| |
| |
| |
Fleur Bourgonje
door Rody Chamuleau
1. Biografie
Fleur Bourgonje werd op 3 april 1946 geboren in Achterveld, een dorp aan de rand van de Gelderse Vallei. Ze was het tweede kind in het gezin van de hoefsmid. In 1968 verliet ze de besloten gemeenschap van haar geboortedorp om naar Parijs te gaan. Daar werkte ze als vrijwilligster in een opvangcentrum voor vrouwelijke clochards. Begin 1971 vertrok ze naar Chili. Na de militaire coup in september 1973 keerde ze vanuit Santiago naar Nederland terug. Nog datzelfde jaar ging ze naar Argentinië, waar de aanhangers van het peronisme aan de macht waren gekomen. Ze vestigde zich in Buenos Aires, werd moeder van een dochter en ging sociale psychologie studeren. Toen de terreur van leger en paramilitaire groepen na de staatsgreep van 1976 hand over hand toenam, zocht ze haar toevlucht in Venezuela. Ze schreef artikelen voor het cultureel bijvoegsel van El Nacional, een dagblad in Caracas, en publiceerde een studie over het verband tussen armoede en prostitutie van vrouwen. Na een verblijf van een jaar met haar dochter in een dorpje in het Andesgebergte, verhuisde ze naar Caracas, waar ze twee jaar woonde. In 1980 keerde ze terug naar Nederland. Tijdens haar bijna tienjarig verblijf in Zuid-Amerika maakte ze reizen naar Peru, Bolivia, Uruguay, Paraguay, Colombia en Cuba.
Over de terreur in Latijns-Amerika schreef ze niet alleen reportages, verhalen en een roman, maar ook het libretto voor de opera Valparaiso (1986) die voor het Nederlands Blazers Ensemble werd gecomponeerd door Boudewijn Tarenskeen. Het libretto Flora Tristan (1991), over de gelijknamige negentiende- | |
| |
eeuwse feministe van Frans-Peruaanse afkomst, werd door Louis Andriessen op muziek gezet.
In december 1986 kreeg Fleur Bourgonje Het Gouden Ezelsoor voor het best verkochte literaire debuut van 1985. In 1988 ontving ze als eerste de Betje Wolffprijs vanwege haar ‘onafhankelijkheid van geest’ en omdat ‘haar vrouwelijke hoofdpersonen zich bewust rekenschap geven van hun plaats in de wereld’. Inmiddels staan er van De bruiden en Oostenwind, koningskind Duitse vertalingen op stapel.
Vanaf 1972 publiceert Fleur Bourgonje artikelen over Latijns-Amerika in De Groene Amsterdammer en sinds 1988 verschijnt er zo nu en dan een column van haar hand in NRC Handelsblad. Fleur Bourgonje woont in Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
In het werk van Fleur Bourgonje zijn de belangrijkste personages vrouwen die hartstochtelijk hun vrijheid bevechten, waardoor ze in botsing komen met de heersende opvattingen. Ondanks die conflictsituatie en het isolement dat daarvan het gevolg is, blijven ze zoeken naar een uitweg en doen ze verwoede pogingen hun bestaan te legitimeren door hun verborgen drijfveren op te sporen en hun eigen identiteit te doorgronden. Alleen op die manier kunnen ze werkelijke onafhankelijkheid verwerven. In Spoorloos zijn het vooral de allerarmsten uit de Zuidamerikaanse samenleving en de slachtoffers van de Chileense en Argentijnse dictatuur die, al dan niet door de nood gedwongen, met een vertrouwde situatie breken.
Summier en met mededogen portretteert de schrijfster vrouwen die, hoe solidair ze zich ook opstellen, buitenstaanders blijven.
| |
Techniek
Hoewel Spoorloos nadrukkelijk als een roman werd geafficheerd, kunnen de hoofdstukken ook als op zichzelf staande verhalen gelezen worden. Dat in het merendeel daarvan Hanna voorkomt, een jonge vrouw die haar dorp in de Gelderse Vallei is ontvlucht om de wereld en het leven te ontdekken, doet daaraan niets af. Bovendien speelt deze Hanna in veel gevallen slechts de rol van een toehoorster, die de onderdrukte vrouwen de gelegenheid geeft hun aangrijpende verhalen te vertellen. De innerlijke samenhang is er alleen, doordat de vijftien hoofdstukjes momenten vertegenwoordigen uit het leven van de zwervende Hanna.
Het open einde van veel verhalen hangt samen met de voorkeur die de schrijfster aan de dag legt voor het cyclische. In Spoorlooswordt dat in de vorm gesuggereerd doordat zowel het eerste als het laatste fragment ‘Het vertrek’ heet. Het slothoofdstuk is in wezen de beschrijving van Hanna's voorgenomen terugkeer naar Nederland, maar omdat ze zich zo nauw met Zuid-Amerika verbonden voelt, ervaart ze haar reis niet als een terugreis. Dat ze toch een ontheemde is, blijkt uit de reactie van een buurvrouw in Caracas: ‘Jij hoort hier? Hoezo? Je bent toch van daar?’
| |
| |
In De terugkeeris de gesloten vorm behalve in de titel terug te vinden in de compositie. Het eigenlijke verhaal bestaat uit flash-backs die ingeklemd zijn tussen Lisa's vertrek per trein uit Parijs en haar aankomst in Amsterdam. Tijdens die reis overdenkt ze haar leven waarbij haar jeugd, haar gestrande verhouding en haar relatie met haar dochter de hoofdlijnen vormen. ‘Iedere geboorte draagt de dood in zich, ieder geluk de kiem van verdriet,’ is haar conclusie.
Het perspectief is zowel in Spoorloos als in De terugkeer wisselend. De alwetende observator maakt soms plaats voor een belevende ik-vertelster. Die werkwijze heeft in De terugkeer tot gevolg dat de verhaalwerkelijkheid onverwacht schuilgaat achter de subjectieve ervaring: ‘Ze ging op de rand van het bed zitten en keek in de spiegel. Dit verkleumde wezen dat haar gezicht verborg in een kraag van beverbont en haar verstijfde vingers verwarmde tussen tong en verhemelte, deze doordrenkte vrouw, dat was zij. Dat was ik.’
| |
Thematiek
De spiegel komt als symbool vaker voor: meestal als medium om de afstand tussen de objectieve en de subjectieve werkelijkheid te overbruggen, maar in een enkel geval ook als middel om het zoeken naar de eigen identiteit te benadrukken.
Motieven uit de natuur zijn in de gedichten veelvuldig aanwezig. Vulkanen, woestijnen, steppen en vooral stenen nemen een belangrijke plaats in. In Achtergelaten land is water een steeds terugkerend motief. Water geeft hoop, want het stroomt almaar, terwijl het tevens beangstigend kan zijn. De cirkelgang van leven en dood wordt gesymboliseerd door de bron, die niet alleen oorsprong is ‘van water dat stroomt’, maar ook ‘oorsprong - van dood’. ‘Gezonken woorden’, de eerste cyclus van de drie waaruit de bundel bestaat, is een elegie voor een vriendin die zich verdronken heeft. Zij leeft voort in het water: ‘water heeft de kleur van dood / haar afgewende ogen.’ Ook het titelverhaal van de verhalenbundel Wat het water gaf gaat over de vermoedelijke verdrinkingsdood van een vriendin. Van haar wordt verteld, dat ‘haar woorden water leken dat door de storm wordt voortgejaagd in een richting die er niet toe doet als het maar weg is, steeds verder weg, tot het uit het zicht verdwijnt’. In het werk van Fleur Bourgonje staat vooral de existentiële
| |
| |
angst centraal. Paarden en honden worden onverbiddelijk geassocieerd met dreiging en angst. Illustratief is de titel van de laatste cyclus uit Achtergelaten land: ‘Zwart zijn de paarden die branden’, waarvan de eerste strofen luiden:
Het slaat op hol. Het was te strak
gebonden - zwart paard op stal -
en schrok van volle zonnen in de ogen. IJlde
blindelings omhoog, in giftig schuim
van razernij. Vloog hoog boven
de god, bedrogen, de hoge god van paarden voorbij.
Wie de illusie heeft dat de angst beheersbaar is, is al niet meer zo kwetsbaar. Wanneer Thomas Hanna verlaten heeft, omdat haar gedrag te voorspelbaar is geworden, worstelt ze zich na haar ontreddering uit de afgrond omhoog en staat ze sterker in het leven dan tevoren. Dat is vergelijkbaar met de psychische verandering in de vierjarige Hanna die korte tijd voor straf is buitengesloten. En Lisa (De terugkeer) komt na een bezinningsperiode tot de conclusie dat ze heel goed op eigen benen kan staan. Haar onzekerheid blijft niettemin bestaan.
| |
Stijl / Verwantschap
In de beschrijvingen toont Fleur Bourgonje zich vooral in Spoorloos een consciëntieus verslaggeefster. Haar stijl is onopgesmukt en het taalgebruik dat even sober is als suggestief doet denken aan de kroniekachtige aanpak van Marga Minco.
De invloed van Zuidamerikaanse schrijvers als Mario Benedetti en Sergio Ramirez Mercado, van wie Fleur Bourgonje werk vertaalde; is wat de keuze van de stof betreft onmiskenbaar aanwezig. an Lampo heeft erop gewezen dat het verhaal ‘Tango’ (Spoorloos) nauw verwant is met het magisch realisme van Gabriel Garcia Márquez. De vorm van De terugkeer zou ontleend kunnen zijn aan de roman La modification (1958) van Michel Butor, waarin ook een terugblik tijdens een treinreis het eigenlijke verhaal vormt. Door de onnadrukkelijkheid van de ‘boodschap’ en de brede opzet van het gegeven is de problematiek van De terugkeer niet zonder meer vergelijkbaar met die van de emancipatieroman, zoals wel is gesuggereerd. Met de feministische schrijfsters heeft Fleur Bourgonje weinig affini- | |
| |
teit, ook al omdat haar opvattingen over de andere sekse veel minder uitgesproken zijn.
| |
Visie op de wereld / Kunstopvatting
Wel verklaarde de auteur tegenover Hanneke Eggels dat ze denkt ‘dat een vrouw vanuit een andere optiek naar de dingen kijkt. Een vrouw heeft eeuwenlang in de hoek van de kamer gezeten, in plaats van middenin tussen de mannen. Daardoor heeft ze een zekere argwaan in haar blik gekregen. Die blik zal in de toon waarop iets geschreven wordt en in de keuze van onderwerpen doorspelen’.
De taal is daarbij een middel om zichzelf te bevestigen. ‘Er mag geen ruimte zijn tussen gedachten, woorden en gevoel. Alles moet samenvallen in een beeld, een roep, een zachte fluistering. Pas dan kan ik leven. En liefhebben.’ Dat is de opvatting van de hoofdpersoon in De terugkeer.
Voor Fleur Bourgonje betekent dichten ‘een voortdurend omsingelen van wat je waarheid zou kunnen noemen. Als ik een gedicht af heb, heb ik heel even het idee dat ik die waarheid op haar staart heb getrapt. Maar als het uit je handen wordt getrokken ofje geeft het zelf weg, dan komt weer de twijfel: was dit mijn waarheid wel? Want wat ik werkelijk voel of denk, lijkt onzegbaar. Onverwoordbaar’. (Interview met Hanneke Eggels)
| |
Relatie leven/werk
Waarom de schrijfster bijna uitsluitend over vrouwen schrijft, wordt misschien uitgelegd in ‘De spiegel’ (Wat het water gaf). Daar zegt Lisa de Groot dat ze ‘zich het innerlijk leven van een man niet kan voorstellen’. En over de inhoud van haar meest recente boek zegt Lisa: ‘Je zou kunnen zeggen dat het autobiografische gegevens zijn in een volstrekt fictionele ordening.’ Dat geldt waarschijnlijk ook voor Fleur Bourgonje. Het is verleidelijk Spoorloos op te vatten als een min of meer autobiografisch werk, omdat er ontegenzeglijk overeenkomsten zijn tussen de schrijfster en Hanna. Behalve het milieu en de plaats van herkomst hebben ze ook de omzwervingen door Frankrijk en Zuid-Amerika gemeen. In hoeverre Fleur Bourgonje geidentificeerd kan worden met de Hanna-figuur is moeilijk na te gaan. Informatie over haar persoonlijk leven is schaars en ze wijst het belang van biografische gegevens van de hand: ze dragen haars inziens niet bij tot een beter begrip van haar werk.
| |
| |
Niettemin verscheen er een artikel in Roodkoper (december 1997) waarin ze zelf het wordingsproces van Oostenwind, koningskind (1997) beschrijft. De hoofdpersoon in deze roman is een vrouw die zich ten doel heeft gesteld dromen en fantasieën op te sporen van mensen die in afzondering leven. Het onderzoek loopt echter op niets uit, ook al doordat de ikfiguur in feite op zoek is naar zichzelf.
Fleur Bourgonje maakte in januari 1996 in een rammelbus een tocht over ‘een van de meest zuidelijke eilanden van de aarde’. In een weiland op een hek ziet ze een meisje zitten ‘dat recht voor zich uit keek, dat dwars door me heen keek naar de onzichtbare wereld achter me. Mijn hart stond stil. Het zweet brak me uit. Dat meisje was ik; ik was het kind dat een volwassen vrouw recht in de ogen keek. Had het lot me naar de rand van de aarde gedreven om mij mezelf te laten tegenkomen op het hek van waaraf ik mijn hele jeugd probeerde de wereld achter de horizon te ontwaren en, in mijn verbeelding, weg te trekken, zover maar mogelijk was?’ Het was een poëtische ervaring, evenals de confidenties van een wildvreemde man die ze de volgende dag ontmoet.
Toen deze gedichten-in-wording, zoals zij ze zelf noemt, met het verstrijken van de tijd uitgekristalliseerd waren en het intuïtieve inzicht onderworpen werd aan de kritische blik van de schrijfster, diende het verhaal zichzelf aan. Het was alleen nog maar een kwestie van stileren en polijsten.
| |
Thematiek
Het boek bevat motieven die ook in de korte verhalen uit De verstoring (1991) en De bruiden (1996) voorkomen. De (doelloze) reis naar verre oorden die personages ondernemen om zichzelf te vinden en zich los te maken van een verleden waarin het bestaan op losse schroeven is gezet (vaak door het verlies van een geliefde), komt veelvuldig voor. De vrouwelijke hoofdpersoon doet wanhopig pogingen te vergeten en is voortdurend op zoek naar geborgenheid, waardoor haar leven vaak nog verder ontregeld wordt. De personages zijn eenlingen die heen en weer geslingerd worden tussen verbeelding en heimwee. Alleen uit hun dromen kunnen ze troost putten. Soms slagen ze erin zich te bevrijden van hun depressie (de beeldhouwster in De bedrieglijke warmte van vuur, 1993), maar meestal niet. De dichteres in
| |
| |
Onderstroom (1995) die inhoud wil geven aan de leegte in haar bestaan (veroorzaakt door de verstikkingsdood van haar kind en een stukgelopen huwelijk), slaagt er niet in ‘het vluchtige moment van rust [te] grijpen en gevangen [te] zetten in taal’.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Het verlies van zekerheid vanwege een verbroken liefdesrelatie ligt ook ten grondslag aan het lange epische gedicht Van eenheid de breuk (1991). Lyrisch taalgebruik is ontegenzeggelijk aanwezig, maar ‘nergens krijgt deze geestelijke louteringstocht iets exemplarisch, iets zichtbaars’, oordeelde Rob Schouten. Bovendien vond hij het register te galmend.
Over de romans en verhalenbundels waren de meningen nogal verdeeld. Spoorloos werd over het algemeen gunstig ontvangen, hoewel er wel eens bedenkingen werden geuit tegen de structuur en het documentaire karakter van het boek. Het werd het best verkochte debuut van 1985.
Van de korte verhalen is wel gezegd dat ze te somber zijn. P.M. Reinders merkt daarover op: ‘Het is waar dat de meeste van haar verhalen in mineur staan, maar het is ook waar dat een opgewekt verhaal zeer deprimerend kan zijn en een treurig juist opwekkend, als het intelligent, vakkundig en meeslepend is. Voor de verhalen van Fleur Bourgonje geldt het laatste.’
Hans Wanen en Onno Blom konden weinig waardering opbrengen voor Onderstroom vanwege de geforceerde constructie en de nadrukkelijke verwijzingen. Elsbeth Etty was positiever. Hoewel zij het boek ietwat gekunsteld vond, kon ze zich laten meeslepen door de taal, ‘die de schoonheid en het ritme heeft van poëzie’.
In Oostenwind, koningskind stoorde T. van Deel zich aan de houterige stijl en de dik aangezette symboliek. Johan Diepstraten prees juist het metaforische karakter en de mysterieuze inslag van het verhaal.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Fleur Bourgonje, La luna se desangra por el otro costado. Caracas 1980, El Ateneo de Caracas, E. |
Sergio Ramirez Mercado, Ben je bang voor bloed? Vertaald door Fleur Bourgonje. Bussum 1982, Het Wereldvenster, R. (vert.) |
Mario Benedetti, Het uitstel. Vertaald en met een nawoord door Fleur Bourgonje. Amsterdam 1983, Meulenhoff, R. (vert.) |
Mario Benedetti, Met en zonder heimwee. Vertaald door Fleur Bourgonje. Amsterdam 1984, Meulenhoff, VB. (vert.) |
Mario Benedetti, Beschadigde lente. Vertaald door Fleur Bourgonje. Amsterdam 1985, Meulenhoff, R. (vert.) |
Fleur Bourgonje, Spoorloos. Amsterdam 1985, Meulenhoff, R. (tweede (= vijfde) druk: 1996, Pandora) |
Fleur Bourgonje, Valparaiso. Amsterdam 1986, Muziekuitgeverij Donemus, Operalibretto. |
Fleur Bourgonje, De terugkeer. Amsterdam 1986, Meulenhoff, N. (opgenomen in De verhalen) |
Fleur Bourgonje, Stenen voor het begin. Amsterdam 1987, Meulenhoff, GB. |
Fleur Bourgonje, Zwart zijn de paarden die branden. Amsterdam 1988, De Ruysdael, GC. (opgenomen in Achtergelaten land.) |
Fleur Bourgonje, Achtergelaten land. Amsterdam 1989, Meulenhoff, GB. |
Fleur Bourgonje, Wat het water gaf. Amsterdam 1989, Meulenhoff, VB. (opgenomen in De verhalen) |
Fleur Bourgonje, Hond. Oosterbeek 1989/1990, Bosbespers/Ravenberg Pers, C. |
Fleur Bourgonje, De verstoring. Amsterdam 1991, Meulenhoff, VB. (tweede druk: 1995, Pandora) (opgenomen in De verhalen) |
Fleur Bourgonje, Van eenheid de breuk. Amsterdam 1991, Meulenhoff, G. |
Fleur Bourgonje, Flora Tristan. Amsterdam 1991, Muziekuitgeverij Donemus, Operalibretto. |
Geke van der Wal (samenst.), Mexico Stad. Vertaald door Fleur Bourgonje. Amsterdam 1992, Koninklijk Instituut voor de Tropen / Novib, VB. (vert.) |
Fleur Bourgonje, De bedrieglijke warmte van vuur. Amsterdam 1993, Meulenhoff, R. |
Fleur Bourgonje, Een huis voor het leven. Amsterdam/Antwerpen 1994, Atlas, R. |
Fleur Bourgonje, Onderstroom. Amsterdam/Antwerpen 1995, Atlas, N. |
Fleur Bourgonje, De bruiden. Amsterdam/Antwerpen 1996, Atlas, VB. (opgenomen in De verhalen) |
Fleur Bourgonje, Oostenwind, koningskind. Amsterdam/Antwerpen 1997, Atlas, R. |
Fleur Bourgonje, Waarom Oostenwind, Koningskind geen gedicht is. In: Roodkoper, jrg. 2, nr. 10, december 1997, p. 51, E. |
Fleur Bourgonje, De verhalen. Amsterdam/Antwerpen 1998, Atlas, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Bob den Uyl, Fleur Bourgonje geeft te schaarse informatie. In: Haagsche Courant, 15-2-1985. (over Spoorloos) |
Jan Verstappen, Ongestructureerde tijd en ruimte in romandebuut. In: Het Binnenhof, 15-2-1985. (over Spoorloos) |
Cees van Hoore, Stof tot nadenken. In: Leidsch Dagblad, 22-2-1985. (over Spoorloos) |
Aleid Truijens, Fragmenten uit een koffer. In: NRC Handelsblad, 22-2-1985. (over Spoorloos) |
Wim Sanders, Wie rondkijkt ziet repressie. In: Het Parool, 27-2-1985. (over Spoorloos) |
Wim Vogel, Knap debuut Fleur Bourgonje. In: Haarlems Dagblag, 27-2-1985. (over Spoorloos) |
Jan Lampo, Fleur Bourgonje, ‘Spoorloos’. In: De Nieuwe, 28-2-1985. |
Carel Peeters, Op weg naar een cul de sac. In: Vrij Nederland, 2-3-1985. (over Spoorloos) |
Hans Warren, Het debuut van Fleur Bourgonje. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 2-3-1985. (over Spoorloos) |
Annechien Vink, Een nooit verzonden brief. In: De Groene Amsterdammer, 13-3-1985. (over Spoorloos) |
Frits Abrahams, ‘Ik ben nog onlangs in Chili geweest en heb maar één persoon van vroeger ontmoet. De anderen zijn weg of...’ In: Vrij Nederland, 16-3-1985. (interview) |
Wam de Moor, De terugkeer van een zwerfster uit de Gelderse Vallei. In: De Tijg, 5-4-1985. (over Spoorloos) |
Wim Hazeu, Spoorloos. In: Hervormd Nederlang, 6-4-1985. |
Rob Schouten, Romandebuut als nobele verslaggeving. In: Trouw, 18-4-1985. (over Spoorloos) |
Aad Nuis, Van dageraad en zielepijn. In: de Volkskrant, 28-2-1986. (over De terugkeer) |
Frans Kotterer, Niet zozeer gelouterd als wel gesterkt. In: Het Parool, 7-3-1986. (over De terugkeer) |
Gerrit Jan Zwier, De Himalaya van wellust. In: Leeuwarder Courant, 14-3-1986. (over De terugkeer) |
Carel Peeters, Als een baksteen in een vijvertje. Novellen van Marga Minco, Fleur Bourgonje en Adriaan van Dis. In: Vrij Nederland, 15-3-1986. (over De terugkeer) |
Henk Figee, Fleur Bourgonje soms bombastisch. In: Utrechts Nieuwsblad, 28-3-1986. (over De terugkeer) |
Aleid Truijens, De blik naar binnen. In: NRC Handelsblad, 4-4-1986 (over De terugkeer) |
F. de Keyser, Verziekte relaties. In: De Nieuwe Gazet, 5-4-1986. (over De terugkeer) |
Hugo Bousset, Terugreis naar de toekomst. In: De Nieuwe, 10-4-1986. (over De terugkeer) |
Maaike Meijer, Zwerven zonder aan te komen. In: De Groene Amsterdammer, 16-4-1986. (over De terugkeer) |
Wam de Moor, Op zoek naar de vrouwelijke stem. Van zoete mijmeringen brouw je geen literatuur. In: De Tijd, 23-5-1986. (over De terugkeer) |
Ariane van Westen, De terugkeer. In: Hervormd Nederland, 24-5-1986. |
Maaike Meijer, Stenen geliefden, gedichten van Bourgonje. In: De Groene Amsterdammer, 10-2-1988. (over Stenen voor het begin) |
Daniel Billiet, Nergens thuis. In: Knack, 13-4-1988. (over Stenen voor het begin) |
Peter Dicker, Fleur Bourgonje blij met Betje Wolff-prijs. ‘Van schrijven word je niet rijk’. In: Leidsch Dagblad, 22-7-1988. (interview) |
Nelleke Kemps, Fleur Bourgonje. In: Uitgelezen 10. Reakties op boeken. Den Haag 1988, pp. 32-42. (over Spoorloos en De terugkeer) |
Hanneke Eggels, Het geduld om naar verhalen te luisteren zijn we kwijt. In: Bulletin, jrg. 17, nr. 158, september 1988, pp. 55-61. (interview) |
Hans Groenewegen, Gedichten als stollend lava. In: De Waarheid, 18-7-1989. (over Achtergelaten land) |
Reinjan Mulder, Tien tenen in de badkuip. In: NRC Handelsblad, 3-11-1989. (over Wat het water gaf) |
André Matthijsse, Poëzie en kletskoek. In: Haagsche Courant, 10-11-1989. (over Wat het water gaf) |
| |
| |
Jessica Durlacher, Cyclische nachtmerries. In: de Volkskrant, 17-11-1989. (over Wat het water gaf) |
Bert Kuipers, Wat het water gaf: pasklare depressie. In: Haarlems Dagblad, 23-11-1989. |
Doeschka Meijsing, Schrijven op de korte baan. In: Elsevier, 16-12-1989. (over Wat het water gaf) |
Annelies Passchier, Leven... Dood... Vlucht... Vrij... In: Surplus, jrg. 4, nr. 1, maart-april 1990, p. 23. (over Achtergelaten land en Wat het water gaf) |
P.M. Reinders, Opgewekt vergeten. In: NRC Handelsblad, 27-9-1991. (over De verstoring) |
André Matthijsse, De verstoring. In: Haagsche Courant, 11-10-1991. |
Colet van der Ven, Het absurde leven. In: HP/De Tijd, 11-11-1991. (interview) |
Jessica Durlacher, De fataliteit van het leven. In: Vrij Nederland, 25-1-1992. (over De verstoring) |
Rob Schouten, Ontsteek, orkaan, in razernij. In: Vrij Nederland, 11-4-1992. (over Van eenheid de breuk) |
Birgit Donker, Het ouderwetse hoorspel heeft niets aan kracht ingeboet. In: NRC Handelsblad, 29-8-1992. (over het hoorspel Vruchtbaarder dan de schoot is het hoofd) |
Elsbeth Etty, De waarheid zoeken noch vinden. In: NRC Handelsblad, 9-4-1993. (over De bedrieglijke warmte van vuur) |
Inez van Eijk, Boek. In: Trouw, 11-11-1993. (over De bedrieglijke warmte van vuur) |
Marjo van Soest, Fleur Bourgonje en Bert Schierbeek, over de liefde. In: Vrij Nederlang, 25-12-1993. (interview) |
Inez van Eijk, De broei van het gekuilde gras is nog niet bezworen. In: Trouw, 22-7-1994. (over Een huis voor het leven) |
Reinjan Mulder, De vreedzame Veluwe in Venezuela. In: NRC Handelsblad, 12-8-1994. (over Een huis voor het leven) |
Ronald Giphart, Schrijfmevrouw vraagt duiker waarom hij duikt. In: Het Parool, 14-4-1995. (over Onderstroom) |
Hans Wanen, Scherpe rots. In: Nieuwsblad van het Noorden, 14-4-1995. (over Onderstroom) |
Elsbeth Etty, De liefde tussen twee luchtverkopers. In: NRC Handelsblad, 21-4-1995. (over Onderstroom) |
Onno Blom, De verkoop van lucht. In: Trouw, 16-6-1995. (over Onderstroom) |
Reinjan Mulder, Een bekende rug. In: NRC Handelsblad, 23-2-1996. (over De bruiden) |
L. Oomens, Zuid-Amerikaanse romantiek. In: Algemeen Dagblad, 15-3-1996. (over De bruiden) |
Arjan Peters, Begane grond bestaat niet. In: de Volkskrant, 22-3-1996. (over De bruiden) |
Johan Diepstraten, ‘Oostenwind, koningskind’ spannende en mysterieuze roman. In: De Gelderlander, 5-9-1997. |
T. van Deel, Dat ik bijna stik, dat ik bijna stik van liefde. In: Trouw, 12-9-1997. (over Oostenwind, koningskind) |
Doris Grootenboer, Alleen op de wereld. In: Algemeen Dagblad, 12-9-1997. (over Oostenwind, koningskind) |
Hans Wanen, Het laatste eiland biedt volstrekt geen verlossing. In: Noordhollands Dagblad, 12-9-1997. (over Oostenwind, koningskind) |
Annemiek Neefjes, Flipperen in symbolentaal. In: Vrij Nederland, 25-10-1997. (over Oostenwind, koningskind) |
Joris Gerits, De gekmakende werkelijkheid. In: De Morgen, 19-2-1998. (over Oostenwind, koningskind) |
72 Kritisch lit. lex.
februari 1999
|
|