| |
| |
| |
Walter van den Broeck
door Koen Vermeiren
met een aanvulling door Jooris van Hulle
1. Biografie
Walter van den Broeck werd op 28 maart 1941 te Olen geboren als zoon van Robert Sidney van den Broeck (geb. 1905, Panay op de Filippijnen), die werkzaam was als elektricien bij Metallurgie Hoboken, en van Elisabeth Johanna Ell (geb. 1905, Richterich in Duitsland). Hij is de jongste van vier kinderen. Vanaf 1947 ging Van den Broeck naar school in Olen en Herentals. Hoger middelbaar onderwijs volgde hij van 1956 tot 1959 aan het Koninklijk Atheneum te Lier, waar hij tevens het diploma van leraar Nederlands-geschiedenis behaalde (1959-1961).
Als leraar had hij in het toenmalige rijksonderwijs achtereenvolgens een betrekking te Boom, Turnhout en Balen. Op 3 april 1965 huwde hij met Eliane de Winter. In datzelfde jaar richtte hij samen met Frans Depeuter en Robin Hannelore het tijdschrift Heibel op.
Van den Broeck en Eliane de Winter hebben twee zonen, beiden geboren in 1966. In 1967 verhuisde het gezin naar Turnhout. In dat jaar publiceerde Walter van den Broeck zijn debuutroman De troonopvolger. Sindsdien volgden romans en toneelwerken elkaar op. In 1972 ontving hij van de provincie Antwerpen de prijs voor het beste kinderboek (Mietje Porselijn en Lili Spring-in-'t Veld). De letterkundige prijs van de provincie Antwerpen 1973 werd aan hem uitgereikt voor zijn toneelstuk Groenten uit Balen (1972). In 1972 verliet hij het onderwijs met onbetaald verlof. De Edmond Hustinxprijs voor het Toneel werd hem toegekend in 1973. In 1974 stapte hij definitief uit het onderwijs en aanvaardde een parttime betrekking als hoofdredacteur van het advertentieblad Turnhout-Ekspres. Sinds april 1987 wijdt hij zich volledig aan het schrijven.
| |
| |
In oktober 2008 werd hij opgenomen als lid van de KANTL (de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde). Voor zijn Aantekeningen van een stambewaarder (1977) ontving hij de Letterkundige prijs van de provincie Antwerpen 1978 en de Yang Prijs 1978. Van 1979 tot 1983 was hij redactielid van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. De Sabamprijs 1981 bekroonde zijn toneelwerk. In 1982 werden hem voor Brief aan Boudewijn de Henriëtte Roland Holst-prijs en de Dirk Martensprijs van de stad Aalst toegekend. In datzelfde jaar ontving hij tevens de Driejaarlijkse Staatsprijs voor het Toneel. De Prijs van de Vlaamse Provinciën kreeg hij in 1983 voor Tot nut van 't algemeen. Voor Het beleg van Laken 1 kreeg Van den Broeck in 1986 een Premie van de Provincie Antwerpen voor niet-beschouwend proza. Deel 4 van de cyclus, Het leven na beklag, werd in 1993 bekroond met de Driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor het proza. In datzelfde jaar kreeg hij de Van Acker-prijs voor zijn literair oeuvre. Voor zijn hoorspelbewerking van Lijmen. Het been van Willem Elsschot werd hem de Noord-Zuidtrofee toegekend in 1989. Zijn toneelproductie Amanda ten slotte werd in 1997 gelauwerd met de Gouden Gids Publieksprijs en in 2008 met de Toneelkijkersprijs naar aanleiding van de productie ervan door Theaterproductiehuis Zeelandia.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Als mede-oprichter en -redacteur van het kritische tijdschrift Heibel (1965) kreeg Van den Broeck enige bekendheid in Vlaanderen. Zijn debuutroman De troonopvolger (1967), verscheen in eigen beheer. Met Lang weekend (1968) werd hij echter zowel in Vlaanderen als in Nederland opgemerkt, terwijl 362.800 × Jef Geys (1970) vooral opzien verwekte in een aantal artistieke milieus (met name de wereld van de beeldende kunst). Van den Broecks spottende uitspraak in Lang weekend, als zou hij ‘Vlaanderens meestbelovende literator’ zijn, werd vanaf nu ernstig genomen. Via een herdruk in de Bulkboek-reeks kon zijn debuut op een ruime verspreiding rekenen.
Daar waar men bij de opvoering van zijn toneelstuk Mazelen aanvankelijk verbaasd was over zijn humor en vlotte dialogen, kende het sociaal-geëngageerde Groenten uit Balen, dat voor het eerst in Balen zelf Werd opgevoerd, een geweldig succes en betekende het voor Van den Broeck de grote doorbraak in Vlaanderen. Ook zijn latere, grotendeels realistische toneelstukken krijgen veel bijval en zeker niet het minst bij de gewone man, die zichzelf hierin herkent Sommige zalen in Vlaanderen stonden aanvankelijk echter wat huiverig tegenover deze sterk geëngageerde stukken. Sinds zijn laatste prozasuccessen is ook in Nederland interesse ontstaan voor zijn toneelwerk en kent men hem daar niet meer enkel als samensteller van boekjes met Hollandermoppen.
Zijn proza, waarvan de structuur steeds meer is gaan afwijken van de traditionele roman, boeit dan weer vooral de typisch literaire lezer, alhoewel Aantekeningen van een stambewaarder en Brief aan Boudewijn zowel in Vlaanderen als in Nederland een vrij groot publiek bereikten. Dit is in hoofdzaak te danken aan het sociaal-historische perspectief dat gericht is op de geschiedenis van de kleine man. Uiteraard versterkten tv-opvoeringen van Van den Broecks werk zijn populariteit in binnen- en buitenland. Ondanks het succes van voornoemde prozawerken, hebben in Vlaanderen een aantal lezers zich nogal geërgerd aan de afbreuk die Van den Broeck heeft gedaan aan het idyllische beeld van de Kempen, zoals het ontstaan was uit de traditionele heimatliteratuur.
| |
| |
| |
Kritiek
Van al de critici aan wie Walter van den Broeck een origineel exemplaar van De troonopvolger had gestuurd, was Piet van Aken de enige die er een ernstige en zelfs lovende bespreking aan wilde wijden. Met Lang weekend trok de auteur echter dé aandacht van de belangrijkste Vlaamse critici, terwijl ook in enkele Nederlandse dagbladen de publikatie van dit ‘feuilleton’ niet onopgemerkt bleef. Voor De Wispelaere betekende de rechtlijnigheid van dit boek echter een stap terug tegenover De troonopvolger, waarvan hij de literaire methode als ‘verrassend nieuw’ bestempelde. Hubert Lampo sprak van ‘een rasecht talent’ met een ‘briljante schrijfvaardigheid’. In beslag genomen werd algemeen minder goed, tot zelfs uiterst negatief onthaald.
Wel had de kritiek veel lof over voor zijn toneelwerk, en met name voor Groenten uit Balen. Deze appreciatie drukte zich tevens uit in enkele belangrijke onderscheidingen. De originele structuurbenadering in De dag dat Lester Saigon kwam bracht de meer wetenschappelijke literatuuranalyse (die met 362.880 × Jef Geys al was ingezet) definitief op gang. Marcel Janssens sprak echter van ‘irriterend narcisme’ en betreurde de opheffing van het traditionele verhaal. Bij het verschijnen van Aantekeningen van een stambewaarder vond er een ware opsplitsing plaats. Vooral katholieke Vlaamse critici reageerden zeer emotioneel en ergerden zich aan de scherpe haatliefde verhouding die Van den Broeck ten toon spreidde tegenover Vlaanderen. Anderen spraken dan weer van een boeiende familiekroniek. Toch werd de auteur voor dit boek in eigen land tweemaal bekroond. Met Brief aan Boudewijn werd hij algemeen in de literaire traditie van L.P. Boon geplaatst en ruimden vooraanstaande Nederlandse weekbladen plaats voor hem in. Jeroen Brouwers noemde dit boek en het voorafgaande ronduit meesterwerken.
| |
Visie op de wereld
In een gesprek met Luc Decorte (in: Yang monografie, blz. 18) verklaarde Van den Broeck: ‘Ik ben er me sterk van bewust dat ik nooit wat anders zal kunnen zijn dan de zoon van een arbeider. Heel mijn denken, heel mijn voelen is erdoor gekleurd en wat daar eigenlijk doorweegt is de angst voor de armoe.’ Uit heel zijn werk blijkt belangstelling en sympathie voor de arbeidersklasse en voor de maatschappelijk verdrukte, die meestal machteloos staat tegenover het heersende
| |
| |
systeem. Tevens beschouwt hij de mens als een mythe, dat wil zeggen als een onvatbaar en irrationeel individu waarover nooit het laatste woord kan worden gezegd. De mens bestaat niet als eenheid, maar is enkel fragmentarisch kenbaar. Vaak wordt het typische beeld dat men van een groep mensen heeft (bijvoorbeeld de Kempenaar als brave, vrome landbouwer) gecreëerd door ideologieën en politiek economische modellen die er alle belang bij hebben dat bepaalde mythen in leven worden geroepen én gehouden. Dit leidt echter tot een maatschappelijke verstarring waarvan enkel de gegoede klasse enig profijt heeft.
Dé waarheid of dé macht bestaan niet als een objectief gegeven, maar hangen nauw samen met personen en instanties die vanuit een machtspositie hun eigen gelijk of gezag kunstmatig trachten op te dringen. Niet alleen de mens, maar dus ook de realiteit waarin hij leeft is een conglomeraat van allerlei gebeurtenissen, verschijnselen en historische toevalligheden. Schijn (de voorstellingen die de mens zich, veelal noodgedwongen, van bepaalde zaken maakt) en werkelijkheid (de feitelijke situatie) grijpen voortdurend in elkaar én vertekenen en versluieren op die manier de reële kijk op de wereld.
| |
Kunstopvatting
‘Er moet op zo'n manier worden geschreven dat je de wereld een ietsje beter achterlaat dan dat je hem hebt gevonden. Dat werd de opdracht die ik (...) aan mijn schrijverschap heb gegeven’ (Walter van den Broeck, in: Yang monografie, blz. 20). Vooral het toneelwerk, dat zeer realistisch van aard is, is erop gericht (crisis)situaties te tonen waarin bepaalde maatschappelijke (wan)toestanden duidelijk herkenbaar zijn. Groenten uit Balen, dat ontstond naar aanleiding van een staking bij Vieille Montagne in Balen-Wezel in 1971, is hiervan zeker het bekendste voorbeeld. Maar ook in Een andere Vermeer is de verhouding tussen werknemer en werkgever aan de orde, terwijl Greenwich de frustraties én de bewustwording behandelt van een arbeidersgezin. Het tv-spel Gelukkige verjaardag geeft de problemen weer die binnen een gezin kunnen optreden wanneer mensen met werkloosheid worden geconfronteerd. Ironie en satire zorgen echter regelmatig voor een relativerende en humoristische noot, zodat het werk van Van den Broeck haast nooit zwaarwichtig wordt. Want: ‘(...)het
| |
| |
woord van Brecht indachtig: theater dient tot lering én vermaak’ (Kreatief, jrg. 16, nr. 1, april 1982, blz. 79).
Van den Broecks interne poëtica blijkt wellicht nog het beste uit een boek als 362.880 × Jef Geys waarin de verwisselbare hoofdstukken het onmogelijk maken om een eenduidig beeld van de hoofdfiguur samen te stellen. In elk hoofdstuk is immers een ander personage aan het woord (inclusief Walter van den Broeck), dat zijn visie op de situatie geeft; De volgorde waarin men de delen leest bepaalt de wijze waarop men Jef Geys bekijkt. In De dag dat Lester Saigon kwam en later in Brief aan Boudewijn (zij het hier op een minder formele manier) doorkruisen schijn en werkelijkheid elkaar, zodat de tekst de interactie tussen beide en de daaruit voortvloeiende vertekening van de realiteit aanschouwelijk maakt. Daarbij is het: ‘(...) EEN taak van een kunstenaar in het algemeen om aan te tonen dat men anders tegen de realiteit kan aankijken dan de meerderheid van de mensen het noodgedwongen doet’ (Kreatief, jrg. 16, nr. 1, blz. 82).
| |
Relatie leven/werk
Als zoon uit een arbeidersgezin werd Van den Broeck al vroeg geconfronteerd met sociale ongelijkheid en angst voor armoede. Later constateert hij dat de officiële geschiedschrijving in feite voorbijgaat aan het dagelijkse leven van de kleine man. Van den Broeck, die aanvankelijk schreef vanuit en tegen persoonlijke depressies (De troonopvolger, De dag dat Lester Saigon kwam), evolueerde naar een maatschappelijk bewustzijn waarbij vragen als ‘wie ben ik, waar kom ik vandaan, waar ga ik naartoe?’ nu werden gesteld in het licht van een brede sociaal-historische context. Aan de hand van documenten, (auto)biografische gegevens en historische feiten tracht Van den Broeck een werkelijkheid op te bouwen die de traditionele, maar valse voorstellingen en clichés doorbreekt. Aantekeningen van een stambewaarder was hiervan een eerste daadwerkelijke uiting. Tegelijkertijd legt hij, zoals uit Brief aan Boudewijn blijkt, een inventaris aan van een voorbije tijd. Zijn sociaal engagement komt overduidelijk naar voren uit zijn toneelwerk. De gevolgen van stakingen, zoals Van den Broeck er zelf één meemaakte in Balen (Groenten uit Balen) of van werkloosheid (Gelukkige verjaardag), sociale onmacht en de daaruit voortvloeiende frustraties van de arbeidersklasse (Greenwich) worden getoond. Een bredere sociale betrokken- | |
| |
heid blijkt dan weer uit stukken als Mazelen, Het wemelbed, De rekening van het kind, Een andere Vermeer of Au bouillon belge, waarin respectievelijk de relatie tussen man en vrouw, misstanden in het onderwijs, het hiërarchisch machtssysteem, de milieuproblematiek of de eigentijdse politieke situatie op een ironische, vaak satirische wijze worden doorgelicht. Dat de auteur de sociale actualiteit op de voet volgt is té merken aan een stuk als Tien jaar later,
waarin leden uit het arbeidersgezin uit Groenten uit Balen opnieuw ten tonele worden gevoerd. De drang naar welvaart en luxe heeft inmiddels hun maatschappijkritische houding stevig aangetast, terwijl het moderne doemdenken ook hier zijn intrede heeft gedaan.
Regelmatig duikt in het werk van Van den Broeck ook de problematische verhouding tussen vader en zoon op. Zijn debuutroman was hiervan al een eerste uiting, maar ook in Groenten uit Balen of Greenwich blijft de druk van de vaderfiguur (het behoudsgezinde element) sterk doorwegen.
| |
Thematiek
Zowel in zijn prozawerk als in zijn toneelstukken is het Walter van den Broeck erom te doen een brok sociale werkelijkheid te verwoorden. Hierbij stelt zich echter het probleem dat de mens en de realiteit waarin hij leeft uiterst complex zijn en in feite ongrijpbaar als geheel. Vanuit verschillende invalshoeken tracht Van den Broeck zijn visie(s) op stukken realiteit weer te geven, waarbij hij er nochtans van uit gaat dat ook hij als auteur ‘het niet allemaal weet’ (Yang monografie, blz. 24). Daarom Iaat hij in zijn literaire (re)constructies vaak anderen aan hét woord. 362.880 × Jef Geys zijn die anderen nog fictief en als zodanig een uitdrukking van een mogelijke kijk op een situatie. In De dag dat Lester Saigon kwam worden nochtans reële figuren geïntroduceerd die elk hun visie op een toestand, en met name op de depressie van dé hoofdpersoon Walter, geven. Op die wijze ontstaat een ruimer beeld van een stuk werkelijkheid. Aantekeningen van een stambewaarder gaat nog een stap verder, aangezien hierin (auto)biografische elementen en historische feiten en -documenten een beeld van het familiale verleden van de schrijver pogen te geven. Maar altijd mondt de reconstructie uit in de persoon van de auteur zelf, die op die manier een mogelijk antwoord wil formuleren op dé vraag ‘wie ben ik?’ Deze vraag is trouwens ook aan de orde in Brief aan Boudewijn, maar nog meer dan in
| |
| |
het voorgaande werk wordt ze hier gesteld binnen een maatschappelijke context. Zowel in zijn proza als in zijn toneelwerk ontstaat er bij Van den Broeck een confrontatie tussen de oorspronkelijke sociale leefwereld van de arbeiders, die op solidariteit was gericht en de nieuwe burgerlijke ideeën en waarden, die afgestemd zijn op het aankweken van een eindeloze reeks individuele behoeften. Vooral in het toneelwerk groeit deze keuze vaak uit tot een echt dilemma. Zo moeten de hoofdfiguren uit Greenwich of Tien jaar later via een aantal desillusies hun eigen identiteit (wie ben ik?) terugvinden. Bij het werkelijkheidsonderzoek dat Van den Broeck doorvoert is de ontleding van machtsverhoudingen van groot belang. Deze laatste zijn terug te vinden binnen het gezin (bijvoorbeeld de relatie tussen vader en zoon) en op het maatschappelijke vlak (bijvoorbeeld de relatie tussen patroon en arbeider). Aan de basis van een boek als De troonopvolger ligt al de poging om inzicht te bieden in deze hiërarchische structuren. In dit boek wordt de klemtoon gelegd op het cirkelvormige aspect van machtsrelaties. De opstandige zoon - de troonopvolger - wordt immers op zijn beurt vader, waarna alles herbegint. Aantekeningen van een stambewaarder is opgebouwd rondom de symbolische floskaartenladder; een kaartspel dat de maatschapplijke sporten van dienstknecht tot keizer afbeeldt. In Groenten uit Balen betekent de staking een werkelijke uithoudingsstrijd tussen patronaat en arbeiders, terwijl in De rekening van het kind de verhoudingen tussen de schooldirecteur, leraren en leerlingen worden getoond. Vaak is de mens een slachtoffer of gevangene van sociale structuren, zoals het huwelijk (Mazelen), het onderwijs (De rekening van het kind) of politieke en maatschappelijke modellen (In beslag genomen, Au bouillon belge, Tot nut
van 't algemeen). Om aan de grauwe of alledaagse werkelijkheid te ontkomen vlucht de mens geregeld in een droomwereld, waarbij de fictie een aanvulling van de realiteit is. De ‘levendige’ fantasie van Hector in Lang weekend, de sprookjeskabouter in De dag dat Lester Saigon kwam, de uitvindersdromen van de vader en de brieven aan staatshoofden in Greenwich of Groenten uit Balen of het dagdromen in Brief aan Boudewijn zijn hiervan een uiting. Telkens echter wordt de droom door de auteur ontmaskerd, zodat de feitelijke realiteit over- | |
| |
blijft. En daar is het Walter van den Broeck als ‘werkelijkheidsonderzoeker’, zoals J.J. Wesselo al schreef in de Yang monografie (blz. 51 e.v.), tenslotte toch om te doen.
| |
Stijl
Van den Broecks toneelstijl is vaak volks genoemd, al past hierbij de nodige nuancering. De auteur slaagt erin levendige, spontane dialogen te schrijven en schuwt daarbij het gebruik van dialectische uitdrukkingen niet. Humor, ironie eri sarcasme relativeren regelmatig de dramatische spanning en verhinderen zodoende dat bepaalde situaties al te zwaar gaan wegen, alhoewel door het lachen toch nog de eigenlijke tragiek zichtbaar blijft. Bovendien wordt hierdoor het gevaar voor melodramatiek of sentimentalisme verkleind, al balanceert Van den Broeck soms gevaarlijk op de rand. Zijn personages worden bijna nooit psychologisch uitgediept, maar zijn eerder exemplarisch voor een bepaalde mentaliteit of klasse. In enkele gevallen trekt hij de lijn zelfs door tot in het karikaturale (bijvoorbeeld in het geval van de directeur in De rekening van het kind). Wat de auteur echter vooral boven het volkse karakter doet uitstijgen, is zijn vaak ver doorgedreven symbolisme. Hierdoor krijgen situaties of personages een draagwijdte die hen niet strikt plaats- en tijdgebonden maakt. In sommige stukken nochtans, zoals Groenten uit Balen, gaat het realisme duidelijk in de richting van het naturalisme.
Van den Broecks prozastijl sluit grotendeels bij het voorgaande aan. Zijn aandacht voor het detail geeft vaak aanleiding tot uitgebreide, minuscule beschrijvingen die, alhoewel meestal zeer functioneel, toch een enkele keer wat wijdlopig dreigen te worden. Humor vormt ook hier een belangrijk relativerend middel en draagt bij tot een vlotte leesbaarheid. Een zeldzame keer laat Van den Broeck zich wel eens verleiden tot taalexperimenten (bijvoorbeeld de Ulysses-achtige monoloog van het dochtertje van Jef Geys), maar in het algemeen is zijn schrijfstijl traditioneel te noemen. Hierbij is het hem er eerder om te doen aan te tonen dat ook taal maar een werkelijkheidsbenadering is. De vier ‘beginmogelijkheden’ in Aantekeningen van een stambewaarder zijn hiervan onder-meer een goede illustratie: ‘Beginnen is kiezen, (...). Is het niet ten hemel schreiend, dat elk geschrift dat je aanzet tegelijkertijd een abortus is op honderden, duizenden ge- | |
| |
schriften die je had kunnen schrijven, indien je maar anders was begonnen?’ (blz. 7).
| |
Techniek
Het toneelwerk is overwegend traditioneel, tot zelfs klassiek van opbouw. Zo vertoont een stuk als Mazelen de bekende drieëenheid van tijd, plaats en handeling, terwijl in Groenten uit Balen of Greenwich een aantal gebeurtenissen worden samengebracht rondom een centraal thema. Meestal zijn de personages vertegenwoordigers van een bepaalde klasse of mentaliteit. Van den Broeck gaat hierin soms heel ver, zoals in Au bouillon belge, waarin hij allegorische personages ten tonele voert. Heel vaak bezit het toneelwerk van Van den Broeck een dubbel niveau (Het wemelbed, Een andere Vermeer) en het is vooral deze techniek van wisselende gezichtspunten die is terug te vinden in zijn prozawerk. De auteur is niet langer de alwetende verteller, maar wordt zelf omgevormd tot personage. Ook het opnemen van brieven, documenten en historische gegevens heeft tot doel een ruimere kijk op de werkelijkheid te bieden.
| |
Traditie / Verwantschap
Met Groenten uit Balen plaatst Van den Broeck zich in de realistisch-naturalistische traditie van Gyriel Buysse en ook in latere toneelstukken blijven overwegend kenmerken uit het realisme bepalend, terwijl elementen uit het volkstoneel (dialect, humor, melodrama) hierbij een belangrijke rol spelen.
Bij het proza zijn de verschillen groter. Lang weekend roept herinneringen op aan De Avonden van Van het Reve, terwijl vanaf Aantekeningen van een stambewaarder Walter van den Broeck steeds meer wordt vergeleken met Louis-Paul Boon, zónder dat hij nochtans diens miserabilistische opvattingen deelt. Anderen menen dan weer elementen van de volksverteller Ernest Claes te herkennen.
Voor de literaire methode wordt er wel eens verwezen naar Leo Pleysier, Sybren Polet of Daniël Robberechts, die eveneens met tekstcollages werken, zij het dan op een meer experimentele basis. Maar algemeen genomen is ook het proza van Van den Broeck realistisch van aard.
| |
Ontwikkeling
Ontwikkeling in het werk van Van den Broeck is vooral te constateren in het proza. Na het schrijven van een symbolische ik-roman (De troonopvolger) evolueerde de auteur naar teksten die steeds meer gingen afwijken van het traditionele
| |
| |
romangenre en die tevens een sterk maatschappelijk bewustzijn toonden. In toenemende mate beweegt de schrijver zich naar de grens van (auto)biografie, geschiedschrijving en literatuur. Zijn toneelstukken blijft hij opbouwen rondom een actuele thematiek. Bij een vergelijking tussen werken zoals Groenten uit Balen en Tien jaar later blijkt echter een toenemende kritiek op de arbeidersklasse zelf, en met name op het gebrek aan hechte, authentieke solidariteit. Terwijl het eerste stuk de triomf van een authentiek solidariteitsgevoel was, is het tweede een oproep tot herstel daarvan.
Na Brief aan Boudewijn duurde het vijf jaar voor Van den Broeck een nieuwe roman publiceerde, Het beleg van Laken. Daarin richt de auteur zich vooral tot de meer literaire lezer, aangezien er niet alleen een beroep gedaan wordt op de kennis van bepaalde hoogtepunten uit de wereldliteratuur, maar ook op het geoefende oog van de alerte lezer die zelf heel wat verbanden tussen tekstelementen en -lagen moet kunnen leggen. Het beleg van Laken is dan ook een zeer complex boek dat hoge eisen stelt. Met Aangewaaid, een bundel sterke verhalen, lijkt Van den Broeck dan weer te zijn teruggekeerd naar de traditionele vertelkunst.
| |
Kunstopvatting / Thematiek
De verhouding tussen zijn en schijn blijft het werk van Walter van den Broeck beheersen. ‘Sterke verhalen’, beweert hij in Aangewaaid, ‘bevinden zich precies op die membraam tussen schijn en wezen. Maakt hun gave plot ze net zo onwaarschijnlijk als een perfect alibi, dan geeft hun eenvoud ze daarentegen de waarachtigheid van een briljante leugen.’ En als de hoofdfiguur in Het beleg van Laken wordt geconfronteerd met de vraag ‘Waarom schrijft u?’, dan komt hij tot het besef dat schrijven te maken heeft met ‘het dichten van de brede kloof die in de loop der tijden was ontstaan tussen het ik en het beeld’, zodat er uiteindelijk een àndere en betere kijk op de wereld mogelijk wordt via de kunst.
| |
Stijl / Techniek
In Het beleg van Laken wil de auteur aantonen dat zowel het gesproken als het geschreven woord een sterke impact kan uitoefenen op de mens en de samenleving. Daartoe hanteert hij verschillende, soms zeer uiteenlopende stijlen die gaan van volks-vertellend tot literair-intellectualistisch en zelfs
| |
| |
cryptisch. Het belang van verwijzingen naar boeken uit de wereldliteratuur, maar ook naar prentjesalbums, populaire tijdschriften en tv-programma's is zeer groot, en de auteur schrikt bovendien niet terug voor allerlei rederijkersachtige letter- en woordspelletjes (zoals anagrammen en palindromen), die van de tekst soms een echte puzzel maken. Zo bestaat het boek uit vier hoofdstukken waarvan de titel telkens een anagram is van de titel van het boek zelf. De ondertitel, een moorddroom, vormt dan weer een woord dat in beide richtingen gelezen kan worden, wat reeds een aanduiding is voor de vele spiegeleffecten die de tekst bevat.
| |
Thematiek
Het beleg van Laken is een tekst met veel niveaus. De herinneringen aan thuis en aan de school, en de verwijzingen naar woonplaats en familie zijn, net zoals in Brief aan Boudewijn, duidelijk autobiografisch gekleurd.
Maar aan de andere kant is er ook een verbeeldingswerkelijkheid aanwezig, waarin de hoofdfiguur, Walter, terechtkomt nadat hij uit zijn huis werd weggehaald om te worden overgebracht naar een chalet in de tuinen van het koninklijk paleis. Het is vanuit deze fictionele situatie dat het hoofdpersonage terugkijkt op zijn jeugd, al zullen beide niveaus - het autobiografische en het fictionele - elkaar steeds meer gaan beïnvloeden, zoals van een tekst met een spiegelstructuur kan worden verwacht.
De auteur wil ditmaal vooral nagaan wat hem in de loop der tijden cultureel heeft bepaald, en vooral de literatuur zal daarbij een grote rol spelen. De intertekstuele referenties vormen dan ook een belangrijke sleutel tot de tekst. Zo vangt Het beleg van Laken aan met een verwij zing naar Il Decamerone van Giovanni Boccaccio, een raamvertelling die in haar geheel het verhaal van tien dagen omvat. Net zoals de tien jongeren die in 1348 de stad Firenze ontvluchtten wegens een pestepidemie, moet ook Walter vertellen terwijl er buiten een storm woedt. Om te ontsnappen aan het naderende onheil (een atoomramp?), vlucht Walter in de fantasie en in het verhaal. Maar al spoedig wordt hij, net zoals Jozef K. in Kafka's Het proces, uit zijn huis gehaald door twee mannen die hem overbrengen naar de paleistuin. Daar aangekomen, komt Walter in het hellevi- | |
| |
sioen van de Divina Commedia van Dante terecht. Er heerst een enorme chaos waarin soldaten heen en weer lopen, en Walter meent zelfs (het spiegelbeeld van) overleden streekgenoten te herkennen. Zijn begeleider, de heer Moortgat (omkering van Dagdroom), vervult de rol van Vergilius, en zal Walter tot aan de paleispoort brengen. Maar vóór ze daar aankomen valt Walter, net als Alice in Wonderland, opeens in een ‘oneindig’ zwart gat, waarna hij in het donkere bos van Dantes Inferno terechtkomt. De weg naar het licht, boven op een heuvel, wordt hem versperd door drie roofdieren, die later zullen terugkeren in de figuren van de drie dienstmeisjes in D'Ubésor, het chalet waar Walter in onder wordt gebracht, en waarvoor het vagevuur uit de Divina Commedia model stond (en dat tevens de omkering vormt van het woord Rosebud uit Citizen Kane van Orson Welles).
Walter moet dus blijkbaar eerst gezuiverd worden, alvorens hij het paradijs (het paleis?) mag betreden. Pol Mallants, de volkse tuinman, zal hem doen inzien dat hij zich in Brief aan Boudewijn lelijk heeft vergist omtrent het koningshuis, waarna Walter de opdracht krijgt (vanwege de koning?) te antwoorden op de vraag waarom hij eigenlijk schrijft. Daarvoor moet Walter teruggaan in de tijd, iets wat op zich al een louterende functie kan hebben, en hij probeert er achter te komen in hoeverre de kijk op de echte werkelijkheid (van zijn thuis, zijn omgeving, zijn verleden...) werd vervormd door de schijnbeelden die van de realiteit worden gemaakt - in wezen dezelfde bekommernis die ook al in Brief aan Boudewijn aan de orde was.
| |
Kunstopvatting
Maar ook woorden kunnen beelden doen ontstaan en Walter meent nu dat het de taak van de schrijver is de kloof tussen zijn en schijn, tussen ik en het beeld, weer te dichten. Schrijven is trouwens, in onze tijd, nog een van de weinige zin volle bezigheden, vindt hij, aangezien de auteur een van de weinigen is die nog van begin tot eind greep op zijn product (namelijk de tekst) blijft behouden.
| |
Thematiek
Tijdens zijn verblijf maakt Walter ook nog kennis met notaris Loracq (omkering van Carroll, schrijver van Alice's Adventures in Wonderland), en die wil Walter alert maken voor de signalen van de geschiedenis en van het lot. De mens denkt dat hij de werke- | |
| |
lijkheid in sytemen kan vangen, maar ook dit is enkel schijn. De realiteit is chaos die naar orde streeft, die dan weer wordt opgeheven in en door andere chaos. Volgens Loracq is Schoonenberg de plaats waar twee culturen en tijdperken (gesymboliseerd door het neoclassicistische paleis en de romantische Engelse tuin) strijd leveren, en uit deze botsing is België zélf ontstaan. Zo maakt Loracq uiteindelijk de vrij negatieve balans op van een verscheurd België, dat wordt ondermijnd door aan elkaar tegengestelde krachten. Loracq is, naar eigen zeggen, ook op de hoogte van een geheim in verband met het koningshuis. Maar vóór hij dit kan prijsgeven, verdwijnt hij, met al zijn dossiers, uit het chalet. Niet alleen Walter zal dus geduld moeten oefenen tot het mysterie wordt ontsluierd; ook de lezer zal moeten wachten tot het boek ‘te gelegener tijd’ wordt voortgezet.
| |
Ontwikkeling
De romans Gek leven na het bal! (1989), Het gevallen baken (1991) en Het leven na beklag (1992) vormen samen met de moederroman Het beleg van Laken een tetralogie. De samenhang van de vier delen wordt beklemtoond door het feit dat alle titels van de romans en de delen ervan anagrammen zijn van elkaar. De vraag die Walter van den Broeck voorgeschoteld kreeg toen hij in Het beleg van Laken op het domein van het paleis van Laken werd afgezonderd en die erop neerkwam dat van hem een verantwoording werd gevraagd voor zijn schrijverschap, zal pas in de slotroman definitief worden beantwoord. Net als in de moederroman wordt een beroep gedaan op de literaire kennis van de lezer: de autobiografische elementen worden ingebed in een breed uitgewerkt referentiekader, waarin de auteur teruggrijpt naar hoogtepunten uit de wereldliteratuur. Binnen het geheel van de vierdelige cyclus wordt verder via terugkerende personages en situaties ook een geheel van tekstuele verwijzingen aangebracht die door de lezer in hun onderling spiegelend verband begrepen dienen te worden.
| |
Thematiek
In de werken die volgen op de cyclus Het beleg van Laken grijpt Van den Broeck terug naar een minder gecompliceerde aanpak. In Gek leven na het bal!, waarin wordt teruggeblikt op het persoonlijk verleden, situeert Van den Broeck de eerdere delen van zijn genealogisch project: ‘Ik begreep opeens waarom ik een jaar voordien, in 1978 dus, mijn familiekroniek Aantekeningen van een
| |
| |
stambewaarder had gepubliceerd, en ook waarom ik op dat moment volop bezig was met mijn Brief aan Boudewijn. Ik was op zoek naar invloeden. In het eerste boek probeerde ik de historische invloeden te inventariseren, in het tweede de ruimtelijke.’ In Gek leven na het bal! verkent de auteur, na in het moederboek Het beleg van Laken de vraag naar het waarom van zijn schrijven centraal te hebben gesteld, de gevoelscomponent. In de drie binnenverhalen in de roman, respectievelijk gesitueerd in 1958, 1963 en 1982, brengt de auteur het relaas van zijn relatie met het Duitse meisje Ursula (‘Uschi’). Toch loopt ook in hier de preoccupatie met het schrijven als een rode draad door het verhaal, onder meer in het beeld van het ijs en het dooien, dat het verhaal in een cyclische beweging omkadert. Aan het schrijven wordt nu een louterende functie toegekend: ‘door op te gaan in het geschrevene, had ik het gevoel mij aan het voortschrijden van de Tijd te kunnen onttrekken’.
Het gevallen baken, het derde boekdeel van de cyclus, is het boek van afscheid en dood, geconcipieerd rond de figuur van de vader en de moeder. Pijnlijk nauwkeurig, met precieze aanduiding van dag en soms zelfs van uur, ontdoet Van den Broeck de relatie tussen zijn ouders van de schijn waarmee al te vaak de werkelijkheid wordt omfloerst. Vooral vader Robert mag op weinig sympathie rekenen. Met meer vertedering, maar evenzeer vanuit de verwarring die hem heeft aangegrepen toen hij zijn moeder zag aftakelen, schrijft Van den Broeck over haar. Van haar herinnert hij zich onder meer het feit dat zij hem op zijn allereerste schooldag heeft achtergelaten. Weer betrekt de auteur dit gegeven op het schrijven zelf, dat hij ziet ‘als een weefsel waarmee hij onbewust het gat wilde dichten dat toen, op die eerste schooldag, zo abrupt tussen haar en hem gevallen was, het kraakbeen tussen de delen van een breuk’.
Aan het verblijf van het personage Walter van den Broeck in chalet d' Ubesor op het domein van Laken komt een einde met de publicatie van Het leven na beklag. Alle personages uit de vorige delen maken in het slotdeel van de roman tijdens een gemaskerd bal in het koninklijk paleis opnieuw hun opwachting, ze eisen definitief hun plaats op in de beeldengalerij die de auteur met zijn cyclus heeft opgetrokken. De cirkel is rond
| |
| |
gemaakt, zoals blijkt uit het feit dat de slotroman in de ondertitel ‘een droommoord’ wordt genoemd, het palindromische spiegelbeeld van ‘een moorddroom’, dat als ondertitel fungeerde in Het beleg van Laken.
Uit de mond van de vorst krijgt Van den Broeck het verhaal te horen van de familie Dumarais, waarmee het geheim van Laken, waarop reeds werd gealludeerd in het moederboek, wordt geopenbaard: koning Boudewijn zou een tweelingbroer hebben gehad die nu op de troon zit Via een spel van elkaar spiegelende namen van personages en plaatsen wordt een constructie opgezet die uiteindelijk moet toelaten dat ieder personage, Walter incluis, zijn persoonlijke bestemming vindt Voor de auteur komt dit erop neer dat hij eindelijk, na de grote omcirkelende beweging van vier boeken, een antwoord weet te formuleren op de vraag die vanaf het begin het fundament vormde van de cyclus: wie ben ik in en door mijn schrijven? Niet toevallig convergeert de hele cyclus in de thuiskomst van Van den Broeck in de Vrijheidstraat, waar hij woont Het begrip ‘Thuis’ staat voor thuis in zichzelf, thuis in de microkosmos van het gezin, thuis in het grotere geheel van de wijk, de stad en het land. Of, zoals verwoord aan het slot van de roman: ‘Thuis is een staat van vanzelfsprekendheid. Met mijn schrijverij jaag ik haar vooralsnog na.’
| |
Kunstopvatting
Het centrale begrip in de cyclus die Het beleg van Laken vormt, is ‘zschijn’: een neologisme dat een samentrekking is van ‘schijn’ en ‘zijn’. In en door het schrijven wil Van den Broeck de kloof tussen beide overbruggen. Het hierboven geciteerde slot van Het leven na beklag suggereert dat de auteur ook gelooft in de slaagkansen van zijn project.
Uit zijn pamflet Op gelijke voet. Brief aan cultureel Vlaanderen blijkt overigens dat Van den Broeck het spanningsveld tussen zijn en schijn concreet verwezenlijkt ziet in de tegenstelling tussen het leven op het platteland en het leven in de stad. Volgens hem is de tijdsbeleving op het platteland cyclisch, geënt op de gang van de seizoenen, terwijl in de stad het nu-moment zowel de individuele betrachtingen als de menselijke relaties beheerst. Als hij het heeft over de kunst(en), dan pleit hij onomwonden voor die vorm van kunst die het vergetene weer naar boven
| |
| |
brengt: ‘Ik heb het over dingen die nauwelijks onder woorden te brengen zijn, maar die ons opeens weer doen passen in de mal waaruit we voortgekomen zijn.’ Deze uitspraak sluit naadloos aan bij de onderliggende drijfveer die hem als auteur naar de cyclus Het beleg van Laken toe dreef: een onderzoek van het ik en van de invloeden die het in de tijd en in de omgeving mee hebben bepaald.
| |
Stijl / Techniek
In de romans die volgen op het moederboek bouwt Van den Broeck verder aan de stilistische diversiteit die reeds in het openingsdeel zo nadrukkelijk in het oog sprong: vertellende gedeelten worden afgewisseld met eerder beschouwende fragmenten, aan de actualiteit gebonden feiten worden geprojecteerd tegen de achtergrond van de wereldgeschiedenis.
De cyclus Het beleg van Laken is in zijn totaliteit gevat binnen de bijna maniakaal toegepaste techniek van het spiegelbeeld. Niet alleen binnen de tekstdelen zelf spiegelen situaties en personages elkaar, ook de fragmenten waarin intertekstueel wordt gealludeerd op voorbeelden uit de wereldliteratuur, versterken deze component van Van den Broecks schrijverschap. Zo groeit het geheel uit tot één grote legpuzzel, waarin de lezer zijn weg moet zoeken om uiteindelijk door te dringen tot de kern ervan, die altijd te maken heeft met het schrijven zelf.
De hele cyclus is een raamvertelling. De auteur heeft zich met zijn huisgenoten teruggetrokken in de afgeslotenheid van de huiskamer. Hij converseert er met hen in een eigen taal, een soort ‘huistaal’ die alleen door de ingewijden mag worden gehanteerd en kan worden verstaan. Deze invalshoek wordt dan verder, vanaf deel 2 van de cyclus, uitgebreid door het ten tonele voeren van de ghostwriter Albert Verwaendonck (een anagram van Walter van den Broeck) die in het Lakense chalet de rol van Walter ovemeemt. Cyclisch wordt het geheel van de tetralogie dan nog eens ingebed in een vetgedrukte tekst die mythische allures aanneemt en de lezer rechtstreeks uitnodigt met de auteur de weg te volgen die deze voor zichzelf heeft gekozen in de vier romans.
| |
Relatie leven/werk
Dat Van den Broeck zichzelf als (sleutel)personage opvoert in de cyclus, kan erop wijzen dat in de teksten heel wat autobiografische gegevens verwerkt werden. Zo grijpt de auteur in Gek leven
| |
| |
na het bal! terug naar zijn tijd op de middelbare school, zijn legerdienst, zijn (nakende) huwelijk met Eliane. In Het gevallen baken krijgt de lezer een dicht bij de werkelijkheid aanleunend portret van de ouders. Toch ontleent de cyclus zijn kracht in de eerste plaats aan de manier waarop de auteur deze gegevens weet in te passen in het fictionele geheel van de cyclus. Reynebeau verwoordt het als volgt: ‘Het gaat hier om een bij uitstek fictioneel project waarin naar hartelust met de autobiografische feiten wordt gemanipuleerd.’
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Na het succes van Brief aan Boudewijn, de roman waarmee Van den Broeck doorbrak, mocht ook de cyclus Het beleg van Laken rekenen op een groot lezerspubliek.
Ook de kritiek was, zeker over de cyclus in zijn geheel, bijzonder positief. Boussets lovende woorden zijn ingegeven door ‘zijn schitterende stijl, zijn caleidoscopische compositie en zijn meerstemmige gelaagdheid’. In Nederland werd aanvankelijk aarzelend, soms zelf ronduit negatief gereageerd op Gek leven na het bal!. Zo vond August Hans den Boef dat ‘de al of niet autobiografsiche verhalen (erin) veel te veel de boventoon voeren en geen kader krijgen dat hen boven de anekdote uittilt’. En Jaap Goedegebuure had het over ‘narcistische dagdroompjes die tot gigantische zeepbellen zijn opgeblazen’. In Vlaanderen uitte Leo de Haes kritiek op de ‘taalspelletjes, het gegoochel met spiegeleffecten, de verwijzingen naar de wereldliteratuur, de vaak flauwe anagrammen en het overvloedig gebruik van het Akens dialect’.
| |
Thematiek
Naarmate de cyclus zijn voltooiing naderde groeide in de kritiek de bewondering voor het project dat Van den Broeck had opgezet. Zo stuurde André Matthijsse, die Gek leven na het bal! maar ‘flauwe kost’ vond, bij het verschijnen van Het gevallen baken zijn mening bij: ‘Gelukkig is er nu dat bevrijdende boek’. In de romans en novellen die Van den Broeck publiceerde na de tetralogie Het beleg van Laken wordt een aantal motieven die reeds in de cyclus of in eerder verschenen werk aan bod kwamen, verder uitgediept. Zo is het portret van de Belg met wie de vertellende ik-figuur uit de novelle Amanda en de widowmaker (1994) gehuwd is, duidelijk geïnspireerd op de vaderfiguur-charmeur zoals hij werd getekend in Het gevallen baken. De vader is
| |
| |
ook de centrale figuur in de roman De beiaard en de dove man (2004): de auteur wil eindelijk eens komaf maken met de gefingeerde doofheid van zijn vader en zal hem een hoorapparaat bezorgen. De doofheid is symbolisch voor het gebrek aan communicatie tussen vader en zoon, een motief dat in meerdere romans van Van den Broeck meespeelt.
In de roman Een lichtgevoelige jongen (2001) gaat de auteur binnen het kader van een initiatieverhaal dat gesitueerd is in het jaar 1953 verder in op de vraagstelling die als een rode draad door zijn oeuvre loopt: de relatie tussen werkelijkheid en fictie, tussen leugen en waarheid en de positie van de schrijver zelf als buitenstaander: hij registreert de feiten en wil zo de tijd een halt toeroepen. Ten slotte is er in de roman de sociale component: de verbondenheid tussen de jongens van de Olense ‘cité’. Hun onderlinge solidariteit bepaalt in hoge mate de persoonlijkheid van de hoofdfiguur. De ondermijning van het collectieve bewustzijn en de teloorgang van de persoonlijkheid was ook al, met zijdelings een aantal verwijzingen naar Belgische schandalen als de Agusta-affaire, het centrale thema in Verdwaalde post (1998).
De roman De veilingmeester (2007) brengt het verhaal van een man die op zoek gaat naar de verdwenen exemplaren van een boek dat De troonopvolgster heet (een allusie uiteraard op De troonopvolger, de roman waarmee Van den Broeck debuteerde). Het verhaal confronteert de lezer weer eens met de geschiedenis van het Belgische vorstenhuis. Ook al is De veilingmeester ogenschijnlijk een lichtvoetige roman, toch past hij perfect in het totaalproject van Walter van den Broeck door de manier waarop hij werkelijkheid en verzinsel in elkaar laat overlopen. Het motto dat aan de roman voorafgaat, maakt dit duidelijk: ‘Alles is gelogen. Zelfs dat. En dan nog door een ander. Denk ik.’
De roman Terug naar Walden (2009) sluit op een directe manier aan bij de actualiteit van de financiële en economische crisis. Ruler Marsh, de rijkste man ter wereld, brengt het hele financiële systeem wereldwijd aan het wankelen als hij beslist al zijn bezittingen te verkopen. Hij verlaat New York en komt uiteindelijk in de Kempen terecht, het land van zijn voorouders. De aandacht voor het historische aspect komt ook naar voren in
| |
| |
de keuze van de titel: Walden is een allusie op Henry David Thoreaus roman Walden, or Life in the Woods (1854) en op de daarnaar genoemde leefgemeenschap die Frederik van Eeden eind negentiende, begin twintigste eeuw stichtte.
| |
Stijl / Techniek
In de romans die na het voltooien van de Laken-cyclus zijn verschenen heeft Van den Broeck gekozen voor een vlotte vertelstijl die nauw aanleunt tegen het realisme en tot op zekere hoogte wordt ingekleurd door de soms erg Vlaams aandoende taal die de personages hanteren. De invalshoek van waaruit het verhaal wordt verteld, is wel steeds een andere. Zo is Amanda en de widowmaker opgebouwd als een monoloog. De romans De beiaard en de dove man en Een lichtgevoelige jongen zijn eerder klassiek-rechtlijnig opgebouwd. Met De veilingmeester grijpt Van den Broeck terug naar een procedé dat hij reeds in de cyclus, vanaf deel 2 dan, toepaste: dat van het raamverhaal. Het omkaderende openings- en slotfragment maken duidelijk dat Walter zelf, die sporadisch ook op andere plaatsen in het verhaal zijn opwachting maakt, het boek ‘zogezegd’ op verzoek van de hoofdfiguur heeft geschreven. Een identieke raamverhaal-techniek vinden we terug in Verdwaalde post, waarin de verteller uitgaat van een manuscript dat hem werd toegestuurd door de weduwe van een overleden dichter. Hij stuurt het hele pak door aan zijn uitgever en zo krijgt ook de lezer er een inzicht in. De roman Terug naar Walden is gecomponeerd als een kettingverhaal. De gebeurtenissen volgen elkaar bijzonder snel op, geleid als ze zijn door een reeks toevallige ontmoetingen.
| |
Verwantschap
Aan de roman Een lichtgevoelige jongen gaat een opdracht vooraf: ‘Voor Cyriel, Stijn, Nest, Felix, Gerard, Lowie, Piet, Hugo en al die anderen.’ Met het noemen van de voornamen van Buysse, Streuvels, Claes, Timmermans, Walschap, Boon, Van Aken en Claus geeft de auteur zonder schroom aan dat hij aansluiting zoekt bij de Vlaamse literaire traditie. Het opzet van De veilingmeester, met als centraal verhaalthema de zoektocht naar een boek, leunt anderzijds nauw aan tegen het genre van de biblio-thriller, met Umberto Eco en Carlos Ruiz Zafón als grote voorbeelden. En de idee uit Verdwaalde post van het pak dat een manucript bevat, sluit dan weer direct aan bij Multatuli's Max Havelaar.
| |
Kritiek
Het was even afwachten hoe de kritiek zou reageren op het werk
| |
| |
na de grote romancyclus. Borré concludeert naar aanleiding van Amanda en de widowmaker. ‘Maar goed dat Walter van den Broeck aan zijn postnatale onwennigheid na Het beleg van Laken geen prozafobie heeft overgehouden’. Het lag overigens voor de hand dat telkens weer zou worden teruggegrepen naar het magnum opus dat de cyclus in zijn oeuvre vormt. Zo meent Jeroen Overstijns naar aanleiding van Een lichtgevoelige jongen dat ‘Van den Broeck zijn maatschappelijke betrokkenheid al vele keren veel verrassender heeft uitgewerkt. In deze roman blijft het bij voorgekauwde verbondenheid’. Over dezelfde roman schrijft Max Pam: ‘Dit constante hyperrealisme stootte mij soms tegen de borst’.
Ook over De veilingmeester Hepen de meningen uiteen. Volgens Kamminga ‘maakt de redelijk onderhoudende roman een wat ouderwetse indruk, op het kneuterige af’. Hellemans is dan weer van mening dat ‘de beschrijving van het eeuwig vrouwelijke Van den Broeck extra vrolijk heeft gemaakt en aanstekelijk werkt’. Terug naar Walden, de ‘eerste grote Vlaamse roman over de crisis’ (Toon Horsten) kreeg bijzonder lovende kritieken. Herman Jacobs meent dat het ‘een wonderlijk boek’ is geworden, ‘een fantasierijk mengsel van heimatschrijven, avonturenroman en dystopische literatuur’. Dirk Leyman van zijn kant vindt het ‘minder vergeeflijk dat de auteur almaar weer zijn stokpaardjes gaat berijden én zijn kolonie wriemelende personages soms moeilijk in bedwang kan houden’.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Walter van den Broeck, De troonopvolger. Herentals 1967, uitgave in eigen beheer, R. (3e druk Amsterdam/Brussel 1973, Paris-Manteu GMp 79; licentieuitgave Utrecht 1975, Knippenberg, Bulkboek 43; 4e druk Mechelen 1995, Coda) |
Walter van den Broeck, Lang weekend. Een feuilleton. Brussel/Den Haag 1968, Manteau, 5e meridiaan, R. (2e druk Antwerpen/Amsterdam 1981, Elsevier-Manteu; 6e druk Antwerpen/Amsterdam 2003, Houtekiet, Vlaamse bibliotheek 28, met een nawoord van Jos Borré) |
Walter van den Broeck, 1 cola met 6 rietjes, anti-Hollandergrappen. Brugge/Amsterdam 1969, De Galge, GBJ 36 (31e druk Brussel/Den Haag 1974, Manteau, onder de titel Hollandermoppen) |
Walter van den Broeck, 362.880 × Jef Geys. Een multiepel. Brussel/Den Haag 1970, Manteau, 5e meridiaan, R. (2e druk Antwerpen/Amsterdam 1985, Manteau, reeks Manteau Parels) |
Walter van den Broeck, Frans Depeuter en Robin Hannelore, Troïka voor spoken. Brugge/Antwerpen 1970, De Galge, GBJ 42, Br. |
Walter van den Broeck, Mietje Porselein en Lili Spring-in-'t Veld. Antwerpen 1970, Brito, Bergmannetjesreeks, J (2e druk Antwerpen 1976, Soethoudt; 4e druk Antwerpen/Amsterdam 1993, Darbo) |
Walter van den Broeck, In beslag genomen. Een politiek-erotische satire. Amsterdam/Brussel 1972, Paris-Manteau GMp 63, R. |
Walter van den Broeck, Mazelen. Antwerpen 1972, Soethoudt, T. (herdruk in De horzel in de nek, 1977) |
Walter van den Broeck, Groenten uit Balen. Antwerpen 1972, Soethoudt, T. (herdruk in De horzel in de nek, 1977; 10e druk Antwerpen/Amsterdam 1981, Elsevier Manteau; 11e druk Antwerpen 1983, Manteau, Grote Marnixpocket 234; 14e druk Antwerpen/Baarn 1989, Houtekiet; 15e druk Amsterdam, De Bezige Bij, BBToneel) |
Walter van den Broeck, De dag dat Lester Saigon kwam. Een doorkijkroman. Brussel/Den Haag 1974, Manteau GMp 93, R. (2e druk Antwerpen/Amsterdam 1982, Manteau) |
Walter van den Broeck, Een andere Vermeer. Meerhout 1974, Infoboek, Ander alfabet 1, T. (herdruk in De horzel in de nek, 1977) |
Walter van den Broeck, Greenwich. Antwerpen 1974, Soethoudt, Kijkgat-Paperback 14, T. (herdruk in De horzel in de nek, 1977) |
Walter van den Broeck, Minder cola met nog meer rietjes. Brussel/Den Haag 1976, Manteau, Hollandermoppen. |
Walter van den Broeck, De horzel in de nek. Brussel/Den Haag 1977, Manteau GMp 135, TB. (bevat: Mazelen, Groenten uit Balen, Een andere Vermeer, De rekening van het kind en Greenwich) |
| |
| |
Walter van den Broeck, Aantekeningen van een stambewaarder. Een boekwerk. Brussel/Den Haag 1977, Manteau GMp 152, R. (3e herziene druk Amsterdam 1994, De Bezige Bij) |
Walter van den Broeck, Het wemelbed. Een toneelspel in 6 taferelen. Antwerpen 1978, NVT De Waag, T. (2e druk Antwerpen 1986, H) |
Walter van den Broeck, Brief aan Boudewijn. Antwerpen/Amsterdam 1980, Elsevier-Manteau GMp 197, R. (14e druk Antwerpen, Meulenhoff/Manteau) |
Walter van den Broeck, Tot nut van 't algemeen. Heibel-kakder/1, toneel 1980, T. (2e druk Antwerpen 1984, Manteau) |
Walter van den Broeck, Au bouillon belge. Een kommunautair blijspel in het Belgisch. In: U Bent Bent, jrg. 2, nr. 3, 1980, T. |
Walter van den Broeck, Tien jaar later: 't Jaar 10! Manteau 1982, NVT-cahier nr. 3, T. (2e druk Antwerpen 1984, Manteau) |
Walter van den Broeck, De rekening van het kind. Antwerpen 1985, Manteau, T. (eerder opgenomen in De horzel in de nek, 1977) |
Walter van den Broeck, Het beleg van Laken. Een moorddroom. Antwerpen 1985, Manteau, R. |
Walter van den Broeck, Aangewaaid. Sterke verhalen. Antwerpen 1986, H/VB. |
Walter van den Broeck, i Querido Hermano! Antwerpen 1988, Houtekiet, Br. |
Walter van den Broeck, Het beleg van Laken 2. Gek leven na het bal!. Antwerpen/Baarn 1989, Houtekiet, R. |
Walter van den Broeck, Het proces Xhenceval. Antwerpen/Baarn 1990, Houtekiet, T. |
Walter van den Broeck, Het beleg van Laken 3. Het gevallen baken. Amsterdam 1991, De Bezige Bij, R. |
Walter van den Broeck, Het beleg van Laken 4. Het leven na beklag. Amsterdam 1992, De Bezige Bij, R. |
Walter van den Broeck, Amanda en de widowmaker. Amsterdam 1994, De Bezige Bij, N. |
Walter van den Broeck, Verdwaalde post. Amsterdam 1998, De Bezige Bij, R. (Licentieuitgave 1999, Stichting Uitgeverij XL, XL 506, 1999) |
Walter van den Broeck, Het beleg van Laken. Moorddroom. Amsterdam 1999, De Bezige Bij, RC. |
Walter van den Broeck, Een lichtgevoelige jongen. Amsterdam 2001, De Bezige Bij, R. (Licentieuitgaven Amsterdam 2002, Stichting Uitgeverij XL, XL 800 en Den Haag 2003, Nederlandse Luister- en Braillebibliotheek) |
Walter van den Broeck, Op gelijke voet. Brief aan cultureel Vlaanderen. Leuven 2003, Van Halewyck, E. |
Walter van den Broeck, De Beiaard en de dove man. Amsterdam 2004, De Bezige Bij, R. |
Walter van den Broeck, De Veilingmeester. Amsterdam 2007, De Bezige Bij, R. |
Walter van den Broeck, Meedogenloos mooi. Theaterteksten. Antwerpen 2008, Vrijdag, T. (Bevat Au Bouillon Beige; De bloemen, de vogels, de gruwel...; De Ronde van Vlaanderen (mooi en meedogenloos); Vermist) |
Walter van den Broeck, Terug naar Walden. Amsterdam/Antwerpen 2009, Meulenhoff/Manteau, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Piet van Aken, Een uitstekend debuut: De troonopvolger. In: De Werker, 11-11-1967. |
Julien Vangansbeke, De fataliteit van de dagdroom. In: Yang, jrg. 4, nr. 22-23, 1967, pp. 67-68. (over De troonopvolger) |
Frans Depeuter, Operatie-dood-aan-hem-die-haar-bezit. In: Heibel, jrg. 5, nr. 2-3, 1969-70, pp. 41-49. (over De troonopvolger, met epiloog van Walter van den Broeck) |
Robin Hannelore, Interview met Walter van den Broeck. In: Heibel, jrg. 5, nr. 2-3, 1969-70, pp. 36-40. (over Lang weekend) |
Jaap Joppe, Leve de massa-mens, want hij bestaat niet. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 10-5-1969. (over Lang weekend) |
Roel Dijkhuis, De roman is nog lang niet dood. In: Winschoter Courant, 21-6-1969. (over Lang weekend) |
Wim Hazeu, Lang weekend: Humor in de Vlaamse literatuur. In: De Haagse Courant, 21-6-1969. (over Lang weekend) |
Hugo Bousset, Een weekend lang parodiëren. In: De Nieuwe gids, 12-7-1969. (over Lang weekend) |
Paul de Wispelaere, Nog een humorist: Walter van den Broeck. In: Het Vaderland, 30-8-1969. (over De troonopvolger en Lang weekend) |
Hubert Lampo, Onthoud die naam: Walter van den Broeck. In: De Nieuwe Gazet, 27-5-1970. (over Lang weekend en 362.880 × Jef Geys) |
Paul Hardy, Tegen de schijnwaarden. In: Gazet van Antwerpen, 25-8-1970. (over 362.880 × Jef Geys) |
Frans Depeuter, Ik loop heus niet de hele tijd te kankeren. In: De Nieuwe Gazet, 10-8-1971. (interview) |
Hubert Lampo, Over de V.V.L. en Walter van den Broecks Een andere Vermeer. In: Heibel, jrg. 7, nr. 6, 1971-72, pp. 53-58. |
Paul Hardy, Een boekje met z'n drieën. In: Gazet van Antwerpen, 10-10-1972. (over Troïka voor spoken) |
Kreatief, jrg. 6, winter 1972, Speciaal nummer gewijd aan 362.880 × Jef Geys: Een ‘roman’ omtrent motivatie en werkelijkheid. Samenstelling Roland Patteeuw. |
Leo de Haes, Walter van den Broeck, Vlaams schrijver, Ik wil niet bevolen worden door gelijkhebberige mannetjes. In: De Nieuwe Linie, 5-6-1974. (interview) |
Wim Hazeu Jong Vlaams proza in opmars? In: Kentering, jrg. 14, nr. 4, 1974-75, pp. 1-3. |
Paul de Wispelaere, ‘Doorkijkroman’ van Walter van den Broeck, een literair autobiografische puzzel. In: Het Vaderland, 3-5-1975. (over De dag dat Lester Saigon kwam) |
Marcel Janssens, Tot boekwerk omgevormde depressie. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 120, nr. 6, juli-augustus 1975, pp. 467-469. (over De dag dat Lester Saigon kwam) |
Paul de Wispelaere, Op de grens van biografie, geschiedenis en literatuur. In: Het Vaderland, 24-9-1977. (over Aantekeningen van een stambewaarder) |
Ab Visser, De appel en de stam. In: Leeuwarder Courant, 25-3-1978. (over Aantekeningen van een stambewaarder) |
J. de Vos, Het theater van Walter van den Broeck. In: Ons Erfdeel, jrg. 21, nr. 5, november-december 1978, pp. 699-708. (over De horzel in de nek) |
Yang (monografie), jrg. 15, nr. 5, november 1979. Speciaal nummer gewijd aan Walter van den Broeck, ter gelegenheid van de Yang Prijs 1978 (met een systematisch-alfabethische bibliografie, afgesloten op 15 oktober 1979), waarin o.m.:
- | Luc Decorte, 1 weekend lang in gesprek met Walter van den Broeck, pp. 12-50. (interview) |
- | J.J. Wesselo, Literatuur als werkelijkheids-onderzoek: werkelijkheid als literatuur, pp. 51-64. |
- | Jos Borré, Over en weer naar de werkelijkheid; over het optreden van ‘Walter van
|
|
| |
| |
| den Broeck’ in de romans van Walter van den Broeck, pp. 65-87. |
- | Rik Lanckrock, Walter van den Broeck, een van onze allerknapste toneelauteurs, pp. 88-91. |
- | Jooris van Hulle, Een andere Van den Broeck in ‘Een andere Vermeer’?, pp. 92-95. |
|
Lionel Deflo, Graven naar de wortels of het genealogisch schrijven. In: Kreatief, jrg. 12, nr. 1, 1978, pp. 73-83. (over Aantekeningen van een stambewaarder) |
J.J. Wesselo, Speurtocht naar het verleden van Walter van den Broeck. In: De Waarheid, 13-4-1979. (over Aantekeningen van een stambewaarder) |
Marcel Janssens, Nieuw proza van Auwera en Van den Broeck. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 124, nr. 7, september 1979, pp. 521-528. (over Aantekeningen van een stambewaarder) |
V.R., Mechels Miniatuur Teater; Tot nut van 't algemeen. In: De Nieuwe, nr. 836, 4-4-1980. |
Cyrille Offermans, Koning Boudewijn op bezoek in Koperstraat 45. In: De Groene Amsterdammer, 20-8-1980. (over Brief aan Boudewijn) |
Jeroen Brouwers, Ziet u daar, rechts van de weg, het naambord Olen? In: Vrij Nederland 8-11-1980. (over Brief aan Boudewijn) |
Aad Nuis, Terug tot de wortels. In: Haagse Post, 15-11-1980. (over Aantekeningen van een stambewaarder en Brief aan Boudewijn) |
Koen Vermeiren, Opdat het definitief geschied zou zijn. In: Kreatief, jrg. 14, nr. 5, december 1980, pp. 47-57. (over Aantekeningen van een stambewaarder en Brief aan Boudewijn) |
Jozef de Vos, Walter van den Broeck: Brief aan Boudewijn. In: Ons Erfdeel, jrg. 24, nr. 1, januari-februari 1981, pp. 106-107. |
Herman De Coninck, Humo sprak met Walter van den Broeck. In: Humo, 12-2-1981. (interview) |
Marcel Janssens, Nieuw werk van Jos Vandeloo en Walter van den Broeck. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 126, nr. 2, februari 1981, pp. 138-142. (over Brief aan Boudewijn) |
Henk Scholten, Walter van den Broeck... Hofleverancier.... In: Nieuwsblad van het Noorden, 2-10-1981. (over Brief aan Boudewijn) |
Jef De Roeck, Walter van den Broeck, Tien jaar later. In: De Standaard, 3/4-10-1981. (interview) |
Koen Vermeiren, Ladders gooien naar de realiteit van vandaag. In: Kreatief, jrg. 16, nr. 1, april 1982, pp. 74-85. (interview) |
De Vlaamse Gids, jrg. 66, nr. 3, mei-juni 1982, Walter van den Broeck-nummer, waarin onder meer:
- | Willem M. Roggeman, Gesprek met Walter van den Broeck, pp. 7-20. |
- | Chris Dewitte, Uit het leven gegrepen. Het theater van Walter van den Broeck, pp. 27-35. |
- | Koen Vermeiren, 5040 × Walter van den Broeck, pp. 37-45. (over het autobiografische aspect in het oeuvre) |
|
Hugo Bousset, Helder schrijven van een ik. Gesprek met Walter van den Broeck. In: Hugo Bousset, Schrijven aan een opus. Gesprekken met 9 Vlaamse auteurs. Antwerpen/Amsterdam 1982, pp. 95-115. |
Gaston Durnez, Walter van den Broeck: Sire, kijk eens achter de schermen! In: Gaston Durnez, Vlaamse schrijvers. Vijfentwintig portretten, Antwerpen 1982, pp. 7-14. (over Brief aan Boudewijn) |
Hans van de Waarsenburg, Broeck, Walter van den; De patriot van de cité van Olen. In: Literama, jrg. 17, nr. 3, juli 1982, pp. 123-133. |
Paul van Aken, Walter van den Broeck: een introductie. Antwerpen 1983. |
J.J. Wesselo, De gronden van Walter van den Broeck. In: J.J. Wesselo, Vlaamse wegen. Het vernieuwende proza in Vlaanderen tussen 1960 & 1980. Antwerpen 1983, pp. 77-86. (over 362.880 × Jef Geys, De dag dat Lester Saigon kwam, Aantekeningen van een stambewaarder en Brief aan Boudewijn) |
Jos Borré, Walter van den Broeck. Antwerpen 1985. (monografie). |
Johan Diepstraten, De sector kunsten is het laatste reservaat waar nog echt werk wordt
|
| |
| |
geleverd (gesprek met Walter van de Broeck). In: Bzzlletin, jrg. 14, nr. 134, maart 1986, pp. 38-41. (over Het beleg van Laken) |
August Hans den Boef, De geschreven levens van Walter van den Broeck. In: Bzzlletin, jrg. 14, nr. 134, maart 1986, pp. 42-47. (over de romans van Walter van den Broeck) |
Kreatief, jrg. 20, nr. 1, april 1986, Dossier Walter van den Broeck, waarin onder meer:
- | Koen Vermeiren, Afdalen in de onderwereld. Omtrent ‘Het beleg van Laken’ van Walter van den Broeck, pp. 4-26. |
- | Phil Cailliau en Erik Vermeulen, Het is verkeerd te denken dat een geëngageerd werk altijd over de werkman moet gaan. Gesprek met Walter van den Broeck, pp. 31-43. |
- | Martin Vos, Hoe ‘gebruik’ je een koning, pp. 44-55. (over het ‘koningsmotief’ in Brief aan Boudewijn en Het beleg van Laken) |
|
Hugo Bousset, Walter van den Broeck. In: Jaarboek Vlaamse literatuur, Brussel 1986, pp. 125-143. (over Het beleg van Laken) |
Carlos Alleene, We beleven een pijnlijke overgangsfase. In: Carlos Alleene, Schrijvers zijn ook maar mensen, Antwerpen/Amsterdam 1987, pp. 9-21. (interview over, in hoofdzaak, Brief aan Boudewijn) |
Mark Vlaeminck, ‘Mijn tranen zijn in inkt veranderd’. In: Het Nieuwsblad, 17-4-1990. (interview) |
Ingrid vander Veken, Walters papieren vlot. In: Het Laatste Nieuws, 20-4-1990. (interview) |
Jos Borré, Met Trix in de wachtkamer. In: De Morgen, 20-4-1990. (over Gek leven na het bal!) |
Jooris Van Hulle, Ongemeen rijke Van den Broeck. In: De Standaard, 21-4-1990. (over Gek leven na het bal!) |
Carlos Alleene, ‘Mijn tranen zijn inkt geworden’. In: Het Volk, 3-5-1990. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Algemene Krukken Onderscheiding. In: Haagse Post, 5-5-1990. (over Gek leven na het bal!) |
Leo de Haes, Walter van den Broeck staat voor niets. In: Trouw, 17-5-1990. (over Gek leven na het bal!) |
Mark Reynebeau, Alles is niets. In: Knack, 23-5-1990. (over Gek leven na het bal!) |
André Matthijsse, Vlaamse volksschrijver op drift In: Haagsche Courant, 26-5-1990. (over Gek leven na het bal!) |
Hugo Bousset De rokken van de ui. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 135, nr. 3, juni 1990, pp. 355-362. (over Gek leven na het bal!) |
August Hans den Boef, Walter van den broeck valt tegen. In: Leidsch Dagblad, 7-6-1990. (over Gek leven na het bal!) |
August Hans den Boef, Walter van den Broeck: ‘Gek leven na het bal’. In: Ons Erfdeel, jrg. 32, nr. 4, september-oktober 1990, pp. 584-586. (over Gek leven na het bal!) |
Koen Vermeiren, Walter van den Broeck als beeldenstormer. In Kreatief, jrg. 24, nr. 5, december 1990, pp. 27-32. (over Gek leven na het bal!) |
Mark Schaevers, Het beleg van laken. In: Humo, 19-9-1991. (interview) |
Jos Borré, Het boek van een beschadigde zoon. In: De Morgen, 20-9-1991. (interview) |
Jooris van Hulle, De beeldengalerij van Walter van den Broeck. In: De Standaard, 21-9-1991. (over Het gevallen baken) |
John Vervoort. Meedogenloos portret van ouders met kind. In: Het Nieuwsblad, 21-9-1991. (over Het gevallen baken) |
Friederike de Raat Walter van den Broeck over zijn ouders. In: NRC Handelsblad, 27-9-1991. (over Het gevallen baken) |
Johan Diepstraeten, Onverbloemd ouderportret Walter van den Broeck in ‘Het gevallen baken’. Het echte verdriet van België. In: De Stem, 27-9-1991. (over Het gevallen baken) |
Marc Reynebeau, Zo is het leven. In: Knack, 1-10-1991. (over Het gevallen baken) |
Jos Borré, Overlevingsinstrumentarium. In: De Morgen, 4-10-1991. (over Het gevallen baken) |
Rob Vooren, Gezin als grafsteen van samenleving. In: Haarlems Dagblad, 10-10-1991. (over Het gevallen baken) |
Cyrille Offermans, Wie brengt hier het geld binnen. In: Vrij Nederland, 12-10-1991. (over Het gevallen baken) |
| |
| |
Jacob Moerman, Een onzichtbare moeder. In: Drents Groningse Pers, 12-10-1991. (over Het gevallen baken) |
André Matthijse, Egodocument vol woede en maagklachten. In: Goudse Courant, 18-10-1991. (over Het gevallen baken) |
Carlos Alleene, Walter van den Broeck: ‘Vader regisseerde zijn eigen leed’. In: Het Volk, 31-10-1991. (interview) |
J.A. Dautzenberg, Het tijdperk van de raadselachtige brilleglazen. In: de Volkskrant, 8-11-1991. (over Het gevallen baken) |
Karel Osstyn, Walter van den Broeck ‘Het gevallen baken’. In: Ons Erfdeel, jrg. 35, nr. 1, januari-februari 1992, pp. 112-113. (over Het gevallen baken) |
Hugo Bousset, Beker met alsem. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 137, nr. 3, juni 1992, pp. 392-395. (over Het gevallen baken) |
Koen Vermeiren, Als het tij verloopt, verzet men de bakens. In: Kreatief jrg. 26, nr. 1, april 1992, pp. 50-54. (over Het gevallen baken) |
Jooris Van Hulle, Walter IV verlaat Laken. In: De Standaard, 19-9-1992. (over Het leven na beklag) |
Jos Borré, De grote verzoening. In: De Morgen, 25-9-1992. (over Het leven na beklag) |
Marc Reynebeau, Walter is weer thuis. In: Knack, 30-9-1992. (over Het leven na beklag) |
John Vervoort, Walter van den Broeck: ‘Ik schrijf om thuis te komen’. In: Het Nieuwsblad, 2-10-1992. (interview) |
J.A. Dautzenberg, Tweelingbroer voor Boudewijn. In: de Volkskrant, 9-10-1992. (over Het leven na beklag) |
P.M. Reinders, Het weggegoochelde prinsje. In: NRC Handelsblad, 23-10-1992. (over Het leven na beklag) |
Cyrille Offermans, Thuis bij de tweelingbroer van Boudewijn. In: Vrij Nederland, 31-10-1992. (over Het leven na beklag) |
André Matthijsse, Van den Broeck keert terug naar Boudewijn. In: Haagsche Courant, 6-11-1992. (over Het leven na beklag) |
Hugo Bousset, In de ban van een gevleugelde olijftak met twee kronkelende slangen. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 138, nr. 1, februari 1993, pp. 138-148. (over Het leven na beklag) |
Koen Vermeiren, Terug van weggeweest. In: Kreatief, jrg. 27, nr. 2, juni 1993, pp. 118-120. (over Het leven na beklag) |
Marc Reynebeau, Zin van/in het leven/schrijven - Dialectiek als literaire utopie in ‘Het beleg van Laken’ van Walter van den Broeck. In: Ons Erfdeel, jrg. 37, nr. 1, januari-februari 1994, pp. 50-60. (over de cyclus Het beleg van Laken) |
Jooris van Hulle, Achter de schermen van de Vlaamse film. In: De Standaard, 12-3-1994. (over Amanda en de widowmaket) |
Jos Borré, Vingeroefening - Novelle van Walter van den Broeck. In: De Morgen, 8-4-1994. (over Amanda en de widowmaket) |
Doeschka Meijsing, Catastrofe in Columbia. In: Elsevier, 30-4-1994. (over Amanda en de widowmaker) |
Marc Reynebeau, Nee natuurlijk. In: Knack, 4-5-1994. (over Amanda en de widowmaker) |
Martine Cuyt, ‘We gaan terug naar 1950’. In: Gazet van Antwerpen, 25-4-1998. (interview) Filip Rogiers, Walter van den Broeck over de verwoestende kracht van het woord - Bedrijft allen de liefde!. In: De Morgen, 30-4-1998. (interview) |
Jos Borré, Dodelijke woorden. In: De Morgen, 30-4-1998. (over Verdwaalde post) |
An Peuteman, De lezer heeft het gedaan. In: Het Volk, 4-5-1998. (interview) |
Jeroen Overstijns, Inclusief de geschiedenis van het Coca-Cola-flesje. In: De Standaard, 7-5-1998. (over Verdwaalde post) |
Arjan Peters, Een levensgevaarlijk boek. In: de Volkskrant, 8-5-1998. (over Verdwaalde post) |
Jaap Goedegebuure, Konijn uit Marx' hoed. In: HP/De Tijd, 22-5-1998. (over Verdwaalde post) |
Johan Diepstraten, De verloedering van België. In: De Stem, 28-5-1998. (over Verdwaalde post) |
Martijn Meijer, Het woord is daad geworden. In: NRC Handelsblad, 5-6-1998. (over Verdwaalde post) |
Cyrille Offermans, De anti-utopie is allang realiteit. In: Vrij Nederland, 6-6-1998. (over Verdwaalde post) |
Jan Paul Bresser, De boze postbode - indruk- |
| |
| |
wekkende roman van Van den Broeck. In: Elsevier, 23-6-1998. (over Verdwaalde post) |
Frank Hellemans, Het oranjegevoel van Walter van den Broeck. In: Ons Erfdeel, jrg. 41, nr. 5, november-december 1998, pp. 744-746. (over Verdwaalde post) |
Jos Borré, Walter van den Broeck over ‘Het beleg van Laken’. In: De Morgen, 8-12-1999. (interview) |
Jos Borré, De wereld geruststellend bij elkaar liegen. In: De Morgen, 28-3-2001. (over Een lichtgevoelige jongen) |
Jeroen Overstijns, Bildungsroman van Walter van den Broeck. In: De Standaard, 29-3-2000. (over Een lichtgevoelige jongen) |
Max Pam, De Belgische state op mind. In: HP/De Tijd, 6-4-2001. (over Een lichtgevoelige jongen) |
Arjan Peters, Plaatjes schieten van de boerenkloten. In: de Volkskrant, 6-4-2001. (over Een lichtgevoelige jongen) |
T. Van Deel. Stijn wordt ook wel Julleke genoemd. In: Trouw, 7-4-2001. (over Een lichtgevoelige jongen) |
Marc Reynebeau, Wat een schrijver doet In: Knack, 11-4-2001. (over Een lichtgevoelige jongen) |
André Matthijsse, Onthutsende volwassenheid. In: Haagse Courant, 28-4-2001. (over Een lichtgevoelige jongen) |
Piet de Moor en Jeroen Kuyper, Ode aan Olen. In: Het Nieuwsblad, 26-5-2001. (interview) |
Jooris van Hulle, Walter van den Broeck, Het beleg van Laken. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 50, mei 2001. (analyse en interpretatie) |
Frank van Dijl, Walter van den Broeck schrijft een wreed boek. In: Algemeen Dagblad, 29-6-2001. (over Een lichtgevoelige jongen) |
Agnes Andeweg, Flirten met de dorpsmeisjes. In: Vrij Nederland, 7-7-2001. (over Een lichtgevoelige jongen) |
Bart Vervaeck, Een bekende dwaling: het onbekende. In: Ons Erfdeel, jrg. 44, nr. 4, september-oktober 2001, pp. 583-584. (over Een lichtgevoelige jongen) |
Filip Rogiers, Zo wil ik dat dit lied klinkt. In: De Morgen, 26-3-2003. (over Op gelijke voet) |
Bart Meuleman, Vroeger is voorbij. In: De Standaard, 10-4-2003. (over Op gelijke voet) |
Rudi Laermans, Cultureel Vlaanderen op zoek naar zichzelf. In: De Financieel-Economische Tijd, 19-4-2003. (over Op gelijke voet) |
Patrick Stouthuysen, Een echte provinciaal. In: Ons Erfdeel, jrg. 46, nr. 4, september-oktober 2003, pp. 620-621. (over Op gelijke voet). |
Lionel Deflo, Forum - Een literair Bo(e)krijk. In: Kreatief, jrg. 37, nr. 3, september 2003, pp. 95-98. (over Op gelijke voet) |
Leo de Haes, Intellectuelen tegen de elitecultuur, één front? In: Etcetera, jrg. 20, nr. 88, september 2003, pp. 24-28. (over Op gelijke voet) |
Herman Jacobs, Het leven loopt óók slecht af. In: Knack, 22-9-2004. (interview) |
Jos Borré, In opstand tegen de tijd. In: De Morgen, 29-9-2004. (over De Beiaard en de dove man) |
Jan Stevens, De doden zijn niet helemaal dood. In: De Standaard, 30-9-2004. (interview) Jeroen Overstijns, Nostalgisch en woedend, maar toch bescheiden. In: De Tijd, 9-10-2004. (over De Beiaard en de dove man) |
Teunis Bunt, Een slot dat een hele roman rechtvaardigt. In: Nederlands Dagblad, 12-11-2004. (over De Beiaard en de dove man) |
Arjan Peters, Op naar De Beiaard tot de schijt ons doodt. In: de Volkskrant, 23-4-2004. (over De Beiaard en de dove man) |
Jooris van Hulle, Walter van den Broeck: De Beiaard en de dove man. In: De Leeswolf, jrg. 10, nr. 8, november 2004, p. 609. |
Bert van Raemdonck, Data zijn belangrijk. In Ons Erfdeel, jrg. 48, nr. 1, februari 2005, pp. 142-144. (over De Beiaard en de dove man) |
Frank Hellemans, Eeuwig vrouwelijk. In: Knack, 17-1-2007. (over De veilingmeester). |
Martine Cuyt, Krijgt België een troonopvolgster? In: Gazet van Antwerpen, 18-1-2007. (over De veilingmeester) |
Matthijs de Ridder, O denkbaar België. In: De Standaard, 19-1-2007. (over De veilingnneester) |
Dirk Leyman, Geestrijke nieuwe roman van
|
| |
| |
Walter van den Broeck - Boeken en begeerte. In: De Morgen, 31-1-2007. (over De veilingmeester) |
Rudi Kamminga, De verborgen Afrikaanse tak van het Belgisch vorstenhuis. In: Dagblad van het Noorden, 9-2-2007. (over De veilingmester) |
Luc de Decker, Een koninklijk slippertje. In: Trends, 15-2-2007. (over De veilingmeester) |
Paul Depondt, Leugens van Walter van den Broeck - Vorstenhuis van uien en bloemkolen. In: de Volkskrant, 16-2-2007. (over De veilingmeester) |
Jooris van Hulle, Manie voor boeken en sterke vrouwen. In: Tertio, 19-9-2007. (over De veilingmeester) |
Toon Horsten, In vrije val. In: De Standaard, 25-9-2009. (interview) |
Herman Jacobs, ‘Ik ben niét de rijkste man van de wereld!’. In: Knack, 30-9-2009. (interview over Terug naar Walden) |
Hans van der Klis, Superieure crisisroman. In: Boek Magazine, september-oktober 2009. (over Terug naar Walden) |
Evita Bonné, ‘Bescheidener leven maakt niet ongelukkig’. In: Gazet van Antwerpen, 1-10-2009. (interview) |
Dirk Leyman, Vrije val van een moneymaker. In: De Morgen, 21-10-2009. (over Terug naar Walden) |
Erik de Smedt, Walter van den Broeck: Terug naar Walden. In: De Leeswolf, 2-11-2009. |
118 Kritisch lit. lex.
september 2010
|
|