| |
| |
| |
H.M. van den Brink
door Nora van Laar
1. Biografie
Hans Maarten van den Brink werd op 30 oktober 1956 geboren in een katholiek gezin in Oegstgeest, waar zijn vader als psycholoog was verbonden aan de psychiatrische inrichting Endegeest. Toen Van den Brink tien jaar oud was, scheidden zijn ouders. Daarna werd hij, samen met zijn twee broers, alleen opgevoed door zijn moeder.
Na wat ongeregeld werk en een afgebroken studie Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Leiden ging Van den Brink de journalistiek in, eerst als freelancer en vanaf 1981 in vaste dienst bij NRC Handelblad waar hij eindredacteur van de kunst- en cultuurpagina's werd en achtereenvolgens correspondent in de Verenigde Staten en Spanje. Van 1995 tot 2001 was hij hoofdredacteur televisie van de VPRO. Daarna nam hij een jaar vrijaf om zich aan het schrijven te wijden. Later vervulde hij verschillende functies, onder andere als bestuurslid en interim-voorzitter van het Fonds voor de Letteren, bestuurslid van de Stichting Lezen en lid van de Amsterdamse Kunstraad. In 2004 werd Van den Brink benoemd tot directeur van het Rotterdamse Kunstcentrum Witte de With.
Van den Brink debuteerde met gebundeld journalistiek werk. Zijn eerste fictionele werk, de roman De vooruitgang, verscheen in 1993. Daarna volgde Over het water, een novelle die in verschillende Europese talen werd vertaald en werd genomineerd voor de Generale Bank Prijs (1998), de ECI-prijs (1999), de Libris Literatuurprijs (1999) en de Gouden Uil (1999). De Franse vertaling werd voorgedragen voor zowel de Prix Fémina als de Prix Médicis étranger (beide 2000) en in 2002 kwam de
| |
| |
Engelse vertaling op de shortlist van de Foreign Fiction Prize van het Britse dagblad The Independent en de Arts Council. In hetzelfde jaar werd het boek onderscheiden met de Euregio Literatuurprijs. Van den Brinks volgende roman, Hart van glas, verscheen in het Frans en Italiaans. ¡España!, de bundel verhalen van Nederlandse schrijvers over Spanje die de schrijver met zijn vrouw Jinke Obbema samenstelde, is vertaald in het Duits. Daarnaast is Van den Brink journalistiek werk blijven schrijven, waaronder een column in Vrij Nederland.
Van den Brink woont in Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
In 1998 verschijnt Boven de grond in Washington en New York. Berichten uit een nieuw Amerika, een bloemlezing uit het journalistieke werk dat H.M. van den Brink schreef toen hij correspondent was in de Verenigde Staten ten tijde van het presidentschap van Ronald Reagan. Deze artikelen zetten meteen de toon voor een paar thema's die in Van den Brinks fictionele werk een belangrijke rol zullen gaan spelen: het vinden van de waarheid en het belang van uiterlijke schijn.
Het eerste hangt samen met het feit dat hij steeds weer moet ontdekken dat feiten maar moeilijk te achterhalen zijn of worden gemanipuleerd. De waarheid vertellen wordt zo een moeilijke zaak.
Het thema staat centraal in Van den Brinks debuutroman De vooruitgang (1993), waarin een journalist van een Spaans landelijk dagblad naar het platteland trekt om een drievoudige moord te verslaan. Maar de man weet meteen dat hij de waarheid niet zal kunnen achterhalen: de dorpsbewoners komen allen met een andere versie van de toedracht van het gebeuren en vermoeden ieder een andere oorzaak. Bovendien zoeken de mensen, afhankelijk van hun politieke overtuiging, op uiteenlopende wij zen naar de waarheid. De jonge verslaggever van de plaatselijke courant heeft een andere visie dan zijn collega. Die twijfelt niet en is dan ook van plan de ware gebeurtenissen rond de moorden te onthullen.
| |
Visie op de wereld
Het is verleidelijk in de mening van de oudere journalist Van den Brinks eigen visie op het vak te zien. In De dertig dagen van Sint Isidoor (1994) bijvoorbeeld tracht hij zich in zijn hoedanigheid van journalist een mening te vormen over stierenvechten. Maar nadat hij tijdens de Madrileense Feria de San Isidro een maand lang op de tribune van de arena heeft gezeten en de voors en tegens heeft afgewogen, blijft hij het antwoord schuldig op de vraag of men mag genieten van het langzaam doodmaken van een dier. Ook voor hemzelf is de waarheid dus niet eenduidig; hij gebruikt zijn artikelen dan ook alleen om het onderwerp uit te diepen en niet om te oordelen.
| |
Thematiek / Techniek
Het thema dat de werkelijkheid afhankelijk is van iemands visie óp die werkelijkheid, komt in Van den Brinks fictionele werk
| |
| |
ook naar voren in de keuze van zijn gezichtspunt. Telkens weer presenteert hij het verhaal vanuit één enkel personage, met de voorkeur voor de personale situatie, waarbij het perspectief langdurig (De vooruitgang) of gedurende de hele tekst bij één enkele figuur (Hart van glas, 1999) ligt. In de novelle Over het water (1998) maakt Van den Brink gebruik van de personagegebonden ikverteller.
Binnen deze versmalde blik op het gebeuren vindt regelmatig projectie door de hoofdpersoon plaats. Voor de door een minderwaardigheidscomplex beheerste Anton, verteller uit Over het water, vormt zijn roeimaat David, met wie hij successen viert in de twee-zonder-stuurman, het brandpunt van die projectie. De jongen kan zich niet voorstellen dat iemand uit de betere kringen wil sporten met een eenvoudige arbeidersjongen als hij. In de volgende roman, Hart van glas, is het de succesvolle projectontwikkelaar Erik Loeff die zijn gevoelens en wensen projecteert op Julia, de femme fatale die zijn ondergang veroorzaakt. Het perspectief is hier helemaal bedrieglijk, omdat Loeff wel eens een psychiatrisch patiënt zou kunnen zijn, die lijdt aan glaswaan, een aandoening waarbij de lijder denkt van glas te zijn en bang is te breken. Wat David en Julia zelf van de situatie vinden, blijft onbekend: beiden doen hun mond amper open. Ze worden neergezet zoals de anderen hen zien en dan nog heel summier.
De gewoonte zaken vaag of helemaal niet te benoemen, blijft bij Van den Brink niet beperkt tot de personages. Ook de ruimte en de tijd waarin de verhalen zich afspelen, zijn zelden scherp gemarkeerd. In De vooruitgang worden de plaatsen met een initiaal aangeduid en in Over het water en Hart van glas is Amsterdam alleen te herkennen voor wie in die stad thuis is. Zo wordt aan het begin van Over het water het feit dat dat deel van het verhaal zich in de laatste winter van de Tweede Wereldoorlog afspeelt, niet aangegeven door het woord ‘oorlog’, maar onder meer doordat er sprake is van naar het oosten overvliegende bommenwerpers tijdens een ijskoude winternacht.
Alles bij elkaar zetten setting en vertelsituatie de hoofdfiguur apart. Daardoor stijgen de verhalen boven het persoonlijke
| |
| |
verhaal van het individu uit en bieden ze een universele waarheid. Het gevolg is dat onder het aan de oppervlakte tredende verhaal van bijvoorbeeld een journalist die een paar moorden verslaat, een belangrijker verhaal speelt, in De vooruitgang bijvoorbeeld over de vraag naar wat waarheid is.
| |
Thematiek / Verwantschap
Het tweede, maar niet minder belangrijke thema dat al in Boven de grond in Washington en New York aan de orde komt, is dat van de uiterlijke schijn die voorrang krijgt op functionaliteit en zingeving, in de Verenigde Staten onder andere herkenbaar in de voorkeur voor de bouw van luxe wolkenkrabbers ten koste van betaalbare woningen. Door dit onderwerp aan de orde te stellen sluit Van den Brink aan bij Miguel de Unamuno (1864-1936), die het motto levert voor de roman De vooruitgang. Deze Spaanse auteur zette zich af tegen de moderne tijd die zich in zijn ogen steeds meer op de materie en de rede richtte, daarmee geest en godsdienst verwaarlozend.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Van den Brink laat al zijn hoofdfiguren de keuze tussen hart en verstand, waarbij hij hen allen voor het eerste laat kiezen. Tegen Hugo Camps (Humo, 16-11-1999) zegt hij: ‘Het genieten van het moment, het samenvallen van droom en daad, het een op een leven, ik ben er niet goed in. Maar ik verlang ernaar. Daar gaan al mijn boeken over.’ De keuze pakt voor Anton en voor Erik Loeff ongunstig uit. Maar in De vooruitgang laat de schrijver uiteindelijk de journalisten van leven ruilen, opdat ieder kan gaan schrijven wat - en ook leven zoals - hij wil. Daarmee wordt niet alleen ‘waarheid’ maar ook ‘vooruitgang’ een relatief begrip.
| |
Thematiek / Techniek
De uitwerking van beide hoofdthema's wordt ondersteund door een uitgebreid netwerk van motieven, dat sterk bij draagt tot de interpretatie van de diepere betekenis van het verhaal. Daarbij toont Van den Brink een sterke voorkeur voor tegenstellingen. Het meest illustratieve voorbeeld is misschien wel de tegenstelling tussen beweging en stilstand in Over het water, in het water maar ook in het tramnet van de stad. De beweging staat daarbij voor het leven en stilstand voor de dood.
Met behulp van de tegenstelling geeft Van den Brink ook zijn personages meer gewicht, vooral door hun woonplaats en behuizing te benadrukken, waarmee hij hun afkomst en leef- | |
| |
wereld kenschetst. Opnieuw biedt Over het water hiervan een goed voorbeeld, in de positionering van Anton als iemand die in een wijk woont die gebouwd is volgens de principes van de Amsterdamse School met zijn aaneengesloten gevels en kleine ramen, en die zich aansluit bij de roeivereniging aan de andere kant van de rivier, waar de duurdere huizen staan, de wereld van David. En ook Loeff en Julia, in Hart van glas, worden op deze manier tegenover elkaar gezet: hij in een duur grachtenappartement, zij in een flatje in een anonieme groeigemeente. In bredere zin wordt deze tegenstelling uitgewerkt in het koppel ruimte/benauwdheid. Zo verlangt Loeff, de man die overal gebouwen neerzet, naar open einders. Eenzelfde tegenstrijdigheid ontstaat wanneer hij zijn geliefde popmuziek hard aanzet, terwijl hij juist naar stilte en rust verlangt.
| |
Relatie leven/werk
Tegen Pieter Steinz vertelde Van den Brink dat hij Loeffs dubbelzinnigheid bij zichzelf herkent. Dat wil echter niet zeggen dat hij puur autobiografisch schrijft. In een ander interview (Elsevier, 6-11-1999) verklaarde hij zelfexpressie niet tot zijn drijfveer: wat hij al heeft meegemaakt, hoeft hij niet meer in fictie om te zetten. Wel vindt hij in zijn persoonlijk leven de aanleidingen voor zijn boeken. Ieder boek begint voor hem met een abstract idee dat hij daarna verbindt aan een concrete locatie. Zo leverde de euforie die de schrijver zelf uit zijn roeicarrière kende, de stof voor Over het water. Een wandeling door de Amsterdamse Diamantbuurt met de Amstel vlakbij gaf het verhaal daarna achtergrond.
| |
Kunstopvatting
In verscheidene vraaggesprekken licht Van den Brink zijn visie op het romanschrijven toe. Op de middelbare school kwam hij door Der kurze Brief zum langen Abschied van Peter Handke tot het inzicht dat hij de beschrijving belangrijker vindt dan de handeling. Bovendien is voor hem een roman meer dan een samenvoeging van de verschillende elementen uit de verhaalanalyse. In een bijdrage aan Het beslissende boek (2002), waarin Van den Brink zijn bewondering voor bovengenoemde roman uitspreekt, zegt hij: ‘Een roman is een puzzel die je wel uit elkaar kunt halen, terwijl je met een heleboel stukjes geen roman in elkaar kunt zetten. Het geheel is dus iets onberedeneerbaars. En op dat punt, waar je het niet meer uit kunt leggen en het toch
| |
| |
werkt, daar zit de kunst. Niet in een goed geconstrueerd plot, want dat is ambacht.’
In dit verband wijst hij verschillende keren op het gevaar van metaforen en symboliek, die een tekst zo moeilijk kunnen maken dat de lezer het idee krijgt dat hij geheimschrift moet ontcijferen om de essentie van het verhaal te kunnen vatten. Dat betekent echter niet dat Van den Brink kaal en onversierd schrijft, integendeel, maar voor hem staan stijlfiguren altijd in dienst van het verhaal. In een interview in Vox (2004) vat hij het bovenstaande als volgt samen: ‘Ik wil niet kiezen tussen vorm en inhoud, tussen woord en ervaring, nee, het woord dient vlees te worden.’ Een kunstwerk moet een echte sensatie opleveren en als hem dat lukt, spreekt hij van transsubstantiatie.
| |
Stijl
Onder invloed van zijn moeder, die er als Duits immigrante op hamerde dat haar kinderen het Nederlands goed beheersten, raakte Van den Brink naar eigen zeggen gefixeerd op taal. In zijn journalistiek werk ontwikkelde hij een heldere stijl, die zich voortzet in zijn fictioneel proza. Daarbij maakt hij geregeld gebruik van vergelijkingen en personificaties. Vooral dat laatste stijlmiddel springt eruit, omdat de schrijver daarmee een verdieping van het gevoelsleven van de karakters tracht te bewerkstelligen. Zo maakt hij in Over het water van de roeiboot een verlengstuk van David en Anton door die als levend voor te stellen en neer te zetten als een snoek of libelle, en laat hij de emoties van beide jongens weerspiegelen in de natuur om hen heen.
| |
Traditie
Door die combinatie van heldere stijl en aan de natuur ontleende omschrijvingen doemt al snel de naam Nescio als voorganger op. Ook omdat alle personages de neiging hebben te willen ontsnappen aan de dwingende normen van hun omgeving om de vrijheid daarbuiten te ervaren. De keuze tussen de beperktheid van met name het leven op kantoor, waar alle hoofdfiguren werken, en de buitenwereld speelt daarbij in Van den Brinks werk een belangrijke rol. Dit thema is al bekend uit het werk van Elsschot en uit een roman als De vergaderzaal van A. Alberts. Het enthousiasme voor de sport zoals dat in Over het water voorkomt, verbindt zijn werk met sportboeken als De renner van Tim Krabbé. In de projectie van de hoofdfiguur op de mensen
| |
| |
in zijn omgeving komt Van den Brinks werk overeen met onder andere Nooit meer slapen van W.F. Hermans.
| |
Publieke belangstelling
Toen Van den Brinks artikelen over de stierengevechten, later gebundeld in De dertig dagen van Sint Isidoor, in NRC Handelsblad verschenen, zegde een aantal krantenlezers boos hun abonnement op. Maar tegelijkertijd kwamen er ook waarderende reacties van Nederlanders die zeiden de Spaanse traditie nu beter te begrijpen. Met zijn literaire werk bereikte Van den Brink het grote publiek pas met Over het water; het boek is inmiddels geliefd bij bijvoorbeeld leeskringen en op middelbare scholen. Het overige fictionele werk bereikte deze populariteit nooit.
| |
Kritiek
Door de pers werd De vooruitgang redelijk goed ontvangen, al vielen bij de beoordeling wel termen als ‘cryptisch’, ‘onpersoonlijk’ of ‘klinisch’. Later zal Van den Brink zeggen dat hij te veel tijd had om het boek te schrijven, waardoor het te ingewikkeld in elkaar kwam te zitten en veel lezers de essentie ontging.
Heel anders is de overdonderende ontvangst van Over het water. Slechts in een enkele recensie komt een negatieve opmerking voor, zoals bij Aleid Truijens en Gerrit Jan Zwier, die sommige vergelijkingen te overdadig vinden, en bij Karel Ossyn, van wie het slot wel minder melodramatisch had gemogen. De enige werkelijk afwijkende mening is die van Annelies Vlaanderen; zij deelt mee niets met roeien te hebben en het daarom maar een weinig uitdagend verhaal te vinden.
Na de overvloed aan bewondering valt Hart van glas de meeste critici tegen. Ze vinden deze roman vooral saai, voorspelbaar, clichématig zelfs en even oppervlakkig als het onderwerp zelf. ‘Netjes doorsneeproza,’ oordeelt Carel Peeters, en Jeroen Vullings heeft het over ‘geliktheid’. Met terugwerkende kracht neemt de waardering voor Over het water nog toe.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Hans Maarten van den Brink, Reis naar de West, Amsterdam 1986, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 871, EB. |
Hans Maarten van den Brink, Boven de grond in Washington en New York. Berichten uit een nieuw Amerika, Amsterdam 1988, Meulenhoff, Meulenhoff Pocketeditie, EB. |
Hans Maarten van den Brink, De vooruitgang, Amsterdam 1993, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1354, R. |
Hans Maarten van den Brink, De dertig dagen van Sint Isidoor, Amsterdam 1994, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1378, EB. (3e druk 2003, Augustus) |
Hans Maarten van den Brink, Over het water, Amsterdam 1998, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1663, N. (9e druk 2000, Muntinga, Rainbowpocketboeken 517; licentie-uitgave Den Haag 2000, Stichting Uitgeverij XL, XL 503) |
Hans Maarten van den Brink, Hart van glas, Amsterdam 1999, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1795, R. (licentie-uitgave Den Haag 2000, Stichting Uitgeverij XL, XL 648) |
Hans Maarten van den Brink, Een schrijver is een verliezer. In: De Standaard, 14-5-1999, E. |
Hans Maarten van den Brink, Lang en gelukkig. Een paar overwegingen bij de taal van het geluk aan het eind van een versleten eeuw. In: Berichten aan de vrienden van de Jan Campertstichting, nr. 16, mei 2000, pp. 35-39, E. |
¡Espana! De mooiste Nederlandse verhalen over Spanje. Samengesteld en ingeleid door H.M. van den Brink en Jinke Obbema, Amsterdam 2001, Prometheus, Bl. (3e druk 2004, Pockethuis) |
H.M. van den Brink, Reizigers bij een herberg, Amsterdam/Antwerpen 2003, Augustus, EB. |
H.M. van den Brink, Waarlijk spijs en drank. Kellendonklezing 2004. [Nijmegen 2004, Nijmegen University Press], E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Alle Lansu, Omhoog, omlaag, naar huis, op pad. In: Het Parool, 5-11-1993. (over De vooruitgang) |
Janet Luis, Nieuws wordt niet getolereerd. Debuutroman van H.M. van den Brink. In: NRC Handelsblad, 12-11-1993. (over De vooruitgang) |
Jeroen Vullings, Alles bewoog, niets ging verloren. In: Vrij Nederland, 13-11-1993. (over De vooruitgang) |
Joris Gerits, Een exemplarisch verhaal. In: De Morgen, 10-12-1993. (over De vooruitgang) |
Arjan Peters, drievoudige moord te C. In: de Volkskrant, 17-12-1993. (over De vooruitgang) |
G.J.Z. [= Gerrit Jan Zwier], Vele raadsels. In: Leeuwarder Courant, 21-1-1994. (over De vooruitgang) |
Peter van Brummelen, Ironie is een wapen van bange mensen. In: Het Parool, 25-4-1998. (interview) |
Carel Peeters, Tranen van geluk. In: Vrij Nederland, 24-4-1998. (over Over het water) |
Elsbeth Etty, Aan gene zijde van de pijngrens ligt het geluk. In: NRC Handelsblad, 1-5-1998. (over Over het water) |
Aleid Truijens, Een kruk in een wiebelende acht. In: de Volkskrant, 1-5-1998. (over Over het water) |
Robert Anker, Twee mannen en een libelle. In: Het Parool, 1-5-1998. (over Over het water) |
Menno Schenke, Het water als vriend. In: Algemeen Dagblad, 8-5-1998. (over Over het water) |
Doeschka Meijsing, Gelukkige zomers. Ontroerende novelle van H.M. van den Brink. In: Elsevier, 9-5-1998. (over Over het water) |
Jacob Moerman, H.M. van den Brink schrijft prachtig over voorbije periode het overweldigende land. In: Drentse courant, 14-5-1998. (over Over het water) |
G.J.Z. [= Gerrit Jan Zwier], De stem van het water. In: Leeuwarder Courant, 15-5-1998. (over Over het water) |
Xandra Schutte, Het geluk van een zoele zomer. In: De Groene Amsterdammer, 20-5-1998. (over Over het water) |
Odile Jansen, De Amstel verandert in de Lethe met David als veerman. In: Trouw, 22-5-1998. (over Over het water) |
Wouter Godijn, [Recensie]. In: Nieuwsblad van het Noorden, 22-5-1998. (over Over het water) |
Frans Willem de Zoete, Het felle tsjak. In: Hervormd Nederland, 23-5-1998. (over Over het water) |
Ingrid Hoogervorst, Hans Maarten van den Brink's fascinatie voor roeien. Sporten is als het leven zelf. In: De Telegraaf, 12-6-1998. (interview) |
André Matthijsse, Een passie voor water. In: Haagsche Courant, 12-6-1998. (over Over het water) |
Karel Ossyn, Het spiegelbeeld. In: De Standaard, 16-7-1998. (over Over het water) |
Annelies Vlaanderen, Roman voor roeiers. In: De Stem, 11-8-1998. (over Over het water) |
Loes van Lennep, Pijnlijk geluk. In: Hervormd Nederland, 15-8-1998. (over Over het water) |
Arjan Visser, ‘Ik wilde vader worden omdat ik er bang voor was’. In: Trouw, 10-11-1998. (interview) |
W. Wouters-Maljaars, Over het water. In: Reformatorisch Dagblad, 28-4-1999. |
Karin Lavrijsen en Floor van Renssen, Bewegen is leven. In: Letterlik, jrg. 13, nr. 4, pp. 27-31. (over Over het water) |
Maria Pruis, Verleidingskunsten. In: De Groene Amsterdammer, 10-11-1999. (over Hart van glas) |
Robert Anker, Grijs glas. In: Het Parool, 12-11-1999. (over Hart van glas) |
Hugo Camps, ‘Ik doe dingen waar ik bang voor ben’. Hans Maarten van den Brink en het ‘Hart van glas’. In: Elsevier, 6-11-1999. (interview) |
Ingrid Hoogervorst, ‘Hart van glas’ van H.M. van den Brink. Overvloedige symboliek. In: De Telegraaf, 12-11-1999. |
Pieter Steinz, De wil van de snelwegwerker. In: NRC Handelsblad, 12-11-1999. (interview) |
Carel Peeters, Oudere jongere in duur pak. In: Vrij Nederland, 13-11-1999. (over Hart van glas) |
| |
| |
Onno Blom, Een jongetje van bijna vijftig. In: Trouw, 13-11-1999. (over Hart van glas) |
Jeroen Vullings, Een eigentijdse Van den Brink. Instorten als glas. In: De Standaard, 18-11-1999. (over Hart van glas) |
Arjan Peeters, ‘Ik vind Nederland onderhand verstikkend’. In: de Volkskrant, 19-11-1999. (interview) |
Hans Warren, Scherven brengen een beetje geluk. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 19-11-1999. (over Hart van glas) |
Elsbeth Etty, Intrigerende roman, van H.M. van den Brink. Riskante ledigheid. In: NRC Handelsblad, 19-11-1999. (over Hart van glas) |
Brigitte Jonkers, Poppen en paleizen van glas. In: Eindhovens Dagblad, 25-11-1999. (over Hart van glas) |
Aleid Truijens, De glazen droom van een schrijver. Van den Brinks hoofdpersoon lijdt aan hoogtevrees. In: de Volkskrant, 26-11-1999. (over Hart van glas) |
Jan Paul Bresser, Alles is plat. H.M. van den Brinks nieuwe roman gaat niet alleen over oppervlakkigheid, maar is ook oppervlakkig. In: Elsevier, 27-11-1999. (over Hart van glas) |
Menno Schenke, Grijs en troosteloos. In: Algemeen Dagblad, 3-12-1999. (over Hart van glas) |
Koen Eykhout, Muziek achter glas. In: De Limburger, 10-12-1999. (over Hart van glas) |
Hans Warren, Een typische man van deze tijd. In: Haarlems Dagblad, 16-12-1999. (over Hart van glas) |
G.J.Z. [= Gerrit Jan Zwier], [Recensie], Leeuwarder Courant, 17-12-1999. (over Hart van glas) |
André Matthijsse, Een pak slaag tussen de regels. In: Haagsche Courant, 18-12-1999. (over Hart van glas) |
Frank Hellemans, De rechten van de netwerkmens. In: Knack, 19-1-2000. (over Hart van glas) |
Coen Verbraak, ‘Een flinke jongen zijn, dat is het antwoord op alles’. In: Vrij Nederland, 23-9-2000. (interview) |
Lieneke van der Fluit en Eric de Bie, Het wenslijstje van scheidend VPRO-directeur Hans Maarten van den Brink. ‘Meer ruimte voor verrassing en buitenissigheid’. In: De Stem, 30-12-2000. (interview) |
Marcel van Engelen, Stijl is inhoud. In: Het Parool, 30-12-2000. (interview) |
Alle Lansu, Hans Maarten van den Brink. ‘Nescio, om de aandachtigheid, de weemoed’. In: Vrij Nederland, 27-1-2001. (interview) |
Margot Dijkgraaf en Martin Meijer, H.M. van den Brink. In: Het beslissende boek. Nederlandse en Vlaamse schrijvers over het boek dat hun leven veranderde. Amsterdam/Rotterdam 2002, pp. 40-44. (interview) |
Fred de Vries, Onbevlogen generatie. In: de Volkskrant, 31-3-2001. (interview) |
Jonathan Huseman, [Interview]. In: Trouw, 5-4-2002. |
Paul Wouters, ‘Publieke omroepbestel is een zootje’. In: Eindhovens Dagblad, 28-5-2002. |
Hans Heesen en Harry Jansen, Nagelbijtend in de wedstrijdroes. In: Amersfoortse Courant, 17-8-2002. (over Over het water) |
Lies Schut, Van den Brink schrijft over eten én Spanje. In: De Telegraaf, 31-10-2003. (over Reizigers bij een herberg) |
Adriaan de Boer, [Recensie], In: de Volkskrant, 14-11-2003. (over Reizigers bij een herberg) |
Stef Verhoeven, ‘Het woord dient vlees te worden’. In: Vox, 12-2-2004. (over Waarlijk spijs en drank) |
Peter Henk Steenhuis, ‘De heilige roomse mis als een vorm van theater’. In: Trouw, 14-2-2004. (over Waarlijk spijs en drank) |
[Anoniem], Pasmunt. In: De Groene Amsterdammer, 21-2-2004. (over Waarlijk spijs en drank) |
100 Kritisch lit. lex.
februari 2006
|
|