| |
| |
| |
Oscar van den Boogaard
door Hans den Hartog Jager
1. Biografie
Oscar Jan Willem Marie van den Boogaard werd op 30 mei 1964 geboren te Harderwijk als jongste in een gezin van drie kinderen. Voordat hij de leeftijd van een jaar bereikte, vertrok het gezin naar Suriname, waar zijn vader als officier bij de landmacht gedetacheerd was. In 1970 keerde de familie terug naar Nederland en vestigde zij zich in Deventer. Daar voltooide Van den Boogaard in 1982 het gymnasium (alfa), waarna hij naar Montpellier vertrok om Frans te gaan studeren aan de Université Paul Valéry.
Na een jaar keerde hij terug naar Nederland. Hij ging aan de Universiteit van Amsterdam Rechten en Frans studeren. In deze tijd ontstond zijn eerste roman, De Onsterfelijke, maar hier vond hij geen uitgever voor. In mei 1988 verwierf hij zijn meesterstitel, waarna hij opnieuw verhuisde, naar Brussel ditmaal. Daar ging hij bij een groot advocatenkantoor werken en aan de Université Libre Europees recht studeren. Na een jaar nam hij van de ene op de andere dag ontslag en keerde terug naar Amsterdam. Daar schreef hij in drie maanden Dentz, zijn debuutroman, die in november 1990 verscheen. In het voorjaar van 1992 verhuisde hij opnieuw naar Brussel, om zich daar, in een plaats die in zijn ogen meer rust bood dan Amsterdam, aan volgende projecten te kunnen wijden.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kunstopvatting / Visie op de wereld
Na het verschijnen van Fremdkörper, zijn tweede roman, in december 1991, verklaarde Oscar van den Boogaard in een interview dat hij met zijn werk bovenal een visie op het hedendaagse leven wilde geven: ‘Ik ben erg doordrongen van het moment.’ en: ‘Als je alles wat zich nu afspeelt afwijst leef je in verstarring.’ Het hoeft dan ook nauwelijks bevreemding te wekken dat Fremdkörper, dat tenslotte aan de vooravond van de Europese eenwording verscheen, een zeer Europees decor heeft.
| |
Thematiek
Het verhaal speelt in Brussel. In deze stad treffen drie personen elkaar, twee mannen en een vrouw, die elk om een andere reden naar dit centrum van Europa verhuisd zijn. Hoe actueel dit decor ook is, Van den Boogaard laat hen verwikkeld raken in de worsteling met een veel universeler thema: de liefde en haar vele complicaties. De Nederlander Richard, de Duitser Eduard en de Spaanse Edurne hebben elk een ander beeld van de liefde; dit beeld hoopt ieder van de drie in de andere twee vervuld te zien. Al spoedig blijkt echter dat deze verschillende verlangens niet met elkaar te verenigen zijn. Voor Richard, de eigenlijke hoofdpersoon van het boek, werkt de ervaring van deze driehoeksverhouding vooral louterend. Hij beseft dat hij volledig vrij is zijn eigen keuzen te maken, en dit besef geeft hem weer de rust en de kracht de toekomst vol vertrouwen tegemoet te zien.
| |
Visie op de wereld
Het feit dat een tamelijk pessimistische roman als Fremdkörper toch op een positieve, optimistische manier eindigt, is typerend voor dit oeuvre. Van den Boogaard is een rasoptimist: niet omdat een vorm van religie of politiek hem dit voorschrijft, maar omdat hij gelooft in de mogelijkheden van ieder individu. Hij zei in verband hiermee: ‘Mijn debuut is uitgekomen in de laatste jaren van dit millenium, en misschien behoor ik wel tot de eerste generatie die werkelijk vrij is. Vrij van ideeën over hoe de dingen misschien zouden moeten zijn. Vrij van allerlei conventies.’ Dit afzweren van normen en conventies komt zowel in Fremdkörper als in Dentz duidelijk naar voren.
| |
| |
| |
Thematiek
Vooral in Dentz wordt een opvallende luchthartigheid ten aanzien van min of meer conventionele normen en waarden aan den dag gelegd. Dit komt vooral doordat de hoofdpersoon van het boek, de 22-jarige rechtenstudent Arthur Dentz, voor zijn leeftijd opvallend naïef is: hij woont nog bij zijn moeder thuis en houdt zich daar voornamelijk onledig met bezigheden als het maken van sneeuwpoppen, het bakken van zandkoekjes en het poetsen van het familiezilver. De band met zijn moeder is nog zo sterk dat hij Arthur belet definitief de ouderlijke woning te verlaten.
| |
Stijl
Toch is Arthur niet de enige die op de lezer een wat ongewone indruk maakt. Ook zijn moeder en zuster, eigenlijk zijn hele omgeving, worden op een dusdanige manier beschreven dat de lezer het gevoel krijgt met een wereld geconfronteerd te worden die maar gedeeltelijk met die van alledag overeenstemt. Hoe dat komt, valt op het eerste gezicht moeilijk te duiden; de feiten die Van den Boogaard ons voorschotelt, wijken nauwelijks af van die van alledag. Maar het is vooral zijn stijl waarmee hij distantie oproept. Die stijl is plechtstatig, vermengd met een subtiele vorm van ironie. Daarbij heeft Van den Boogaard een goed oog voor details, die soms dusdanig worden uitvergroot dat zowel zijn personages als hun omgeving in een nogal onalledaags licht komen te staan.
| |
Techniek
In tegenstelling tot zijn stijl is zijn verteltechniek tamelijk conventioneel te noemen. Zowel Dentz als Fremdkörper worden bijna chronologisch aan de lezer aangeboden. Opvallend aan Fremdkörper is echter dat het geschreven is in de onvoltooid tegenwoordige tijd, een vorm die heden ten dage in romans niet erg gebruikelijk meer is.
| |
Kritiek
Toen begin 1992 de eerste recensies van Fremdkörper verschenen, bleek al spoedig dat de critici het maar over één ding echt eens waren, namelijk dat het werk van Van den Boogaard moeilijk in te delen valt. Zo merkte Jaap Goedegebuure in HP/De Tijd op: ‘Fremdkörper [...] schuimt en sprankelt van een doodserieus bedoelde malligheid die in de rest van Nederland met een toverlantaarntje gezocht moet worden.’ Zijn collega Anthony Mertens van Vrij Nederland zag dit echter anders: ‘[...] wat mij van de tweehonderd voorafgaande bladzijden
| |
| |
voornamelijk is bijgebleven, is dat er nergens een grap van af kon, terwijl het verhaal in elke wending daarvoor duizend kansen bood.’ De waardering voor zijn werk, en in het bijzonder voor zijn stijl, is dus nogal divers. Is Oscar van den Boogaard iemand die ‘met een uitgestreken gezicht de boel staat te belazeren’, zoals Goedegebuure meent, of een schrijver die in een plechtstatige stijl de grote thema's wil behandelen, zoals critici als Mertens en Reinjan Mulder geloven?
| |
Ontwikkeling
Verwantschap
Publieke belangstelling
De eerste twee boeken van Van den Boogaard geven hierover nog geen uitsluitsel. In enkele interviews protesteerde hij weliswaar lichtjes tegen termen als ‘malligheid’, die in zijn ogen geen recht doen aan de serieuze ondertoon van zijn werk. Dit neemt echter niet weg dat ironie vooral in Dentz een belangrijk element is. Het feit echter dat deze ironie in Fremdkörper al weer gedeeltelijk verdwenen is, zou erop kunnen duiden dat Van den Boogaard dit stijlmiddel toch niet al te zeer vertrouwt. Van den Boogaard is voorlopig een betrekkelijke eenling in de Nederlandse literatuur. Hij wordt weliswaar regelmatig vergeleken met auteurs als Bas Heijne, Dirk van Weelden, Joost Zwagerman en Martin Bril, maar met deze schrijvers lijkt hij behalve zijn leeftijd nauwelijks iets gemeen te hebben. In tegenstelling tot zijn generatiegenoten wil Van den Boogaard een duidelijke afstand tot zijn werk bewaren en wil hij het autobiografische element zo veel mogelijk eruit bannen. Daarbij komt dat de ironische distantie, die vooral Dentz kenmerkt, de meesten van de hiervoor genoemde schrijvers, met uitzondering van misschien Bril en Van Weelden, zo goed als vreemd is. Hoewel van zowel Dentz als Fremdkörper tot nu toe enige duizenden exemplaren verkocht zijn, is Van den Boogaard nog geen gevestigd schrijver te noemen. Een belangrijke reden is dat de ontvangst van zijn werk, zowel in waardering als in interpretatie, weinig eenduidig is geweest. Het beeld dat hierdoor van de schrijver Oscar van den Boogaard wordt opgeroepen, is zo diffuus dat de mogelijk geïnteresseerde lezer er eerder door afgeschrikt dan gelokt wordt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Oscar van den Boogaard, Dentz. Amsterdam 1990, Athenaeum-Polak & Van Gennep, R. |
Oscar van den Boogaard, Fremdkörper. Amsterdam 1991, Athenaeum-Polak & Van Gennep, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Carel Peeters, Debuteren met een goedgesitueerde onlust. In: Vrij Nederland, 8-12-1990. (over Dentz) |
Arnold Heumakers, Dominante moeder met spons gestraft. In: De Volkskrant, 4-1-1991. (over Dentz) |
Jaap Goedegebuure, Gewapende Vrede. In: HP/De Tijd, 18-1-1991. (over Dentz) |
Doeschka Meijsing, Onheilsdans aan de Amstel. In: Elsevier, 9-2-1991. (over Dentz) |
Jaap Goedegebuure, Het Pippi Langkous-complex. In: HP/De Tijd, 10-1-1992. (over Fremdkörper) |
Luc Panhuysen, Ik streef diepwaarts. In: De Krant op Zondag, 12-1-1992. (interview) |
T. van Deel, Een kluwen van vreemde lichamen. In: Trouw, 16-1-1992. (over Dentz en Fremdkörper) |
Anthony Mertens, Liefde in tijden van Europese eenwording. In: Vrij Nederland, 18-1-1992. (over Fremdkörper) |
Doeschka Meijsing, Roman volgens het boekje. In: Elsevier, 18-1-1992. (over Fremdkörper) |
Jan Hendrik Bakker, Van schreeuwer tot schrijver. In: Haagsche Courant, 5-2-1992. (interview) |
Reinjan Mulder, Over onmogelijke liefde; gedoemd tot een wandeling. In: NRC Handelsblad, 7-2-1991. (over Fremdkörper) |
Hans den Hartog Jager, Een lichtvoetige graver. In: HP/De Tijd 7-2-1992. (interview) |
Arnold Heumakers, Herfstman in een maagdelijke ruimte. In: De Volkskrant, 6-3-1992. (over Fremdkörper) |
49 Kritisch lit. lex.
mei 1993
|
|