| |
| |
| |
Marion Bloem
door Saskia van Rijnswou
1. Biografie
Marion Bloem werd op 24 augustus 1952 in Arnhem geboren als tweede dochter van Indische ouders. Na de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië, waarin Bloems vader voor de Nederlanders had gevochten, waren haar ouders in 1950 naar Nederland gekomen, omdat haar moeder de wraak van de Indonesiërs vreesde. De eerste drieëneenhalf jaar in Nederland verhuisde het gezin van pension naar pension, tot men een huis vond in Soesterberg. Daar werden nog twee zoons geboren. Marion Bloem bezocht een katholieke lagere school in Soesterberg. Daarna koos zij aanvankelijk voor een gymnasiumopleiding, maar verruilde de stijve meisjesschool na enkele jaren voor een gemengde HBS. In 1971 ging zij psychologie studeren in Utrecht; in 1976 studeerde zij af als klinisch psychologe. Omstreeks het eindexamen van de middelbare school ontmoette ze Ivan Wolffers, met wie ze in 1971 trouwde en in Bilthoven ging wonen. Hun zoon Kaja werd in 1973 geboren. Reeds op vijftienjarige leeftijd publiceerde Marion Bloem haar eerste korte verhaal, ‘Zwijgen als het graf’, in De vrouw en haar huis. Tijdens haar studie schreef ze leesboekjes voor jonge kinderen, de serie Spotjes. In 1978 verscheen haar eerste jeugdboek, Waar schuil je als het regent? Vanaf dat jaar ging Bloem ook films maken, waarvan zij de scripts vaak in samenwerking met haar man schreef. Bloem regisseerde onder andere Screentest, voor de IKON, en maakte een documentaire voor de VPRO, Wij komen als vrienden. Haar Het land van mijn ouders (1983) was de eerste Nederlandse documentaire over Indische Nederlanders die in de onafhankelijkheidsoorlog voor een va- | |
| |
derland hadden gevochten dat ze niet kenden, en die zich hier in Nederland onbegrepen voelden.
Bloems debuutroman, Geen gewoon Indisch meisje, verscheen in 1983 Zij. publiceerde reisverhalen in onder andere Rails en Elegance. Voor het jeugdboek Matabia ontving zij in 1991 de Jenny Smelik prijs, haar toegekend door de sectie Nederland van de International Board on Books for Young People.
Vanaf 1977 maakte zij reizen over de gehele wereld, onder andere naar en door Indonesië, Brazilië, de Verenigde Staten, Zuid-Amerika en Vietnam. Sinds 1986 is zij ook actief als beeldend kunstenaar: haar schilderijen, tekeningen en etsen zijn verscheidene malen geëxposeerd.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Marion Bloem had al enkele jeugdboeken en wetenschappelijke werken gepubliceerd en vier korte speelfilms op haar naam staan, toen in 1983 haar debuutroman Geen gewoon Indisch meisje verscheen. Deze kwam uitvoerig in de belangstelling te staan, zowel bij het lezerspubliek als bij de critici, die de roman hoog waardeerden. Vanaf dit eerste boek bleef een trouw publiek haar werk volgen.
| |
Verwantschap
Met Geen gewoon Indisch meisje gaf Marion Bloem een nieuwe, en misschien tevens laatste, impuls aan de Indisch-Nederlandse literatuur. Zij gaf vorm aan de problematiek van de tweede generatie Indo's: kinderen, net als zijzelf, van Indische Nederlanders die na de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië naar Nederland kwamen. Haar thematiek vond spoedig navolging bij andere schrijvers van de tweede generatie, zoals Jill Stolk, Adriaan van Dis, Ernst Jansz en Frans Lopulalan.
De generatie van Marion Bloem werd weliswaar in Nederland geboren en opgevoed, maar het familieleven was nog sterk gericht op Indië. Hun probleem was niet dat zij het oude vaderland achter zich gelaten hadden en zich in het nieuwe moesten zien te redden, dat was de problematiek waarmee hun ouders worstelden en oudere schrijvers uit de Indisch-Nederlandse traditie als Tjalie Robinson en E. du Perron. De kinderen van de Indische Nederlanders groeiden op in het nieuwe vaderland met het besef dat hun wortels in dat andere, onbekende land lagen, waardoor zij in geen van de twee culturen konden aarden.
| |
Relatie leven/werk
Als kind van Indische ouders in Nederland ervoer Marion Bloem een afstand tussen de Indische binnenwereld en de Hollandse buitenwereld, die moeilijk te overbruggen was. Nederlanders stonden vaak vreemd en afwijzend tegenover haar, vanwege haar donkere huidskleur en de Indische cultuur zoals die in haar familie in ere gehouden werd, in de gebruiken, de verhalen, het eten en de manier van met elkaar omgaan. Door haar opvoeding werd Marion Bloem nooit echt een Hollandse, maar voelde zij zich ook niet werkelijk thuis in het land van haar ouders. Het oude Indië uit de verhalen van de familie
| |
| |
bleek immers allang niet meer te bestaan toen zij op haar vierentwintigste voor het eerst naar Indonesië ging.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Dit persoonlijk dilemma zag Bloem als algemeen probleem van haar Indische generatiegenoten. Met de beschrijving van de ontworteling zette zij in Geen gewoon Indisch meisje een thematisch spoor uit, waarin Rio, Vaders van betekenis en De honden van Slipi volgden. Ook in de jeugdromans Matabia en Brieven van Souad en in de documentaire film Het land van mijn ouders speelt hetzelfde thematische complex een belangrijke rol.
De Indische thematiek ontwikkelt zich in haar boeken van een schijnbaar onoplosbaar dilemma tot een historisch gegeven waarmee te leven valt. Geen gewoon Indisch meisje verbeeldt de schizofrenie van de Indo door middel van een opsplitsing van de hoofdpersoon in twee zusjes: de rationele, aangepaste, ambitieuze Sonja en haar tien maanden jongere zusje Zon, dat dromerig, intuïtief en minder aangepast aan Nederlandse gebruiken is en juist het Indische sterk in zich voelt leven. Deze opsplitsing is doorgetrokken naar de vader en moeder van de ik-vertelster: de moeder is een vernederlandste Indo en de vader hangt nog sterk aan Indië. Zelfs de vriendjes van de twee zusjes zijn in twee groepen verdeeld, de Hollanders en de Indo's, waardoor de structuur van de roman nogal schematisch is geworden.
Doordat zij twee reizen naar Indonesië maakt, merkt Zon dat het land in haar verbeelding niet lijkt op het werkelijke Indonesië. De keuze van Sonja zich aan te passen staat haar niet aan, maar een alternatief heeft zij ook niet, en dat wordt uiteindelijk haar ondergang.
| |
Thematiek / Techniek
Gelgel, de Indische hoofdpersoon in Rio, heeft zich daarentegen zo zeer aangepast aan de Nederlandse leefregels dat zij de passie om werkelijk te leven is kwijtgeraakt. Ze staat niet meer midden in het leven, maar observeert het vanaf de zijlijn, als een fotograaf die zijn objecten registreert. Alleen onder familie, in de Indische binnenwereld, kan Gelgel zichzelf zijn, kan zij ongegeneerd lachen, dansen en plezier maken. In de buitenwereld is dat gedrag zo vaak veroordeeld en afgekeurd als losbandig geflirt dat zij zich daar als een angstige en teruggetrokken
| |
| |
persoon gedraagt. Tijdens haar reis door Brazilië komt Gelgel echter steeds meer tot zichzelf: ‘Zoals de rivier wil ik zijn, denkt Gelgel, te durven vallen, van grote hoogtes, en te weten dat je altijd weer verder gaat, en dat er altijd een weg te gaan is, met weer andere obstakels, maar dat de stroom krachtig blijft, en sterker wordt, zelfs waar de hindernis aanvankelijk onoverkomelijk leek.’ Aan het eind van de roman valt ze figuurlijk samen met de rivier, in een ongebreidelde dans met een man die Arno heet, wat ook de naam van een rivier in Italië is. Wat zowel Zon als Sonja niet lukt, de dualiteit opheffen, lukt Gelgel uiteindelijk wel. In Vaders van betekenis wil Babs, vanuit het besef dat het dilemma van de tweede generatie-Indo deel uitmaakt van de geschiedenis van de Indische Nederlander, die geschiedenis in kaart brengen. Welke loop de geschiedenis voor hen zal nemen, kan Babs niet voorspellen en zij laat dat dan ook open: als haar Japanse vriend Hikoma vraagt hoe het met haar roman staat, antwoordt zij ontwijkend, maar intussen vraagt zij zich wel af of er wel een einde mogelijk is aan deze geschiedenis en daarmee aan haar verhaal.
De werkelijkheid van het hedendaagse Indonesië, die de herinnering aan het oude Indië wreed verstoorde, wordt in De honden van Slipi op haar waarde geschat en krijgt haar eigen plaats in het leven van de tweede en inmiddels ook al derde generatie, in deze roman verbeeld door Boy, de zoon van de hoofdpersoon.
| |
Traditie
Vanwege de Indische personages en het vaak ook Indonesische decor sluit het werk van Marion Bloem aan op de traditie van de Indisch-Nederlandse roman, een traditie die gedragen wordt door schrijvers die banden met zowel Nederland als Indonesië hebben. Zelf voelt Bloem zich niet verwant aan haar voorgangers, omdat die meestal met Hollandse, koloniale ogen naar Indië keken. Enkel Multatuli is voor haar een groot voorbeeld geweest. Zo is de vorm van Vaders van betekenis gebaseerd op Multatuli's Max Havelaar. Vergelijkbaar met Multatuli's pak van Sjaalman is de bij Bloem voorkomende plastic tas die Babs van haar vader krijgt, met brieven, kampdagboeken, video-opnamen, gesprekken op cassette en verhalen, waaruit zij put om de geschiedenis van de Indo's te schrijven.
| |
| |
| |
Verwantschap
Meer verwantschap zegt Bloem te voelen met schrijvers die in hun werk nadrukkelijk zoeken naar evenwicht tussen vorm en inhoud, een kwaliteit die zij zeer bewondert in het werk van bijvoorbeeld Milan Kundera, György Konrad, Paul Auster, Max Frisch en de Amerikaans-Chinese schrijfster Maxine Hong Kingston. Daadwerkelijke verwantschap is er met het werk van Leon de Winter. De thematiek van de tweede generatie joden, die wel familie verloren hebben in de Tweede Wereldoorlog, maar deze oorlog zelf niet hebben meegemaakt, vertoont raakvlakken met de tweede-generatiethematiek van Bloem. Daarnaast is in hun beider werk het schrijven zelf een belangrijk thema en dragen zij het principe dat vorm en inhoud op elkaar afgestemd moeten zijn, hoog in hun vaandel.
| |
Techniek
In het werk van Marion Bloem volgt vorm uit inhoud. Afhankelijk van de inhoud vertelt zij een verhaal lineair, zoals in Rio en De honden van Slipi, of juist fragmentarisch, zoals in Geen gewoon Indisch meisje, Lange reizen korte liefdes en Vaders van betekenis. Met name in de fragmentarisch vertelde verhalen wisselen zij - en ik-vertellers, en ook tegenwoordige en verleden tijd, elkaar veelvuldig af. In de meeste gevallen onderbouwt het wisselend perspectief van de verteller de gespletenheid van de hoofdpersoon.
Lange reizen korte liefdes en Rio, die enkele maanden na elkaar verschenen, zijn in velerlei opzichten complementair. Beide werken een andere belangrijke thematiek in het werk van Bloem uit: die van passie en erotiek. Levi, in Lange reizen korte liefdes, is enkel in staat waarlijk te leven door de liefde en de erotiek die anderen haar schenken, terwijl Gelgel, in Rio, juist afgehouden wordt van een passievol leven door andere mensen. Behalve fragmentarisch is Lange reizen korte liefdes cyclisch, met een gering tijdsverloop: in het korte tijdsbestek van een ontmoeting met haar eerste jeugdliefde herinnert Levi zich fragmenten van alle liefdes die zij beleefd heeft. Een echt einde kent de roman dan ook niet, enkel komt Levi ietwat weifelend tot de conclusie dat zij zelf toch ook liefde van haar kant heeft gesteld tegenover alle aandacht die zij nodig had en kreeg.
Rio daarentegen is een zich lineair ontwikkelend verhaal met een pointe. De vorm van de roman vindt zijn pendant in de
| |
| |
mentale ontwikkeling van de hoofdpersoon, die uiteindelijk haar ware aard weer laat spreken. De zij-verteller wordt tegen het einde, op het moment dat de metamorfose een feit is, een ik-verteller, een verandering die de pointe onderbouwt en versterkt.
| |
Kunstopvatting / Visie op de wereld
Of zij haar verhalen nu lineair of fragmentarisch vertelt, Marion Bloem laat altijd bewust bepaalde zaken onuitgesproken. Liever biedt ze de lezer puzzelstukjes aan, waaruit deze zelf conclusies kan trekken, dan dat zij als almachtige schrijver vertelt hoe de wereld in elkaar zit Dit geldt ook voor haar jeugdboeken. Ze wil de lezer aan het denken zetten en niet trakteren op een kant-en-klare mening. ‘Als schrijver,’ zei Bloem eens in een tv-interview, ‘moet je de lezer zelf ontdekkingen laten doen, daarom moet de hoofdpersoon ook altijd wat naïever zijn dan de lezer.’
Integriteit vindt Bloem een belangrijke eigenschap voor een schrijver. Goede literatuur schrijven moet een schrijver boven alles gaan, het schrijverschap mag niet in dienst staan van iets anders. Hoewel Bloem de maatschappelijke actualiteit bepaald niet schuwt in haar werk, gaat literaire kwaliteit voor haar altijd boven maatschappijkritiek en politiek. Verontwaardiging over corruptie, discriminatie, blanke en mannelijke superioriteitsgevoelens klinkt weliswaar door in haar boeken, maar deze is altijd onderworpen aan de literaire eenheid van een werk.
Anderzijds mag literatuur volgens haar ook niet ontaarden in navelstaarderij: vanuit een sterke persoonlijke betrokkenheid moet de schrijver proberen zo algemeen mogelijk te schrijven. Daarom is Geen gewoon Indisch meisje niet haar persoonlijke zoektocht naar haar identiteit, maar de zoektocht van een hele generatie Indo's; deze roman geeft vorm aan een universele problematiek van mensen die tussen twee culturen zijn opgegroeid.
De integriteit van het werk wordt bepaald door de persoonlijke inzet van de schrijver; in een interview met De Boekenkrant zei Bloem daarover: ‘Je moet gewoon steeds weer bij nul beginnen en je nek uitsteken. Dat moet je doen, anders ben je waardeloos, dan ben je een opportunist, een gladjanus. Je moet net zo ver durven gaan als het werk van je eist’ Persoonlijke inzet bete- | |
| |
kent dat niet de feiten autobiografisch moeten zijn, maar wel de emoties. Daarom zegt in ‘Zonder hemd de straat op’ (Vliegers onder het matras) de hoofdpersoon, die schrijfster is: ‘De pijn is autobiografisch. De vernedering ook. Alles is waar wat ik verzin.’
| |
Relatie leven/werk / Kritiek
Net als Marion Bloem zelf reizen haar vrouwelijke personages veel, zijn zij meestal schrijfster of filmmaakster van beroep, en zijn zij echtgenote en moeder. Vanwege deze overeenkomsten en vanwege het feit dat Bloem als Indo over Indische Nederlanders schrijft, zijn veel critici steeds weer geneigd de nadruk te leggen op autobiografische aspecten in haar werk. Toch is het eerder de intieme, persoonlijke stijl van Bloem die de indruk wekt dat het om feitelijk autobiografisch materiaal gaat, dan dat er sprake is van werkelijk frappante overeenkomsten met haar eigen biografie. Als er al feiten in het werk overeenstemmen met haar leven, dan zijn die in de boeken altijd ondergeschikt gemaakt aan de fictie. In zijn recensie over Vaders van betekenis legt P.M. Reinders in feite de vinger op de zere plek: ‘De meeste schrijvers worden kopschuw bij de vraag naar het autobiografische in hun werk en niet ten onrechte. Marion Bloem schrijft echter zo persoonlijk en zo, laten we zeggen quasi- autobiografisch dat je wel een ijzeren wil moet hebben om die vraag niet te stellen. Alles wat ze schrijft heeft zo sterk de kleur en de geur van een persoonlijke belevenis dat ze die vraag gewoon uitlokt.’
| |
Stijl / Ontwikkeling
De toon van haar werk was aanvankelijk, in Geen gewoon Indisch meisje en in Rio, dagboekachtig: korte, onvolledige zinnen wekten een indruk van snelheid en gedrevenheid. Daarnaast gebruikte Bloem ook veel witregels, die een snel verspringende gedachtengang suggereren, en cursief gedrukte zinnen, die zoveel nadruk leggen op bepaalde opmerkingen dat het om ware hartekreten lijkt te gaan.
| |
Stijl / Kritiek
Deze dagboekstijl viel over het algemeen niet in de smaak bij de critici. Jaap Goedegebuure noemt de stijl van Rio onhandig en bakvisachtig. Vanaf Vaders van betekenis zijn de zinnen echter langer van adem, waardoor de stijl minder gehaast is geworden. Volgens Jacques Kruithof zijn in Vaders van betekenis de sporen van de dagboekstijl nog wel te vinden, ‘maar het is geen dominerende kunstgreep, en dus geen hinderlijke.’
| |
| |
Bloem gebruikt vrijwel geen metaforen, waardoor haar stijl beeldend is op een filmische manier. Wel zijn vaak scènes of gebeurtenissen in hun geheel allegorisch, zodat onder een eerste anekdotische verhaallaag een diepere betekenis schuil gaat. Zo wordt in Rio het probleem van Gelgel heel terloops besproken, terwijl het ogenschijnlijk oppervlakkige verhaal in zijn geheel dat probleem en de ontwikkelingsgang ervan symboliseert. Veel critici zagen in de eerste verhaallaag van Rio geen opening naar een tweede, zodat bijvoorbeeld Pieterjan Mellegerds het ‘gewoon een flutromannetje’ vond, en Jan-Hendrik Bakker meende dat de betekenis van de hoofdpersoon niet verder reikt dan haar eigen leventje. Wie daarentegen Rio beter gelezen hadden, zoals Jaap Goedegebuure en Wim Vogel, waren veel positiever over deze roman. De laatste schreef: ‘Het aardige nu van het nieuwe verhaal van Marion Bloem is dat dit conflict tussen begeerte en intimiteit, tussen afstand en overgave helder geanalyseerd en tenslotte nog alleszins bevredigend wordt opgelost ook.’
Vanwege de Indische achtergrond in de boeken komen er veel Indische woorden in voor en zijn de dialogen die door Indo's worden gevoerd, in het Nederlands zoals zij dat spreken: het Petjoek. Bloem doseert het Indische taaltje met gevoel voor maat. Het Petjoek bepaalt in niet geringe mate de sfeer in haar werk, zonder dat het dit laat verzanden in enkel wat exotische opsmuk.
| |
Thematiek
Het feit dat Bloem tevens schrijft over het schrijven, dat zij regelmatig het vertellen laat overnemen door een schrijversfiguur, versterkt het intieme karakter van haar werk: het is alsof zij ons over het verhaal heen persoonlijk toespreekt. Critici vatten dit vaak als een extra vingerwijzing op naar het autobiografische aspect. In de verhalen ‘Zwarte lampen’ en ‘Wit als zilver’ (Vliegers onder het matras) hebben beide hoofdpersonages een boek geschreven dat én dezelfde titel draagt als het betreffende verhaal én over hetzelfde onderwerp gaat. Het idee van de schrijver die een verhaal vertelt en tegelijkertijd het verhaal vertelt van een schrijver die dat verhaal vertelt, is een kenmerk van postmodernisme, dat overigens verder geen rol speelt in het werk van Bloem. Het schrijven is in het werk van
| |
| |
Bloem namelijk geen postmodernistisch uitstapje, maar een essentieel thema. Door te schrijven kunnen de personages van Bloem hun werkelijkheid ontvluchten; het is dezelfde motivatie als die waarmee zij zelf als kind al verhalen schreef. Zo doen de brieven die het jonge meisje Erica Roos in ‘De zijden draad’ aan een onbekende minnaar schrijft, haar het leven om zich heen vergeten.
Zoals de personages op zoek zijn naar de essentie van hun leven (hun identiteit, hun wortels of de passie), zo zoeken zij als schrijver naar het ene woord dat de essentie van een bepaald gevoel kan weergeven; evenzo zijn de verre reizen die zij ondernemen te vergelijken met de vlucht van de schrijver uit de dagelijkse werkelijkheid.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Marion Bloem en Maria Aarts, Joop speelt met een bal. Met tekeningen van Angela de Vrede. Tilburg 1975, Zwijsen, Spotjes, J. |
Marion Bloem en Maria Aarts, Jaap let op de tas. Met tekeningen van Angela de Vrede. Tilburg 1975, Zwijsen, Spotjes, J. |
Marion Bloem en Maria Aarts, Is pappa te dik? Met tekeningen van Angela de Vrede. Tilburg 1975, Zwijsen, Spotjes, J. |
Marion Bloem, Dot gaat met de lift. Met tekeningen van Angela de Vrede. Tilburg 1975, Zwijsen, Spotjes, J. |
Marion Bloem, Feest? Met tekeningen van Angela de Vrede. Tilburg 1975, Zwijsen, Spotjes, J. |
Marion Bloem, Mieke wil een peer. Met tekeningen van Angela de Vrede. Tilburg 1975, Zwijsen, J. |
Marion Bloem, Het plan van Marjan. Met tekeningen van Angela de Vrede. Tilburg 1975, Zwijsen, Spotjes, J. |
Marion Bloem, Een vrouw van sneeuw. Met tekeningen van Angela de Vrede. Tilburg 1975, Zwijsen, Spotjes, J. |
Marion Bloem, Overgang. Amsterdam 1976, Bert Bakker, Wetenschappelijke publikatie. |
Marion Bloem, Waar schuil je als het regent? Amsterdam 1978, In de Knipscheer, J. |
Marion Bloem en Ivan Wolffers, Hyperventilatie. Hoe de gezondheidszorg van onschuldige vage klachten een ‘echte’ ziekte kan maken. Amsterdam 1979, Bert Bakker, Wetenschappelijke publikatie. (2e herziene druk: 1985, Contact) |
Marion Bloem, De geheime plek. Baarn 1980, De Fontein, J. |
Marion Bloem, Matabia. Met illustraties van de schrijfster. Baarn 1981, De Fontein, J. (2e herziene druk, onder de titel Matabia, of een lange donkere nacht. Amsterdam 1990, Leopold) |
Marion Bloem, Geen gewoon Indisch meisje. Haarlem 1983, In de Knipscheer, R. (hernieuwde uitgave 1ste druk: Amsterdam 1985, Maarten Muntinga, Rainbowpocket 13) |
Marion Bloem, Kermis achter de kerk. Met illustraties van Irene Wolffers. Amsterdam 1984, In de Knipscheer, J. |
Marion Bloem, De mythe slaat terug. In: Uit den boze. Samengesteld en ingeleid door Robert-Henk Zuidinga. Amsterdam 1984, A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij, pp. 140-157, V. |
Marion Bloem, Klein maar sterk. Met tekeningen van Magda van Tilburg. Tilburg 1985, Zwijsen, Glijbaan, J. |
Marion Bloem, Brieven van Souad. Amsterdam 1986, In de Knipscheer, J. |
Marion Bloem, Zonder hemd de straat op. In: Er is niets poëtischer dan de waarheid. Schrijvers over Multatuli. Samengesteld door Ivan Wolffers. Amsterdam 1986, Contact, pp. 95-104, V. |
| |
| |
Marion Bloem, Oversized. In: Lees je knetter. Deel 4. Met tekeningen van Ted van Lieshout en Silvester Brobbel. Amsterdam 1986, Uniepers, pp. 71-79, JV. |
Marion Bloem, Lange reizen korte liefdes. Amsterdam 1987, De Arbeiderspers, R. |
Marion Bloem, Rio. Amsterdam 1987, De Arbeiderspers, R. |
Marion Bloem, Meisjes vechten niet. Breda 1988, De Geus, N. |
Marion Bloem, Vaders van betekenis. Amsterdam 1989, De Arbeiderspers, R. |
Marion Bloem, Vliegers onder het matras. Amsterdam 1990, De Arbeiderspers, VB. |
Marion Bloem, Gezichten van Zon. Met etsen van Jan Montyn. Z. pl. 1990, eigen beheer, GB. |
Marion Bloem, De honden van Slipi. Amsterdam 1992, De Arbeiderspers, R. |
Marion Bloem, Schilderijen en poëzie. Amsterdam 1992, De Arbeiderspers, GB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Fred Raadman, Kinderen tussen twee werelden. In: Leeuwarder Courant, 18-12-1982. (over Matabia) |
Max Smith, Na roman werkt Marion Bloem aan film over Indische Nederlanders. Indisch meisje op zoek naar identiteit. In: Amersfoortse Courant, 2-4-1983. (interview) |
Jaap Goedegebuure, De nauwe kloof tussen wal en schip. In: Haagse Post, 30-4-1983. (over Geen gewoon Indisch meisje) |
Dita Vermeulen, Geen gewoon Indisch meisje van Marion Bloem: ‘Wij hebben het eerst te maken met het feit dat we gekleurd zijn’. In: Serpentine, jrg. 3, nr. 9, mei 1983, pp. 24-26. (interview) |
Gerrit Jan Zwier, Koffie verkeerd. In: Leeuwarder Courant, 13-5-1983. (over Geen gewoon Indisch meisje) |
Stefaan Praet, Marion Bloem: geen gewoon Indisch meisje. In: De Morgen, 21-5-1983. (over Geen gewoon Indisch meisje) |
Fransje Drossaers, Een Indisch meisje doorbreekt het zwijgen. In: Viva, 27-5-1983. (interview naar aanleiding van Geen gewoon Indisch meisje) |
Hans Warren, Verbluffend debuut van Marion Bloem. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 18-6-1983. (over Geen gewoon Indisch meisje) |
Frank van Dijl, Marion Bloem: geen gewoon Indisch meisje. De jas van een ander zit nooit helemáál lekker. In: Het Vrije Volk, 16-7-1983. (interview) |
Hans de Wolf, Marion Bloem keerde terug naar Indonesië. Waar ik me buitenstaander voelde pakte ik de camera. In: Utrechts Nieuwsblad, 26-9-1983. (interview naar aanleiding van Geen gewoon Indisch meisje) |
Max Smith, Speurtocht naar de Indische geaardheid. Land van mijn ouders film van Marion Bloem. In: Het Binnenhof, 27-9-1983. (over documentaire Het land van mijn ouders) |
Ineke Jungschleger, Niet gewoon de dochter van de kleine boeng. In: De Volkskrant, 8-10-1983. (interview naar aanleiding van Geen gewoon Indisch meisje) |
Marja Käss, Je bent Indisch en daar moet je trots op zijn. Een programma over Marion Bloem. In: Literama, jrg. 18, nr. 9, januari 1984, pp. 427-436. (interview) |
Hanneke Hoekstra en Gittan Koperdraad, Marion Bloem en de vraag: ‘Wie ben ik?’ In: Belletrien, jrg. 1, nr. 1, februari 1984, pp. 9-15. (interview) |
Sawitri Suharsu, Jurk met drie lagen stroken. In: Lover, jrg. ti, nr. 5, maart 1984, pp 3-6. (over Geen gewoon Indisch meisje) |
Hanneke van Buuren, Nood aan wortels. In: Ons Erfdeel, jrg. 27, nr. 3, mei juni 1984, pp. 438-439. (over Geen gewoon Indisch meisje) |
Anne Rube, Kermis achter de kerk een apart en origineel boek. In: Utrechts Nieuwsblad, 24-11-1984. |
Roel van Dalen, ‘Ik doe gewoon mijn werk.’ In: VPRO-gids, 15-12-1984. (interview naar aanleiding van de documentaire Wij komen als vrienden) |
M. Janssen Reinen en Henk Reurslag, Interview met M. Bloem en F. Lopulalan. In: Jambe, jrg. 5, nr. 18, 1985, pp. 58-25. |
Marion Bloem, ‘De censuur zat in mijn gedachtes.’ Bewerking van een gesprek met Anja Meulenbelt. In: Wie weegt de woorden. De auteur en haar werk. Samengesteld en ingeleid door Anja Meulenbelt. Amsterdam 1985, pp. 56-73. |
Menne Merx, Marion Bloem zet ze er gekleurd op. Zulke teksten zou niemand op televisie durven brengen. In: Viva, 15-3-1985. (over Screentest) |
Alexander Jansen, Marion Bloem met de muziek mee. In: Preludium, jrg. 44, nr. 3, november 1985, pp. 6-7. (interview) |
Pim Wiersinga, De twee werelden van Marokkaanse meisjes. Gesprek met Marion Bloem over haar nieuwe roman. In: De Waarheid, 15-3-1986. (interview naar aanleiding van Brieven van Souad) |
| |
| |
Margot Klompmaker, Kind tussen twee culturen. In: Leidsch Dagblad, 9-5-1986. (over Brieven van Souad) |
Sylvia Dornseiffer, Marion Bloem. In: Lexicon van de Jeugdliteratuur, afl. 11, juni 1986. (vooral over haar kinderboeken) |
Aukje Holtrop, Brieven van Souad. Een Marokkaans meisje in Nederland. In: Vrij Nederland, 16-8-1986. |
Cees Veltman, Schrijfster Marion Bloem: ‘Het lijkt of in Nederland kilte de kwaliteit is’. In: HN Magazine, 14-3-1987. (interview) |
Frank Vermeulen, De gekte van het beminnen. In: Haagse Post, 25-3-1987. (interview naar aanleiding van Lange reizen korte liefdes) |
Joke Linders-Nouwens, Lange reizen korte liefdes, een indroevig relaas. Marion Bloems tweede roman nauwelijks integer. In: Haarlems Dagblad, 9-4-1987. |
Joost Zwagerman, Liefde als tweepersoonsgnosis. In: Vrij Nederland, 16-5-1987. |
Pim Wiersinga, Een heldin van deze tijd. In: De Waarheid, 1-6-1987. (over Lange reizen korte liefdes) |
Marion Bloem, Lange Broedfase. In: Algemeen Dagblad, 19-9-1987. |
Martin Bril en Paul Steenhuis, Het zuivere geweten van Marion Bloem. In: Vinyl, jrg. 7, nr. 11, november 1987, pp. 12-19. (interview) |
Onno Havermans, Marion Bloem zoekt de spanning van het aquarel. Iets moois verdwijnt, het Indische sterft uit. In: Tubantia, 23-12-1987. (interview) |
Jan-Hendrik Bakker, Luxe problemen in Brazilië. In: Haagsche Courant, 8-1-1988. (over Rio) |
Pieterjan Mellegers, Truttigheid en clichés bij Marion Bloem. In: Utrechts Nieuwsblad, 9-1-1988. (over Rio) |
Frank van Dijl, [Recensie]. In: Het Vrije Volk, 13-1-1988. (over Rio) |
Jaap Goedegebuure, Blokkendozen. In: Haagse Post, 23-1-1988. (over Rio) |
Wim Vogel, Een pantser opengebroken. Marion Bloem en het verlangen naar intimiteit. In: Vrij Nederland, 27-2-1988. (over Rio) |
Marja Käss, Van de dingen die niet voorbij gaan I. [Interview met] Margaretha Ferguson [et al]. In: Literama, jrg. 22, nr. 11, maart 1988, pp. 77-85. (interview) |
Jack van Gils, Geen gewoon Nederlands fotomodel. In: De Morgen, 28-6-1988. (interview) |
Jacques Kruithof, Monument voor een generatie. De twee vaderlanden van Marion Bloem. In: Vrij Nederland, 21-10-1989. (over Vaders van betekenis) |
Hans Warren, Vaders van gespleten stammen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 28-10-1989. (over Vaders van betekenis) |
P.M. Reinders, Marion Bloem over Indische Nederlanders. Oom Tjok, oom Broer en oom Didi. In: NRC Handelsblad, 15-12-1989. (over Vaders van betekenis) |
Joop van den Berg, Eresaluut aan de Indo. In: Trouw, 4-1-1990. (over Vaders van betekenis) |
Pieterjan Mellegers, Meeslepende roman Marion Bloem vergt veel van lezer. In: Utrechts Nieuwsblad, 12-1-1990. (over Vaders van betekenis) |
Suzanne van Norden, Een brug van Nederland naar Java. Plastic tas redt Marion Bloem. In: Surplus, mei/juni 1990. (over Vaders van betekenis) |
R.A.J. Kraaijeveld, Marion Bloem. Vaders van betekenis. In: Ons Erfdeel, jrg. 33, nr. 2, 1990, pp. 285-287. |
Natascha Sweering, Ik heb een extreme behoefte aan verandering. In: De Boekenkrant, jrg. 1, nr. 8, oktober 1990, pp. 25-27. (interview naar aanleiding van Vliegers onder het matras) |
Pieterjan Mellegers, De midlife-crisis van een schrijfster. De regen de baas. In: Utrechts Nieuwsblad, 16-11-1990. (over Vliegers onder het matras) |
Wim Vogel, De pijn is autobiografisch. In: Vrij Nederland, 24-11-1990. (over Vliegers onder het matras) |
Max Smith, Marion Bloem werkt aan stuk voor Theater van het Oosten. In: Amersfoortse Courant, 31-1-1991. |
| |
| |
Theo Hakkert, Lezingen. In: Tubantia, 21-3-1991. (interview) |
Hans G. Visser, Marion Bloem. Een meisje van betekenis. In: Indië in Holland. Schrijvers over hun Rijk van Insulinde. Interviews door Hans G. Visser. Amsterdam 1992, pp. 85-93. (interview) |
Willem Kuipers, Gebreid echtpaartje in de hitte. In: De Volkskrant, 27-3-1992. (over De honden van Slipi) |
47 Kritisch lit. lex.
november 1992
|
|