| |
| |
| |
Marja Brouwers
door Stanny Glasius-Wilmering
1. Biografie
Marja Brouwers werd op 29 juli 1948 in Bergen op Zoom geboren. Ze was de oudste in een katholiek gezin van zeven kinderen. Haar vader was cafébaas in verschillende plaatsen in Brabant en Limburg, waardoor het gezin vaak verhuisde. Ze volgde een mulo-opleiding, waarvan drie jaar op een nonnenkostschool. Daarna behaalde ze het mms-diploma. Ze groeide op in een milieu waar weinig boeken werden gelezen.
Vanaf haar zestiende was ze al zelfstandig en verdiende ze zes jaar lang de kost met allerlei administratieve baantjes, onder andere op een advocatenkantoor. Ze studeerde enige tijd piano aan het Haags conservatorium, maar miste de discipline om een goede pianist te worden. Intussen las ze zoveel ze kon. Ze voltooide in vier jaar de avondopleiding mo-Engels A en B. Een jaar later, in 1975, slaagde ze voor het kandidaatsexamen aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna studeerde ze naast Engels ook filosofie en taalwetenschappen, maar zij maakte deze studies niet af.
Vanaf het behalen van de A-akte stond ze voor de klas. Ze trouwde met August J. Fry, een filosoof uit Chicago, die als hoogleraar Amerikaanse Taal- en Letterkunde verbonden was aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Na de geboorte van haar tweede dochter besloot ze uit het onderwijs te gaan. Van 1977 tot 1990 woonde ze afwisselend in Amsterdam en Chicago, met uitzondering van het universitaire jaar 1987-1988 dat ze als writer in residence doorbracht in Minneapolis. In 1992 is haar man overleden.
Haar eerste, ongepubliceerde, roman schreef ze toen ze twintig
| |
| |
was. Haar grote voorbeelden waren Bordewijk en Faulkner. Van beiden bewondert ze de retoriek die niet galmend is, maar zich bedient van precieze beelden. In 1983 stuurde ze het manuscript van de roman Havinck naar De Arbeiderspers, die het afwees. De Bezige Bij gaf de roman in 1984 uit. Franz Weisz verfilmde Havinck in 1987.
In De Revisor verschenen van haar twee polemieken over het begrip realisme. Onder andere in Vrij Nederland schreef ze artikelen en recensies over werken van Engelstalige auteurs. Met steeds grotere tussenpozen publiceerde ze haar volgende romans.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kunstopvatting
In wat zij zelf een ‘schotschriftje’ noemt, en in het vervolg daarop in De Revisor (1986 nummer 1 en 2), trekt Marja Brouwers fel en uitgebreid van leer tegen Meeuse, redacteur van dat tijdschrift. Hij heeft, volgens haar, modieus-literaire theorieën over werkelijkheid en verbeelding verkondigd, die tekenend zijn voor het gezeur dat al een decennium daarover in het tijdschrift te lezen is. Zij ergert zich aan ‘Revisorpraatjes’ over ‘het hele idee van “Revisorproza”, met die verwaande witregels en die [...] pretenties van wijsgerige thematiek’. Zij moet niets hebben van die quasi filosofische spelletjes waarin de schrijver altijd schrijft over het schrijven en de schrijver zelf. Marja Brouwers vindt dat het weinig meer heeft opgeleverd dan ‘stilistische kramp’ en ‘lege verbeelding’.
De heftigheid van haar polemieken lijkt voort te vloeien uit de veronderstelde Revisor-invloed op de literaire kritiek, die ook Marja Brouwers natuurlijk niet onberoerd laat: ‘In de afgelopen tien jaar heeft de Revisor een niet onaanzienlijke invloed gehad op een bepaald gebruik van het literair-kritisch vocabularium en vermoedelijk ook, op wat men zich voorstelt dat dat vocabularium zoal te zeggen heeft. Die stijl van betogen en die woordkeus van Meeuse, die kom je ook tegen in de literaire kritiek. Ik heb daar bezwaar tegen, zoals degenen die er hun gezag aan moeten ontlenen bezwaar hebben tegen mij.’
| |
Kritiek
Thematiek
Het curieuze nu is, dat de recensies over Marja Brouwers' romans, ook uit de Revisor-hoek, helemaal niet zo negatief zijn. De pers heeft aan haar debuut, Havinck, veel aandacht besteed. De verkoopcijfers waren hoog en de kritieken in het algemeen erg lovend. De zakelijke stijl en de goed in de hand gehouden ironie werden geprezen. Sommige critici vroegen zich wel af of deze roman realistisch genoemd moest worden en dat heeft Marja Brouwers wellicht geïrriteerd. In het Revisor-vocabularium is realistische literatuur equivalent aan schrijverij zonder diepgang. Inderdaad heeft een enkele criticus naar voren gebracht dat door de zakelijk-ironische distantie de personages, met name Havinck zelf, te oppervlakkig zijn beschreven. Als verweer hiertegen kan worden aangevoerd dat gebrek aan menselijke diepgang nu juist het thema is in Havinck.
| |
| |
| |
In de roman wordt allengs duidelijk dat Havinck van de zelfmoord van zijn vrouw niets heeft geleerd, getuige zijn gebrek aan inlevingsvermogen in zijn vriendin en zijn dochter. Ook in De Feniks gaat het erom dat de personages volledig langs elkaar heen leven. Het onvermogen, en soms ook de onwil, om zich te verdiepen in wat er omgaat in de meest nastaande wordt de lezer getoond. De hoofdpersoon in De Feniks, een muziekstudente, poogt wel dieper contact te krijgen met haar vriend, Lukas Asberg, door het achterhalen van zijn familiegeschiedenis, maar stuit voortdurend op zijn overtuiging dat wroeten in het verleden zinloos is.
Op het inhoudelijke vlak zijn er meer overeenkomsten tussen de beide romans. De Feniks is een verhaal met spanning, omdat de muziekstudente van lieverlede steeds meer aanknopingspunten vindt voor haar veronderstelling dat de grootvader van haar vriend vermoord is. Ook in Havinck blijft de lezer lang in spanning over de doodsoorzaak van Havincks vrouw; veel wijst er wel op dat zij zich moedwillig met de auto heeft doodgereden, maar pas in het laatste deel van de roman wordt het bewijs geleverd.
Daarnaast speelt in beide romans het zakenleven, zij het op een erg verschillend niveau, een belangrijke rol. Havinck is een eigentijdse Amsterdamse advocaat, die in de episode na de crematie van zijn vrouw ook op de zaak zijn koel-ironische houding handhaaft. Als zakelijke achtergrond van de kroniek van het geslacht Asberg in De Feniks fungeert de op- en ondergang van een frituuronderneming.
| |
Techniek
Ondanks de inhoudelijke overeenkomsten zijn Havinck en De Feniks in veel opzichten zo verschillend, dat het verbazing wekt dat ze van de hand van één auteur zijn. Het debuut is veel eenvoudiger van opzet dan de tweede roman.
De respectievelijke ondertitels ‘Een episode’ en ‘Een familiekroniek’ geven al aan dat er een groot verschil in tijdsbestek is. De ‘episode’ omvat de achttien dagen die volgen op de crematie van Havincks vrouw; de ‘familiekroniek’ maar liefst drie generaties van de familie Asberg. Bovendien verloopt de tijd in Havinck in grote lijnen chronologisch, terwijl in De Feniks heden en verleden voortdurend worden afgewisseld. Het debuut is
| |
| |
ook veel eenvoudiger, omdat het van begin tot eind vanuit Havinck is geschreven. Het perspectief in De Feniks is zo gecompliceerd dat, waarschijnlijk om te voorkomen dat de lezer het spoor bijster raakt, ervoor is gekozen om passages die vanuit een bepaald standpunt zijn geschreven, te cursiveren. Grof gezegd komt het erop neer dat iedere generatie haar eigen vertelster heeft. Wat het zo ingewikkeld maakt is dat de vertelster uit de oudste en jongste generatie toch niet echt van elkaar onderscheiden zijn, omdat de laatste als het ware uit de as van de eerste is herrezen.
Deels is hiermee de titel van de roman verklaard. Daarnaast is er nog een banale uitleg: de fritesbedrijfjes van de familie Asberg (!) gaan diverse malen in vlammen op.
| |
Stijl
De stijl van de beide romans is door de afhankelijkheid van het verhaalperspectief ook heel verschillend. Havinck is - passend bij het karakter van de hoofdpersoon - geheel in eenzelfde cynische stijl geschreven. Havincks gedachten ten aanzien van zijn vriendin Maud, enkele dagen na de crematie van zijn vrouw, zijn in dit opzicht tekenend: ‘Terwijl hij zich scheert, vraagt hij zich een ogenblik af of er toch niet iets te temmen zou zijn aan Maud, een zwerfkat, ze heeft minder substantie dan er eigenlijk moet zijn aan een vrouw, maar misschien is het juist daarom wel een aardig compromis, want hertrouwen en nog eens van voren af aan beginnen, met wie weet precies dezelfde ellende, daar is hij te moe voor, en helemaal niets doen is toch ook weer geen oplossing.’ Dat Maud ook weinig tekenen vertoont van liefdevol gedrag blijkt uit de reactie die Havinck van haar veronderstelt als zij zal horen dat zijn vrouw dood is: ‘Toestand? Moeilijkheden? Gauw weg.’
| |
Thematiek
Kritiek
In De Feniks hanteren de drie vrouwen vanuit wier standpunt de kroniek van de familie Asberg wordt genoteerd ieder hun eigen, soms wat gekunstelde, stijl. De belangrijkste vertelster, de jeugdige muziekstudente, die allengs nieuwsgieriger wordt naar de lotgevallen van de familie van haar vriend Lukas, uit zich meestal even zakelijk-ironisch als Havinck, maar vervalt hier en daar in psychologisch jargon. Na zo'n vlaag van diepzinnigheid hervindt ze meestal vrij snel de afstandelijke toon weer: ‘Vanuit dit anders-zijn zou ik hem moeiteloos toestaan
| |
| |
mij en zichzelf tegen mijn leegte te beschermen [...], lieve help, het zou ook wel een wonder zijn geweest als dat allemaal goed was gegaan. Hij droeg leger- en motorjassen en keek over veel dingen heen, niet alleen over mij.’ De tweede vrouw, Lukas' tante, is in haar verhalen over de wederwaardigheden van het geslacht Asberg erg wijdlopig en het verslag van de derde vrouw, de oma van Lukas, klinkt ambtelijk als een rapportage. In dat verslag rechtvaardigt ze de moord op haar man. Rapportage suggereert feitelijke juistheid, maar omdat de grootmoeder niet meer leeft, moet het verslag wel opgevat worden als een creatie van de jonge muziekstudente. Zij reconstrueert naar eigen inzicht of fantasie de kroniek van de familie Asberg, omdat Lukas graven in de herinnering doelloos vindt. ‘Het was door dit niet-herinneren dat Lukas zijn eigen verhaal niet zou willen of kunnen vertellen.’ Bij gebrek aan werkelijk contact met haar vriend behelpt de muziekstudente zich met de creatie van een verhaal: de roman De Feniks. Het aan Gertrude Stein ontleende motto: ‘If it's real enough what is the use of its being a story?’ kan aldus worden verklaard. Het motto van Havinck uit Eliots The Hollow Men is veel directer uit te leggen als aanduiding van de leegheid en daarmee de onaandoenlijkheid van de mens. De betekenisvolle, op elkaar gelijkende, slotzinnen van de toch erg verschillende romans bevestigen de indruk dat Marja Brouwers toch één en hetzelfde thema voor ogen heeft gestaan: ‘Onbewogen ben ik. Onaangetast.’ (Havinck) en ‘Hij bewoog niet, ik bewoog niet en zo was alles daar stil.’ (De Feniks) De meeste recensenten hebben bewondering voor Marja Brouwers' durf om De Feniks veel ingewikkelder te construeren dan Havinck, hoewel sommigen vinden dat het
leesplezier door mooi-schrijverij en moeizaam gepsychologiseer wordt getemperd. Zij vinden dat de schrijfster te ver is doorgeschoten in haar poging een diepzinnige roman te produceren.
| |
Verwantschap
De Feniks geeft vanzelfsprekend geen enkele aanleiding meer om Marja Brouwers in de realistische stroming te plaatsen. De complexe vorm, waarin de belangrijkste vertelster goed beschouwd de roman De Feniks zelf construeert, doet academistisch aan. Maar de zogenoemde ‘academisten’ (onder anderen: Frans Kellendorik, Nicolaas Matsier) worden altijd in verband
| |
| |
gebracht met het tijdschrift De Revisor. Dat is waarschijnlijk iets wat Marja Brouwers absoluut niet wil. Misschien is hierin wel mede een reden te vinden voor haar scherpe uithaal naar het tijdschrift: Marja Brouwers wenst in geen enkele stroming ondergebracht te worden. Ook niet in de feministische. Want ook dat is gebeurd. Tot ongenoegen van de schrijfster werden haar romans nogal eens, geheel ten onrechte, ter sprake gebracht in het kader van het werk van vrouwelijke auteurs.
| |
Kunstopvatting
Ze laat zich meer uit over wat ze niet wil dan over wat ze wel wil. Emoties van personages laat ze opzettelijk weinig aan bod komen omdat zij de taal nogal wantrouwt als het gaat om het direct onder woorden brengen van gevoelens. Schrijvers van wie ze veel geleerd heeft zijn Henry James en Saul Bellow. Gevoelens moeten volgens haar overgebracht worden - zoals Margaret Atwood dat heel goed kan - door terloopsheid, door suggestie. Dat Marja Brouwers in haar romans juist suggereert dat gevoelloosheid hoogtij viert is paradoxaal.
| |
Techniek
Als het begrip gevoelloos niet opgevat wordt in zijn letterlijke betekenis, maar in de zin van geen begrip hebben voor de gevoelens van anderen, dan blijken veel belangrijke personages in Brouwers' romans ruimschoots voor deze karakterisering in aanmerking te komen. In De Lichtjager (1990) is de hoofdpersoon Paul de Braak een egoïstische rotzak. Rink de Vilder, de journalist uit wiens perspectief de gebeurtenissen in Casino (2004) beschreven worden, laat zich meeslepen door zijn vriend Philip van Heemskerk, een geslaagd zeiljachtenbouwer en charmant topcrimineel, die natuurlijk altijd op zijn eigen voordeel uit is. Zodra een nieuwe vriendin in zijn vizier komt, leent Philip zijn, op haar beurt ook weer opportunistische, vriendin Moura met royaal gemak uit aan Rink.
In Casino staat deze driehoeksverhouding centraal. In De Lichtjager draait het om Paul de Braak en zijn verhouding tot zijn twee exvrouwen en zuster.
| |
Techniek / Thematiek
Door zelfoverschatting richt de drankzuchtige Paul de Braak zich te gronde. Voor de lezer en ook voor de drie vrouwen, die in de roman ieder hun eigen visie geven op De Braaks leven, blijft het onzeker of zijn dodelijke val van een rots in de Ardennen zelfgekozen is. Dit is de derde roman waarin sprake is van een onopgehelderde doodsoorzaak en ook in Casino blijft het de vraag of
| |
| |
Philip is vermoord. Toch zijn de romans daardoor geen detectives geworden. Het zijn meer psychologische romans waarin een mentaliteitsbeeld van de laatste decennia wordt gegeven. Actualiteiten, in De Lichtjager bijvoorbeeld de Weinrebaffaire en in Casino de IRT-kwestie en de terreuraanslag van 11 september 2001, komen uitvoerig aan bod. Er wordt wel spanning opgebouwd, maar die wordt vaak ruw onderbroken door lange theoretische beschouwingen. Met wat moeite is er een verband te vinden tussen de vermeende jodenverrader Weinreb en De Braak. Ze zijn beiden manipulators met woorden die zich mooier voordoen dan ze zijn en die proberen hun omgeving de baas te blijven. De Braak walgt van zijn leven en is in wanhoop gevlucht uit de Verenigde Staten om in Nederland weer wat licht in zijn bestaan te vinden. Doordat hij niet kan liefhebben, geen enkel zelfinzicht weet te verwerven en zwaar aan de drank is, mislukt zijn zoektocht Volgens het aan Pascal ontleende motto is het nodig dat je jezelf kent; ook al wordt de waarheid niet gevonden, toch helpt het voor de ordening van je leven. Die orde kan De Braak niet scheppen en zijn dodelijk val in de Ardennen is betekenisvol.
Ook in het naar de bijbel verwijzende motto van Casino wordt gesteld dat iets nodig is. ‘In order to leave Egypt, it is necessary to enter the desert’, uit een dagboek van Brouwers' overleden echtgenoot August Fry, betekent dat alleen via een zware tocht het beloofde land te bereiken is. Toegepast op Casino is de interpretatie waarschijnlijk: alleen via een moeilijke weg kan het hedonistische Nederland verlaten en een beter Nederland bereikt worden.
| |
Techniek
In Casino is er geen verband tussen de essayistische stukken en het verhaal. Marja Brouwers zegt erover dat die stukken louter dienstdoen als tegenwicht Over de titel is de schrijfster duidelijk, want ze laat Moura zeggen dat het Italiaanse woord casino chaos betekent Bovendien is het verhaal voor een belangrijk deel gesitueerd in Monte Carlo. Het casino zelf komt niet in de gebeurtenissen voor, maar ze spelen zich wel af in de glamoursfeer van het grote riskant-verworven geld.
| |
Visie op de wereld
Eigenlijk zijn alle belangrijke romanfiguren van Marja Brouwers oppervlakkige individualisten. Zonder moralistisch te zijn, toont ze Nederlanders zonder houvast, die hun bestaan gereduceerd heb- | |
| |
ben tot het bevredigen van eigen consumeerverlangens. Het is een sombere cultuurfilosofische visie die ze in de bladzijdenlange beschouwingen uiteenzet Ook in interviews spreekt ze haar zorg uit over de vervlakking en het verlies van normen en waarden. Ze vindt dat we allemaal dommer worden.
| |
Kunstopvatting
Op literair gebied ziet ze een ‘ondemocratische’ tweedeling in de Nederlandse literatuur. Veel romans verworden tot ordinair entertainment en enkele zijn alleen bestemd voor de culturele elite. Recensenten en docenten Nederlands hebben het bij haar verbruid, omdat ze elkaar napraten en ervan uitgaan dat de Nederlandse literatuur minderwaardig is. De toon waarop ze haar kritiek uit, is vaak zwaarwichtig wetenschappelijk, maar soms ook opzettelijk overdreven, wat ironiserend werkt.
| |
Stijl
De stijl in haar verhalende romanonderdelen is afwisselend kort met treffende beeldspraak en uitvoerig intellectualistisch. Als Rink een reden zoekt om in Monaco te blijven en overweegt voor de krant de Grand Prix te verslaan, beschrijft ze hem voordat hij denkt: ‘Nieuws waar geen vraag naar is - de faxbak zat er vol mee’, als iemand die nog het meest leek ‘op een man die met plankgas over de snelweg raast, om plotseling tot de ontdekking te komen dat hij vergeten is waar hij heen ging. Hij denkt huh? stopt, zet de motor uit en begint om zich heen te kijken. Definieer de parkeerbaan, bepaal de grenzen!’ Nog geen bladzijde ervoor tekent ze dezelfde weifelende toestand van Rink als een poëtische filosoof: ‘Pas in een verleden worden de dingen onveranderlijk en krijgt alles zijn natuurlijke proporties. In het heden kan er geen sprake zijn van een complete mens, die een complete wereld onder ogen ziet, maar op zijn best van een menselijk ferment, een vederlichte pluisbol op zoek naar een plek om tot een stabiele configuratie te ontkiemen.’
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
De romans van Brouwers worden goed verkocht. Door haar sterke debuut is er van meet af aan grote belangstelling van recensenten, maar in toenemende mate maken ze bezwaar tegen de theoretische uitweidingen.
Naar eigen zeggen houdt Brouwers geen enkele rekening met de lezer. Ze schrijft op grond van talloze kriskras gemaakte aantekeningen alleen voor zichzelf omdat ze schrijven een aangename bezigheid vindt In haar romans wil ze niet alleen verbeelden,
| |
| |
maar ze wil er ook - door middel van theoretische beschouwingen - diepgang in aanbrengen. Er is geen auteur die zo nadrukkelijk als zij epische en essayistische teksten in een roman bijeenbrengt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Marja Brouwers, Havinck Een episode. Amsterdam 1984, De Bezige Bij, R. (licentie-uitgaven: Bulkboek nr. 162, Querido, Amsterdam 1986; Grote Letter Boek, Den Haag 1986, Stichting Uitgeverij XL; Pentapocket nr. 9308, Querido, Amsterdam 1993) |
Marja Brouwers, De Feniks. Een familiekroniek. Amsterdam 1985, De Bezige Bij, R. (licentie-uitgave: Grote Letter Boek, Den Haag 1996, Stichting Uitgeverij XL) |
Marja Brouwers, De Herculesformule. In: De Revisor, jrg. 13, nr. 1, februari 1986, pp. 59-63, 67, E. |
Marja Brouwers, De Herculesformule II. In: De Revisor, jrg. 13, nr. 3, juni 1986, pp. 61-65, E. |
Marja Brouwers, Port rs 232c. In: De achtste deur. [Heerhugowaard] 1986, Crawford Deur, pp. 25-36, V. |
Marja Brouwers, De Lichtjager. Amsterdam 1990, De Bezige Bij, R. |
Marja Brouwers, De Feniks. Een familiekroniek. Amsterdam 1985, De Bezige Bij, R. (licentie-uitgave: Grote Letter Boek, Den Haag 1996, Stichting Uitgeverij XL) |
Marja Brouwers, Casino. Amsterdam 2004, De Bezige Bij, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Aad Nuis, Perfecte ironie van Brouwers is onthutsend. In: de Volkskrant, 24-8-1984. (over Havinck) |
Jo Simons, In gesprek met Marja Brouwers over haar late debuut In: Avenue, jrg. 19, nr. 8, augustus 1984, pp. 94-95. |
Jaap Goedegebuure, Het grote gat achter de Amsterdamse gevels. In: Haagse Post, 1-9-1984. (over Haninck) |
Wim Vogel, Havinck: een man met lege handen. In: Haarlems Dagblad 6-9-1984. |
Willem Kuipers, Ik wantrouw intellectuelen. In: de Volkskrant, 7-9-1987. (interview) |
Gerrit Jan Zwier, Een armoedig toneelstuk. In: Leeuwarder Courant, 7-9-1984. (over Havinck) |
Hans Vervoort, Een vanzelfsprekende virtuositeit In: NRC Handelsblad, 14-9-1984. (over Havinck) |
Hans Warren, Havinck. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-9-1984. |
Diny Schouten, Wat Knaagt? In: Vrij Nederland, 22-9-1984. (over Havinck) |
T. van Deel, Relaties die geen echte relaties zijn. In: Trouw, 27-9-1984. (over Havinck) |
Wam de Moor, Een mooie kamer, maar de schilderijen hangen scheef. In: De Tijd, 28-9-1984 (over Havinck) |
Robert Anker, Bevrijdende ernst in ‘Havinck’. In: Het Parool, 10-10-1984. |
Henk Egbers, ‘Er is iets mis met de emoties in dit boek.’ In: De Limburger, 21-10-1984. (interview) |
Wim Vogel, Ik laat me niet onder druk zetten. In: Haarlems Dagblad, 14-11-1984. (interview) |
Bob den Uyl, Brouwers en het uitzichtloze leven. In: Rotterdams Nieuwsblad, 16-11-1984. (over Havinck) |
Hugo Bousset, Vlijmscherpe analyse van een huwelijk: het romandebuut ‘Havinck’ van Marja Brouwers vliegt de winkels uit In: Haagse Post, 1-5-1985. |
Lut Haeck, Marja Brouwers: leegheid, vaalheid, voosheid. In: Ons Erfdeeel, jrg. 28, nr. 3, mei-juni 1985, pp. 443-445. (over Havinck) |
Marja Vunderink, ‘Er is helemaal geen aantoonbaar grotere aandacht voor debuten’: Marja Brouwers, schrijfster van een succesvol debuut ‘Havinck’. In: VU Magazine, jrg. 14, nr. 7, juli-augustus 1985, pp. 257-260. (deels interview) |
Aad Nuis, De onmogelijkheid van werkelijke verlossing. In: de Volkskrant, 4-10-1985. (over De Feniks) |
Inge van den Blink, De Feniks van Marja Brouwers: een familie doemt op uit de mist. In: Utrechts Nieuwsblad, 11-10-1985. |
Gerrit Jan Zwier, Het rad der herhaling. In: Leeuwarder Courant, 11-10-1985. (over De Feniks) |
Jaap Goedegebuure, Een wazig schimmelspel. In: Haagse Post, 12-10-1985. (over De Feniks) |
Wim Vogel, Leven zonder moreel houvast. In: Haarlems Dagblad, 15-10-1985. (over De Feniks) |
Diny Schouten, Frietimperium met familiemysterie. In: Vrij Nederland, 19-101985. (over De Feniks) |
Hans Warren, De Feniks. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 26-10-1985. |
Janet Luis, De feniks van Brouwers is wel erg koud. In: Het Parool, 1-11-1985. |
Ton Boogaard, De Feniks: knarsende boekentaal. In: Eindhovens Dagblad, 16-11-1985. |
Reinjan Mulder, Een feeks en een erfenis van niks. In: NRC Handelsblad, 22-11-1985. (over De Feniks) |
Rob Schouten, Het hachelijke van het ‘tweede boek.’ In: Trouw, 9-1-1986. (over De Feniks) |
Renate Dorrestein, ‘De straatmeid breekt nogal snel los in mij’. In: Opzij, jrg. 14, nr. 4, april 1986, pp. 8-11. (interview) |
Janet Luis, Roman over een botterik. Twee goed geschoolde echtgenotes. In: NRC Handelsblad 9-3-1990. (over De Lichtjager) |
Carel Peeters, De last van de menswaardigheid. Marja Brouwers' ‘De Lichtjager’: een intellectueel verstrikt in frustraties. In: Echte Kennis. Essays over filosofie in literatuur. Amsterdam 1991, pp. 184-191, E. |
Bert Kuipers, Uitzonderlijke roman van Marja Brouwers ‘De Lichtjager’. Een moker van een boek. In: Haarlems Dagblad, 29-3-1990. |
Alfred Kossmann, Een roman van allure. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 30-3-1990. (over De Lichtjager) |
| |
| |
Frank van Dijl, Grootse roman van Marja Brouwers. In: Algemeen Dagblad, 5-4-1990. (over De Lichtjager) |
Inge van den Blink, Intellectueel wrakhout De loze ijdelheid van kunstredacteuren. In: Utrechts Nieuwsblad, 6-4-1990. (over De Lichtjager) |
Koos Hageraats, De lichtjager van Marja Brouwers. In: De Tijd, 6-4-1990. |
Doeschka Meijsing, Drank en verloedering in de derde roman van Marja Brouwers. In: Elsevier, 7-4-1990. (over De Lichtjager) |
Anthony Mertens, De duistere onrust van Marja Brouwers. ‘Je moet blijven praten’. In: De Groene Amsterdammer, 11-4-1990. (over De Lichtjager) |
Jessica Durlacher, Kolossale woordenfabriek. In: de Volkskrant, 13-4-1990. (over De Lichtjager) |
Atte Jongstra, De geschiedenis van een mannenziel. In: Het Parool, 14-4-1990. (over De Lichtjager) |
T. van Deel, In oorlog met de hele schepping. In: Trouw, 19-4-1990. (over De Lichtjager) |
Gerrit Jan zwier, Ontheemd en ontregeld. In: Leeuwarder Courant, 20-4-1990. (over De Lichtjager) |
Rien Broere, Scherpzinnig portret van onmachtigen. In: De Boekenkrant, jrg. 1, nr. 2, april 1990. (over De Lichtjager) |
Henk Egbers, Marja Brouwers en het ongelijk van de waarheid. Drie vrouwen en een eenzame man. In: De Stem, 5-5-1990. (over De Lichtjager) |
Karel Osstyn, Bijna een roman. In: De Standaard, 10-11-1990. (over De Lichtjager) |
Nancy L. Chadbum, Gender bias in Dutch literary reviews. In: Dutch crossing nr. 42, herfst 1990, pag. 96-103. (over Havinck) |
Paul de Braak, Marja Brouwers' ontwerp van een aardige slechterik in onze tijd. In: De Gids, jrg. 154, nr. 10, oktober 1991, pp. 829-835. (over De Lichtjager) |
Liesbeth Woertman, Versteende gewaarwording, verstarde beelden. Notities over identiteit in de romans van Marja Brouwers. In: Lust en gratie, jrg. 33, lente 1992, pp. 63-71. |
Annemiek Neefjes, ‘Faulkner tilt het leven boven zichzelf uit’. In: Vrij Nederland, 22-7-1995. (interview) |
René Marres, Havinck. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 28, november 1995. |
Daniëlle Serdijn, De ontdekking van het aardse. In: Het Parool, 5-3-2004. (over Casino) |
Pieter Steinz, Verpletterd door eigen blufpoker. In: NRC Handelsblad, 5-3-2004. (over Casino) |
Patrick Mershoek, Een boek kan altijd wachten. In: Het Parool, 6-3-2004. (interview) |
Aleid Truijens, We worden allemaal steeds dommer. In: de Volkskrant, 12-3-2004. (interview) |
T. van Deel, Haar tong een stomdronken slak. In: Trouw, 13-3-2004. (over Casino) |
Jeroen Vullings, Marja Brouwers' compositie van de chaos. In: Vrij Nederland, 13-3-2004. (over Casino) |
Wim Vogel, Wéér een ongrijpbare gentleman-crimineel. In: Haarlems Dagblad, 13-3-2004. (over Casino) |
Michaël Zeeman, Lezen om terug te praten. In: de Volkskrant, 15-3-2004. (over Casino) |
Max Pam, Stilstaan bij de tijd. In: HP/De Tijd, 19-3-2004. (over Casino) |
Thomas van den Bergh, Zwaarwichtig. In: Elsevier, 20-3-2004. (over Casino) |
Jaap Goedegebuure, Het nut van oude kranten. In: Haagsche Courant, 26-3-2004. (over Casino) |
Kees 't Hart, Leegte in kaart gebracht In: De Groene Amsterdammer, 27-3-2004. (over Casino) |
Fleur Speet, Engagement is een heikele kwestie. In: Het Financieele Dagblad, 27-3-2004. (over Casino) |
Frank Hellema, Iedereen zijn eigen idool. In: Knack, 21-4-2004. (over Casino) |
Rudi Kamminga, De wereld al chaos en bordeel. In: Dagblad van het Noorden, 23-4-2004. (over Casino) |
Annemiek Neefjes, Chaos en anarchie. In: De Standaard, 29-4-2004. (over Casino) |
Douwe de Vries, Moderne samenleving als woestijn. In: Friesch Dagblad, 9-6-2004. (over Casino) |
Marja Pruis, ‘Ik ben alleen maar een schrijver’. In: De Groene Amsterdammer, 17-7-2004. (interview) |
97 Kritisch lit. lex.
mei 2005
|
|