| |
| |
| |
L.P. Boon
door G.J. van Bork
1. Biografie
Op 15 maart 1912 wordt Lodewijk Paul Aalbrecht Boon te Aalst geboren. Zijn vader is rijtuigschilder, later auto- en huisschilder. Louis Paul Boon wordt katholiek opgevoed en bezoekt de parochiale lagere school te Aalst. Aalst is een kleine fabrieksstad waar de arbeidersbevolking zich al vroeg begint te organiseren om sociale verbeteringen af te dwingen.
Aanvankelijk heeft Boon vooral artistieke aspiraties. In 1926 meldt hij zich bij de Academie voor Beeldende Kunst in Aalst om er zich te bekwamen als kunstschilder. Na Karel Colson, die hij ontmoette op de bibliotheek van de katholieke werkmanskring, kwam hij hier in contact met de latere vrienden Maurice Roggeman, Robert van Kerckhoven en Bert van Hoorick. Tussen 1926 en 1933 ontwikkelt dit groepje vrienden zich tot een kleine kern van Vlaamse activisten met marxistische sympathieën. In hun trefpunt ‘De Vlam’ richten ze met anderen een Aalsterse jeugdafdeling van de Kommunistische Partij op.
Intussen is Boon noodgedwongen gestopt met zijn opleiding tot kunstschilder. Vanaf 1928 werkt hij samen met zijn vader, aanvankelijk als autoschilder en huisschilder, later als onderhoudsmedewerker bij de brouwerij Zeeberg te Aalst, waar hij onder meer in de vrieskelders werkzaam is. In zijn vrije tijd blijft hij schilderen, maakt hij linoleumsneden en legt hij een grote verzameling aan van hem sterk aansprekende kranteknipsels (vergelijk Menuet).
In 1933 wordt Boon opgeroepen voor militaire dienst en in 1936 trouwt hij met het zusje van een jeugdvriend, Jeannette
| |
| |
Charlotte de Wolf, uit welk huwelijk zijn enige zoon Jo geboren wordt.
In 1939 wordt Boon gemobiliseerd en gelegerd aan het Albertkanaal (vergelijk Mijn kleine oorlog). In deze periode maakt hij kennis met het werk van Dos Passos en Céline, daarop attent gemaakt door zijn vriend Maurice Roggeman. In 1940 wordt hij door de Duitsers als krijgsgevangene weggevoerd, maar nog in hetzelfde jaar weer vrijgelaten. Omdat Boon sedert zijn vrijlating werkeloos is, zorgt zijn vrouw voor het levensonderhoud door een winkeltje in kinderkleding te openen. Boon zelf houdt zich tijdens de oorlogsjaren beurtelings met schrijven en schilderwerk bezig. Na de verloren gegane roman Het brood onzer tranen voltooit hij in 1942 de linoroman 3 mensen tussen muren, die voorlopig echter alleen onder vrienden circuleert. Het typoscript van De voorstad groeit (1942) wordt door zijn vrouw toegestuurd aan de jury voor de Leo J. Krijnprijs. Op voorspraak van Willem Elsschot wordt deze prijs aan Boon toegekend. Hij debuteert ermee bij de uitgeverij Manteau. Boons besluit om voortaan van zijn pen te leven, wordt bemoeilijkt door de oorlogsomstandigheden, maar vooral door de uitgesproken anarchistische opvattingen in zijn werk. Een poging om een leesbibliotheek op te richten mislukt (vergelijk Boontje's Uitleenbibliotheek).
Niettemin is zijn literaire produktie in deze jaren al overweldigend, maar het zal pas na de oorlog mogelijk blijken te publiceren. Direct na de bevrijding van België, nog in 1944, wordt hij journalist en redacteur van De Roode Vaan, de Vlaamse tegenhanger van Le Drapeau Rouge, het dagblad van de Belgische Kommunistische Partij. Omdat in deze dagbladcombinatie de nadrukt ligt op het Franstalige blad en omdat Boon zich slecht kan schikken in de strakke partij- en redactiepolitiek, wordt hij al spoedig ontslagen en komt als redactiesecretaris terecht bij Front, weekblad voor weerstand en democratie.
Vanwege zijn communistische sympathieën worden veel van Boons letterkundige inzendingen aan literaire tijdschriften geweigerd. Met hulp van vrienden en door het gebruik van pseudoniemen als David Haines en Louis Erwt kunnen hier en daar bijdragen van hem verschijnen. Als free-lance journalist schrijft hij feuilletons, kritieken, reportages, hoorspelen
| |
| |
en dergelijke, terwijl hij bovendien fragmenten van zijn romans her en der ter publikatie aanbiedt. Van zijn roman De Kapellekensbaan (1953), waaraan hij reeds vanaf 1942 werkt, bestaan talloze voorpublikaties verspreid over een tiental verschillende periodieken. Zo werkt Boon incidenteel mee aan de Belgische bladen Zondagspost, Parool, Het Laatste Nieuws, De Vlaamse Gids en Nieuw Vlaams Tijdschrift, en de Nederlandse periodieken Vrij Nederland, Het Vrije Volk, Haagse Post, Tirade en Gandalf.
In 1949 richt Boon samen met Hugo Claus, Jan Walravens en Remy C. van de Kerckhove het avant-gardistische tijdschrift Tijd en Mens op dat in 1952 met Podium fuseert en in 1955 wordt opgeheven. Boon droeg aan dit tijdschrift naast ‘documenten’ zijn enige grote gedicht De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat bij dat in 1956 ook afzonderlijk wordt uitgegeven. Voor dit documentaire gedicht wordt hem de Henriëtte Roland Holstprijs toegekend.
In 1953 verschijnt De Kapellekensbaan. In materieel opzicht betekent dit jaar in Boons bestaan een keerpunt ten goede. Met deze roman en de in hetzelfde jaar verschenen roman De bende van Jan de Lichte maakte hij definitief naam, in het bijzonder in Nederland. In dat jaar verhuist hij naar Erembodegem, waar naar Albert Bontridders ontwerp zijn huize ‘Isengrimus’ gebouwd werd en waarin hij tot zijn dood zal blijven wonen.
In 1954 wordt Boon als vast medewerker aangetrokken door het Gentse socialistische dagblad Vooruit, waarvoor hij bijdragen voor de rubriek Geestesleven verzorgt en cursiefjes en feuilletons schrijft. Als supplement bij het dagblad Vooruit verschijnt onder het pseudoniem Lew Waitmans in wekelijkse afleveringen De liefde van Annie Mols (in 1956 ook in boekvorm verschenen). Voor de met Vooruit gelieerde uitgeverij De Vlam schrijft hij een zevental reportages als premiegeschenk voor abonnees, waaronder Koninginnnen met kronen van karton (1957), Duitsland van nu (1958) en Kastelen in Frankrijk (1958). In 1959 volgt Boon de auteur Richard Minne op als cultureel redacteur van Vooruit. Deze functie vervult hij tot zijn vervroegd pensioen in 1972.
Intussen werkt Boon mee aan tal van Vlaamse tv-programma's, hetgeen zijn populariteit in Vlaanderen doet stijgen.
| |
| |
Verschillende van zijn werken worden geadapteerd voor film, tv, toneel of poppenspel. Van Menuet (1955) bestaat een toneelversie, van Wapenbroeders (1955) een poppenspel, van Pieter Daens (1971) werd een tv-documentaire gemaakt en De Paradijsvogel (1958) werd door Peter Schat en Hugo Claus gebruikt voor de opera Labyrint. En van de film De Bom van Robbe de Hert, waarin Boon een van de rollen vervulde, verschijnt tevens een boek van Boon.
Naast zijn literaire werk blijft Boon voortdurend bezig met de beeldende kunst. Aanvankelijk vervaardigt hij vooral zogenaamde objecten, maar meer en meer keert hij terug tot de schilderkunst, zij het dat hij ook daarin met ruimtelijke effecten blijft werken. Bij herhaling deelt hij mee voortaan alleen nog als beeldend kunstenaar werkzaam te zullen zijn, maar evenzovele keren verrast hij het publiek dan weer met een boek. Van zijn beeldend werk werden exposities ingericht in onder meer Aalst (1962/1963), Dendermonde (1963), Wetteren (1964), Nijmegen (1967), Amsterdam (1969), Rotterdam (1971) en Middelburg (1978).
Voor zijn literaire werk werd Boon bij herhaling bekroond. Naast de reeds genoemde prijzen kreeg hij in 1947 de Literatuurprijs van de provincie Antwerpen voor De voorstad groeit. In 1963 kent men de Dr. Karel Barbierprijs aan hem toe voor De zoon van Jan de Lichte. In 1967 ontving hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre. Daarna kreeg hij achtereenvolgens in 1970 de Sabamprijs als prozaschrijver en journalist; 1971 de Prijs van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie (arrondissement Aalst) voor Fabriekstad Aalst (1969), een voorpublikatie van delen uit Pieter Daens (1971) en eveneens in 1971 de Dirk Martensprijs voor Pieter Daens. In 1972 wordt Boon erelid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Door deze maatschappij, de Vereniging van Vlaamse en Nederlandse Letterkundigen en de Vlaamse en Nederlandse PEN-club gezamenlijk wordt hij in 1972 voorgedragen voor de Nobelprijs. Deze voordracht zal echter niet gehonoreerd worden. Wel krijgt hij in 1972 nog de Driejaarlijkse Staatsprijs van België voor Pieter Daens. In hetzelfde jaar krijgt hij voor Pieter Daens ook nog de Multatuliprijs, en in 1973 de Achiel van Ackerprijs.
| |
| |
Op to mei 1979 wordt Boon in zijn huis in Erembodegem door een hartaanval getroffen en overlijdt. Zijn documentaire werk aan Het Geuzenboek heeft hij nog kunnen afronden. Het verscheen postuum in het najaar van 1979.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Techniek
De bandietenroman De bende van Jan de Lichte van Boon begint met:
‘Wij zijn ten jare 1745. Tijd van hongersnood, van pest en cholera, en vreemde soldaten. Zopas zijn de Spanjaarden onze steden komen uitmoorden, en is het beste deel van ons volk in allerijl boven de Moerdijk gevlucht. De Oostenrijkers zijn daarna gekomen. En nu, op dit ogenblik waarin ons boek een aanvang neemt, zijn de soldaten van de Franse koning Lodewijk de Vijftiende ons land binnengevallen.’ (p. 9)
Het wij van deze openingspassage vervult een dubbelfunctie in de roman. Het is het wij van de deelnemers en toeschouwers van de gebeurtenissen, zoals blijkt uit het vervolg:
‘We zijner. We hebben hem ingehaald en slingeren hem, gelijk het eerzame burgers betaamt, onze “goeienavond” in het gelaat.’ (p. 10)
Maar tegelijkertijd is er sprake van ons boek, het boek dat wij schrijven en lezen, waarmee dus schrijver en lezer in het verhaal betrokken worden. In de hoofdstukaanduiding wordt op rgde-eeuwse wijze de lezer dan ook aangesproken met zinswendingen als ‘waarin de lezer’, ‘Waarde lezer’, ‘hoe de lezer’. Deze typisch auctoriale verteltrant is symptomatisch voor het merendeel van Boons romans. Het stelt hem in staat de vertellersfunctie als organisator van het verhaal te vervullen en tegelijkertijd op te treden als personage in de roman zelf. Als verteller van het verhaal kan hij zo tevens commentaar geven op de gebeurtenissen en daarmee afstand nemen van het gebeuren, maar als personage staat hij middenin die gebeurtenissen en wordt de afstand weer gereduceerd.
Dezelfde functie heeft de door Boon veel gehanteerde ge- of gij-vorm (De voorstad groeit, Vergeten straat, De Kapellekensbaan, Zomer te Ter-Muren en anderen). Ook in deze romans is de ge een van de personages in de roman, aanspreekvorm voor de lezer en tevens aanspreekvorm voor de auteur van de roman, welke beide laatsten zo bij de roman worden betrokken. Deze
| |
| |
ge of gij is alwetend, dat wil zeggen hij kent zijn personages van binnenuit, weet wat ze denken en voorspelt eventueel wat ze zullen gaan doen of hoe ze zullen reageren.
Naast deze wij- of gij-vertellers, vertellen ook de overige personages soms het verhaal, meestal als een of andere afsplitsing van de verteller. Boon splitst de verteller als het ware op in personages die elk vanuit een bepaalde visie op het verloop van de gebeurtenissen reageren. Daarmee is hij in staat het relatieve van die visies of de twijfels aan de juistheid van opvattingen te demonstreren. Die twijfel of relativering heeft veel te maken met het centrale thema van Boons werk.
De genoemde wij- en gij-vormen hebben nog een ander aspect. Ze impliceren tevens een ik-vorm:
‘Ge ziet van uit uw open zolderraam hoe het niemandsbos in het rood wordt geverfd door zakkende zon [...] en dan schuift ge uw pampierderij opzij en stapt de trappen af [...]’ (De Kapellekensbaan, p. 9)
In de hier geciteerde passage is sprake van een verhuld ik in een bewustzijnssituatie. Daarnaast komt dit ik ook onverhuld voor, soms in dezelfde roman waarin gewoonlijk de ge-vorm gebruikt wordt.
Eén van de ik-romans die Boon geschreven heeft, Menuet, vertoont in feite hetzelfde principe, omdat er sprake is van een meervoudig ik. Drie personages geven ieder hun eigen visie op een zelfde episode uit hun bestaan en vullen elkaar zo niet alleen aan, maar laten tevens zien dat er verschillende keuzen in de beoordeling van de situatie gemaakt kunnen worden. Zoals gezegd hangt deze verteltechniek samen met de thematiek van Boons oeuvre.
| |
Thematiek
Wanneer men onder thematiek de grondgedachte of centrale idee verstaat die een werk beheerst, dan blijken hiervoor verschillende omschrijvingen gegeven te worden voor het werk van Boon. Volgens sommigen is het thema in zijn werk het anarchisme, volgens anderen het individualisme, terwijl ook de twijfel, het relativisme en het pessimisme genoemd worden. De noemer waarop men deze verschillende om- | |
| |
schrijvingen kan terugbrengen en die men als een constante in het werk van Boon kan beschouwen, is die van het individu op zoek naar vrijheid en geluk (Utopia), daarbij in voortdurend conflict met de maatschappij (anarchisme), terwijl het in het bereiken van die vrijheid en dat geluk steeds zal falen omdat deze in absolute zin onbereikbaar zijn (twijfel, pessimisme). Men kan daar nog aan toevoegen dat de meeste van Boons personages uiteindelijk berusten in het klein geluk: ‘alleen het kleine kostbare ogenblik telt’. In deze thematiek is dan tevens Boons levensbeschouwing gegeven.
Met deze thematiek hangt een aantal motieven samen die haar ondersteunt. Zo is bijvoorbeeld de cyclische tijdsopvatting in Boons romans een structuuraspect (open romaneinde, elliptische bouw), maar tegelijkertijd het motief dat de eeuwige wederkeer symboliseert. Bij de uitwerkng van dit motief maakt Boon gebruik van andere motieven als geboorte en dood, de opeenvolging van de generaties, de wisseling van de seizoenen, het weer en het perpetuum mobile. Deze eeuwige wederkeer vormt tevens de grondtoon van Boons pessimisme.
Opvallend is ook het motief van de mismaaktheid. Een groot aantal personages in Boons werk heeft een lichamelijk of geestelijk gebrek en soms beide. Roza uit Vergeten straat mist een been, Valeer uit De Kapellekensbaan/ Zomer te Ter-Muren een te groot ‘waggelhoofd’, is geestelijk onvolwaardig en mist een vinger. Isengrimus uit Wapenbroeders raakt zijn staart kwijt. Al deze fysieke en psychische tekorten illustreren het algemeen menselijk tekort.
De droom, het onbereikbare Utopia, wordt mede gesymboliseerd in het Lolita-motief. Het ongerepte jonge meisje, waarin verval en vergankelijkheid in potentie aanwezig zijn en waarin de dualiteit van seksuele drift en onaantastbare puurheid wordt uitgedrukt, is een ander veel voorkomend motief in het werk van Boon.
| |
Stijl
Boon schrijft in de Oostvlaamse spreektaal van zijn geboorteplaats Aalst. Hij heeft daar twee - door hem dikwijls in interviews herhaalde - redenen voor. De eerste is dat hij voor het volk en in de taal van het volk waarvoor hij schrijft wil publiceren. De tweede reden is dat hij van mening is dat de
| |
| |
volkstaal een grotere levendigheid heeft en over meer tekenende woorden en uitdrukkingen beschikt dan het A.B.N. Ook in de schrijfwijze past Boon zich aan bij het gesprokene, bijvoorbeeld in de verbinding van lidwoord met zelfstandig naamwoord (tminnesterie, tkasteel) en werkwoord (tis, ist); in de zinskoppeling door middel van het veelvuldig gebruik van het voegwoord en. De hoofdletters ontbreken vaak bij Boon en wanneer hij ze wel gebruikt is dat vooral om er een nadrukaccent of ironie mee aan te geven:
‘...en ik, Johan janssens, ging in mijn hoedanigheid van Dichter naar het flagyeplein te brussel [...]’ (De Kapellekensbaan, p. 98)
Veelvuldig zijn ook de zelfcorrecties, soms ingeleid door ‘tis te zeggen’, die de relativering in het werk dienen:
‘En ondertussen [...] zitten de schrijvers niet met verbetenheid te schrijven, maar staan ze in hun tuintje een plaats te kiezen om een kerselaar te planten, tis te zeggen zich over te geven aan de schone schijn, tis te zeggen te genieten van de kleine vreugden van een klein persoonlijk leven.’ (De Kapellekensbaan, p. 36)
Talrijk zijn voorts de versprekingen van de personages, die duidelijk maken wat ze werkelijk van iets denken. Sprekend over de Reinaert zegt Johan Janssens in De Kapellekensbaan:
‘En begint de ene kleine en bedrogene man... och wat zeg ik... begint de ene willem willems met de schone tsinksendaghe [...]’
daarmee te kennen gevend in zijn verspreking dat Willem die de Madoc maakte volgens hem tot de kleine en bedrogen burgerij behoord moet hebben.
Een andere opvallende trek van Boons werkwijze is het fragmentarische van veel van zijn romans. Een groot aantal werken is opgebouwd uit kleine, soms slechts één pagina omvattende stukjes, die vergelijkbaar zijn met de cursiefjes die Boon voor het dagblad Vooruit schreef. Ook inhoudelijk hebben die stukjes overeenkomsten met de dagbladcursiefjes. Ze spelen vaak in op de actualiteit of drukken een min of meer afgeronde gedachte uit. Dit aspect, samen met Boons
| |
| |
spreektaalstijl, is wel aangeduid met de term ‘reportagestijl’.
| |
Relatie leven/werk
Van weinig auteurs is het werk zo direct en onverhuld verbonden met het dagelijks bestaan als dat bij Boon het geval is. In zijn romans, novellen of gedichten zijn steeds fragmenten van zijn biografie terug te vinden, zodat men haast bij elk biografisch feit naar een van zijn literaire werken kan verwijzen. Vaak treedt hij ook als personage in zijn eigen romans op. In De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren komt Boon als herkenbaar personage voor onder zijn eigen naam als schrijver van onder meer De voorstad groeit en Vergeten straat, onder zijn schrijversnaam Boontje, onder de naam Louiske in de jeugdherinneringen, als Johan Janssens, dag- en weekbladschrijver, en als de ‘peperbus’ in de Lolita-fragmenten. Maar ook wanneer Boon niet in zijn eigen romans als herkenbaar personage optreedt, wordt al spoedig duidelijk dat hij de stof voor zijn werk ontleent aan zijn directe levenservaringen: voor Menuet aan zijn knipselcollectie en zijn werk in de vrieskelders van brouwerij Zeeberg te Aalst; voor Vergeten straat aan zijn woonplaats Aalst:
‘Vergelen straat is een boek dat in een straat in Aalst speelt, in de vroegere buurt waar ik woonde, maar ik heb die overgeplaatst naar Brussel, in de wijk waar men de Noord-Zuidverbinding aan het aanleggen was en waar zo'n straat afgesloten kon raken.’ (Over mijn boeken, 1969)
Autobiografisch werk of teksten met veel autobiografische gegevens zijn onder meer Mijn kleine oorlog (1946), Boontje's Uitleenbibliotheek (1949), Twee spoken (1952), Het nieuwe onkruid (1964), Davids jonge dagen (1974) en Verscheurd jeugdportret (1975). Maar zelfs in de bewerking van de Reinaert-verhalen tot Wapenbroeders (1955) heeft Boon zijn relatie tot de Kommunistische Partij in België en zijn werk voor het dagblad De Roode Vaan verweven.
De constatering dat Boons werk een sterk autobiografische grond heeft zou op zichzelf niet zo erg belangrijk zijn, ware het niet dat hij dat aspect zelf als een noodzakelijke voorwaarde ervan ziet:
| |
| |
‘Als je iets schrijft, dan moet je dat doorleefd hebben. Als je zegt: “Ja, ik ga eens wat maken, iets fantaseren”, dan gaat dat niet, je moet het werkelijk doorleefd hebben.’ (Boonboek, 1972, p. 107)
Toch blijft deze realiteit steeds ondergeschikt aan het exemplarische van de gebeurtenissen die hij beschrijft. Als Vieze bijvoorbeeld de enige vlinder in Vergeten straat tussen zijn grove handen vermorzelt, beschrijft Boon een stukje treurige realiteit, maar laat hij Vieze daarmee tegelijkertijd de utopische droom vermorzelen.
| |
Ontwikkeling
Boons behoefte aan doorleefde werkelijkheid spreekt ook uit zijn beroep aan de lezers van Tijd en Mens om hem te voorzien van documenten, die hij dan met commentaar als stukjes geïsoleerd leven in dat tijdschrift laat afdrukken. In die richting evolueert zijn werk ook meer en meer. In een reeks documentaires tracht hij de ervaringswerkelijkheid van het volk bij de grote historische en politieke veranderingen vast te leggen, meestal vanuit het perspectief van de direct aanwezigen. Zowel voor Pieter Daens (1971), als voor De zwarte hand (1976), Het jaar 1901 (1977) en Het Geuzenboek (1979) documenteert hij zich uitvoerig om verslag te doen van de grote sociale omwenteling in zijn geboortestad of -streek.
| |
Traditie
Boon is moeilijk te plaatsen in een literaire traditie. Zijn individueel anarchisme heeft trekken gemeen met het door Carry van Bruggen in Prometheus (1919) beschreven wijsgerig individualisme, maar in een interview zegt hij nooit iets van haar gelezen te hebben. Boon zelf noemt L.F. Célines Voyage au bout de la nuit (1932), waarin hij vooral het onverbloemde, directe taalgebruik bewonderde dat ook zijn eigen werk kenmerkt. Daarnaast onderging hij invloed van John Dos Passos die in zijn Manhattan transfer (1925) een caleidoscopisch beeld oproept van de moderne wereldstad, waarin de mens als machteloos individu ten onder gaat. In dit verband moet ook het werk van de cynische Oostenrijker Karl Kraus genoemd worden, aan wiens werk Die Letzten Tage der Menschheit (1918-1919) Boon in Zomer te Ter-Muren een hoofdstukje wijdt, waaraan we het volgende ontlenen:
| |
| |
‘Als ik uw (= Boons) titels moest opsommen, dan zouden die een frappante gelijkenis hebben met de titels van karl kraus: ondergang der wereld... de laatste dagen der mensheid... e.a. die bewijzen dat zijn critiek der tegenwoordige maatschappij doodliep in een diep pessimisme zonder hoop op een betere toekomst: kraus is in de negatie blijven steken, zoals ook gij dat zult, als ge niet verandert.’ (p. 64)
| |
Verwantschap
Binnen het Nederlandse taalgebied had Boon veel literaire contacten. In de eerste plaats met zijn jeugdvriend Maurice Roggeman. Maar later ook met Maurice D'Haese, Marcel Wauters, Ben Cami en met Hugo Claus, Jan Walravens en Remy C. van de Kerckhove met wie hij het avant-gardistische tijdschrift Tijd en Mens oprichtte, waaraan ook de architect van Boons huis Albert Bontridder meewerkte. Dit tijdschrift fuseerde in 1952 kortstondig met Podium, waarin toen de Vijftigers publiceerden, en waaraan Boon nog lange tijd zal blijven meewerken. Langs die weg ook krijgt zijn werk meer en meer bekendheid in Nederland, waar vrijwel al zijn boeken zullen worden herdrukt of uitgegeven.
| |
Kritiek
Hoewel Boons eerste roman De voorstad groeit (1942) onmiddellijk in de prijzen valt, is zijn werk aanvankelijk zeer omstreden. De realistische weergave van het leven in de lagere milieus, de openlijke seksualiteit, het cynisme en de anti-kerkelijkheid sloegen voor 1950 de orthodoxe dogmatische critici met blindheid waar het Boons humanitair-idealisme betrof Slechts enkele critici - Willem Elsschot voorop - zagen deze positieve trekken in Boons werk, maar het merendeel oordeelde dat zijn proza ‘miserabilistisch’, ziekelijk of schaamteloos was.
Pas in de 50'er jaren slaat deze stemming om. Onder invloed van de groeiende seksuele vrijheid en de grotere politieke bewustwording accepteren critici meer in de literatuur en wordt het maatschappelijk engagement van Boons werk ten volle erkend en ten slotte bekroond in de Constantijn Huygensprijs 1966 en zijn voordracht voor de Nobelprijs.
| |
Publieke belangstelling
De publieke belangstelling volgt diezelfde curve. Tussen 1942 en 1954 wordt geen enkel werk van Boon herdrukt. Daarna
| |
| |
volgen de drukken elkaar met vaste regelmaat op, soms zelfs binnen een jaar. Van De Kapellekensbaan werden in 1953 nog slechts voorzichtig 1500 exemplaren door de uitgever gedrukt, in 1956 nog eens 2000 exemplaren en tussen 1964-1976, een overeenkomstige periode dus, 44000 exemplaren, zodat thans van een regelrechte bestseller gesproken kan worden. Van Het Geuzenboek (1979) werden al direct 8000 exemplaren opgelegd en nog in datzelfde jaar verscheen een herdruk van nog eens 5000 exemplaren. Inmiddels beleefde deze omvangrijke historische documentaire zijn negende druk en zijn er bijna 43000 exemplaren van verkocht. Uit deze cijfers kan de groeiende populariteit van Boons oeuvre worden afgelezen.
Na Boons overlijden nam Bert van Hoorick, een van Boons oudste vrienden, het initiatief om een standbeeld te laten ontwerpen door de bekende beeldhouwer Roel d'Haese. Dat beeld zou oorspronkelijk op de grote markt in Aalst worden geplaatst, maar door politieke tegenstand uit de gemeenteraad is dit beeld - dat Boons romanfiguur Jan de Lichte voorstelt - uiteindelijk in Middelheim te Antwerpen onthuld, een plaats waar het nauwelijks iets met Boon meer te maken lijkt te hebben. Dit incident laat zien hoe omstreden het werk van Boon ondanks alles in Vlaanderen is gebleven.
Van Hooricks initiatief leidde intussen wel tot de oprichting van het Louis Paul Boon Genootschap, dat met het tweemaandelijkse bulletin Tijdingen en met het Jaarboek van het Louis Paul Boon Genootschap zelf een belangrijke bijdrage levert aan de bestudering van het leven en werk van Louis Paul Boon en anderen daarin stimuleert.
| |
Thematiek
Het is opvallend hoezeer in Boons oeuvre de verschillende romans en documentaires onderling samenhangen. Niet alleen zijn delen van romans of documentaires opgenomen in ander werk, zoals Wapenbroeders en De bende van Jan de Lichte in De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren, er is vaak ook sprake van dezelfde bronnen die stof leverden voor verschillende romans. Zo spelen de bronnen over Pieter Daens en uit de politie-archieven van Aalst een rol in De Kapellekensbaan, in Zomer te Ter-Muren, in Het jaar 1901, in De zwarte hand en uiteraard in Pieter Daens. Paul de Wispelaere heeft erop gewezen
| |
| |
dat passages over Jan de Lichte, zoals die in Zomer te Ter-Muren voorkomen, vooruitwijzen naar de conceptie van Boons laatste grote documentaire roman, Het Geuzenboek. Boons romans en documentaires vormen samen de delen van de geschiedenis van het Vlaamse volk, een geschiedenis die steeds een herhaling te zien geeft van een aantal tot mislukken gedoemde pogingen om het lot van dat volk te verbeteren. Steeds wanneer pogingen van onderaf worden ondernomen om politieke of sociale veranderingen te bewerkstelligen, blijken deze pogingen tot mislukken gedoemd. Die mislukkingen worden steeds veroorzaakt door de botsing van collectieve idealen met individuele belangen en ook de zeldzame idealist die deze tegenstelling tracht op te heffen, wordt er uiteindelijk dupe van. Deze sterke onderlinge samenhang geeft de lezer een beeld van vier eeuwen sociale geschiedenis. En door de wijze van presentatie ontstaat bovendien nog inzicht in de ontstaanswijze van dit ‘work in progress’.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Louis Paul Boon, De voorstad groeit. Brussel 1942, A. Manteau, R. (3e druk Amsterdam 1963, Em. Querido/Diogenes; 4e druk Em. Querido, Salamander nr. 219; 5e druk, samen met Vergeten straat en Mijn kleine oorlog, 's-Gravenhage/Antwerpen 1969, Nederlandse Boekenclub; 7e druk 1978, opgenomen in Het vroege werk) |
Louis Paul Boon, Abel Gholaerts. Brussel 1944, A. Manteau, R. (2e druk Amsterdam/Antwerpen 1968, Em. Querido/Diogenes; 3e druk Amsterdam 1975, De Arbeiderspers/Em. Querido; 4e druk 1978, opgenomen in Het vroege werk) |
Louis Paul Boon, Vergeten straat. Brussel 1946, A. Manteau, R. (2e druk Amsterdam/Brussel 1961, Em. Querido/A. Manteau, Salamander nr. 91; 3e druk Amsterdam 1965, Em. Querido; 5e druk, samen met De voorstad groeit en Mijn kleine oorlog, 's-Gravenhage/Antwerpen 1969, Nederlandse Boekenclub; 7e druk 1978, opgenomen in Het vroege werk) |
Louis Paul Boon, Mijn kleine oorlog. Met een inleidend woord van Willem Elsschot. Brussel 1946 [= 1947], A. Manteau, R. (2e herziene druk Amsterdam/Brussel 1960, Em. Querido/A. Manteau, Salamander nr. 70; 3e druk Amsterdam 1965, Em. Querido; 5e druk, samen met De voorstad groeit en Vergeten straat, 's-Gravenhage/Antwerpen 1969, Nederlandse Boekenclub; 6e druk Amsterdam 1974, De Arbeiderspers/Em. Querido; 7e druk 1978, opgenomen in Het vroege werk; 7e druk [= ge druk], herdruk van de 1e druk, met een inleidend woord van Willem Elsschot en een nawoord van Bert Vanheste, Amsterdam 1986, Em. Querido) |
Louis Paul Boon, Boontje's Uitleenbibliotheek. Gent 1949, Leesclub De Boekuil, N. (2e druk, opgenomen in Boontje's Twee spoken, 1952; 5e druk, met bio-bibliografische aantekeningen door J.G. Praas, 1966, licentie-uitgave J.M. Meulenhoff, Cahiers voor Letterkunde; 6e druk, opgenomen in Kleine omnibus, 1967; 7e druk, met commentaar en aantekeningen door F.J. Verdoodt, Leuven 1969, licentie-uitgave Boekengilde De Clauwaert, Caleidoscoop der Nederlandse Letteren; 9e druk, opgenomen in Menuet en andere verhalen, 1974) |
Boontje, Boontje's Twee spoken. Amsterdam 1952, De Arbeiderspers, De Boekvink, NB. (4e druk, opgenomen in Kleine omnibus, 1967; 5e druk, met commentaar en aantekeningen door F.J. Verdoodt, Leuven 1969, licentie-uitgave Boekengilde De Clauwaert, Caleidoscoop der Nederlandse Letteren; 6e druk opgenomen in Menuet en ander verhalen, 1974) |
Louis Paul Boon, De bende van Jan de Lichte. Brussel [1953], Drukkerij Het Laatste Nieuws, R. (2e herziene druk, De bende van Jan de Lichte. Een bandietenroman
|
| |
| |
uit de jaren 1700. Geïllustreerd door W.L. Bouthoorn. Amsterdam 1957, De Arbeiderspers, Arbo -reeks; 3e druk 965, Grote ABC nr. 19; 7e druk 1974, De Arbeiderspers/Em. Querido; 11e druk, samen met De zoon van Jan de Lichte, Amsterdam 1979, De Arbeiderspers/Em. Querido) |
Louis Paul Boon, De Kapellekensbaan. Roman. Amsterdam 1953, De Arbeiderspers, R. (4e herziene druk Amsterdam 1964, Grote ABC nr. 9; 11e druk 1974, De Arbeiderspers/Em. Querido; 16e druk 1979, samen met Zomer te Ter-Muren, integrale herdruk naar de 1e druk, met een inleiding van L.P.B.) |
[Anoniem], Boontje's reservaat 1. Amsterdam 1954, De Arbeiderspers, De Boekvink, Kronieken. (2e druk opgenomen in Reservaat. Boontje's verzamelde Reservaten, 1965) |
[Anoniem], Boontje's reservaat 2. Amsterdam 1955, De Arbeiderspers, De Boekvink, Kronieken. (2e druk opgenomen in Reservaat. Boontje's verzamelde Reservaten, 1965) |
Louis Paul Boon, Menuet. Antwerpen 1955, De Ontwikkeling, Nieuw Vlaams Tijdschrift Reeks, R. (2e herziene druk Amsterdam 1955, De Arbeiderspers, De Boekvink; 4e druk 1956, ABC-pocket nr. 123; 5e druk 1967, Grote ABC nr. 83; 8e druk, opgenomen in Menuet en andere verhalen, 1974; licentie-uitgave Utrecht [1982], Knippenberg, Bulkboek jrg. 10, nr. 115, met bijdragen van Martin Ros e.a. en geïllustreerd door J.C. Boon) |
Louis Paul Boon, Wapenbroeders. Een getrouwe bewerking der aloude boeken over Reinaert en Isengrimus. Amsterdam 1955, De Arbeiderspers, R. (2e druk 1968, Grote ABC nr. 106; 3e druk licentie-uitgave, Utrecht [1974], Knippenberg, Bulkboek jrg. 3, nr. 39) |
[Anoniem], De wijnkelders van Frankrijk. Gent [1955], De Vlam/Het Licht, Reportage. |
[Anoniem], Boontje's reservaat 3. Amsterdam 1955, De Arbeiderspers, De Boekvink, Kronieken. (2e druk opgenomen in Reservaat. Boontje's verzamelde Reservaten, 1965) |
Louis Paul Boon, De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat. Amsterdam 1956, De Arbeiderspers, De Boekvink, G. (3e druk, samen met Twee spoken en Vaarwel krokodil opgenomen in Kleine omnibus, 1967; 4e druk, samen met Menuet en Twee spoken opgenomen in Menuet en andere verhalen, 1974; 7e druk, opgenomen in Verzamelde gedichten, 1979) |
Louis Paul Boon, Niets gaat ten onder. Amsterdam 1956, De Arbeiderspers, R. (2e druk 1970, Grote ABC nr. 148; 3e druk 1977, Em. Querido, Salamander nr. 432) |
Louis Paul Boon, Zomer te Ter-Muren. Het 2de boek over de Kapellekensbaan. Amsterdam 1956, De Arbeiderspers, R. (3e herziene druk 1966, Grote ABC nr. 39; 7e druk 1979,
|
| |
| |
samen met De Kapellekensbaan, integrale herdruk naar de 1e druk, De Arbeiderspers/Em. Querido) |
[Anoniem], De kastelen van Frankrijk. Gent [1956], De Vlam/Het Licht, Reportage. |
[Anoniem], Boontje's Reservaat 4. Amsterdam 1956, De Arbeiderspers, De Boekvink, Kronieken. (2e druk opgenomen in Reservaat. Boontje's verzamelde Reservaten, 1965) |
[Anoniem], Boontje's Reservaat 5. Wat verzameld dagwerk. Amsterdam 1957, De Arbeiderspers, De Boekvink, Kronieken. (2e druk opgenomen in Reservaat. Boontje's verzamelde Reservaten, 1965) |
[Anoniem], Zwerftocht doorheen de Italiaanse paleizen der Renaissance. Gent 1957, De Vlam/Het Licht, Reportage. |
Louis Paul Boon, Grimmige sprookjes voor verdorven kinderen. Amsterdam 1957, De Arbeiderspers, VB. (2e druk opgenomen in Blauwbaardje in wonderland en andere grimmige sprookjes voor verdorven kinderen, 1962) |
Louis Paul Boon, De Paradijsvogel. Relaas van een amorele tijd. Amsterdam 1958, De Arbeiderspers, R. (3e druk 1968, Grote ABC nr. 100) |
Boontje, Koninginnen met kronen van karton. Een reportage van Boontje over beroemde vrouwen van deze tijd. Gent [1958], De Vlam/Het Licht, Reportage. |
[Anoniem], Duitsland van nu. Gisteren nog puinen vandaag reeds fortuinen. Gent [1958], De Vlam/Het Licht, Reportage. |
Boontje, Het leven der multimiljardairs. Een ‘Vooruit’-reportage van Boontje. Gent [1958], De Vlam/Het Licht, Reportage. |
Louis Paul Boon, Vaarwel krokodil of de prijslijst van het geluk. Een groteske. Amsterdam 1959, De Arbeiderspers, De Boekvink, N. (2e druk 1967, samen met Twee spoken en De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat opgenomen in Kleine omnibus; 3e druk 1974, samen met Menuet, Twee spoken en De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat opgenomen in Menuet en andere verhalen) |
Boontje, Op zoek naar de nozems. Een reportage van Boontje. Gent [1960], De Vlam/Het Licht, Reportage. |
Louis Paul Boon. Gustaaf Vermeersch. Brussel 1960, A. Manteau, Monografieën over Vlaamse letterkunde nr. 22, E/Bl. |
Lew Waitmas, De liefde van Annie Mols. Gent [1960], De Vlam/Het Licht, R. (2e druk, samen met Als het onkruid bloeit, met een voorwoord van Lew Waitmas en L.P. Boon, Amsterdam 1979, De Arbeiderspers/Em. Querido) |
Louis Paul Boon, De zoon van Jan de Lichte. Een vroom en vrolijk boek. Geïllustreerd door W.L. Bouthoorn. Amsterdam 1961, De Arbeiderspers, Arbo-reeks, R. (2e druk 1970, Grote ABC nr. 162; 4e druk 1979, samen met De bende van Jan de Lichte, De Arbeiderspers/Em. Querido) |
| |
| |
Louis Paul Boon, Blauwbaardje in wonderland en andere grimmige sprookjes voor verdorven kinderen. Amsterdam 1962, De Arbeiderspers, ABC-pocket nr. 152, VB. (3e druk 1969, Grote ABC nr. 12 2; 5e druk 1978, De Arbeiderspers/Em. Querido) |
Louis Paul Boon, Dag aan dag. Met een inleidend woord van R. Herreman. Amsterdam 1963, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 2, Cursiefjes. (4e druk 1980, Salamander nr. 497) |
Louis Paul Boon, Het nieuwe onkruid. Amsterdam 1964, De Arbeiderspers, R. (2e druk 1967, Grote ABC nr. 81; bewerkt onder de titel Als het onkruid bloeit, 1972) |
Louis Paul Boon, Boon, vader en zoon. Petite Fleurke. Kosmonaut. Foto's van J.C. Boon. Wetteren 1964, Leo Drieghe, Foto's met teksten. |
Louis Paul Boon, Reservaat. Boontje's verzamelde Reservaten. Amsterdam 1965, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 24, Kronieken. (2e gezamenlijke druk van Boontje's Reservaat 1-5; 2e druk 1974, De Arbeiderspers/Em. Querido) |
Louis Paul Boon, Het ontstaan van de socialistische toneelbond te Aalst. 1890-1903. Aalst 1965, Toneelgroep Kunst, Licht en Vrijheid, E. |
Louis Paul Boon, Olsjt. Met 6 lino's van Paul van den Abeele. Aalst 1965, St. Pieters- en Paulusabdij, Schetsen van Aalst. |
Louis Paul Boon, Dorp in Vlaanderen. Leuven 1966, De Clauwaert, CB (2e druk, samen met De Arbeiderspers, Amsterdam 1966; 4e druk, licentie-uitgave, Utrecht 1972, Knippenberg, Bulkboek jrg. 1, nr. 4; 5e druk Amsterdam 1973, Em. Querido, Salamander nr. 317; 6e druk, met een inleiding van Willem M. Roggeman, licentie-uitgave, Antwerpen 1977, Beckers/Kalmthout) |
Louis Paul Boon, Kleine omnibus. Twee spoken. De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat. Vaarwel krokodil. Amsterdam 1967, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 66, NB/GB. (2e druk, samen met Menuet onder de titel Menuet en andere verhalen, Amsterdam 1974, De Arbeiderspers/Em. Querido; 4e druk 1978, Grote ABC nr. 220) |
Louis Paul Boon, Wat een leven! Amsterdam 1967, De Arbeidspers, Grote ABC nr. 74, CB. |
Louis Paul Boon, Geniaal...maar met te korte beentjes. Essays en polemieken. Verzameld en van een nawoord voorzien door Herwig Leus. Met aantekeningen van Boontje. Aalst 1967, Ten Berg, EB. (2e gewijzigde druk Amsterdam 1969, De Arbeiderspers, Floretreeks nr. 24) |
Louis Paul Boon, 16 van Louis Paul Boon. Amsterdam 1968, Geïllustreerde Pers, Avenuereeks nr. 3, CB. |
Louis Paul Boon, De bom. Een verhaal van Louis Paul Boon tijdens de opnamen van de gelijknamige film van Robbe De Hert, naar een scenario van Grapjos en Robbe De Hert, in opdracht van Fugitive Cinema gedraaid te Mol, Lommel, Postel, Antwerpen en Brussel, begin september 1967. Geïllustreerd met een vijftigtal foto's van Studio Celis. Antwerpen 1968, De Kentaur, Reportage. |
| |
| |
Louis Paul Boon, 3 mensen tussen muren. Een roman in lino [door] Lowie. [Een facsimile-uitgave van het enige door de auteur in 1941 met de hand geschreven en met linosneden geïllustreerde exemplaar van deze roman.] Amsterdam/Antwerpen 1969, Em. Querido/Diogenes, R. |
Louis Paul Boon, Over mijn boeken. Utrecht 1969, Motion, Motion-minipocket nr.001, Kroniek. |
Louis Paul Boon, 90 mensen. Bekende en minder bekende. Amsterdam 1970, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 156, CB. (2e druk 1977, Em. Querido/De Arbeiderspers, Salamander nr. 417) |
Louis Paul Boon, De bende van de Stronk of Paul van Ostaijen als romanschrijver. Zandvoort 1970, Eliancepers, E. |
Louis Paul Boon, Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht. Amsterdam 197 i, De Arbeiderspers/Em. Querido, Documentaire. (6e druk 1978, Grote ABC nr. 222) |
Louis Paul Boon, Als het onkruid bloeit. Amsterdam 1972, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 183, R. (bewerking van Het nieuwe onkruid, 1964; 3e druk 1979, samen met De liefde van Annie Mols, [1960], met een voorwoord van Lew Waitmas en L.P. Boon, De Arbeiderspers/Em. Querido) |
Louis Paul Boon, Mieke Maaike's obscene jeugd. Een pornografisch verhaal, voorafgegaan door een proefschrift ‘in en om het kutodelisch verschijnsel’, waarmee student Steivekleut promoveerde. Geïllustreerd met foto's. Amsterdam 1972, De Arbeiderspers, V. (5e druk 1985, geïllustreerd door Peter van Straaten) |
Louis Paul Boon, Eten op zijn Vlaams. Amsterdam 1972, De Arbeiderspers, Kookboek. (2e druk 1985, Grote ABC nr. 539) |
Louis Paul Boon, Zomerdagdroom. Erotisch poëtisch proza. Amsterdam 1973, De Arbeiderspers/Em. Querido, Grote ABC nr. 202, R. |
Louis Paul Boon, Blauwbaardje in de ruimte. Op schrift gesteld door Louis Paul Boon. In beeld gebracht door Jo Boon. Amsterdam/Brussel 1973, Paris/Manteau, Fotosprookje/SF. |
Louis Paul Boon, Het bos bij nacht. Gedichten. Met etsen van Yves Rhayé. Aalst 1977, Hoofts Bibliofiele serie nr. 15. (opgenomen in Verzamelde gedichten, 1979) |
Louis Paul Boon, De meisjes van Jesses, naar de ‘openbaring van Johannes’ en het naar kranteknipsels bij elkaar geplakt ‘relaas over opzienbarende moorden in de stad Babykn’. Amsterdam 1973, De Arbeiderspers/Em. Querido, Grote ABC nr. 207, Documentaire. |
Louis Paul Boon, Davids jonge dagen. Amsterdam 1974, De Arbeiderspers/Em. Querido, Grote ABC nr. 221, GC. |
Louis Paul Boon, Menuet en andere verhalen. Amsterdam 1974, De Arbeiderspers/Em. Querido, Grote ABC nr. 220, R/N/GB. (eerste gezamenlijke uitgave van Menuet (1955),
|
| |
| |
Twee spoken (1952), De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat (1956) en Vaarwel krokodil (1959)) |
Louis Paul Boon, Verscheurd jeugdportret. Amsterdam 1975, De Arbeiderspers/Em. Querido, Grote ABC nr. 245, Autobiografische kroniek. |
Louis Paul Boon, Memoires van de Heer Daegeman. Amsterdam 1975, De Arbeiderspers/Em. Querido, Grote ABC nr. 254, R. |
Louis Paul Boon, De zwarte hand of het anarchisme van de negentiende eeuw in het industriestadje Aalst. Amsterdam 1976, De Arbeiderspers/Em. Querido, Documentaire. |
Louis Paul Boon, Het jaar 1901. Verhalen naar de politiearchieven der stad Aalst. Amsterdam 1977, De Arbeiderspers/Em. Querido, Grote ABC nr. 293, Documentaire. (7e druk 1986, Salamander nr. 627) |
Louis Paul Boon, Het vroege werk. Amsterdam 1978, De Arbeiderspers/Em. Querido, RB. (eerste gezamenlijke uitgave van De voorstad groeit (1942), Abel Gholaerts (1944), Vergeten straat (1946) en Mijn kleine oorlog (1946)) |
Louis Paul Boon, Over mijn werk. Catalogus bij de tentoonstelling te Middelburg, augustus/september 1978. Middelburg 1978, Merlijn, Catalogus. |
Louis Paul Boon, De Kapellekensbaan. Zomer te Ter-Muren. Amsterdam 1979, De Arbeiderspers/Em. Querido, RB. (eerste integrale herdruk naar de ie drukken van De Kapellekensbaan
(1953) en Zomer te Ter-Muren (1956)) |
Louis Paul Boon, De mummies. Een tekst en zeven gedichten naar beelden van Francine Urbin Choffray. Houffalize, 1979, Little-Liry-uitgaven, E/G. (bibliofiele uitgave, gedichten opgenomen in Verzamelde gedichten, 1980) |
Louis Paul Boon, Het Geuzenboek. Amsterdam 1979, De Arbeiderspers/Em. Querido, Documentaire. |
Louis Paul Boon, De bende van Jan de Lichte. De zoon van Jan de Lichte. Amsterdam 1979, De Arbeiderspers/Em. Querido, RB. (eerste gezamenlijke uitgave van De bende van Jan de Lichte (1953) en De zoon van Jan de Lichte (1961); 4e druk 1987, Grote ABC nr. 578) |
Louis Paul Boon, De liefde van Annie Mols. Als het onkruid bloeit. Amsterdam 1979, De Arbeiderspers/Em. Querido, RB. (eerste gezamenlijke uitgave van De liefde van Annie Mols (1960) en Als het onkruid bloeit (1972)) |
Louis Paul Boon, Louis Paul Boon, schrijver, 1912-1979. Antwerpen 1979, Daens-aktiefonds, G/Autobiografie. (bibliofiele uitgave met facsimilé's en foto's) |
Louis Paul Boon, Verzamelde gedichten. Waarin opgenomen De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat. Amsterdam 1980, De Arbeiderspers/Em. Querido, GB. |
Louis Paul Boon, Eros en de eenzame man. Een droefgeestig en schandelijk pornoverhaal. Amsterdam 1980, De Arbeiderspers/Em. Querido, Grote ABC nr. 365, R. (7e druk 1985, Em. Querido, Salamander nr. 603) |
| |
| |
Louis Paul Boon, Ook de afbreker bouwt op. Bezorgd door G.J. van Bork. Amsterdam 1982, De Arbeiderspers/Em. Querido, Grote ABC nr. 407, CB. |
Louis Paul Boon en Maurice Roggeman, Proleetje en fantast. Met een inleiding van Willem M. Roggeman. Amsterdam 1982, Em. Querido/De Arbeiderspers, Strip. |
Louis Paul Boon, Restanten. Een overzicht en ‘history’ van het vrouwelijk bloot - of bijna - zoals het rond onze wereld van vandaag wordt aangeboden. Antwerpen/Amsterdam 1985, Hijgh & Van Ditmag, Reportage. (roofdruk van Boons Fenomenale Feminateek, 9, De afwijkingen) |
Louis Paul Boon, Hij was een zwarte en andere reportages. Bezorgd door Jos Muyres. Maastricht 1986, Gerards & Schreurs, Fragmentenreeks nr. 4, Reportages. |
Louis Paul Boon, Memoires van Boontje. Bezorgd door Jos Muyres en Bert Vanheste. Amsterdam 1988. Privé-domein nr. 138, Autobiografie. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Omdat over Louis Paul Boon zo uitzonderlijk veel is geschreven, verwijzen wij hier volledigheidshalve naar de bibliografie van G.J. van Bork en G. ten Houten-Biezeveld, Over Boon (1977), waarin de publikaties tot en met het jaar 1972 zijn bijeengebracht. Aanvullingen daarop verschenen in Maatstaf (jrg. 28, nr. 5/6, mei/juni 1980, pp. 189-196) voor de periode 1973-1980 en in het Jaarboek van het Louis Paul Boon Genootschap (jrg. 5, 1987) voor de periode 1980-1985. De onderstaande bibliografie vermeldt dan ook alleen de belangrijkste bijdragen in periodieken en alle boekpublikaties over Boon.
P. de Vree, Boeken die hun moment hebben verpast! Louis Paul Boon. De voorstad groeit. In: Westland, jrg. 2, nr. 7, juni/juli 1944, pp. 428-430. |
Johan van der Woude, Onbeheerschte schrijflust. In: Critisch Bulletin, jrg. 13, nr. 10, oktober 1946, pp. 456-458. (over De voorstad groeit en Abel Gholaerts) |
Hubert Lampo, Twee die iets te vertellen hebben. In: Vlaamsche Gids, jrg. 31, nr. 1, januari 1947, pp. 12-14. (over Vergeten straat) |
André Demedts, [Over Vergeten straat]. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 47, nr. 3, maart/april 1947, pp. 167-169. |
R.F. Lissens, Louis-Paul Boon. Korte karakteristiek. In: Roeping, jrg. 25, nr. 7, juli 1948, pp. 375-378. |
Elisabeth Augustin, Louis Paul Boon. In: Het Woord, jrg. 3, nr. 4, winter 1948/1949, pp. 84-91. (over Abel Gholaerts, De voorstad groeit, Vergeten straat en Mijn kleine oorlog) |
M. de Kock, Utopia der Vrijheid. In: Tijd en Mens, jrg. 1, nr. 6, juli/augustus 1950, pp. 225-238. (over Vergeten straat) |
Raymond Brulez, Goed geweten! In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 7, nr. 2, oktober 1952, pp. 219-220. (naar aanleiding van Mijn kleine oorlog, met een reactie hierop van Boon in Tijd en Mens, jrg. 4 (1954) en een antwoord van Brulez in Tijd en Mens, jrg. 4 (1954)) |
Anna Blaman, Tragiek van het menselijk tekort. In: Critisch Bulletin, jrg. 20, nr. 8, augustus 1953, pp. 346-349. (over De Kapellekensbaan) |
Gerrit Borgers, Wij spraken met een boek. In: Critisch Bulletin, jrg. 20, nr. 11, november 1953, pp. 522-525. (over De Kapellekensbaan) |
J. Roeland Vermeer, Van miserabilisme tot chaotisme. In: Kultuurleven, jrg. 20, nr. 9, november 1953, pp. 696-701. (over De Kapellekensbaan) |
Hubert Lampo, De jongere generatie getuigt voor onze tijd. Louis Paul Boon. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 8, nr. 4, december 1954, pp. 432-437. (vooral over De Kapellekensbaan) |
G.H. 's-Gravesande, Al pratende met... Louis Paul Boon. In: Het Boek van Nu, jrg. 8, nr. 5, januari 1955, pp. 84-85. (interview) |
Albert Westerlinck, Een principiële beschouwing. Iets over het N.V.T. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 55, nr. 5, juni 1955, pp. 308-311. (over de publikatie van Menuet in het Nieuw Vlaams Tijdschrift) |
J.H.W. Veenstra, Boontjes, rauw en gestoofd. In: Vrij Nederland, 13-8-1955. (over Wapenbroeders en Menuet) |
J.B. Charles, Reinaert Boon slaat zijn slag. In: Critisch Bulletin, jrg. 23, nr. 2, mei 1956, pp. 73-77. (over Wapenbroeders) |
Jan Walravens, Nieuwe Boontjes op de boekenplank. In: De Vlaamse Gids, jrg. 40, nr. 7, juli 1956, pp. 447-448. (over Niets gaat ten onder, De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat en Zomer te Ter-Muren) |
Paul Rodenko, Het boek van Boontje. In: Critisch Bulletin, jrg. 23, nr. 12, maart 1957, pp. 548-553. (over Zomer te Ter-Muren) |
Annie Romein-Verschoor, Louis-Paul Boon:
|
| |
| |
Zomer te Ter-Muren. Het tweede boek over De Kapellekensbaan. In: De Nieuwe Stem, jrg. 12, nr. 7/8, juli/augustus 1957, pp. 449-453. |
Hugo Raes, Chronique des lettres flamandes: Louis Paul Boon. In: Synthèses, revue internationale, jrg. 13, nr. 151, december 1958, pp. 285-288. |
C.J.E. Dinaux, Louis-Paul Boon. In: C.J.E. Dinaux, Gegist bestek. Benaderingen en ontmoetingen, deel 2. 's-Gravenhage 1961, pp. 199-208. (algemeen, herzien herdrukt in Herzien bestek, Amsterdam 1974, pp. 241-251, p. 292) |
W.L.M.E. van Leeuwen, Louis Paul Boon. 1912. Een bittere roman van een idealist. In: W.L.M.E. van Leeuwen, Nieuwe romanciers uit Nederland en Vlaanderen. Zeist 1961, pp. 46-48. (over De Kapellekensbaan) |
Frans de Bruyn, Wafelen eten met Louis Paul Boon. In: Vandaag 8, Nieuw werk van Nederlandse, Vlaamse en Zuid-Afrikaanse schrijvers, bijeengebracht door Frans de Bruyn, Jaap Romijn en Oscar Timmers. Utrecht 1962, pp. 40-47. (interview) |
J. Weverbergh, Het geval Louis Paul Boon. In: Bok, kritisch tijdschrift, jrg. 1, nr. 1, juni 1963, pp. 71-72. (over het negeren van Boon in Vlaanderen) |
J. Weverbergh, Zo maar een stukje uit de krant? In: Bok, kritisch tijdschrift, jrg. 1, nr. 2, september 1963, pp. 19-27. (over Dag aan dag) |
Louis Paul Boon. In: Boekje Open. Samengesteld door Remco Campert, H.J. Oolbekkink, Wim J. Simons e.a. Baarn 1963, pp. 16-21. (biografisch, met bibliografie op p. 143) |
J. de Ceulaer, Louis Paul Boon. Geen literatuur. In: J. de Ceulaer, Te gast bij Vlaamse auteurs. Vierde reeks. Antwerpen 1964, pp. 13-20. (interview) |
Hugo Claus, Louis Paul Boon. Brussel 1964. (biografie met bloemlezing) |
G. Knuvelder, De voorstad groeit. De bende van Jan de Lichte. Menuet. Niets gaat ten onder. De paradijsvogel. In: G. Knuvelder, Spiegelbeeld. Opstellen over hedendaags proza en enkele gedichtenbundels. 's-Hertogenbosch 1964, pp. 275-286. |
Jean Weisgerber, Louis Paul Boon. De bende van Jan de Lichte (1957). In: Jean Weisgerber, Aspecten van de Vlaamse roman, 1927-1960. Van vorm tot betekenis. Amsterdam 1964, pp. 216-232. |
J. Weverbergh, De Muze tussen waarheid en fatsoen: Menuet van Louis Paul Boon. In: Vlaamse Gids, jrg. 4.9, nr. 11, november 1965, pp. 689-697. |
Louis Paul Boon, boekaflevering van Komma, jrg. 1, nr. 5/6, februari 1966. (met onder meer een bibliografische bijdrage van Julien Weverbergh, een structuuranalytische bijdrage van Jean Weisgerber, een artikel over De Paradijsvogel van Herwig Leus en een bijdrage over Boons invloed op de jongeren van Hugo Raes) |
Hans Keller, De kwartiermakers. In: De Gids, jrg. 129, nr. 6, juni 1966, pp. 179-182. (over de opera Labyrint, gebaseerd op De Paradijsvogel) |
J. Weverbergh, Lolita in Vlaanderen. In: Mep, jrg. 1, nr. 16, september 1966, pp. 22-34. (over het Lolita-motief in het werk van Boon) |
Julien Weverbergh, Bibliografische kam. In: Komma, jr. 2, nr. 3, najaar 1966, pp. 78-80. (over onbekend werk van Boon; bibliografie) |
Willy Spillebeen, L.P. Boon bekroond. In: Ons Erfdeel, jrg. 10, nr. 4, juni 1967, pp. 168-169. (over de Constantijn Huygensprijs) |
Louis Paul Boon. Een uitgave samengesteld ter gelegenheid van de bekroning van het oeuvre van Louis Paul Boon met de Constantijn Huygensprijs door de Jan Campertstichting. Amsterdam 1967. |
J. Weverbergh, Louis-Paul Boon: Een keerpunt? In: Literair lustrum [I]. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1961-1966. Samengesteld door Kees Fens, H.U. Jessurun d'Oliveira en J.J. Oversteegen. Amsterdam 1967, pp. 103-118. (onder
|
| |
| |
meer over Boons maatschappelijk engagement) |
H.U. Jessurun d'Oliveira, Interview met Louis Paul Boon. In: H.U. Jessurun d'Oliveira, Scheppen riep hij gaat van Au. Derde bijgewerkte druk. Amsterdam 1967, pp. 66-76. |
Hans Keller, De wereld van Louis Paul Boon. In: KRO Katholieke radio en televisiegids, 1-9-1968. (voorbespreking van een tv-programma over Boon) |
G.J. van Bork, Louis Paul Boon: De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren. In: Mep, jrg. 2, nr. 21, oktober 1968, pp. 1-62. |
G. Fonck, Louis-Paul Boon zegt literatuur vaarwel en maakt ruimte-schilderijen. In: Het Laatste Nieuws, 26/27-4-1969. (over Boons expositie in galerie Trio te Gent, 9-29 mei 1969 en zijn aangekondigd afscheid als auteur) |
Rico Bulthuis, Louis Paul Boon: oprechte rebel die met elk wapen onrecht te lijf gaat. In: Haagsche Courant, 17-5-1969. (over Boons aangekondigd afscheid als auteur) |
J.L. Weverbergh, De jeugdige grand old man van Vlaanderen. In: De Vlaamse Gids, jrg. 54, nr. 2, februari 1970, pp. 3-6. (over Boon en zijn beeldend werk) |
Wim de Poorter, Een vergelijking van twee drukken van Zomer te Ter-Muren. In: Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel, jrg. 12, nr. 1/2, augustus 1970, pp. 43-54. (vergelijking van de 1e en 3e druk) |
Herwig Leus, In gesprek met Louis Paul Boon. ‘Ik weet echt niet meer aan welke kant ik moet gaan staan’. In: Maatstaf, jrg. 18, nr. 6, oktober 1970, pp. 395-411. (interview) |
J.J. Wesselo, Drie venten. In: Raam, nr. 69, november 1970, pp. 23-38. (over Geniaal... maar met te korte beentjes) |
Georges Wildemeersch, Louis Paul Boon. De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat: No man's land tussen sociaal en literair engagement. In: Kritisch Akkoord 1970, [z.pl.] 1970, pp. 110-132. |
Bert Decorte, Manager te Affligem. In: Bert Decorte, Kort geding. Hasselt 1970, pp. 103-107. (onder meer over de toekenning van de Leo J. Krijnprijs) |
Peter Bormans, Prolegomena tot een sociologische analyse van het werk van Louis Paul Boon. In: Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel, jrg. 13, nr. 3/4, februari 1971, pp. 187-203. |
Bert Brouwers, Gesprek met Louis Paul Boon over zijn nieuwe boek ‘Pieter Daens’. In: De Nieuwe Linie, 28-10-1971. (interview) |
Martin Schouten, Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalstvochten tegen armoede en onrecht. In: Haagse Post, 15-12-1971. |
P.K. King, Multatuli: some reflections on Perk, Kloos and Boon. In: European context. Studies in the history and literature of the Netherlands, presented to Theodoor Weevers. Ed. P.K. King and P.F. Vincent. Cambridge 1971, pp. 218-236. (over de nawerking van Multatuli op de besproken auteurs) |
Jos Murez, L.P. Boon kandidaat Nobelprijs. L.P. Boon te Aalst gehuldigd. In: Vooruit, 22/23-1-1972. (naar aanleiding van de Dirk Martensprijs 1971 voor Pieter Daens) |
Ben Nieuwenhuis, Louis Paul Boon, Pieter Daens. Of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht. In: Nieuwe Stemmen, jrg. 28, nr. 3, januari 1972, pp. 91-92. |
Bert Brouwers, Louis Paul Boon kruipt in de huid van Pieter Daens. In: De Nieuwe Maand, jrg. 15, nr. 1, januari/februari 1972, pp. 57-64. (over Pieter Daens) |
J. Bernlef, De doorzetter die won. Kandidaat voor de Nobelprijs. Louis Paul Boon wordt 60 jaar. In: Algemeen Dagblad, 11-3-1972. (met lijstje van gebeurtenissen rond Boons boe verjaardag) |
Maatstaf, jrg. 59, nr. 11, maart 1972. Speciaal Louis Paul Boon-nummer. (met bijdragen van G. Borgers over Boon en Podium en Tijd en Mens; J. Weverbergh over Boons literaire en beeldende werk; Leo Geerts over het Daensisme; foto's en herinneringen) |
De Vlaamse Gids, jrg. 56, nr. 3, maart 1972. Spe- |
| |
| |
ciaal Louis Paul Boon-nummer. (met bijdragen van onder meer Hedwig Speliers over Geniaal... maar met te korte beentjes; B. Kemp over 3 mensen tussen muren; Herwig Leus en J. Weverbergh, interview) |
A. Koolhaas, Boons ‘Menuet’ op video en ‘live’. Studio probeert een onuitgesproken gebeuren vorm te geven. In: Vrij Nederland, 3-6-1972. (over de opvoering van de toneelbewerking van Menuet door Studio) |
Albert Westerlinck, Louis Paul Boon als biograaf. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 117, nr. 7, september 1972, pp. 533-538. (over Pieter Daens) |
Ben Bos, Toponderscheidingen voor socialistische schrijvers Böll en Boon. In: De Nieuwe Linie, 25-10-1972. (over de Staatsprijs van België voor het werk van Boon) |
Bert Brouwers en Ludo Simons, Literaire laureaten gehuldigd. In: Open Deur, jrg. 4, 9/10, november/december 1972, pp. 30-33. (toespraken gehouden bij de uitreiking van de Driejaarlijkse Staatsprijs voor het proza aan Boon en Gilliams) |
G.J. van Bork, Un bilan socio-littéraire. In: Septentrion, jrg. 1, nr. 3, december 1972, pp. 66-69. (met fragmenten van het werk van Boon in het Frans vertaald op pp. 70-76) |
J.J. Wesselo, Boon en de bende van Boin. In: Raam, nr. go, december 1972, pp. 56-62. (over Als het onkruid bloeit en Boonboek) |
Luv Verhuyck en Theo Jochems, Louis Paul Boon. Brugge 1972. (monografie met bibliografie) |
Julien Weverbergh en Herwig Leus, Boonboek. Gesprekken met Louis Paul Boon en de spoken van zijn Kapellekensbaan, alsook documenten, brieven, tekeningen, commentaren en ongepubliceerd proza van Boontje. Amsterdam 1972. (2e vermeerderde druk 1981) |
Joos Florquin, Louis Paul Boon. In: Joos Florquin, Ten huize van... Achtste reeks. Leuven 1972, pp. 9-98. (interviews, uitgezonden door de BRT) |
Frans Jos Verdoodt, Louis Paul Boon. [Vouwblad-bibliografie]. Dendermonde 1972. |
Jean Weisgerber, De voorstad groeit. In: Jean Weisgerber, Proefvlucht in de romanruimte. Amsterdam 1972, pp. 11-30. |
Marcel Janssens, Het oude en het nieuwe onkruid. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 118, nr. 3, maart/april 1973, pp. 215-223. |
G.F.H. Raat, De knipselstrook in Menuet. In: Maatstaf, jrg. 21, nr. 5/6, september/oktober 1973, pp. 1-15. |
Wim de Poorter, Een vergelijking van twee drukken van De Kapellekensbaan. In: Tijdschrift van de Vrije Universiteit te Brussel, jrg. 15, nr. 3/4, 1973, pp. 194-201. (vergelijking van de 1e en 4e druk) |
Kijk, Louis Paul Boon. De schrijver in beeld. Amsterdam 1974. (fotodocumentaire) |
Hannemieke Postma-Nelemans, Het perspectief in Menuet. Groningen 1974. (analyse van het vertelperspectief in Menuet) |
J.F. Vogelaar, Geschiedenis van een halve eeuw sociale strijd. Louis Paul Boon: Pieter Daens. In: J.F. Vogelaar, Konfrontaties. Kritieken en kommentaren. Nijmegen 1974, pp. 125-130. |
J.F. Vogelaar, Salto van een socialistisch schrijver. Louis Paul Boon: Als het onkruid bloeit. In: J.F. Vogelaar, Konfrontaties. Kritieken en kommentaren. Nijmegen 1974, pp. 46-48. |
Wim de Poorter, L.P. Boon: Ik moest het gefilmd hebben. In: Ons Erfdeel, jrg. 18, nr. 1, januari/februari 1975, pp. 37-140. (over filmische aspecten van het werk van Boon) |
Frans C. de Rover, De boodschap van de vent achter de vorm. Een retorische interpretatie van Louis Paul Boon, Menuet. In: Spektator, jrg. 4, nr. 5, februari 1975, pp. 249-268; jrg. 5, nr. 8, maart 1976, pp. 497-528. |
H.E. Kummer, Vals perspectief. In: Tirade, jrg. 19, nr. 207, september 1975, pp. 431-445. (reactie op Hannemieke Postma-Nelemans, Het perspectief in Menuet) |
H.A. Gomperts, Louis Paul Boon en de werkelijkheid. In: Studies voor Zaalberg [...]. Leiden 1975, pp. 73-85. (over Boons realismeopvattingen) |
Martin Schouten, Louis Paul Boon en de spo- |
| |
| |
ken van de Kapellekensbaan. In: Schrijversportretten uit de Haagse Post. Amsterdam 1975, pp. 7-32. (interview met Boon wandelend door Aalst). |
Rita Ghesquiere, Een bloem op de vuilnisbelt. Het literaire oeuvre van Louis Paul Boon. In: Jeugd en cultuur, jrg. 21, nr. 6, maart 1976, pp. 257-271. |
Paul de Wispelaere, Louis Paul Boon, tedere anarchist. Omtrent het utopia in Vergeten straat. 's-Gravenhage 1976. |
Hannemieke Postma, Ondineke tussen woede en wanhoop. In: Maatstaf, jrg. 25, nr. 4, april 1977, pp. 44-56. (over de rol van Ondine in De Kapellekensbaan) |
J.J. Wesselo, Kroniek 10/11. In: Kultuurleven, jrg. 44, nr. 4, mei 1977, pp. 377-383. (over onder meer Memoires van de Heer Daegeman) |
Paul de Wispelaere, De Kapellekensbaan als raamvertelling. In: De Vlaamse Gids, jrg. 61, nr. 4, juli/augustus 1977, pp. 27-34. |
G.J. van Bork, Over De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren van Louis Paul Boon. Amsterdam 1977. (analyse) |
J. Weverbergh, Boontje als schilder. In: Louis Paul Boon, Over mijn werk. Catalogus tentoonstelling Middelburg. Middelburg 1978, pp. [16-23]. |
Peter Bormans, De evolutie van de sociale gedachte in de romans van Louis Paul Boon. In: impuis, jrg. 7, nr. 1, 1976, pp. 18-31; nr. 2, 1978, pp. 18-32. |
Willeke van 't Hof, De visie van L.P. Boon op de geschiedenis van de bende van Jan de Lichte. In: Ons Erfdeel, jrg. 22, nr. 3, mei/juni 1979, pp. 325-339. |
Wim de Poorter, De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren: in orginele versie! In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 33, nr. 1, januari/februari 1980, pp. 123-135. |
Maatstaf, jrg. 28, nr. 5/6, mei/juni 1980. Speciaal herdenkingsnummer Louis Paul Boon. (met bijdragen van onder meer Bert van Hoorick over het sociaal engagement; Willem M. Roggeman over Boons personages; G.J. van Bork over Boons uitgevers; G.F.H. Raat over De voorstad groeit; Paul de Wispelaere over De bende van Jan de Lichte; Frans Vyncke over Boon als plastisch kunstenaar; foto's, reprodukties, herinneringen en bibliografie) |
Luc Liebaut, Met ‘Mijn kleine oorlog’ op het kruispunt van twee tradities. In: Spiegel der Letteren, jrg. 22, nr. 2, juni 1980, pp. 103-122. (over Mijn kleine oorlog als roman op de grens van traditie en vernieuwing) |
Honest arts movement, jrg. 6, nr. 3/4, december 1980. Speciaal Louis Paul Boon-nummer. (interviews met Willem M. Roggeman en Marcel Wauters over Boon en een bijdrage van Frans Vyncke over Boons schooljaren) |
Marcel Backhouse, De inbreng van Frans-Vlaanderen in de reformatie volgens Louis Paul Boons Geuzenboek. In: De Franse Nederlanden. Jaarboek, jrg. 5, 1980, pp. 11-31. |
Jeroen Brouwers, Een standbeeld voor Louis Paul Boon. In: Jeroen Brouwers, De bierkaai. Kladboek 2. Amsterdam 1980, pp. 30-39. (over de Boonwaardering in Vlaanderen) |
T. van Deel, Een roman overdoen. Zo historisch mogelijk. De details van een verleden. In: T. van Deel, Recensies. Amsterdam 1980, pp. 23-36. (drie recensies over Als het onkruid bloeit, Pieter Daens en De zwarte hand) |
Wam de Moor, Arbeidersleed en anarchie in Aalst. In: Wam de Moor, Wilt u mij maar volgen? Amsterdam 1980, pp. 50-60. (over Pieter Daens en De zwarte hand) |
Louis Paul Boon en Vlaanderen. In: Literama, jrg. 15, nr. 11, maart 981, pp. 487-498. (over leven en werk van Boon) |
Luk de Vos, Dat grauw moet herleven: geschiedschrijving als politieke tekst. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 34, nr. 2, maart/april 1981, pp. 275-284. (over Het Geuzenboek) |
Koen Vermeiren, Een droevig porno-verhaal. In: Kreatief, jrg. 15, nr. 1, april 1981, pp. 106-111 (over Eros en de eenzame man) |
Brochure L.P. Boon. Masereelfonds, Temse 1981. (brochure naar aanleiding van de ten- |
| |
| |
toonstelling van Boons ‘carboontjes’ in Temse, 23/25-1-1981) |
Gaston Burssens, Een brief en een lezing. In: Gaston Burssens, Verzameld proza. Antwerpen 1981, pp. 549-555. (correspondentie met Boon over experimentele poëzie) |
Gerd de Ley, Een man zonder carrière. Gesprekken met Louis Paul Boon. Amsterdam 1982. (interviewbundel met bibliografie) |
Romain John van de Made, Van Jan de Lichte tot de Geuzen of Louis Paul Boon als alternatieve geschiedschrijver. In: Kruispunt, jrg. 21, nr. 81, maart 1982, pp. 37-45. (over de historische documentaires) |
Jan Schepens, Louis Paul Boon in Front. In: Kruispunt, jrg. 21, nr. 81, maart 1982, pp. 46-62. |
Erich van der Elst, L.P. Boon's ondergang der kasteelheertjes, 1, 2, 3 en 4. In: Nieuwe gazet van Aalst, 28-5-1982, 11-6-1982, 6-8-1982 en 1-10-1982. |
Paul de Wispelaere, De op- en neergang van de bende van Jan de Lichte. In: J. Hoogteijling en F.C. de Rover (ed.), Over verhalen gesproken, analyses van verhalen door Margaretha H. Schenkeveld, J.A. Dautzenberg, G.F.H. Raat e.a. Groningen 1982, pp. 77-95. |
Bert Vanheste, Van een Boon die geen perzik kon zijn. In: Op grond van de tekst. Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. Karel Meeuwesse ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar. Utrecht 1983, pp. 219-232. (over Eros en de eenzame man) |
Jaarboek van het Louis Paul Boon Genootschap, jrg. 1, 1983. (met bijdragen van onder meer Bert van Hoorick over Boons project ‘Roode aarde’; R. de Vries en G.J. van Bork over Meneerke Brys; Dick Gebuys over legendevorming rond Boon; ongepubliceerd werk van Boon, herinneringen, brieven, etc.) |
Kruispunt, jrg. 23, nr. 91, juni 1984. Herdenkingsnummer. (met bijdragen van onder meer Romain John van de Made over de schuilnamen van Boon, over De kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren en over de poëzie van Boon; Frans Jos Verdoodt over Pieter Daens en over De Paradijsvogel; Lieve de Pelsmaeker over het plastisch werk en Willie Verhegghe over Boon en Honest Arts Movement) |
Jaarboek van het Louis Paul Boon Genootschap, jrg. 2, 1984. (met bijdragen van onder meer Jozef de Mol over de historische romans; Luc van den Briele over de Zweepverhalen; R.D. de Vries over het realisme bij Boon; Frans Vyncke over Boons schooljaren; Rosa Michaut over De Roode Vaan; ongepubliceerd werk en herinneringen) |
Bert Vanheste, Paul-Gustave van Hecke als medeschepper van ‘mijn kleine oorlog’. Over het ontstaan van Boons oorlogskroniek. In: Maatstaf, jrg. 33, nr. 2, februari 1985, pp. 2-10. |
Herwig Leus, Het potlood als roede. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 2, nr. 3, mei/juni 1985, pp. 42-48. (over Boons beeldend werk) |
Jos Muyres, Louis Paul Boon in De Roode Vaan. In: Maatstaf, jrg. 33, nr. 6, juni 1985, pp. 60-75. |
Mijn kleine oorlog veertig jaar later. Brochure bij symposium en tentoonstelling te Nijmegen. Molenhoek 1985. |
4Jaarboek van het Louis Paul Boon Genootschap, jrg. 3, 1985. (met bijdragen van onder meer Jan Wierda over Pieter Daens; Dick Lens en Pascale Huys over de versies van Jan de Lichte; Ivo Machiels over Boon als kunstcriticus; Magda de Braekeleer over de receptie van Mijn kleine oorlog; ongepubliceerd werk, foto's, etc.) |
Frans Jos Verdoodt, Het zoutvat van Boontje Boon. Brussel 1985. (overzicht van Boons medewerking aan radio- en televisieprogramma's) |
Jaarboek van het Louis Paul Boon Genootschap, jrg. 4, 1986. (met bijdragen van onder meer Bas Baltus over het Aalst van Boon; Bert Vanheste over Boons journalistieke werk; Jos Muyres over de bronnen van De Kapellekensbaan; ongepubliceerd werk, foto's etc.) |
Jaarboek van het Louis Paul Boon Genootschap, jrg. 5, 1987. (met bijdragen van onder meer
|
| |
| |
Ivo Machiels over Boons plastisch werk; Bert Vanheste over Mijn kleine oorlog; Jos Muyres over Boon en De Vlaamse Gids; een secundaire bibliografie van Jos Muyres en ongepubliceerd werk van Boon) |
Paul de Wispelaere, Boon als gefrustreerde Pygmalion. Context en tekst van de bende van Jan de Lichte. In: Paul de Wispelaere, De broek van Sartre en andere essays. Schoten 1987, pp. 9-48; pp. 49-104. (over Mijn kleine oorlog en over De bende van Jan de Lichte) |
29 Kritisch lit. lex.
mei 1988
|
|