engelen’ (‘Paard’, Vergeet het maar, 1953). Paarden hebben vaak een enigszins tragisch voorkomen in de Kronkels, en worden met meer detail getekend dan de meeste andere dieren.
Net als dieren en kinderen kunnen oude mensen zich onttrekken aan de dwingende structuren van de maatschappij en zich overgeven aan mijmerijen. Bij Carmiggelt zijn ouderen gezegend met een relativeringsvermogen dat ook Kronkel bezit. Wellicht is dit de reden dat Carmiggelt met zoveel genegenheid over hen schrijft. Niet zelden belicht de schrijver echter ook de tragiek die deze mensen met zich meedragen, zoals hun angst voor de dood en eenzaamheid.
| |
Thematiek / Kunstopvatting
De gedichten die Carmiggelt onder het pseudoniem Karel Bralleput schreef, vertonen thematisch veel overeenkomsten met de
| |
| |
Kronkels. Ook uit de gedichten spreekt een voorkeur voor het onbeduidende leven van eenvoudige mensen. Net als Carmiggelt in zijn Kronkels maakt Bralleput vaak gebruik van enigszins karikaturale personages en hun eigenaardigheden. Een type dat in de gedichten echter beduidend prominenter aanwezig is dan in het proza, is dat van de artiest (dichter, schrijver, acteur, of musicus). De hoogmoedige artiest die - in de traditie van de Tachtigers - zijn kunstenaarschap ziet als een roeping en zich verheven voelt boven de rest van de mensheid, moet het bij Bralleput ontgelden. In ‘Het café-genie’ (Het jammerhout, 1948) bevindt een schrijver zich in de illusionaire wereld van een typisch artiestencafé. Er is ‘slecht bier’ en ‘een kelner die een type speelt’. Over de schrijver heeft de dichter het volgende te melden:
Dit is de man die 't alles heeft volbracht:
Het über-boek dat niemand anders schrijven zal.
Het machtig werk, dat nu eens altjd blijven zal
en ongedurig op de beits der eeuwen wacht.
Hij is zo delicaat - een onbetwiste macht.
Al wat hij zegt, kleedt hij in encyclieken.
Menig beginner zag zijn smalle kans verzieken
aan 't honend kuchje, waar hij soms mee lacht.
Eenzelfde ontmaskering van de kunstenaarspose is te vinden in ‘Louter droefheid’ (Het jammerhout, 1948), ‘De uitgever’, ‘Des dichters werkplaats’ en ‘De minor poet’ (alle uit Al mijn gal, 1954).
| |
Stijl / Techniek
Het werk van Carmiggelt is onmiskenbaar humoristisch, maar moet worden onderscheiden van het meer gratuite proza van tijdgenoten als Bomans. Waar Bomans' teksten het moeten hebben van kolderieke situaties, tekent Carmiggelt de omgeving meestal ingetogener. Carmiggelt is, zoals Paul Rodenko het omschreef, geen ‘opgewekte leukerd’, maar gebruikt zijn humor als ‘fundamentele ken-acte’. De soms absurde situaties ontlokken een glimlach aan de lezer, maar wijzen hem ook op een allerminst rooskleurige realiteit. Overigens komen specifiek ‘kolde- | |
| |
rieke’ teksten ook bij Carmiggelt wel voor, met name in diens beginperiode. Een voorbeeld van zo'n kolderieke tekst is ‘Paars sjaaltje’ (Spijbelen, 1956), waarin de verteller, klant in een modezaak, van identiteit wisselt met de verkoper. Vlak vóór de identiteitswisseling heeft de ‘ik’ gelogen over de hoeveelheid geld die hij bij zich heeft, om zo te ontkomen aan de aankoop van een paars sjaaltje. Aan het einde van het cursiefje krijgt hij, nu als verkoper, zichzelf als klant over de vloer. Dezelfde scène speelt zich af, en weer zegt de klant niet over voldoende geld te beschikken. Ditmaal is de verkoper echter gezegend met voorkennis.
‘Vuile leugenaar,’ schreeuwde ik, ‘je hebt een tientje in je zak.’
En ik schopte me zelf de straat op.
Typerend voor Carmiggelts Kronkels is de ik-verteller, het oriëntatiepunt van de verhalen. De ‘ik’ begeeft zich soms als handelend personage, maar veel vaker louter als observator in de wereld. De verteller, Kronkel, maakt zijn lezers voor de korte duur van het cursiefje - dat uit ongeveer zevenhonderd woorden mocht bestaan - medegetuige van de beschreven gebeurtenissen.
Carmiggelt maakt graag gebruik van de monoloog om personages te karakteriseren. In een voor die personen typerend idioom komen sociaal milieu, stemming en opinies van karakters naar voren, vaak door de verteller aangevuld met enkele uiterlijke bijzonderheden. Zo ontmoet de verteller in ‘Rielèksen’ (Kraaltjes rijgen, 1958) achter het station een ‘dikke vijftiger’, die op een paaltje zit. De man spreekt over het feit dat hij in zijn leven nooit heeft kunnen doen waar hij zin in had, en eindigt met: ‘Genoeg! Ik wil rielèksen. Ik wil Piet wezen. De wereld laat me koud. De politiek? Me neus uit. Ze rotzooien maar aan. Ik zit hier op een paaltje en ik rielèks.’ In ‘Avontuurtje’ (Een toontje lager, 1959) ontmoet de ‘ik’ een lang, blond meisje, dat over haar beroep meldt: ‘Ach, 't is een reuze interessante sjop, fotomuddèl. [...] ‘En je hebt altijd kans dat je bij de film komt. Dat een prodjoeser je ziet en je een contract geeft...’
Veel Kronkels kennen een aanvang in medias res; de lezer
| |
| |
wordt onmiddellijk in het gebeuren geplaatst. De verteller vermeldt dan - soms globaal - tijd en plaats van het gebeurde. Zo begint ‘Een broeder’ (Articles de Paris, 1955) als volgt: ‘Even na middernacht zat ik op een bank aan de boulevard Raspail en rekende in mijn zakboekje uit, hoe lang ik nog door het leven komen kon.’ Nooit beginnen de Kronkels met een mono- of dialoog; de reden daarvoor is wellicht dat de sierletter waarmee de cursiefjes aanvangen, in dat geval uit aanhalingstekens zou moeten bestaan.
Ook het einde van de cursiefjes kent een vast patroon. De kolderieke verhalen, vooral uit de vroegste periode, eindigen met een pointe, de overige verhalen werken toe naar een climax in de slotzinnen. Soms wordt die climax nog gevolgd door een beschouwende slotopmerking van de verteller.
| |
Stijl
Carmiggelt is befaamd geworden om zijn woordgebruik. Hij voorzag de Nederlandse taal van enkele neologismen, waarvan ‘epibreren’ (het verrichten van niet nader aan te geven werkzaamheden, waarvan men de indruk wil geven dat ze belangrijk zijn) wel het bekendste is. Vaker dan nieuwe woorden gebruikte Carmiggelt echter woorden in ongebruikelijke combinaties, met een speels effect als gevolg. Een veelvoorkomende stijlfiguur is de opvallende adjectief-substantiefcombinatie, waarbij een zelfstandig naamwoord wordt verbonden aan een voor dat woord ongebruikelijk bijvoeglijk naamwoord. Voorbeelden zijn een ‘windstille heer op leeftijd’ en ‘verticale ontspanning’, als synoniem van een cocktailparty (beide uit ‘Een jongeman uit Oslo, Ping pong, 1954). Kees Fens omschreef Carmiggelt dan ook eens als de ‘meester van het adjectief’. Karakteristiek voor Carmiggelts stijl is voorts het gebruik van archaïsmen, over- en understatements, vergelijkingen, metaforen en personificaties.
| |
Techniek
De gedichten van Carmiggelt zijn vormtechnisch van grote eenvoud. Ze bestaan meestal uit vier of vijf kwatrijnen, en volgen een gekruist (a-b-a-b) of omarmend (a-b-b-a) rijmschema. Ook in de gedichten valt Carmiggelts voorkeur voor het spelen met woorden op. Zo toont hij zich frivool in het gebruik van rijmwoorden. In ‘De minor poet’ (Al mijn gal) staan de versregels: ‘Hij zag zich al gedundrukt door Van Oorschot/ en mompelde: “Ga ik dan niet teloor, God?”.’ En in ‘Samen op reis’ (eveneens
| |
| |
uit Al mijn gal): ‘Dat komt ook van dat enge hangen zo.../ Kun jij nou niet alléén naar Michelangelo?’ In ‘Tot U’, het eerste gedicht uit zijn eerste bundel (Het jammerhout, 1948), reflecteert Carmiggelt op zijn technische capaciteiten als dichter, en stelt zich - geheel in lijn met zijn thematiek - bescheiden op:
Destijds wou ik graag verzen maken.
Maar zie, de gaaf mij ingestort,
schoot die weelde net te kort.
Ik bleek te klein voor tafellaken.
Dan maar servet - knoop mij dus om.
Dit is voorwaar geen poëzie,
maar nijverheid van iemand die
alles aaneenrijmt, recht of krom.
| |
Ontwikkeling
Carmiggelt heeft lang bekendgestaan als een menslievende, glimlachende relativist. Dat imago had hij vooral te danken aan zijn vroegste schrijversjaren, waarin de kolderieke verhalen de overhand hadden. Deze beschrijven dikwijls absurde situaties, waarin de ‘ik’ een vrolijk slachtoffer wordt van zijn eigen onhandigheid of een toevallige samenloop van omstandigheden. Later worden de Kronkels tragischer, en ingetogener van toon. De ‘ik’ treedt steeds minder op als handelend personage. Carmiggelt zelf zegt over zijn ontwikkeling: ‘Als je al m'n bundels naast elkaar legt, dan zie je dat het langzaam verandert, de manier van schrijven, de toon, de belangstelling; als je mijn eerste bundel naast mijn laatste legt is er een hemelsbreed verschil [...]. En dan geloof ik wel, dat het in zijn algemeenheid juist is, dat ik wat somberder, beschouwender word, omdat ik natuurlijk... je wordt ouder, dan word je niet lolliger, tenminste ik niet [...].’ (Ros 1972)
| |
Kunstopvatting
Nooit heeft Carmiggelt zich als literator beschouwd. Tot aan zijn dood stond hij in het telefoonboek als journalist vermeld. Carmiggelt schreef ‘stukkies’, zoals hij het zelf noemde, en was dan ook verbaasd - maar vereerd - wanneer zijn werk met een letterkundige prijs werd onderscheiden. In het voorwoord van Een stoet van dwergen (1961) schrijft hij, terugblikkend op een
| |
| |
kwart eeuw stukjesproductie: ‘Een gefrustreerde romannensmid heb ik mij nooit gevoeld. De korte vorm is de mijne. En de post, die bij een krant omvangrijk pleegt te zijn, bevestigt mijn indruk dat het zin heeft de mensen, bij tijd en wijle, aan het lachen te maken. Ik blijf dat zien als een toch wel aantrekkelijke taak. En ook als een oeverloos, gecompliceerd métier, waarvan ik de knepen nog maar zeer gedeeltelijk ken.’
| |
Relatie leven/werk
In de Kronkels is een duidelijke relatie tussen werk en leven van de ‘stukjesschrijver’ te herkennen. Toch is Kronkel niet te vereenzelvigen met Simon Carmiggelt. Het is dan ook niet zonder reden een pseudoniem. Carmiggelt gebruikte vaak aspecten uit de werkelijkheid voor zijn cursiefjes, maar waakte ervoor zijn privéleven al te zeer naar zijn werk te kopiëren. Zo werd zijn broer Jan, in de oorlog in een concentratiekamp overleden, in een Kronkel tot ‘vriend Piet’.
Wanneer de ik-verteller handelend optreedt, geeft Carmiggelt hem bewust de rol van schlemiel. De schrijver zegt hierover in een interview: ‘Pratend met m'n vrouw is er een bepaalde rolverdeling, in die zin dat zij een beetje de spitse dingen zegt en dat ik daar enigszins het slachtoffer van ben. Dat wordt bewust gedaan, omdat het, geloof ik, omgekeerd voor een lezer hinderlijk zou zijn, als de “ik” de man is die het altijd zo leuk zeggen kan, dat wekt een hekel op.’ (Ros 1972). En, in een vraaggesprek met Luc Verhuyck en Theo Jochems (1975): ‘Je maakt van jezelf iemand die een bepaalde houding heeft, die niet helemaal overeenkomt met je eigen echte ik, maar met het ik dat je in het verhaal gebruiken kunt.’
Hoewel de sympathie van de vertelinstantie in de Kronkels ligt bij de eenvoudige man of vrouw, treedt zij niet op als hun woordvoerder. Integendeel: de ik-verteller geeft er regelmatig blijk van over aanzienlijke culturele bagage te beschikken. Vaak verwijst hij, ook Bralleput in zijn poëzie overigens, naar schrijvers, dichters en denkers die als highbrow bestempeld zouden kunnen worden. De Kronkels bevatten citaten - en dit is slechts een zeer kleine selectie - uit het werk van Couperus, Tsjechov, Gide, Dickens, Poe, Nietzsche, Boutens en Vondel.
| |
Visie op de wereld
‘Schrijven en lachen is de rug toekeren/ aan 't droevig lot’, luidt het in ‘Tot U’ (Het jammerhout, 1948). Die instelling kan illustra- | |
| |
tief worden genoemd voor Carmiggelts levenshouding. Achter de humoristische verhalen gaat een schrijver schuil die maatschappelijke ontwikkelingen, en het leven zelf, vaak met lede ogen beziet.
Aan het begin van zijn carrière maakte Carmiggelt met Gerrit Jan van Heuven Goedhart, hoofdredacteur van Het Parool, de afspraak in zijn Kronkels niet over de actualiteit te hoeven schrijven. Omdat in de boekuitgaven van zijn Kronkels vooral die cursiefjes zijn opgenomen die zich inderdaad onttrekken aan de actualiteit, wordt vaak vergeten dat Carmiggelt regelmatig wél commentaar gaf op politieke of maatschappelijke ontwikkelingen. Een voorbeeld daarvan is zijn bemoeienis met de standpunten die in de Nederlandse media werden ingenomen ten aanzien van de Korea-oorlog. Carmiggelt sympathiseerde met de Verenigde Staten, wat uiteindelijk leidde tot een breuk van de schrijver met De Groene Amsterdammer, destijds pleitbezorger van de ‘derde weg’. Ook in de gedichten van Bralleput, zoals ‘De Rusland-Deskundige (Al mijn gal), ‘De vrijheid, och...’ en ‘De jonge dichter’ (beide uit Fabriekswater, 1956) is het engagement van Carmiggelt terug te vinden.
Vaak schreef Carmiggelt in zijn Kronkels ook over zijn vele vrienden uit de kunst- en theaterwereld, zoals Geert van Oorschot, Annie M.G. Schmidt, Fons Rademakers, Wim Kan en Gerard Komelis van het Reve.
| |
Traditie / Verwantschap
Het proza van Carmiggelt - zeker het vroege - is sterk verwant aan dat van Willem Elsschot, met name door de manier waarop emotionaliteit door het verstand wordt beteugeld. In de vroegste Kronkels zijn zelfs vlamismen te herkennen. Carmiggelt schrijft in het voorwoord van Een stoet van dwergen (1961) over zijn proza tussen 1936 en 1940: ‘Elsschots dominerende invloed op mijn stijl is daar evident. Pas jaren later heb ik mij er naar vermogen van bevrijd.’ De titel van deze bundel ontleende Carmiggelt overigens aan de Vlaamse schrijver, die de hem door Carmiggelt toegezonden Kronkels liefkozend een ‘stoet van dwergen’ had genoemd.
Een andere bron van inspiratie in de beginperiode waren de ‘Falklandjes’, de korte stukjes van Herman Heijermans in Vooruit, de Haagse editie van Het Volk. Uit de Kronkels blijkt
| |
| |
voorts dat Carmiggelt bewondering had voor schrijvers als Anton Tsjechov, Kurt Tucholsky, W.F. Hermans, Remco Campert, Nescio, Annie M.G. Schmidt, Martinus Nijhoff en Gerard Reve. Met die laatste deelde hij een voorkeur voor ironie en het gebruik van archaïsmen. Bovendien correspondeerden Carmiggelt en Reve enkele jaren met elkaar.
Vele Nederlandse columnisten en schrijvers van korte verhalen zijn beïnvloed door Carmiggelt, met name Marijke Höweler en Kees van Kooten. Als jongen trachtte Van Kooten de stijl van Carmiggelt te kopiëren, en ondertekende zijn bijdragen aan de schoolkrant met ‘Krinkel’. Ook in het latere werk van Van Kooten is verwantschap met dat van Carmiggelt te bespeuren, zowel in stijl - een voorliefde voor het understatement en het neologisme - als in thematiek.
| |
Kritiek
Met de toekenning van de P.C. Hooftprijs 1974 voor zijn verhalend proza kreeg Carmiggelt officiële erkenning als literator. Niet dat hij om die erkenning gevraagd had; de schrijver beschouwde zich, als gezegd, in de eerste plaats als journalist. Die bescheiden opstelling is er wellicht de oorzaak van dat de literaire kritiek overwegend welwillend tegenover Carmiggelts werk stond. De literaire kwaliteiten van zijn proza werden algemeen erkend; ook vóór de uitreiking van de P.C. Hooftprijs, zoals recensies van schrijvers en wetenschappers als Kees Fens, Paul Rodenko en Anton Koolhaas laten zien. Tegelijkertijd echter zorgde de grote populariteit van Carmiggelt, in combinatie met het genre dat de schrijver beoefende en diens grote productiviteit, voor kwalificaties die als negatief kunnen worden beschouwd. Zo omschreef Koolhaas zijn werk als ‘gebruiksliteratuur’ en noemde W.F. Hermans Carmiggelt een ‘literaire grootindustrieel’.
| |
Publieke belangstelling
Bij zijn overlijden in 1987 is er alom waardering voor de stilistische kwaliteiten van de schrijver, en voor de invloed die er van zijn werk uitging. ‘De Kronkels hebben de Nederlandse taal “ontplechtigd”’, schreef Bas Roodnat in NRC Handelsblad. Carmiggelts doorbraak naar het grote publiek kwam met de bundel Honderd dwaasheden (1946). Vanaf dat moment heeft hij zich altijd kunnen verheugen in een grote populariteit. In de jaren zestig en vroege jaren zeventig was hij op het toppunt
| |
| |
van zijn roem. Gedurende de jaren zestig verkocht de schrijver jaarlijks honderd- tot honderdvijftigduizend exemplaren van zijn nieuwste bundel.
Enige tijd verzorgde Carmiggelt komische optredens met Annie M.G. Schmidt, en vanaf 1965 droeg hij zijn Kronkels als ‘dagsluiter’ van de VARA-uitzending voor op tv. Duke Ellingtons nummer ‘In a sentimental mood’, gebruikt als tune van het programma, werd hierdoor weer populair in Nederland. Volgens een opiniepeiling in maart 1973 was Carmiggelt de meest bewonderde Nederlandse auteur. Ook indirect verwierf het werk van de schrijver faam: naast zijn Kronkels en poëzie schreef hij teksten voor bevriende cabaretiers als Wim Kan en Wim Sonneveld. Sonnevelds beroemde ‘Croquettenconference’ is geschreven door Carmiggelt. Ter gelegenheid van diens zeventigste verjaardag is over Carmiggelt een film gemaakt door Bert Haanstra: Vroeger kon je lachen (1983).
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
NB: niet opgenomen in deze bibliografie zijn: herdrukken van meerdere titels in een band, wanneer de titel van deze herdruk een onverkorte en ongewijzigde weergave is van alle erin opgenomen titels. Tussen 1953 en 1981 publiceerde Carmiggelt jaarlijks een ‘feestgeschenk’ onder de titel Speciaal voor u. Deze uitgaven van Het Parool zijn niet afzonderlijk opgenomen.
S. Carmiggelt, Vijftig dwaasheden. Beleefd en verteld door S. Carmiggelt. Amsterdam 1940, De Arbeiderspers, CB. |
S. Carmiggelt, Johan Justus Jacob. Amsterdam 1941, Amsterdamsche Boek- en Courantmij, R. (2e druk: 1947, Blitz) |
S. Carmiggelt, Honderd dwaasheden. Amsterdam 1946, De Arbeiderspers, CB. (opgenomen in Omnibus; licentieuitgave: Den Haag 1995, Stichting Uitgeverij XL, 110) |
S. Carmiggelt, De sneehoed. Een oudejaarsverhaal. Geïllustreerd door I. Spreekmeester. Amsterdam 1946, De Arbeiderspers, V. |
S. Carmiggelt, Kronkels kronkelpaden. Een bundel opgewekte stukjes. Amsterdam 1947, Het Parool, CB. |
S. Carmiggelt, Allemaal onzin. Amsterdam 1947, De Arbeiderspers, CB. (opgenomen in Omnibus; 8e druk: 1967, ABC-boeken 232; licentieuitgave: Den Haag 1996, Stichting Uitgeverij XL, 135) |
Karel Bralleput, Het jammerhout. Illustraties door Charles Boost. Amsterdam 1948, De Arbeiderspers, GB. (opgenomen in Omnibus) |
S. Carmiggelt, Ieder kent ze. Met foto's van Maria Austria. Den Haag 1949, D.A. Daamen, Interviewbundel. |
S. Carmiggelt, Tussen mal en dwaas. Een boekje vol krullen en kronkels. Amsterdam 1949, De Bezige Bij, CB. |
S. Carmiggelt, Klein beginnen. Avonturen met kinderen. Geïllustreerd door Otto Dicke. Amsterdam 1950, De Arbeiderspers, CB. (opgenomen in Omnibus en Kinderen) |
Karel Bralleput, Het panorama. Een kort verhaal van Karel Bralleput. Illustraties door Herman Focke. [Amsterdam] 1950, Het model voor de uitgever, februari 1950. (2e druk, onder auteursnaam S. Carmiggelt: Den Haag 1968, Bert Bakker / Daamen, Toppunten 5) |
S. Carmiggelt, Omnibus. Honderd dwaasheden / Allemaal onzin / Het jammerhout door Karel Bralleput / Klein beginnen. Voorwoord door Wim Kan. Geïllustreerd door Charles Boost. Amsterdam 1951, De Arbeiderspers, CB/GB. |
S. Carmiggelt, Louter leugens. Een nieuw Kronkelboek. Amsterdam 1951, De Bezige Bij, CB. |
S. Carmiggelt, Poespas. Alle kattenverhalen en nog veel meer. Geïllustreerd door Bertram. Amster- |
| |
| |
dam 1952, De Arbeiderspers, Arbo, CB. (opgenomen in Kwartet en in Trio voor één hand) |
S. Carmiggelt, Made in Germany. Een paar reisnotities. Amsterdam 1952, [Eigen beheer], CB. |
S. Carmiggelt, ‘Wereldmelkboeren’. Vlaardingen/Rotterdam/Leeuwarden 1952, Hollandia, C. |
S. Carmiggelt, Vergeet het maar. Een boek vol Kronkels. Amsterdam 1953, De Arbeiderspers, CB. (opgenomen in Drie van vroeger en Kwartet) |
S. Carmiggelt en Reinout Kuipers, Twin set. Amsterdam 1954, De Zondagsdrukkers, GB. |
S. Carmiggelt, Ping pong. Een handvol spelletjes met woorden bijeengekronkeld. Amsterdam 1954, De Arbeiderspers, CB. (opgenomen in Drie van vroeger en Kwartel) |
Karel Bralleput, Al mijn gal. Raillerende rijmen. Geïllustreerd door Charles Boost. Amsterdam 1954, De Arbeiderspers, GB. (opgenomen in Kwartet) |
S. Carmiggelt en Otto Dicke, Articles de Paris. Notities van twee slenteraars. Amsterdam 1955, De Arbeiderspers, CB. (4e druk onder de titel Een Hollander in Parijs. Articles de Paris: 1967, ABC-boeken 233) |
S. Carmiggelt, Vliegen vangen. Amsterdam 1955, De Arbeiderspers, CB. (10e herziene druk: 1965, ABC-boeken 184) |
S. Carmiggelt, Duiven melken. Amsterdam 1955, De Zondagsdrukkers, C. |
S. Carmiggelt, Kwartet. Poespas / Vergeet het maar / Al mijn gal door Karel Bralleput / Ping pong. Geïllustreerd door Bertram en Charles Boost. Amsterdam 1955, De Arbeiderspers, CB/GB. |
S. Carmiggelt, Spijbelen. Amsterdam 1956, De Arbeiderspers, CB. (opgenomen in Drie van vroeger) |
S. Carmiggelt, Alléén voor u. Een geschenk van Het Parool. Amsterdam 1956, [Het Parool], CB. |
Karel Bralleput, Fabriekswater. Bitse versjes en moedeloze verhaaltjes. Amsterdam 1956, De Arbeiderspers, De Boekvink, GB. |
S. Carmiggelt, Haasje over. Voorwoord door Godfried Bomans. Amsterdam 1957, De Arbeiderspers, ABC-boeken, CB. |
S. Carmiggelt, Woordenspelletjes. Een handvol kleine verhalen. Geïllustreerd door Charles Boost. Amsterdam 1957, De Arbeiderspers, CB. |
S. Carmiggelt, Kraaltjes rijgen. Amsterdam 1958, De Arbeiderspers, CB. |
S. Carmiggelt, - Een toontje lager. Amsterdam 1959, De Arbeiderspers, CB. (7e druk: 1967, ABC-boeken 227) |
S. Carmiggelt, Duiven melken. Amsterdam 1960, De Arbeiderspers, CB. |
S. Carmiggelt, Alle orgels slapen. Amsterdam 1961, De Arbeiderspers, CB. |
S. Carmiggelt, Een stoet van dwergen. Een kleine bloemlezing uit een kwart eeuw stukjes schrijven. Amsterdam 1961, De Arbeiderspers, ABC-boeken 109, Bl. (opgenomen in 727 kleinigheden, 15e druk: 1976, Querido, Salamander 383) |
| |
| |
Simon Carmiggelt, Torren aan de lijm. Alle spotverzen van Karel Bralleput. Geïllustreerd door Charles Boost Amsterdam 1961, De Arbeiderspers, ABC-boeken 115, GB. |
S. Carmiggelt, Dag opa. Avonturen met een kleinzoon. Geïllustreerd door Mance Post. Amsterdam 1962, De Arbeiderspers, Giraffe-boeken, CB. (opgenomen in Kinderen) |
S. Carmiggelt, Kroeglopen. Een bloemlezing uit alle kroegverhalen. Amsterdam 1962, De Arbeiderspers, ABC-pocket 150, Bl. (15e druk: 1973, Querido, Salamander 333) |
S. Carmiggelt, Tussen twee stoelen. Ontleend aan ‘Louter leugens’ en ‘Tussen mal en dwaas’. Amsterdam 1962, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket 35, CB. |
S. Carmiggelt, Oude mensen. Amsterdam 1963, De Arbeiderspers, Grote ABC 5, CB. (licentie-uitgave: Eindhoven 1982, Grootdruk-Uitgeverij, 144) |
S. Carmiggelt, We leven nog. Amsterdam 1963, De Arbeiderspers, CB. (opgenomen in Drie in een) |
S. Carmiggelt, Weet ik veel. Een bloemlezing uit een kwart eeuw stukjesschrijven. Geïllustreerd door Charles Boost. Amsterdam, 1963, De Geïllustreerde Pers, Margriet pocketserie, Bl. |
S. Carmiggelt, Trilogie. [Amsterdam] 1963, De Zondagspers, CB. |
S. Carmiggelt, Kinderen. Klein beginnen / Dag opa. Geïllustreerd door Otto Dicke en Mance Post. Amsterdam 1964, De Arbeiderspers, Grote ABC 12, CB. (16e druk: 1990, Querido, Salamander 712) |
S. Carmiggelt, Later is te laat. Amsterdam 1964, De Arbeiderspers, Grote ABC 17, CB. |
S. Carmiggelt, Kroeglopen 2. Tweede bundel. Amsterdam 1965, De Arbeiderspers, ABC 221, Bl. |
S. Carmiggelt, Tekst voor een wijnkaart. Amsterdam, de Zondagsdrukker, C. |
S. Carmiggelt, Mooi weer vandaag. Amsterdam 1965, De Arbeiderspers, Grote ABC 35, CB. (opgenomen in 727 kleinigheden) |
S. Carmiggelt, Maatschappelijk verkeer. Ingeleid door Kees Fens. Amsterdam/Groningen 1965, Querido/Wolters, Kort en goed, Bl. |
S. Carmiggelt, Een hand vol kronkels. Geïllustreerd door Charles Boost. Amsterdam 1966, [Het Parool], CB. |
S. Carmiggelt, Fluiten in het donker. Amsterdam 1966, De Arbeiderspers, Grote ABC 63, CB. |
S. Carmiggelt, Morgen zien we wel weer. Amsterdam 1967, De Arbeiderspers, Grote ABC 87, CB. |
S. Carmiggelt, Drie van vroeger. Vergeet het maar / Ping Pong / Spijbelen. Amsterdam 1968, De Arbeiderspers, Grote ABC 82, CB. |
S. Carmiggelt, Rondje van de zaak. [Den Haag] 1968, [Bedrijfschap Horeca], CB. |
S. Carmiggelt, Je blijft lachen. Amsterdam 1968, De Arbeiderspers, Grote ABC 112, CB. (opgenomen in 127 kleinigheden) |
S. Carmiggelt, Een beetje zon. Eindhoven 1968, Drukkerij en uitgeversbedrijf Lecturis N.V., C. |
| |
| |
S. Carmiggelt, Alle kroegverhalen. Kroeglopen I / Kroeglopen II. Geïllustreerd door Charles Boost. Amsterdam 1969, De Arbeiderspers, CB. (4e druk: 1996, Singel 262, Singel Pockets) |
S. Carmiggelt, Mijn moeder had gelijk. Amsterdam 1969, De Arbeiderspers, Grote ABC 134, CB. |
S. Carmiggelt, De heilige jaren. Verhalen uit en over de oorlog. Den Haag 1970, Bert Bakker, Toppunten, CB. |
S. Carmiggelt, Twijfelen is toegestaan. Amsterdam 1970, De Arbeiderspers, Grote ABC 160, CB. |
S. Carmiggelt, Enige galante herinneringen. [Amsterdam 1970, Chris Heeneman], CB. (eerder verschenen in Allemaal onzin) |
S. Carmiggelt, Gewoon maar doorgaan. Amsterdam 1971, De Arbeiderspers, Grote ABC 169, CB. |
S. Carmiggelt, Ik mag niet mopperen. Amsterdam 1972, De Arbeiderspers, Grote ABC 184, CB. |
S. Carmiggelt, Elke ochtend opstaan. Amsterdam 1973, De Arbeiderspers, Grote ABC 200, CB. |
S. Carmiggelt, 127 kleinigheden. Een stoet van dwergen / Mooi weer vandaag / Je blijft lachen. Den Haag/Antwerpen 1973, Nederlandse Boekenclub, CB. |
S. Carmiggelt, Kronkel. Carmiggelt speciaal. [Amsterdam 1973, Het Parool], CB. |
S. Carmiggelt, Kleine avonturen aan de tap. Geïllustreerd door Charles Boost. Amsterdam/Schiedam 1973, Lucas Bols, Bl. |
S. Carmiggelt, Brood voor de vogeltjes. Amsterdam 1974, De Arbeiderspers, Grote ABC 228, CB. |
S. Carmiggelt, De gedichten. Amsterdam 1974, De Arbeiderspers, GB. |
S. Carmiggelt, Leven met muziek. Geïllustreerd door Charles Boost. [Amsterdam] 1974, Vereniging Buma, CB. |
S. Carmiggelt, Vergeven zonden. Puberteitsverzen. Amsterdam 1974, Reinold Kuipers, GB. |
S. Carmiggelt, Vier kroegmannen. Geïllustreerd door William Kuik. Amsterdam 1975, Galerie Petit, CB. |
S. Carmiggelt, Ongeordend lezen. Amsterdam 1975, Querido, Kort en goed, Bl. |
S. Carmiggelt, Notities over Willem Elsschot. Amsterdam 1975, Peter Loeb, Bibliofiele Bijenkorf bibliotheek 1, EB. |
S. Carmiggelt, Slenteren. Amsterdam 1975, De Arbeiderspers, Grote ABC 225, CB. |
S. Carmiggelt, Een hand vol kronkels. [Amsterdam] 1975, [Het Parool], CB. |
S. Carmiggelt, Je leeft maar ééns. En andere Kronkels. [Amsterdam] 1975, Grote Letter Bibliotheek 108, Bl. |
S. Carmiggelt, Allemaal mensen. Utrecht 1975, Knippenberg, Bulkboek 40, Bl. |
S. Carmiggelt, Het klinkt soms wel aardig. Samengesteld door Gert de Ley. Brugge/Den Haag 1975, Orion / Scheltens en Giltay, Dwarsliggers, Bl. (Aforismen) (3e druk: Amsterdam 1980, Publiboek/Baart; 5e herziene druk: Antwerpen 1987, De Standaard) |
S. Carmiggelt, Dwaasheden. Een selectie uit ‘Honderd dwaasheden’. Gekozen en geïllustreerd door Peter van Straaten. Amsterdam 1976, De Arbeiderspers, CB. |
| |
| |
S. Carmiggelt, Ze doen maar. Amsterdam 1976, De Arbeiderspers, Grote ABC 274, CB. |
S. Carmiggelt, Vier verzen. Amsterdam 1976, Atheneum-Polak & Van Gennep, GB. |
S. Carmiggelt, Residentie van mijn jeugd. Haagse verhaaltjes. 's-Gravenhage 1977, Bzztôh, Bl. |
S. Carmiggelt, Vroeger kon je lachen. Amsterdam 1977, De Arbeiderspers, Grote ABC 292, CB. (11e druk: 1988, Querido, Salamander 681; 15e druk: 1997, Uitgeverijen Singel 262, Singel Pockets; opgenomen in Drie in een) |
S. Carmiggelt, Veel ineens en andere verhalen. Samengesteld door Gert de Ley, Antwerpen/Amsterdam 1977, De Nederlandsche Boekhandel, Cursorische lectuur 3, Bl. |
S. Carmiggelt, Bemoei je d'r niet mee. Amsterdam 1978, De Arbeiderspers, Grote ABC 314, CB. |
S. Carmiggelt, Bloemetjeslezing. Uit een kwart eeuw ‘Speciaal voor u’. Geïllustreerd door Charles Boost. Amsterdam 1978, [Het Parool], Bl. |
S. Carmiggelt, Onzin. Geïllustreerd door Peter van Straaten. Amsterdam 1978, De Arbeiderspers, CB. |
Simon Carmiggelt en Frank Lodeizen, Vreugden en verschrikkingen van de dronkenschap. Illustraties van Frank Lodeizen. Amsterdam 1978, Western Market Art Press, GB. |
S. Carmiggelt, Carmiggelt op Steeg. Geïllustreerd door Peter van Straaten. Rheden 1979, Gemeente Rheden, CB. |
S. Carmiggelt, De rest van je leven. Amsterdam 1979, De Arbeiderspers, Grote ABC 335, CB. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Mooi kado van S. Carmiggelt en Peter van Straaten. Een boekje over boeken. 1979, CPNB, Bl. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, De avond valt. Amsterdam 1980, De Arbeiderspers, Grote ABC 366, CB. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Toen... Een groet van de Stichting 1940-1945. Geïllustreerd door Peter van Straaten. Ingeleid door A.H. van Namen. Amsterdam 1980, Stichting 1940-1945, C. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Wat vind ik er nou zelf van. Amsterdam 1980, [de Literaire Loodgieters], CB. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Jeugdpuistjes. Raamsdonk 1981, De Roofpers, CB. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Verhaaltjes van vroeger. Amsterdam 1981, De Arbeiderspers, Grote ABC 397, Bl. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, De duif. Geïllustreerd door Christiaan Heeneman. [Amsterdam] 1981, [Christiaan Heeneman], C. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Bezoek. Amstelveen 1981, de Zondagsdrukkers, C. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Simon Carmiggelt, Peter Vos. [Amsterdam] 1981, Taal & Teken, CB. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Illegale helden. Een oorlogsherinnering. [Amsterdam] 1982, Drukwerk in de Marge, GB. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Een goede bedoeling. [Amsterdam], Eigen beheer, C. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Feestelijk. [Amsterdam], Eigen beheer, CB. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Welverdiende onrust. Amsterdam 1982, De Arbeiderspers, Grote ABC 427, CB. (opgenomen in Trio voor één hand) |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Beter bejaard dan oud. Amsterdam/Brugge 1982, Grote Letter Bibliotheek 380, Bl. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, De brief. [Amsterdam] 1982, Eigen beheer, C. |
| |
| |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Een schuldgevoel. Geïllustreerd door Christiaan Heeneman. [Amsterdam] 1982, [Christiaan Heeneman], CB. |
S. Carmiggelt en Peter van Straaten, Stad der paarden. Reisimpressies geschreven in het jaar 7977 vanuit de Franse paardenstad Chantilly en een in memoriam voor Jacob Slies, de paardenman Happy. Rotterdam 1982, [Leo J. Verhagen], CB. |
Karel Bralleput, Sonnet. [Amsterdam] 1982, [de Literaire Loodgieters], G. |
S. Carmiggelt, Met de neus in de boeken. Geïllustreerd door Peter van Straaten. Amsterdam 1983, De Arbeiderspers, Grote ABC 434, CB. |
S. Carmiggelt, Een zee van tijd. Geïllustreerd door Peter van Straaten. Amsterdam 1083, Het Parool, CB. |
S. Carmiggelt, Mag 't een ietsje meer zijn? Een eigen keuze uit alle bundels. Geïllustreerd door Peter Vos. Amsterdam 1983, De Arbeiderspers, Bl. |
S. Carmiggelt, Prijs. [Amsterdam] 1983, [de Literaire Loodgieters], C. |
S. Carmiggelt, Terug naar af. Zeven recent geschreven notities over mijn kindertijd. Amsterdam 1983, De Arbeiderspers, CB. |
Ds. J. Hanebrayer, Stadsleed. Een handvol verzen. Amsterdam 1952 [= 1983], Carmiggeltgenootschap [= de Literaire Loodgieters], GB. |
S. Carmiggelt, De Amsterdamse kroeg. [Amsterdam] 1983, Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, C. |
S. Carmiggelt, Auto-interview. Antwerpen 1983, Het Kanon, I, Roofdruk. |
S. Carmiggelt, Een historisch gevecht. Rotterdam 1983, [Leo J. Verhagen], CB. |
S. Carmiggelt, Juliana 75. Bij het verschijnen van ‘Juliana 75, Nationaal fotoalbum, foto's, kiekjes en herinneringen’. Samengesteld door Mies Bouwman. Ter Aar 1984, Van Lindonk, C. |
S. Carmiggelt, Splinternieuwe fiets. [Utrecht] 1984, De Donderbus, C. |
S. Carmiggelt, Ik red me wel. Amsterdam 1984, De Arbeiderspers, Grote ABC 480, CB. (licentieuitgave: Eindhoven 1986, Grootdruk Uitgeverij, 740) |
S. Carmiggelt, In Artis. 9 Kronkels over mens en dier. Rotterdam 1984, [Leo J. Verhagen], Bl. |
S. Carmiggelt, De directie. [Amsterdam] 1985, [de Literaire Loodgieters], C. |
S. Carmiggelt, Het buitenlands overzicht. [Amsterdam] 1985, [de Literaire Loodgieters], CB. |
S. Carmiggelt, Ongerijmd. Vijf versjes. [Den Haag] 1985, [De Kroon], Kroonsteentjes 19, GB. |
S. Carmiggelt, Ontmoetingen met Willem Elsschot. Met brieven en een nagelaten manuscript van Willem Elsschot. Amsterdam 1985, De Arbeiderspers, Open domein 10, EB. |
S. Carmiggelt, De nauwgezette man. Een oud-Russisch verhaal. Pieterburen 1985, De Wadlopers, V. |
S. Carmiggelt, Drie in een. 164 verhalen ontleend aan ‘We leven nog’, ‘Vroeger kon je lachen’ en ‘Bemoei je d'r niet mee’. Geïllustreerd door Peter Vos. Amsterdam 1985, De Arbeiderspers, CB. |
S. Carmiggelt, D'r kan nog meer bij! (Vijf Kronkels). Geïllustreerd door Herman Müller. [Assen] 1985, [Koert Broersma], Bl. |
| |
| |
S. Carmiggelt, De kostbare vaas. Een Russische vertelling geschreven in 1930. [Amsterdam] 1985, [Christiaan Heeneman], V. |
S. Carmiggelt, Brakke dagen. Een kerst- en een oudejaarsverhaal. Geïllustreerd door C.J. Kelfkens en W. Bijmoer. Rotterdam 1985, [Leo J. Verhagen], V. |
S. Carmiggelt, Trio voor één hand. 127 verhalen, ontleend aan ‘Poespas’, ‘Mijn moeder had gelijk’ en ‘Welverdiende onrust’. Geïllustreerd door Peter Vos. Amsterdam 1986, De Arbeiderspers, CB. |
S. Carmiggelt, Ken je me nog? [Amsterdam] 1986, Cornamona Pers, CB. |
S. Carmiggelt, Bij nader omzien. Een nieuwe bundel jonge Kronkels. Amsterdam 1986, De Arbeiderspers, CB. (vanaf 2e druk: Grote ABC 549) |
S. Carmiggelt, Gasten op zolder. Een duiventrilogie. Rotterdam 1986, [Leo J. Verhagen], Bl. |
Peter van Straaten & S. Carmiggelt, Het literaire leven. Amsterdam 1987, De Arbeiderspers, Grote ABC 575, CB. |
S. Carmiggelt, De vrolijke jaren. Een nieuwe bundel kronkels. Amsterdam 1987, De Arbeiderspers, CB. (vanaf 2e druk: Grote ABC 593; licentieuitgave: Dommelen 1989, De Mouter) |
S. Carmiggelt, Lachen kost niks. Een bloemlezing vrolijke verhalen over mensen met en zonder geld. Geïllustreerd door Peter van Straaten. [Amsterdam] 1987, Spaarbank, Bl. |
S. Carmiggelt, Het huis. Amstelveen 1987, Zondagsdrukker, C. |
S. Carmiggelt, Leve onze koningin! De inhuldigingsfeesten te Amsterdam. [Voorhout] 1988, Jan Henry, C. |
S. Carmiggelt, 4 × Simon Carmiggelt. Een keuze uit zijn Kronkels. Rotterdam 1988, [Leo J. Verhagen], Bl. |
S. Carmiggelt, Dordtse notities. Verslag van een meerdaags bezoek van Simon Carmiggelt en zijn vrouw Tiny aan de stad Dordrecht in de maand augustus van het Jaar 1977. Rotterdam 1989, [Leo J. Verhagen], A. |
S. Carmiggelt, Zelfportret in stukjes. Amsterdam 1989, De Arbeiderspers, Bl. (vanaf 2e druk: Grote ABC 680; licentieuitgave: Abcoude 2000, Grote Letter Bibliotheek 1896) |
S. Carmiggelt, De grote liefde. Brammen 1989, ‘De Geiten Pers’, C. |
S. Carmiggelt, De stad uit. Drie Gelderse Kronkels uit het jaar 1961. Rotterdam 1989, [Leo J. Verhagen], Bl. |
S. Carmiggelt, Sinterklaas. St. Nicolaasga 1989, Zwartpers, GB. |
S. Carmiggelt, De reden. Een kort verhaal. [Rotterdam] 1990, [Leo J. Verhagen], V. |
S. Carmiggelt, ‘Beste Gerard’. (Brief aan Gerard Reve d.d. 23 juli 1971). Megen 1990, Literaire Uitgeverij Perifeer, Brieven 3, Br. |
S. Carmiggelt, De kuise drinker. Amsterdam 1990, De Arbeiderspers, CB. (vanaf 2e druk: Grote ABC 730) |
S. Carmiggelt, Huwelijk. Breukelen 1990, Van Lindonk Special Projects, C. |
| |
| |
S. Carmiggelt, Op reis. Simon Carmiggelt bezoekt de wereldtentoonstelling Expo '58 te Brussel. Westmaas 1990 [Leo J. Verhagen], Bl. |
S. Carmiggelt, Klein. [Roermond] 1991, [Boek & Vorm], CB. |
S. Carmiggelt, De zee. Amsterdam 1991, Ada & Ruud Broens, C. |
S. Carmiggelt, Schemeren. Amsterdam 1992, De Arbeiderspers, CB. (licentieuitgave: Abcoude 2000, Grote Letter Bibliotheek 1917) |
S. Carmiggelt, Van een stem in den avond. [Amsterdam] 1992, [Frans de Jong], C. |
S. Carmiggelt, Kuur. [Utrecht] 1992, [Aafje van Gestel-Visser], C. |
S. Carmiggelt, Honds. Amsterdam 1992, Gemeentebelastingen, C. |
S. Carmiggelt, Rust. Brommen 1992, ‘De Geiten Pers’, C. |
S. Carmiggelt, Duiveland komt nooit weer droog. Nieuwerkerk 1993, Adri M. Leijdekkers, Reportage. |
S. Carmiggelt, ‘Van u heb ik ook een heleboel gelezen’. Tien Kronkels over Nescio. Samengesteld door Maurits Verhoeff. [Amsterdam] 1993, Bas Lubberhuizen, Nescio-cahier 2, Bl. |
S. Carmiggelt, Reizen naar Amerika. Utrecht 1993, [Drukkerij Elinkwijk], Bl. |
S. Carmiggelt, Waarom? Daarom! [Nieuwerkerk zld] 1993, [Adri M. Leijdekkers], C. |
S. Carmiggelt, Een verre neef. Brammen 1994, De Geiten Pers, C. |
S. Carmiggelt, Uitzicht op het Kronkelpad. Samengesteld door Ko van Geemert. [Amsterdam] 1994, [Stedelijk Beheer/Binnenstad], Bl. |
S. Carmiggelt, Een stuk worst. Rijswijk 1994, Het Nationaal Slagerij- en Vleesmuseum, Bl. |
S. Carmiggelt, (Bevrijding 1945-1995). [Westmaas] 1995, [Leo J. Verhagen], C. |
S. Carmiggelt, Rembrandt. Nieuwerkerk 1995, ‘Speciaal voor Ons’, C. |
S. Carmiggelt, Thelonious en Picasso. Journaal van een kattenhuwelijk. Geïllustreerd door Ben Holkenborg. Samengesteld door Leo J. Verhagen. Utrecht 1995, Drukkerij Elinkwijk, Bl. |
S. Carmiggelt, Louter leugens. [Groningen] 1995, Triona Pers, Bl. (eerder verschenen in Louter leugens) |
S. Carmiggelt, Croiset en Jongerius op een dag. Twee Kronkels uit respectievelijk 1968 en 1958 samengezet ter gelegenheid van de 32-ste Carmiggeltbijeenkomst 11 mei '96 te Amsterdam. Utrecht 1996, Carmiggeltvrienden, Bl. |
S. Carmiggelt, Een naam. [Nergenshuizen] 1996, C. |
S. Carmiggelt, Zó maar. Amsterdam 1996, De Naä Pers, C. |
S. Carmiggelt, Gekleurd. Nieuwerkerk 1997, Adri en Mieneke Leijdekkers, C. |
S. Carmiggelt, Visite. Amsterdam 1997, Carmiggeltvrienden & Openbare Bibliotheek, C. |
S. Carmiggelt, Hoe heet keizer Karels hond. 24 kronkels over en met honden. Geïllustreerd door Ben Holkenborg. Samengesteld door Leo J. Verhagen. Utrecht 1997, Drukkerij Elinkwijk, Bl. |
S. Carmiggelt, Narcose. Amstelveen 1997, de Zondagsdrukkers, C. |
| |
| |
S. Carmiggelt, Lezer. Amsterdam 1998, Speciaaldrukkerij N. Peereboom, C. |
S. Carmiggelt, Party. Nieuwerkerk 1998, de Carmiggeltvrienden, C. |
S. Carmiggelt, Keizer Karel had een hond. 45 verhalen over honden en mensen. Westmaas/Nieuwerkerk zld 1998, [Leo J. Verhagen/Adri M. Leijdekkers], Bl. |
S. Carmiggelt, Zes kronkels. Nawoord door Henk van Gelder. [Den Haag] 1999, Nederlandsche Vereeniging voor Druk- en Boekkunst, Bl. |
S. Carmiggelt, De secretaresse. [Den Haag] 1999, HLSP (Het Landelijk Secretaresse Platform), C. |
S. Carmiggelt, Voorhout. Nieuwerkerk 1999, de Carmiggeltvrienden, CB. |
Karel Bralleput, Drie kleintjes. Amsterdam 1999, [Drukkerij Belderbosch & Coesselin], GB. |
S. Carmiggelt, Ruim baan. Gent 1999, Interimkantoor Ruim Baan, Bl. |
S. Carmiggelt en Godfried Bomans, Beste Godfried, beste Simon: Simon Carmiggelt en Godfried Bomans aan en over elkaar. Amsterdam 1999, De Boekerij, Br. |
S. Carmiggelt, Kenner. Amsterdam 2000, Firma L&B, C. |
De Ispahanisten, Voor Els en Jan. Amstelveen 2001, de Zondagsdrukkers, V. |
S. Carmiggelt, 12 uur. [Utrecht] 2001, De Bucheliuspers, Bl. |
S. Carmiggelt, Wat stilte. Een Haagsche Amsterdammer in Gelderland. [Nieuwerkerk] 2001, Adri M. Leijdekkers, Bl. |
S. Carmiggelt, Genot. Schouwen-Duiveland 2001, Carmiggelt-Kring, C. |
S. Carmiggelt, Geachte spreker. Houwerzijl 2002, Triona Pers, C. |
S. Carmiggelt, Sigaar. Nieuwerkerk 2002, Adri en Mieneke Leijdekkers, C. |
S. Carmiggelt, Plannen. Nieuwerkerk 2004, Adri M. Leijdekkers, C. |
S. Carmiggelt, De engel. Velp 2004, Egelpers, Dorpenroute, C. |
S. Carmiggelt, Een grap. Amsterdam 2004, Vereniging van Carmiggeltvrienden, C. |
S. Carmiggelt, Spiegel. Nieuwerkerk 2005, Adri en Mieneke Leijdekkers, C. |
S. Carmiggelt, Terugkomen. Capelle aan den IJssel 2005, Koster, C. (eerder verschenen in De rest van je leven) |
S. Carmiggelt, Feest. Amsterdam 2005, De Graaf & Broens, C. |
S. Carmiggelt, Clown. Zuidhoek 2006, De Rooihaak, C. |
S. Carmiggelt, Het eind van december. Capelle aan den IJssel 2006, Koster, C. (eerder verschenen in Later is te laat) |
S. Carmiggelt, Afscheid van het oude jaar. Amsterdam 2006, De Graaf en Broens, C. |
S. Carmiggelt, Ik lieg de waarheid. De beste Kronkels. Samengesteld en ingeleid door Sylvia Witteman. Amsterdam 2007, De Arbeiderspers, Bl. |
Karel Bralleput, Fijn binnenwerk. Amsterdam 2007, Weerwoord, G. |
S. Carmiggelt, Straf. Den Haag 2007, Carmiggelt-Kring, C. |
S. Carmiggelt, Diagnose. Nieuwerkerk 2007, Leijdekkers, C. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Eric van der Steen, Carmiggelt en Belcampo. In: Critisch Bulletin, jrg. 14, nr.i, januari 1947, pp. 30-33. (over Honderd dwaasheden) |
Dingeman van der Stoep, Kritieken. In: Ontmoeting, jrg 1, 1946-1947, p. 408. (over Honderd dwaasheden) |
W.F. Hermans, De critische voorspelling. In: Criterium, jrg. 5, nr. 2, februari 1947, pp. 135-137. (onder andere over Honderd dwaasheden) |
Garmt Stuiveling, Poëzie. In: Het boek van nu, jrg. 2, nr. 4, december 1948, p. 74. (over Het jammerhout) |
Garmt Stuiveling Moderne humor. In: G. Stuiveling, Triptiek. Amsterdam 1952, pp. 137-145. (over Klein beginnen) |
Anthonie Donker, Humoristen. In: Critisch Bulletin, jrg. 19, nr. 8, augustus 1952, pp. 375-378. (over Omnibus) |
G. Stuiveling, Drievoudig verzet. In: H. Oldenvelt [red], Literaire reacties op de wereld van heden. Vijf lezingen. Den Haag 1953, pp. 90-109. (over literatuur en maatschappij na de Tweede Wereldoorlog, de opkomst van ‘humoristisch realisme’) |
P.J. Risseeuw, ‘Kritieken’. In: Ontmoeting, jrg. 6, 1952-1953, pp. 58-59. (over Poespas. Alle kattenverhalen en nog veel meer) |
A. Marja, Journalist met hart en ziel. In: A. Marja, Buiten het boekje. Geschreven portretten van vrienden en vakgenoten. Amsterdam 1954, pp. 79-83. (interview) |
A. Marja, De andere Carmiggelt. In: De Gids, jrg. 121, nr. 1, 1958, pp. 67-70. (over Fabriekswater) |
Paul Rodenko, De wereld van Simon Carmiggelt. In: Paul Rodenko, De sprong van Münchhausen. Den Haag 1959, pp. 58-68. (over humor Carmiggelt) |
Bibeb, Praten met Simon Carmiggelt over ‘het interview’. In: Vrij Nederland, 22-12-1962. (interview) |
A. Marja, Simon Carmiggelt. Een Beetsiaanse Kronkel. In: A. Marja, Poëzieproeven. Den Haag 1963, pp. 82-87. |
J.J. Oversteegen, Onder humoristen. In: Merlyn, jrg. 1, nr. 2, januari 1963. (over interview met Carmiggelt door Bibeb) |
Willem Wittkampf, De dag van de rode bessen. In: Tirade, jrg. 7, nr. 82, oktober 1963, pp. 684-724. (biografische informatie) |
Kees Fens, Paradijs in de schemer. In: Kees Fens, De eigenzinnigheid van de literatuur. Opstellen en kritieken. Amsterdam 1964, pp. 110-124. (over de kroegverhalen) |
Freddy Braeckman, Simon Carmiggelt. In: Yang, jrg. 1, nr. 5, januari 1964, pp. 47-48. (over Een stoet van dwergen en Kroeglopen) |
J. Bernlef en K. Schippers, Gesprek met Simon Carmiggelt. In: Idem, Wat zij bedoelen. Amsterdam 1965, pp. 11-24. (interview) |
Godfried Bomans, Bij Carmiggelt thuis. In: Godfried Bomans, Van de hak op de tak. Amsterdam 1965, pp. 162-165. (interview, biografische informatie) |
H.U. Jessurun d'Oliveira, Triest onderschrift. In: Merlyn, jrg. 3, nr. 1, 1965, pp. 75-76. (over open brief van Carmiggelt aan Lucebert in Het Parool van 12-10-1964) |
J. van Dijck en H. de Lauw, SJ. Carmiggelt. In: J. van Dijck en H. de Lauw, Humoristisch kwartet, Antwerpen 1966, pp. 80-103. (algemene beschouwing) |
St. Membrecht, Humor. In: St. Membrecht, Een waarachtige driehoek Amsterdam 1966, pp. 111-113. (over Later is te laat) |
Kees Fens, Humoristen. In: Kees Fens, Loodlijnen. Amsterdam 1967, pp. 94-97. (over Oude mensen) |
Kees Fens, Humoristen. Het werk van S. Carmiggelt. In: Ons Erfdeel, jrg. 11, nr. 2, december 1967, pp. 7-11. (over meerdere werken) |
Martin Ros, Carmiggelt. Een uitgave samengesteld ter gelegenheid van de bekroning van het oeuvre van Simon Carmiggelt met de vijfjaarlijkse prijs van de Amsterdamse Boekverkopers Vereniging. Amsterdam 1967. (over werk, leven en receptie. Bevat bio- en bibliografie) |
Fernand Auwera, Simon Carmiggelt. In: Fernand Auwera, Geen daden maar woorden. Antwerpen [etc.] 1970, pp. 35-42. (interview) |
Martin Ros en Gerrit Komrij, In gesprek met
|
| |
| |
Simon Carmiggelt. ‘Twijfelen is toegestaan’. In: Maatstaf, jrg. 18, nr. 6, oktober 1970, pp. 431-445. (interview) |
Martin Ros, Frits van der Molen [e.a.], S. Carmiggelt. Uit en over zijn werk. Amsterdam 1972. (over werk, leven en receptie. Bevat interview, bio- en bibliografie) |
Guus Dijkhuizen, Zeg het met brieven. In: De Gids. Nieuwe Vaderlandsche Letteroefeningen, jrg. 135, nr. 9-10, december 1972, pp. 697-699. (over de brieven van Reve aan Carmiggelt in De taal der liefde) |
Piet Piryns en Herman de Coninck, Simon Carmiggelt. In: Piet Piryns en Herman de Coninck, Woe is woe in de nedderlens. Amsterdam [etc.] 1972, pp. 39-50. (interview) |
[Reinold Kuipers], Kijk, S. Carmiggelt. De schrijver in beeld. Amsterdam 1973. (fotoboek) |
Joos Florquin, Gesprek met Simon Carmiggelt. In: Joos Florquin, Ten huize van.... Leuven 1973, pp. 9-86. (interview) |
Godfried Bomans, Simon Carmiggelt 50 jaar. In: Godfried Bomans, Van mens tot mens. Amsterdam [etc.] 1973, pp. 118-125 (biografische informatie). |
Henny Grootveld, ‘Ik probeer tien dagen per maand in “het dorp” te zijn’. Simon Carmiggelt. Een café in een dorp heeft een functie. In: Gelderland nu, jrg. 4, nr. 6, juni 1973, pp. 1-2. (interview) |
Ischa Meijer, Simon Carmiggelt. In: Ischa Meijer, Interviews. Den Haag 1974, pp. 110-126. (interview) |
Luc Verhuyck en Theo Jochems, Simon Carmiggelt. Brugge/Den Haag 1975. (biografie, interview, bibliografie) |
Martin van Amerongen, De vluchthavens van Amsterdams eigen hoogfijne opa. Simon Carmiggelt en de jeneverkruik. In: Martin van Amerongen, Tien krullen op een kale kop. Baarn 1975, pp. 9-20. (biografische informatie) |
Max van Rooy, Het gesprek tussen Simon Carmiggelt en Gerard Reve. In: Hollands Diep, jrg. 1, nr. 1, november 1975, pp. 12-15. (interview) |
Clara Eggink, Prijzen en prijzen. In: Bzzlletin, jrg. 5, nr. 46, mei 1977, pp. 11-13. (over toekenning P.C. Hooftprijs) |
Hugo Bousset, Simon Carmiggelt - De wereld draait door en Simon Carmiggelt - In steno. In: Hugo Bousset, Woord en schroom. Enige trends in de Nederlandse prozaliteratuur 1973-1976. Brugge [etc.] 1977, pp. 277-279 en 279-281. (respectievelijk over Elke ochtend opstaan en Brood voor de vogeltjes) |
Wim Ramaker, ‘Ik zou wel mal zijn als ik er niet blij mee was’. P.C. Hooftprijs voor Simon Carmiggelt. In: Literama, jrg. 11, nr. 10, februari 1977, pp. 504-505. (interview) |
Fred de Swert, Simon Carmiggelt. In: Fred de Swert, Zes auteurs in beeld. Utrecht [etc.] 1977, pp. 7-28. (biografische informatie) |
Pim Oets, Furore spreekt met Simon Carmiggelt. In: Furore, nr. 8, oktober 1977, pp. 20-23, 42. (interview) |
Tony van Verre, Tony van Verre ontmoet Simon Carmiggelt. Uit 't leven van een schrijvend persoon. Bussum 1978. (verzamelde interviews) |
Myrle Tjoeng, Al het schrijven komt voor mij neer op het gebruiken van taal. In: Literama, jrg. 12, nr. 11, maart 1978, pp. 487-495. (interview) |
Jef van Gool, ‘Het mooie van schrijven is dat je het nooit leert’. In: Lezerskrant, jrg. 5, nr. 2, mei 1978, pp. 38-39. (interview) |
C. de Ruiter, Over het proza van S. Carmiggelt. Amsterdam 1979. (structuuranalyse Kronkels) |
H. Heesen, A. Leistra en G. Leistra, De mythe van Gerard Reve benaderd. Een gesprek met Simon Carmiggelt door H. Heesen, A. Leistra en G. Leistra. In: Menuet, jrg. 1, nr. 1, januari 1979, pp. 1-14. (interview) |
Emmy Huf, Weet u hoe we hem noemen? Kronkel! In: Emmy Huf, Over poezen gesproken. Haarlem 1979, pp. 25-30. (interview) |
W.A.M. de Moor, Tussen mal en melancholiek. In: Wam de Moor, Wilt u mij maar volgen? Kritieken en profielen over het proza van de jaren zeventig. Amsterdam 1980, pp. 71-76. (over meerdere werken) |
C. de Ruiter, Torren of vlinders? In: Maatstaf,
|
| |
| |
jrg. 28, nr. 1, januari 1980, pp. 62-70. (over meerdere werken, structuuranalyse) |
Jan Brokken, De dingen die je beschrijft moet je wel ervaren hebben, maar je moet ze opnieuw liegen. In: Jan Brokken, Schrijven. Interviews met J.M.A. Biesheuvel; Willem Brakman; Remco Campert... Amsterdam 1980, pp. 149-160. (interview) |
Roel van Dalen, ‘Het criterium is dat de mensen je lezen’. In: Harlekijn, jrg. 10, nr. 9, oktober 1980, pp. 47-51. (interview) |
[Anoniem], Op visite bij... Simon Carmiggelt. In: Iamhe, jrg. 1, nr. 2, december 1981, pp. 15-20. (interview) |
Kees de Bakker, S. Carmiggelt. Vijftig dwaasheden. In: Kees de Bakker, Mijn eerste boek. Dertig schrijversdebuten. Amsterdam 1983, pp. 43-50. (over Vijftig dwaasheden. Beleefd en verteld) |
Kiki Amsberg, Ronald van den Boogaard, Diane de Coninck [e.a.], Simon Carmiggelt. Gesprek. In: Rien Vroegindeweij [red.], Oud?, de duvel is oud! Hilversum 1983, pp. 15-16. (interview) |
Ischa Meijer, ‘De man die zich redde’. In: Intermagazine, jrg. 4, nr. 1-2, januari-februari 1983, pp. 16-21, 23. (interview) |
Leo van de Voort, Margreet Janssen Reinen en Guus Houtzager, Simon Carmiggelt. Interview. In: Nioba, jrg. 5, nr. 31, september 1984, pp. 31-39. (interview) |
Gert Berg, Simon Carmiggelt. In: Gert Berg, Confrontatie: Gert Berg in gesprek met Willem Aantjes, Hedy d'Ancona, Cornelis Berkhouwer, Simon Carmiggelt, [...]. Amsterdam 1985, pp. 47-58. (interview) |
Dees Postma, Nederlandse alcoholisten. Simon Carmiggelt. In: Dennis Wholey, De moed om te veranderen. Utrecht 1985, pp. 238-241. (interview) |
Jolanda de Vries, Interview met Simon Carmiggelt over zijn jeugd. In: Speciaal voor ons, nr. 23-24, 1987, pp. 88-98 (interview) |
Piet Piryns, ‘Er zijn veel te veel ouden van dagen. De hele soort begint de mensen de keel uit te hangen’. In: Piet Piryns [red.], Er is nog zoveel ongezegd. Vraaggesprekken met schrijvers. Antwerpen 1988, pp. 17-27. (interview) |
Theo de Jong, De stukjesschrijver Simon Carmiggelt. In: Hollands Maandblad, jrg. 30, nr. 488-489, juli-augustus 1988, pp. 53-62. (over meerdere werken) |
Fernand Auwera, Simon Carmiggelt. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 133, nr. 2, februari 1988, pp. 83-85. (interview) |
F.O. van Gennep, Simon Carmiggelt. In: In de Waagschaal, jrg. 16, nr. 17, januari 1988, pp. 30-31. (biografische informatie) |
G.F.H. Raat, Een Hollander in Duitsland. Enkele opmerkingen over het werk van S. Carmiggelt. In: Heinz Eickmans, Hajo Hülsdünker [e.a., red.], Niederländischunterricht an deutschen Schalen und Volkshochschulen. Beiträge des Münsteraner Kolloquiums vom 3./4. Münster 1989, pp. 68-74. (over meerdere werken en invloed) |
Willem Wilmink, Simon Carmiggelt (1913-1987). In: Willem Wilmink, Wat ik heb gevonden, je raadt het nooit. Vijftien opstellen over schrijvers in onze taal. Amsterdam 1990, pp. 114-117. (over meerdere werken) |
Ferdinand Bordewijk, Procédés van drieërlei soort. In: Idem, Verzameld werk 13. Kritisch proza, addenda, bibliografie, registers. Amsterdam 1991, pp. 40-44. (over Omnibus) |
Leo Geerts, Het cursieve oeuvre van Carmiggelt. Simon Carmiggelt. De rest van je leven [en] Cursiefjes of columnisten? In: Leo Geerts, Het gras in de duinen: opstellen over literatuur. Antwerpen [etc.] 1993, pp. 66-75 en 75-78. (over meerdere werken en over het verschijnsel column) |
Aad Nuis, 21 mei 1977: Simon Carmiggelt ontvangt de P.C. Hooftprijs. Literatuur in de krant. In: M.A. Schenkeveld-van der Dussen [hoofdred.], Nederlandse Literatuur, een geschiedenis. Groningen 1993, pp. 825-829. (invloed en waardering) |
Henk van Gelder, Dichters en tekstschrijvers. Literaire teksten in cabaret en amusementstheater. In: Bzzlletin, jrg. 24, nr. 221-222, december 1994-januari 1995, pp. 30-35. (literatuur en cabaret) |
Max Pam, Kronkels. In: Hollands Maandblad, jrg. 37, nr. 1, januari 1996, pp. 25-26. (over meerdere werken) |
Frida Balk, De column en de columnist van
|
| |
| |
Nederlandse bodem. In: Neerlandica extra muros, jrg. 34, nr. 1, februari 1996, pp. 11-17. (over het verschijnsel column) |
Sylvia Witteman en Thomas van den Bergh, S. Carmiggelt. Een levensverhaal. Amsterdam 1998. (biografie) |
Henk van Gelder, Carmiggelt. Het levensverhaal. Amsterdam 1999. (biografie) |
Aleid Truijens, Simon Carmiggelt. Een mensenvriend met een scherp mesje. In: Paul Brill [red.], Kopstukken van het laagland. Een eeuw Nederland in honderd portretten. Amsterdam 1999, pp. 268-271. (kort schrijversportret, trivia, receptie) |
Kees Fens, Een kasteel van chocola. In: Aad Meinderts en Dick Welsink [red.], Vier lichte letterheren. Den Haag 1999, pp. 58-65. (stilistische analyse van meerdere werken) |
Sylvia Witteman en Thomas van den Bergh, Van slachtoffer tot toeschouwer. In: Aad Meinderts en Dick Welsink [red.], Vier lichte letterheren. Den Haag 1999, pp. 66-72. (stijlmiddelen en humor Carmiggelt) |
Henk van Gelder, Simon Carmiggelt. Schrijver-journalist (1913-1987). In: Paul Arnoldussen en Annemarie de Wildt [red.], Stadsgezichten. Honderd grote Amsterdammers uit de twintigste eeuw. Amsterdam 1999, pp. 36-37. (biografische informatie) |
Aya Zikken, Simon Carmiggelt. Dicht bij Dickens / [door] Aya Zikken. In: Aya Zikken, Voor het vandaag werd: ontmoetingen met schrijvers. Amsterdam [etc.] 2000, pp. 248-254. (anekdotes) |
André Oyen, Simon Carmiggelt. Een Hollandse mengeling van Chaplin en Brassens. In: De Vrijzinnige Lezer, jrg. 21, nr. 2, april 2000, pp. 283-285. (biografische informatie) |
Martin van Amerongen, De Haagse humor van Simon Carmiggelt. In: Martin van Amerongen, Nooit komen rampen. Artikelen. Amsterdam 2001, pp. 217-226. (over jeugd en begin carrière) |
John Bakkenhoven, Aan de drank met Simon Carmiggelt. In: John Bakkenhoven, Op de man af. Verrassende mensen, verrassende antwoorden. Baarn 2004, pp. 182-186. (interview) |
111 Kritisch lit. lex.
november 2008
|
|