| |
| |
| |
Anna Blaman
door Leo Ross
1. Biografie
Johanna Petronella Vrugt werd op 31 januari 1905 als dochter van een Rotterdamse rijwielhandelaar geboren. Op 13 juli 1960 stierf zij als Anna Blaman, ‘grand old lady’ van onze literatuur, in dezelfde stad. (Alfred Kossmann: ‘Ze aanvaardde wat vroeg de rol van grand old lady.’) Ook toen zij zich ontwikkelde tot schrijfster van nationale faam en tot intellectueel die bij uitstek paste in het klimaat van het Franse existentialisme, bleef zij toch steeds Rotterdamse en verloochende in haar werk ook nooit haar kleinburgerlijke afkomst. Na de dood van haar vader in 1916 kocht haar moeder een pension, in Rotterdam, en daar is Blaman altijd honkvast blijven wonen, met moeder, zuster en zwager.
Na lagere school en ulo volgde Johanna Petronella Vrugt een opleiding tot onderwijzeres, haalde de hoofdakte, maar nooit de akte-handwerken, en werkte tot 1933 in tijdelijke dienst aan diverse lagere scholen in Rotterdam. Daarna vervulde zij administratieve baantjes bij gemeentebedrijven, steeds in tijdelijke dienst. Haar gezondheidstoestand was zo slecht dat men soms voor haar leven vreesde. In het Gemeenteziekenhuis maakte zij toen kennis met een verpleegster, Alie Bosch, die een bepalende rol in haar leven zou gaan spelen en die later ook model zou staan voor o.a. de figuur van Alide in Eenzaam avontuur. Uit die tijd, 1936/1937, stamt het Anna Blaman-pseudoniem, dat zij als schrijfster steeds gebruikt heeft. Men heeft dit pseudoniem wel in verband gebracht met Alie Bosch of ‘zuster B.’, zoals ze meestal met discretie aangeduid wordt: de naam ‘Anna’ had ze al (naast ‘Jo’) en ‘Blaman’ zou ontstaan zijn als omzetting van ‘man (van) Al(ie) B(osch)’.
| |
| |
Tijdens de oorlog studeerde Blaman MO-Frans in Den Haag. Examen deed zij in 1945, maar een loopbaan bij het middelbaar onderwijs heeft ze met die studie kennelijk niet beoogd. Na de oorlog leefde ze toch hoofdzakelijk van de opbrengst van haar boeken en van lezingen. Men krijgt de indruk dat de studie in de eerste plaats aan haar behoefte aan meer intellectuele ontplooiing tegemoetkwam en haar zelfvertrouwen bevestigde. Behoefte aan maatschappelijke functie of status stak er niet achter.
Anna Blaman debuteerde betrekkelijk laat: in 1939 met gedichten en novellen in het tijdschrift Werk, in de ‘jongerenalmanak’ In aanbouw en in Criterium, Helikon en Ad interim. Haar eigenlijke eerste werk was al in 1929 voltooid: de roman Peter Minne, maar zij zag van publikatie af. Waarschijnlijk vond zij het boek niet sterk genoeg, het ontbrak haar aan zelfvertrouwen en het moeizaam geldverdienen in de crisisjaren en haar veelvuldig ziekzijn stelden haar, debuut nog tien jaar uit. Eigenaardig te bedenken dat zij generatiegenoot van Menno ter Braak was, maar pas zoveel later literair aan bod kwam! - Na de oorlog schreef zij wel in kranten, een reeks ‘vrouwenportretten’ in De Groene, toneelrecesties in Vrij Nederland, een aantal bijdragen in Het Vrije Volk die later voor een deel in het boekje Anna Blaman over zichzelf en anderen gebundeld werden. Een bekend artikel publiceerde zij in Maatstaf, mei 1954: ‘Het laatste woord over Eenzaam avontuur’.
In Rotterdam werkte ze mee aan de oprichting van een naoorlogse ‘Rotterdamse Kring van Auteurs’ en zij werd dramaturge (een in die tijd in Nederland nog nieuwe functie) aan de Rotterdamse Comedie.
Het werk van Anna Blaman werd voor de eerste maal bekroond door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde: aan Eenzaam avontuur werd in juni 1949 de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs toegekend. Blaman vond het juryrapport betuttelend en weigerde.
In 1950 ontving Blaman voor hetzelfde boek de Literatuurprijs van de gemeente Amsterdam. Zij accepteerde.
In dat jaar kende het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen haar een reisbeurs toe. Het geld besteedde Blaman in Frankrijk. Daar deed zij o.a. de inspiratie op voor
| |
| |
een novelle ‘Hotel Bonheur’ (Overdag en andere verhalen). Een verslag, waarin zij de besteding van het geld verantwoordt aan het Ministerie, publiceerde Struyker Boudier in het boekje Anna Blaman Fragmentarisch.
In 1956 ontving zij weer de Literatuurprijs van de gemeente Amsterdam, ditmaal voor Op leven en dood, en in 1957 de P.C. Hooftprijs voor haar gehele oeuvre.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Relatie leven/werk
Centraal in het werk van Anna Blaman staat: de intermenselijke relatie, met een duidelijk accent op de liefdesrelatie, vooral de erotische. Blaman gaat, om met Berthe in Eenzaam avontuur te spreken, na ‘hoe de mensen zich verhouden tot de mensen’, en wat de erotiek betreft, daarvan verklaarde zij ‘dat (zij) de erotisch georiënteerde menselijke relatie niet anders kan zien dan als een grondslag van leven die maar al te vaak het menselijke bestaan zeer breed en zeer langdurig beïnvloedt’. Het zijn in haar werk veelal volwassen en zelfstandige individuen die relaties aangaan en zich daarbij rekenschap geven van hun mogelijkheden en beperkingen. Maatschappelijk aanvaarde normen of waarden hebben nauwelijks invloed, aan mogelijke consequenties van de liefde zoals huwelijk en kinderen wordt weinig of geen aandacht besteed. Het is bijvoorbeeld onduidelijk en vooral onbelangrijk of Kosta en Alide in Eenzaam avontuur getrouwd zijn (Maatje noemt het boek in zijn dissertatie Der Doppelroman ten onrechte een ‘Ehebruchsroman’) en over kinderen wordt meestal zelfs op negatieve toon gesproken: ‘een kind het leven geven’, zegt Sara in Vrouw en vriend, ‘wat een verantwoording. Nogal een mooi geschenk’, en als een geliefde in Op leven en dood plotseling fluistert: ‘geef me een kind’, brengt het noodlot aan de minnaar Stefan ‘met een onzichtbare vuist een enorme slag toe in de hartstreek’. Men zou kunnen zeggen dat Blaman, toen zij zichzelf als Kosta en als Stefan uitbeeldde, als mannen dus, toch vanuit lesbisch perspectief bleef schrijven. Waarom schreef ze dan niet openlijk over lesbiennes? Annie Romein zag in de lesbische dimensie in Blamans werk kritiek op de ‘normale’ liefde, maar Blaman ontkende zeer beslist ooit zo'n intentie gehad te hebben: ‘Want
als dat nu wel het geval zou zijn, dan vraag ik me toch af: waarom heeft Kosta dan zulke bittere tranen geschreid toen zijn rozenprieel aan stukken ging?’ Het lijkt ook onwaarschijnlijk dat de schrijfster zich verdekt heeft opgesteld uit angst voor maatschappelijke repercussies. Diegenen die haar gekend hebben, zijn eenstemming van oordeel dat zij nooit moeite heeft gehad met het aanvaarden van haar aanleg. Erover schrijven is dan nog iets anders, maar hier zou
| |
| |
men de lange incubatietijd van dit schrijverschap in rekening kunnen brengen, de jaren waarin zij haar zelfvertrouwen bevestigd heeft, en ook het feit dat Blaman zich aanvankelijk op verzen toelegde, want aan de poëzie met haar select publiek is meer gepermitteerd dan aan het proza. Toen Blaman met haar Eenzaam avontuur voor de dag kwam, was ze over zulke bedenkingen wel heen. Waarschijnlijk heeft zij, door de vrouw-vrouw-verhoudingen in haar leven in haar boeken te vertalen in man-vrouw-verhoudingen, een zekere vervalsing van haar intenties willen voorkomen. Haar lezers konden die dan niet meer naast zich neerleggen met het excuus: dit alles geldt misschien voor Lesbos, maar zeker niet voor ons.
Intussen merkte het publiek toch dat er iets met die manvrouw-relaties aan de hand was. Alfred Kossman schreef aan die ‘vertaling’ toe (èn aan de onscherpe maatschappelijke contouren van de mannelijke hoofdpersonen) dat het werk ging ‘zweven’ en Vestdijk voorspelde op de ‘liefdesrazernij’ in Eenzaam avontuur de meeste bizarre reacties bij de Hollandse lezers. Zó'n onverholen en verbeten aandacht voor de liefde en de erotiek, zo weinig zin voor de betrekkelijkheid van alle dingen, en dat bij een vrouw! - dat herinnerde aan De naakte waarheid van Alie van Wijhe-Smeding en dat zou men de schrijfster weleens betaald zetten. Het grappige is dat Anna Blaman zelf een dergelijke reactie in Eenzaam avontuur had ingebouwd. De broer van Yolande, na een bittere ervaring met een meisje, trekt zich terug in zijn slaapkamer, werpt zich op bed, huilt, vertoont kortom een gedrag dat bedenkelijke overeenkomst met dat van de hoofdfiguur Kosta gaat vertonen. Maar dan grijpt de moeder in: ‘Als die meid jou zo zag, dan zou ze lachen of huilen om je, maar ze zou niet van je houden, ezel,’ zegt ze en even later: ‘Mannen die om vrouwen janken zijn geen mannen.’
| |
Kritiek
Afwijzende kritiek op Eenzaam avontuur en ook op ander werk van Blaman (maar Eenzaam avontuur is nu eenmaal het boek dat haar beroemd maakte) kwam uit elke hoek van de Nederlandse samenleving, zeker niet alleen uit christelijke hoek. Met Theun de Vries raakte Blaman zelfs in discussie. De Vries schreef: ‘Wij marxisten zijn puriteinen en denken aan niets dan aan onze komende maatschappij en hoe wij
| |
| |
haar goed en deugdelijk en bewoonbaar moeten maken. Wij kunnen niets meer verdragen dat naar de denkwijze en de “moraal” van de afgedankte wereld smaakt.’ Blaman antwoordde dat ‘in welke sociale verhoudingen ook de liefde altijd de mensen in een sterk verindividualiseerde relatie tot elkaar zal brengen’ en dat juist dat weglopen voor ‘de individuele bewustwording’ eens mede leidde tot het nationaalsocialisme. Elders stelde Blaman haar opvatting van de intermenselijke relatie ook tegenover het abstracte fanatisme van het communistische ideaal, dat tot concentratiekampen en zuiveringsprocessen leidt. Theun de Vries van zijn kant hield nog jaren later, in Literama, vol dat Blaman, door Sartre en Simone de Beauvoir wel te bewonderen, maar in hun revolutionaire consequentie niet te volgen, haar ‘kansen op grootheid en scheppende wiekslag aanmerkelijk geknot’ had.
| |
Kunstopvatting / Visie op de wereld
Intussen had Blaman de discussie met het marxisme ook binnen een roman gebracht. Stefan, in Op leven en dood, wordt door een communistisch groepje uitgedaagd, hij slaat er geen erg sterk figuur, maar houdt wel voet bij stuk: ‘En als ik nu eens bleef wie ik ben, een individualist die op eigen niveau denkt en werkt en die geen bliksem voelt voor een cultuurpolitiek die zich opzettelijk instelt op een groot collectief en alle cultuurwaarden die daar buiten om of bovenuit gaan in de ban doet?’ Het romanfragment houdt verband met een in werkelijkheid gevoerde discussie, waarover de dissertatie van Struyker Boudier ons inlicht. In die discussie beriep Blaman zich op Van oude en nieuwe Christenen van Ter Braak. En inderdaad, als men Blaman leest over de verantwoordelijkheid van de schrijver, kan men haar rekenen tot de individualisten, geestverwanten van Forum.
Maar er is een duidelijk accentverschil. Bij Blaman geen baldadigheid of geharnaste polemiek zoals bij Ter Braak en Du Perron, maar de vereenzaming van de Westeuropese mens in het huidige stadium van onze cultuur, beseft als tragisch noodlot, doorleefd tot wanhoop toe. ‘Het gaat in alle moderne literatuur van enig belang om de situatie van de eenzame mens in een vijandige, problematische of op z'n minst onverschillige wereld,’ schreef zij in een opstel. ‘De roman in opspraak’ (Haagse Post, 26 mei 1956). Ver houden
| |
| |
haar eenlingen op kamers in pensions zich dus van maatschappelijke bewegingen. Met het probleem van de vrouwenemancipatie rekende Blaman in één zin af: ‘De emancipatie van de vrouw is beslist geen probleem meer waarover we nog met verhitte gemoederen zullen gaan bekvechten,’ schreef ze in 1956. En van de roman over het C.O.C., homofielenvereniging waarvan de onwaarachtigheid haar hinderde, zag ze af, omdat ze het onderwerp bij nader inzien toch niet interessant genoeg vond.
| |
Thematiek
Boven alles wat Blaman schreef, zou men ‘Eenzaam Avontuur’ kunnen zetten of minstens ‘Eenzaamheid’. Eenzaamheid is het grondmotief van haar werk, een eenzaamheid die het diepst beseft wordt juist waar het uiterste contact, de éénwording van de ene mens met de ander verwacht of zelfs verlangd wordt: in de liefdesrelatie. De erotiek speelt een belangrijke rol in Blaman werk, de veeleisende erotiek van de jaloerse mannelijke partner in Eenzaam avontuur, het troosteloze zoeken naar een nieuw contact nadat men op een nulpunt is beland, in Op leven en dood. In het latere werk wordt nog wel waakzaam nagegaan ‘hoe de mensen zich verhouden tot de mensen’, maar de jaloerse aandacht van Eenzaam avontuur, de liefde, wordt gedempt tot charitas, ‘een klein beetje redelijke aandacht, niet uit liefde voor elkaar (dat is te veel gevraagd, véél te veel), maar alleen om elkaar het leven mogelijk te maken’, en zelfs in deze ‘redelijke aandacht’ schieten de mensen - in ‘De zwemmer’ (Overdag en andere verhalen) nog te kort.
Met het thema van de jaloerse aandacht (de minnaar treedt als detective op, de geliefde als gifmengster die moet worden ontmaskerd) verbindt zich het motief van weten en nietweten, van schijn en wezen, in psychologische zin (het uiterlijk gedrag staat tegenover het onbewust driftleven) en in de zin van de existentiefilosofie (de rol die men speelt en die de anderen waarnemen tegenover de identiteit die men zelf ervaart).
Vaak vindt men ook bij Blaman het motief van ziekte, lijden en dood, een trits die wel met haar wankele gezondheid te maken heeft, en het motief van het hart, traditioneel romantisch als zetel der gevoelens, maar tegelijk als realistische hartspier, dreigend met een infarct.
| |
| |
Direct uit eigen levenservaring putte Blaman de pensions waarin haar figuren zo vaak huizen (het motief van het op-kamer-wonen, dat wil zeggen niet in een huiselijke sfeer, maar toch ook niet anoniem zoals in een hotel en zeker niet zelfstandig) en ook haar hospita's, vaak schilderachtige figuren die gasten bespioneren en uithoren en toch ook bedienen en die soms een moederrol vervullen, zoals de hospita van detective King in Eenzaam avontuur. ‘Mijn moeder was een pensionhoudster, dus ik weet als 't er op aan komt precies wat een pensionhoudster is’, denkt Stefan in Op leven en dood. Opvallend is de aandacht voor het gebit in het werk van Blaman, aantrekkelijke blanke tanden, tanden met wolf, valse tanden, ontstoken tanden die getrokken moeten worden zoals bij Hilda in Eenzaam avontuur, Hilda ‘die in haar tanden zat te peuteren en je dan wees, met ruwe vinger, welke tand er nu weer aan geloven moest’. Het was een preoccupatie van de schrijfster die bijzonder irritant gewerkt heeft op haar lezers. ‘Waarom moet u het altijd over tanden en kiezen hebben?’ vraagt een criticus aan Erica Hart, Blamans alter-ego dat in ‘Feestavond’ (Ram Horna en andere verhalen) een novelle voorleest. Een tweede toehoorder daar neemt het dan voor Erica op: ‘Zolang witte, gele of groene tanden en kiezen jou intrigeren, zolang behóór je 't te hebben over tanden en kiezen’.
| |
Stijl
Hoewel stijl en taalhantering waarschijnlijk doorslaggevend zijn bij het bepalen van een waardeoordeel, is er over dit aspect van de letterkunde nooit veel steekhoudends gezegd. Het is een materie waar men moeilijk aanknopingspunten vindt. Nergens lopen de meningen zo gemakkelijk uiteen. Bij het bespreken van bijvoorbeeld de roman die Blaman samen met Josepha Mendels op stapel zette (Struyker Boudier publiceerde de vier voltooide hoofdstukken), bleek de ene criticus getroffen door het verschil tussen de nadrukkelijke, logge, typisch Hollandse stijl van Blaman en de lichtvoetige van de Parisienne, terwijl de ander vond dat Blaman onder Mendels' invloed juist bijzonder goed op dreef gekomen was.
L. Th. Lehmann, die in Eenzaam avontuur ‘een nieuwe Naakte Waarheid’ zag, viel vooral over het ‘krankjoreme’ van Bla- | |
| |
mans stijl. Als voorbeeld citeert hij de woorden: ‘Met een bloedwaas voor mijn ogen en een sirene in mijn gehoor’. In Eenzaam avontuur vindt men die woorden terug in een scène waarin Kosta aan vertwijfeling ten prooi valt: ‘Met een bloedwaas voor mijn ogen en een sirene in mijn gehoor begon ik op de stoelen in te trappen. Jij lafaard! Ik hijgde van de inspanning en toen de kamer één ravage van mijnvernielzucht was geworden stond ik plotseling doodstil, bevend van top tot teen. Ik was nog grotere lafaard dan ik ooit had kunnen denken. Op de tafel bij mijn divan stond een fles halfvol jenever. Die had ik gespaard. Zo laf was ik. (...) Ik giechelde en liep er toen op af.’ Het zal voorlopig wel een kwestie van smaak blijven of men hierin ‘onbeholpen en krampachtige pogingen om literaire taal te schrijven’ ziet of de adequate uitdrukking van een ietwat excessieve gemoedstoestand.
Het taalgebruik van Anna Blaman is nooit alledaags of nuchtertjes noterend, maar juist sterk beeldend en poëtisch. Hoor hoe zij een nachtelijke wandeling door een bos laadt met emotie en betekenis:
‘De maan stond groot en dromerig aan 't firmament en doordrong het bos van prachtig en gevaarlijk licht. In maanlicht is de wereld meer dan ooit zichzelf, een eeuwige, een essentiële wereld, buiten alles wat er eeuw na eeuw gebeurde om. In het bos eeuwige paden, met boomwortels als oude reptielen, met plotseling soms hier en daar als incarnatie van een boze geest een padde, miniatuurkrokodil, in manestralen gefixeerd. De struiken roerloos, verbleekt, in melancholische praal; ze hebben een ziel, dat is wel zeker, maar wie begrijpt dat overdag? En met de bomen 't zelfde: mooi overdag, maar in het maanlicht dromerig geladen, vol besef hoe zeer ze overdag dit paradijs ontberen.’
Het proza van Blaman is poëtischer en beeldender dan haar gedichten waren. Soms treft men ook bladzijden aan, zó jambisch dat men ze in blanke verzen zou kunnen herschrijven, zoals (ik kies vrij willekeurig) in ‘Rosalie’ (Ram Horna): ‘Ze hing haar pruik dus aan een spijker aan de muur’ (∪ -/ ∪ -/ ∪ -/ ∪ -/ ∪ -/ ∪ -), ‘Ze had haar nachtjapon al aan’ (∪ -/ ∪ -/ ∪ -/ ∪ -), ‘een wit flanellen nachtjapon die haar verdorde lichaam ruim verhulde’, enzovoort.
Humor was niet Blamans sterkste kant, maar toch telkens
| |
| |
onnadrukkelijk aanwezig. Neem de hospita van King: ‘Ze was erg dik, maar in morele spanningen om King ontsteeg ze elke amechtigheid en werd dat dikke lichaam een vlot voertuig van de ziel’.
Blaman was zich zeer bewust van haar stilistische vermogens en ze stak dat niet onder stoelen of banken. Zo laat ze Kosta aan zijn King-detectiveverhaal schrijven en zich dan tot de lezer wenden: ‘Begrijp je, lezer, hoe ik me voelde toen ik die laatste woorden aan het papier had toevertrouwd (...)? Ik voelde me gelukkig, want die bladzijden (...) zijn groot, wie schrijft me die zo na?’ En zelf schreef ze toen aan Jeanne van Schaik-Willing: ‘Ik heb gisteren en vooral vandaag heerlijk gewerkt en een paar goede (nee, het zijn prachtige) bladzijden aan mijn roman toegevoegd’.
| |
Techniek
Kenmerkend voor Anna Blamans verteltechniek is de afwisseling van het vertellersstandpunt: soms is er een alwetende verteller, soms wordt een fragment door één der handelende personen verteld, dan weer treedt opeens een ‘ik’ als verteller op. Maatje sprak hier van een nonchalante toepassing van moderne vertelprocédés, een eigenschap van trivialiteit (maar het is de vraag of ‘triviale’ boeken zo'n variatie in ‘point-of-view’ wel kennen). Struyker Boudier vond in Blamans verteltechniek de betrekkelijkheid van de menselijke werkelijkheidskennis, kenmerk van de moderne roman, weerspiegeld. In elke geval is die stoelendans van de vertellers boeiend en ook verwarrend: ‘Men moet goed lezen om dat te kunnen volgen’. En als Blaman haar verhaal onderbreekt om zich vertrouwelijk tot de lezer c.q. toehoorder te wenden, betrekt zij hem wel sterk bij dat verhaal: men meent haar stem te horen zoals op het grammofoonplaatje dat van haar bestaat, waarop ze een stuk uit De verliezers voorleest.
Een schitterend voorbeeld van een ‘dubbelstructuur’ gaf Anna Blaman met Eenzaam avontuur. In zo'n Doppelroman onderscheidt met twee ‘verhaaldraden’, twee afzonderlijke verhalen waarvan de betekenis pas duidelijk wordt als men ze op elkaar betrekt. In Eenzaam avontuur is Kosta bezig aan een detectiveroman, aanvankelijk amusement, dat echter in de loop van het verhaal voor Kosta de manier blijkt om zich de tragiek van zijn verhouding tot Alide bewust te maken. De
| |
| |
ontknoping van dat verhaal, de afrekening met Alide, wordt door het detectiveverhaal geleverd. En zo groeit Eenzaam avontuur zelfs uit tot een roman over de functie van de roman, met de functie van het schrijverschap als immanente thematiek. Blaman heeft dat ook zelf zo ervaren: ‘Die roman is het uitschrijven van een zeer waarvan ik nog niet grondig genezen ben; waarschijnlijk is het juister om te zeggen dat die roman zich volkomen geïdentificeerd heeft met dat zeer, en dat eigenlijk al zelf geworden is’, schreef ze in een brief.
| |
Ontwikkeling
Met Eenzaam avontuur bereikte Anna Blaman een hoogtepunt van complexiteit en zeggingskracht. Zelden is in onze literatuur zo onverholen, zo verbeten doorgedacht en doorgefantaseerd op de jaloerse erotiek en de fatale ontrouw: het verderf dat alles aantast wat aanvankelijk zuiver leek en zelfs idyllisch, Kosta's onwil en zijn onvermogen om de geliefde te zien zoals ze werkelijk is, de vindingrijke en wanhopige belegering van een ondoordringbaar geheim. In de roman Op leven en dood vinden we Kosta terug als Stefan, voortlevend ‘met een dood hart’. Het boek beschrijft een leerproces. Stefan aanvaardt het menselijk tekort, erotisch uitgebeeld als ‘liefde binnen de begrenzing van de bloedsomloop’, bescheiden eerste verworvenheid na een bankroet. De laatste (onvoltooide) roman De verliezers was bedoeld als een pendant van Eenzaam avontuur. Nog steeds wel onverholen, maar lang niet zo verbeten meer en sterk vereenvoudigd beschrijft Blaman hier de verhouding tussen de vereenzaamde Kostiaan en de verpleegster Driekje, zijn wat lastige beroep op haar ‘talent voor liefde’; het boek stelt stabiliteit en charitas tegenover de ‘liefdesrazernij’ van vroeger. Het werd dan ook door sommige critici langdradig gevonden (in de wandelgangen zei men: ‘de verliezer is de lezer’), maar Van Heerikhuizen schreef: ‘Men leest het ademloos geboeid om de steeds weer feilloze bouw en formulering, en ontroerd en geschokt zoals men dat anders alleen maar door het directe leven kan worden’.
De korte roman De Kruisvaarder staat ietwat terzijde in het oeuvre. Het optreden van de machteloze figuur van God in dit boek illustreert de stelling dat de mens door bewust handelen gebruik maakt van goddelijke vermogens en zin geeft aan het blinde noodlot. Het boek is opgezet in korte, sterke
| |
| |
scènes, sterk filmisch, maar die verfilmbaarheid is nog geen Nederlandse cineast opgevallen.
| |
Relatie leven/werk
Sinds Henk Struyker Boudier voor zijn proefschrift de titel Speurtocht naar een onbekende koos, werd Blaman een der meest ‘bekende’ auteurs van Nederland. Duidelijk werd ook het uitgesproken autobiografische karakter van haar werk. Dat zij Jeanne van Schaik-Willing met de novelle ‘Engelen en demonen’ (Ram Horna) de stuipen op het lijf joeg, deed dat verhaal althans voor mij in waarde stijgen, en ook keek ik even ervan op toen ik in de bassiste in ‘Hotel Bonheur’ Blamans zuster Corrie Lührs herkende: ik had die zuster altijd als een wat misplaatste grap beschouwd. Er is weleens gezegd dat Anna Blaman geen fantasie had of haar fantasie niet wilde of kon gebruiken. Blijkbaar gebruikte zij haar fantasie in het dóórdenken op gegevens die zij in haar beperkte omgeving zeer scherp weernam. Een mooi voorbeeld van dit dóórfantaseren op een bepaald gegeven is haar bijdrage aan Het gele huis te huur (een initiatief van H.J. Smeding), bonte bundel verhalen van tien schrijvers geïnspireerd op een schilderij van Willink.
| |
Visie op de wereld
Kunstopvatting
Anna Blaman heeft talrijke lezingen gehouden, lezingen die niet uitgeschreven werden en waarvan de notities ook niet zijn gepubliceerd. Wie haar gehoord heeft, weet hoe zij een zaal in haar ban wist te slaan, door haar prachtige stem en door een manier van kijken die haar publiek het gevoel gaf alsof zij zich tot ieder persoonlijk richtte. Uit de artikelen en beschouwingen in Anna Blaman over zichzelf en anderen krijgen we een indruk van de ernst van haar opvattingen. Helaas is haar essayistisch werk niet vrij gebleven van een humanistische preektoon, zoals uit het volgend citaat blijkt: ‘Christus nam het lijden van heel de mensheid op zich; dat is voor de één een concreet feit, voor de ander beeldspraak. Maar zowel voor de een als voor de ander is dit het grote lichtende symbool voor de enige soort liefde die een hoofdletter waard is: de liefde die solidair is in het lijden, wie er ook lijdt. Albert Camus, die christen zonder God, zou het met me eens zijn geweest als dit artikeltje ooit onder zijn ogen had kunnen komen. Hij geeft in zijn roman “La Peste” aan één van zijn personages als levensbeginsel: Etre avec les victimes. Dat is
| |
| |
een levensbeginsel, dacht ik, waartoe ieder fatsoenlijk mens komt of in ieder geval zou willen komen.’
Hoewel Anna Blaman niet veel voelde voor theoretiseren over literatuur, heeft zij haar visie op de kunst, c.q. de literatuur toch een aantal malen duidelijk verwoord. Zij steunde dan met name op Ter Braak en diens opvatting van het dichterschap zoals die in Carnaval der burgers is neergelegd. De waarde van een boek wordt voor Blaman bepaald door de waarachtigheid waarmee de schrijver zijn persoonlijke problematiek gestalte geeft. Kunst is ‘naar haar oorsprong individualistisch als geen andere menselijke uitingsvorm’ en functioneert als ‘tegenkracht die de individualiteit voor verstikking en de gemeenschap voor verstarring behoedt’. Komt een auteur tot publikatie of, zoals Blaman het plastisch uitdrukt, scheept hij de wereld met zijn werk op, dan moet ‘het feit dat hij als oprecht kunstenaar in zijn werk getuigenis aflegt van zijn diepste levensernst’ het uithouden tegen een kritiek vol onbegrip en soms moedwillig misverstand: de burgers zullen het de dichters betaald zetten en ‘liefst zo kwetsend mogelijk’.
| |
Traditie / Verwantschap
Duidelijk is dus wel de invloed van Forum op de theoretische geschriften van Blaman. In haar verhalen en romans sluit zij zich echter aan bij een stroming die ná Forum kwam, het zgn. romantisch-realisme zoals dat beleden werd door het tijdschrift Criterium. De romantisch-realisten (Hoornik, Daisne) streefden ernaar de nuchterheid, de soberheid en de eis van de persoonlijke verantwoording die de kenmerken van Forum waren geweest, weliswaar te behouden, maar dan in combinatie en geïntegreerd met ‘poëtische’ waarden (droom, verlangen) waarvan men meende dat ze door Ter Braak en Du Perron in het verdomhoekje waren gezet. Zo vinden we in Eenzaam avontuur, waarvan de dubbelstructuur geïnspireerd was op de romantisch-realistische roman De trap van steen en wolken van Johan Daisne, de psychologische scherpzinnigheid en de confrontatie, de afrekening met een persoonlijk probleem uit de school van Forum geplaatst in een conceptie van literatuur waarvan Forum niet gedroomd zou hebben: de schijnbaar chaotische compositie waarnaast die van Max Havelaar eenvoudig lijkt, een overladen taalgebruik, nadrukkelijke symboliek, leitmotieven als betrof het een opera (bijv.
| |
| |
het terras waarop herhaaldelijk twee mensen tegenover elkaar geplaatst worden). En hoe romantisch leeft de natuur met Blamans personages mee! ‘De mist was zwaar van onbestemd verdriet en brak in tranen uit’, heet het in ‘Zonder honger, zonder medelijden’ en de rode beuk in de novelle van die naam lijkt helemaal op de hoogte van het menselijk gebeuren.
Na de oorlog zien we in het werk van Blaman de invloed van Sartre en Camus. Haar alter-ego Erica Hart verwoordt zeker een gedachte van Blaman als zij, met een verwijzing naar Frankrijk, vaststelt dat de roman zich ontwikkelt in ‘de richting van de geromantiseerde of gedramatiseerde wijsgerige probleemstelling’. In een artikel ‘Heeft de roman afgedaan?’ schrijft Blaman: ‘Er vindt stellig een accentverschuiving plaats in de roman; het gaat nu niet meer in de eerste plaats om de psychologische analyse, maar er wordt een nieuw facet van de menselijke psyche litterair doorleefd en doordacht, nl. dat van de existentiële (helemaal niet noodzakelijkerwijze existentialistische) problematiek.’
| |
Kritiek
De eerste roman, Vrouw en vriend, verscheen in 1942, een slechte tijd voor de literatuur en ook voor de kritiek. Er is een beoordeling uit maart van dat jaar, door Chr. de Graaff (Algemeen Handelsblad), die enerzijds ‘kwaliteit van stijl en compositie’ opmerkt en de afwisseling van vertellersperspectief een geslaagd experiment vindt, anderzijds het boek in de toenmalige discussie over ‘ontaarde kunst’ betrekt: de personen ‘zijn stuk voor stuk abnormaal, of liever zij zijn abnormaal gezien’, het boek is ‘morbide’. Na de oorlog meende Vestdijk dat Vrouw en vriend het Europese peil van onze letteren bewees. Maar beroemd werd Blaman eerst met Eenzaam avontuur: ‘Het begon met een schandaal, de enige manier om in Nederland een literair sukses te verwerven. Via dat schandaal heeft zij een publiek gekregen dat echt van haar werk ging houden’ (aldus Alfred Kossmann). En hier moet dan het tamelijk genante ‘boekentribunaal’ vermeld worden dat in 1949 tijdens de Boekenweek te Rotterdam werd gehouden en waarbij in een quasi-formele aanklacht ‘psychologische inconsistentie’, ‘roman-compositorische gebrekkigheid’, ‘verwoordingstekortkomingen’, ‘opzettelijke mislei- | |
| |
ding van het lezerspubliek’ en nog veel meer aan Blaman en haar boek ten laste werd gelegd. Blaman distantieerde zich van de affaire. ‘Er gebeurde daar met mijn werk al wat je je alleen in een nachtmerrie zou kunnen voorstellen. Het werd bespottelijk gemaakt, gehoond en uitgelachen...’ In maart/april 1949 verscheen ook de geruchtmakende aanval van L.Th. Lehmann in Libertinage, volgens W.F. Hermans ‘de enige desinfecterende handeling die het blad ooit heeft verricht’ (Mandarijnen op zwavelzuur). Lehmann noemde
Eenzaam avontuur ‘platvloers, mislukte-pudding-achtig, klonterig, draderig, knoedelig, lianerig, broeikasserig, kleverig en klunzig’. Het is niet duidelijk welke idee er achter Lehmanns schijnbaar puur literaire aanval schuilgaat. Misschien verraadt die zich in zijn visie op de figuur van Kosta: ‘Zijn geest produceert niets dan verlangens naar Alide en rare detectiveromans’. Met andere woorden: het is onaanvaardbaar dat een gezonde vent zich zó volkomen door een erotische problematiek in beslag laat nemen. ‘Morbide’, zou Chr. de Graaff zeggen.
De kritieken op het latere werk zijn veel gematigder van toon. Na de verschijning van de dissertatie van Henk Struyker Boudier (waaraan deze kritische beschouwing zéér schatplichtig is, zoals trouwens de meeste nadien geschreven stukken over Blaman) leefde de discussie om de schrijfster weer op, in de vorm van polemieken van persoonlijke aard.
| |
Publieke belangstelling
Inmiddels zal het niet lang meer duren of Eenzaam avontuur beleeft zijn dertigste druk.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Anna Blaman,... In: H.J. Smeding, Het gele huis te huur en verhuurd aan tien schrijvers: F. Bordewijk, Elisabeth Zernike (e.a.). Verzameld en ingeleid door H.J. Smeding, Bussum 1940, De Kern, pp. 50-63, N. (Tweede druk: 1978) |
Anna Blaman, Vrouw en vriend. Amsterdam 1941, Meulenhoff, R. |
Anna Blaman, Ontmoeting met Selma. Utrecht 1943, Schildpadreeks, II, 5. Uitg. Jac. P. Romijn, N. |
Anna Blaman, Eenzaam avontuur. Amsterdam 1948, Meulenhoff, R. |
Anna Blaman, De Kruisvaarder. Amsterdam 1950, Meulenhoff, R./N. |
Anna Blaman, In duizend vrezen, wagenspel, [1956], T. |
Anna Blaman, Ram Horna en andere verhalen. Amsterdam 1951, Meulenhoff, VB. |
Anna Blaman, De doolhof Roman door Anna Blaman, Antoon Coolen (e.a.). Amsterdam [1951], Het wereldvenster, R. |
Anna Blaman, Op leven en dood. Amsterdam 1954, Meulenhoff, R. |
Nel Noordzij, Schrijvers blootshoofds. S. Vestdijk, Anna Blaman (e.a.), Over de roman en eigen werk. Amsterdam 1956, De Bezige Bij, pp. 35-44, E. |
Nel Noordzij, Overdag en andere verhalen. Amsterdam 1957, Meulenhoff, VB. |
Nel Noordzij, Het Costerman-oproer. Wagenspel. [1957], T. |
Nel Noordzij, Het De Vletter-oproer. Wagenspel. [1959], T. |
Nel Noordzij, Fragment uit: De verliezers. Stemmen van schrijvers. Grammofoonplaat (45 t.) SVS 6007-1. Bijgevoegd de tekst en bibliografische gegevens. Den Haag/Amsterdam 1960, Nederlands Letterkundig Museum, Querido. |
Nel Noordzij, De verliezers. Amsterdam 1960, Meulenhoff, R. |
Nel Noordzij, Verhalen. Amsterdam 1963, Meulenhoff, VB.
Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen. (Keuze door Alfred Kossmann en Corrie Lhrs.) Amsterdam [1963], Meulenhoff, P, E.
Spelen of sterven. Verzameld door Alfred Kossmann. Amsterdam 1974, Meulenhoff, Cahiers voor letterkunde voor het voortgezet onderwijs, VB.
Anna Blaman Fragmentarisch. Nagelaten proza, bijeengebracht, ingeleid en van toelichtingen voorzien door Henk Struyker Boudier. Amsterdam 1978, Meulenhoff. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
A. Marja, Van de korte naar de lange baan. In: Schuchter en iets luider. Essays en kritische aantekeningen. Bussum 1946, pp. 115-121. (over Vrouw en vriend) |
L. Th. Lehmann, Anna Blaman, Eenzaam avontuur. In: Libertinage, maart-april 1949. |
W.L.M.E. van Leeuwen, Intellectuele passie. In: De ivoren toren. Meditaties over litteratuur en leven. Bussum 1950, pp. 122-128. |
W.L.M.E. van Leeuwen, Anna Blaman. In: Drift en bezinning. Beknopte geschiedenis der nieuwe Noord-Nederlandse letterkunde. Amsterdam 1950, pp. 330-332. (over Vrouw en vriend en Eenzaam avontuur, samenvatting van het stuk in De ivoren toren) |
B. Stroman, Anna Blaman. In: Overzicht en indrukken. De Nederlandse roman in de periode 1940-1950. Rotterdam, Den Haag 1951, pp. 57-60. (over Vrouw en vriend, Eenzaam avontuur, Ontmoeting met Selma en De Kruisvaarder) |
W.J.C. Buitendijk, Roman van het bankroet. In: Op de keper beschouwd. Essays. Kampen 1951, p. 157. (over Eenzaam avontuur) |
G. Stuiveling, Op de grens. In: Triptiek. Amsterdam 1952, pp. 146-150. (over Eenzaam avontuur) |
A. Romein-Verschoor, Aanslag op het rozenprieel. In: Spelen met de tijd. Amsterdam 1957, pp. 196-205. (over Eenzaam avontuur en het schandaal dat het verwekte) |
C.J.E. Dinaux, Anna Blaman. In: Gegist bestek 1. Den Haag [1958], pp. 241-244. (over De Kruisvaarder) |
V.E. van Vriesland, Anna Blaman: begrensde verdieping. In: V.E. van Vriesland, Onderzoek en vertoog, Verzameld critisch en essayistisch proza, 2, Amsterdam 1958, pp. 601-612. (over Eenzaam avontuur) |
J.C. Brandt Corstius en Karel Jonckheere, De literatuur van de Nederlanden in de moderne tijd. Amsterdam 1959, pp. 148-149. (over Eenzaam avontuur, Ram Horna en Op leven en dood) |
H. Haasse en A. Kossmann, Anna Blaman. Twee lezingen. Amsterdam 1961. |
W.L.M.E. van Leeuwen, Nieuwe romanciers uit Nederland en Vlaanderen. Zeist 1961, pp. 10-22. (over het motief der eenzaamheid bij Anna Blaman, De Kruisvaarder, Op leven en dood en De verliezers, ‘haar allerbeste roman’) |
J. Arts, Anna Blaman, De verliezers. In: F. Kurris, Moderne literatuur in christelijk perspectief. Den Bosch 1962, pp. 153-163. (levensbeschouwelijk) |
Bert Bakker, Gerrit Borgers e.a., Schrijvers prentenboek 8. Ingeleid door Simon Vestdijk. Nederlands letterkundig museum en documentatiecentrum, Amsterdam 1962. |
W. Brandt, Anna Blaman, 1906-1960. In: Keurschrift uit de hedendaagse Noord- en Zuid-Nederlandse letteren. Amsterdam [1963], pp. 81-85. |
G. Knuvelder, Anna Blaman, Ram Horna, De Kruisvaarder, Op leven en dood. In: Spiegelbeeld. Opstellen over hedendaags proza en enkele gedichtenbundels. Den Bosch 1964, pp. 61-74. |
F.C. Maatje, Die ‘reziproke Erhellung’ als Funktion der Verknüfung, dargestellt an dem Roman ‘Eenzaam avontuur’ von Anna Blaman. In: Der Doppelroman. Eine literaturgstematische Studie ober duplikative Erzählstrukturen. Groningen 1964, pp. 120-137. (literair-theoretisch) |
S. Vestdijk, De zieke mens in de romanliteratuur. Baarn 1964, pp. 56-57. (over Op leven en dood, van medisch gezichtspunt) |
H.S. Haasse, Over Anna Blaman. In: Leestekens. Amsterdam 1965, pp. 65-79. (literair en levensbeschouwelijk) |
F.C. Maatje, Literaire-ruimtebenadering. Over de lyrische, epische en dramatische ruimte. In: Forum der letteren, jrg. VI, 1965, pp. 1-16. (literair-theoretisch) |
| |
| |
K. Fens, Anna Blaman. In: Loodlijnen. Amsterdam 1967, pp. 74-76. (over Anna Blaman over zichzelf en anderen en het Schrijvers prentenboek) |
Henk Struyker Boudier, Speurtocht naar een onbekende. Anna Blaman en haar Eenzaam avontuur. Diss., Amsterdam 1973. (literairtheoretisch en literair-historisch; veel secundaire literatuur) |
C.J.E. Dinaux, Anna Blaman. In: Herzien bestek. Amsterdam 1974, pp. 252-260. (samenvattend overzicht) |
Hanneke van Buuren, Speurtocht naar een onbekende. In: Ons Erfdeel, jrg. 17, nr. 3, mei/juni 1974, pp. 429-431. (over de dissertatie van Henk Struyker Boudier) |
Lidy van Marissing, Anna Blaman en het literair existentialisme. In: Te elfder ure, jrg. 21, nr. 1, 1974, pp. 164-177. (over de dissertatie van Henk Struyker Boudier, literair-filosofisch) |
Corrie Lührs, Mijn zuster Anna Blaman. Amsterdam 1976. (biografisch) |
Ellen Warmond, De weduwe van Anna Blaman. De gillende keukenmeid. In: Hollands diep, jrg. 2, 8-5-1976. (over Corrie Lührs, Mijn zuster Anna Blaman, biografisch) |
Literama, jrg. 13, nov./dec. 1978, Anna Blaman-nummer. (o.m. veel secundaire literatuur) |
Emma Brunt, De erfenis van Anna Blaman. In: Haagse Post, 15-3-1980. (biografisch) |
4 Kritisch lit. lex.
juni 1981
|
|