| |
| |
| |
J.M.A. Biesheuvel
door Anton Korteweg
met een aanvulling door Rudi van der Paardt
1. Biografie
Jacobus Martinus Arend (Maarten) Biesheuvel werd op 23 mei 1939 te Schiedam geboren als zoon van een archivaris, die werkzaam was bij de werf Wilton Feijenoord; zijn moeder had geen betrekking. Het gezin Biesheuvel was gereformeerd en telde vijf kinderen: drie jongens en twee meisjes, van wie Maarten de één na jongste was. In zijn woonplaats bezocht Maarten twee verschillende lagere scholen. In 1951 werd hij leerling van het Groen van Prinstererlyceum in Vlaardingen; hij koos voor de gymnasiale afdeling. Tijdens de schoolvakanties maakte hij twee maal reizen als ketelbink. In 1956 werd hij wegens ‘eigenzinnig gedrag’ van school verwijderd. Nadat hij voor het staatsexamen was gezakt, ging hij naar het Stedelijk Gymnasium te Schiedam, waar hij zijn gymnasium-alfa-opleiding (1959) afrondde. Op die school leerde hij Eva Gütlich kennen, die zijn vriendin werd en met wie hij in 1979 is getrouwd.
Biesheuvel vervulde na zijn examen zijn militaire dienstplicht (1959 - eind 1960) en begon daarna in 1961 zijn rechtenstudie te Leiden, met als bijvakken Russische taal en Russisch recht. Met de hoogleraren Huib Drion en Karel van het Reve kreeg hij een speciale band. Bij de colleges van laatstgenoemde ontmoette hij Maarten 't Hart: die ontmoeting was het begin van een langdurige vriendschap. Hij studeerde af in 1969. In 1965 had hij een maandenlange tocht gemaakt als steward op een cruiseschip. Het jaar daarop moest hij, op grond van manische verschijnselen, enkele maanden worden opgenomen in de psychiatrische inrichting Endegeest te Oegstgeest. In 1969 zou hij opnieuw enige tijd worden opgenomen.
| |
| |
Na zijn afstuderen volgde Biesheuvel een postdoctorale cursus bibliotheekwetenschap te Amsterdam (1970-1972). Zijn eerste betrekking had hij bij het Europees Vertalingencentrum aan de Technische Universiteit in Delft (1970-1971). Daarna werd hij hoofd van de leeszaal van de bibliotheek van het Vredespaleis te Den Haag, waar hij tot eind 1973 heeft gewerkt. In 1976 werkte hij een jaar lang als medisch jurist. Hij was voor halve dagen in dienst van het Leids Academisch Ziekenhuis. Door zijn manische depressiviteit, die met angstaanvallen gepaard ging, bleek hij niet geschikt voor een reguliere baan en werd hij fulltime schrijver.
Zijn eerste teksten schreef Biesheuvel voor Groenvoer, de schoolkrant van het Groen van Prinstererlyceum. In het begin van de jaren zestig droeg hij als redacteur stukken bij aan Pro Novitate, het blad van Catena, de kleine, progressieve vereniging waarbij hij zich als student had aangesloten. Ook publiceerde hij regelmatig in het Leids Universiteitsblad, vaak over sociaal-politieke misstanden, onder eigen naam of met gebruikmaking van pseudoniemen als Piet Borger, Piet Breughel, Gompeltje, Kennismaker of Reuter. Van dit blad was hij een tijdlang hoofdredacteur. Zijn literaire debuut was het verhaal ‘Het lieveheersbeest’, dat in februari 1964 in het Hollands Maandblad verscheen. In dit tijdschrift publiceerde hij vanaf 1970 in hoog tempo soortgelijke verhalen. Deze verhalen kwamen in zijn boekdebuut In de bovenkooi (1972) terecht. Daarnaast publiceerde hij in een opvallend grote hoeveelheid tijdschriften en kranten, het meest in De Tweede Ronde, Bulletin, Centrum (blad van het Academisch Ziekenhuis te Leiden; later Cicero geheten), Haagsche Courant en Propria Cures, waarvan hij in 1973 gastredacteur was. Een bundeltje gedichten publiceerde hij onder het pseudoniem D. Blijn.
In de jaren zeventig en begin jaren tachtig trad hij regelmatig op als voorlezer van zijn eigen werk (VPRO-radio) en als zanger van Duitse romantische liederen. In 1981 werd zelfs een televisieprogramma aan een optreden van Biesheuvel gewijd: ‘Een held van onze tijd’. In 1988 mocht hij het boekenweekgeschenk schrijven. Daarna liep zijn productie sterk terug, hetgeen hij zelf weet aan een lithiumvergiftiging. Eind 2006 werd hem de P.C.
| |
| |
Hooft-prijs toegekend. Eerder was hij onderscheiden met de Alice van Nahuys-prijs 1972 voor In de bovenkooi en de F. Bordewijk-prijs 1985 voor Reis door mijn kamer. In 1986 werd hem de Erepenning van de stad Leiden toegekend; in 2008 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Diverse verhalen van Biesheuvel zijn vertaald, het meest in het Duits, maar ook in het Engels, Frans, Spaans, Indonesisch, Sloveens, Pools en Russisch. Veelal gaat het om bloemlezingen van werk van Nederlandstalige auteurs, waarin dan ook een verhaal van hem is opgenomen. In 2008 is de bundel Zeeverhalen in het Russisch verschenen.
Biesheuvel is altijd in Leiden blijven wonen.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
‘Borné dans sa nature, infini dans ses voeux, l'homme est un ange tombé qui se souvient les cieux.’ Heel wat van Biesheuvels verhaalpersonages kunnen met deze verzen van de Franse katholieke romanticus Chateaubriand gekarakteriseerd worden. Ze zijn zich sterk bewust van de begrenzingen die aan het mens-zijn inherent zijn en handelen vaak vanuit de herinnering aan eertijdse geborgenheid. Vandaar dat ik het, uiteraard tot mislukking gedoemde, streven van de mens om (weer) in het paradijs te geraken als het eigenlijke thema van Biesheuvels verhalen zie.
Dat streven naar geborgenheid, het verlangen ergens bij te horen, komt in de meeste van, zijn zeeverhalen het duidelijkst naar voren. In ‘In de bovenkooi’ en ‘Tanker cleaning’ (In de bovenkooi) bijvoorbeeld symboliseert de bovenkooi, respectievelijk het smerige binnenste, van een tanker, het paradijs. In andere verhalen blijkt diti streven naar geborgenheid uit de vele malen dat, meestal uit de diepten, de vrienden worden aangeroepen, Karel van het Reve tot God wordt verklaard (‘De wereld moet beter worden’ uit Slechte mensen), of een angstige geëxamineerde aan zijn hoogleraar een vriendelijke prentbriefkaart stuurt (‘Het examen’ in Het nut van de wereld). En, bijvoorbeeld in ‘Astrid Krikke’ (In de bovenkooi), uit passages waarin aan het traditionele calvinisme de voorkeur wordt gegeven boven de ‘oikoemeneh’, of in ‘Onrust’ (Het nut van de wereld) uit de tekening van Noord-Beveland als land waar het leven geacht wordt goed te zijn, want overzichtelijk en beheerst door traditionele christelijke waarden.
Het feit dat Biesheuvels personages, of ze nu Maarten, Jacob, Arend of David Windvaantje heten, zich een ideaal herinneren en bijgevolg onvervulbare verlangens koesteren, heeft tot gevolg dat zij de werkelijkheid als pijnlijk ervaren. Zij zijn er zich vaak van bewust dat de wereld beter moet worden - en dat juist zij in dat opzicht een speciale opdracht hebben - maar zij zien het tegendeel gebeuren. Dat bewustzijn leidt soms tot opname in een psychiatrische inrichting, bijna altijd ten minste tot angst omdat het chaotische universum niet als zodanig aanvaard kan worden (‘Angst’ uit De Weg naar het
| |
| |
Licht), soms tot afsplitsing in een dubbelganger die, in tegenstelling tot de verongelijkte idealist, wél concreet tracht de wereld te verbeteren, al is het maar door een beo naar diens land van herkomst terug te brengen (‘De beo’ uit In de bovenkom). Maar al deze personages zijn martelaren.
In allerlei variaties komen deze martelaren voor: Marinus van der Lubbe, aan wie In de bovenkooi is opgedragen, is er één, de ketelbink die zich in elkaar laat slaan, Jezus, het hondje Tetsenbacher, David Windvaantje. Zelfs de gereformeerde schrijfster van, onder veel meer, De stem van de stomme (‘Rekenschap’ uit In de bovenkooi) beseft aan het eind van haar leven, althans in de gedachten van Maarten, dat ze een martelares geweest is voor een christelijke dagdroom: ‘Jezus was helemaal niet de zoon van God’, en de dominee uit ‘Mijn grootste schrik’ (De Weg naar het Licht) komt tot een soortgelijke conclusie.
Het martelaarsmotief lijkt mij het belangrijkste motief, omdat het direct wijst naar het centrale thema. Andere motieven zijn daaraan ondergeschikt. Het ‘vaderzoeker’-motief (in ‘De wereld moet beter worden’; ‘Het examen’) bijvoorbeeld, omdat dat bij Biesheuvel voortvloeit uit het besef martelaar te zijn; eveneens het dubbelgangersmotief, althans zoals dat in ‘De beo’ voorkomt. In dat verhaal wordt immers het dubbelgangersmotief alleen maar gebruikt om het martelaarsmotief - het lijden van de jonge Jacob aan de waanzin van de wereld - te accentueren. Het Sisyfus-motief, door Buurman (Maatstaf, november 1978) terecht als constante in Biesheuvels verhalen opgemerkt en door hem geformuleerd als ‘verstoring van het evenwicht tussen inspanning en resultaat’, zie ik ook weer als een afgeleide van het martelaarsmotief. Beter gezegd: als een illustratie daarvan.
| |
Visie op de wereld
Biesheuvels wereldbeeld is, denk ik, uiteindelijk christelijk bepaald. Het verlangen naar verloren geborgenheid, vroeger gevonden in het gereformeerde geloof (‘Astrid Krikke’; ‘Mijn grootste schrik’), het Jezus-syndroom, het besef de wereld te moeten redden, een woord voor de wereld te hebben (‘Paviljoen E’ uit Slechte mensen), zijn er essentieel in. ‘Op een keer wist ik het zeker: ik was de Verlosser der joden. Dat deed pijn’ (‘De klop op de deur’ uit De Weg naar het Licht). Het besef die
| |
| |
geborgenheid niet blijvend te kunnen vinden, het verlossende woord niet te kunnen spreken, leidt bij Biesheuvel tot bewondering voor Nabokov en Karel van het Reve, die in zijn visie met dergelijk streven hebben afgerekend. Zij manipuleren de werkelijkheid en hebben niet het gevoel dat de realiteit hen hanteert en een angstaanjagend zintuigelijk bedrog is (‘Angst’).
| |
Traditie
Buurman heeft in zijn al even aangehaalde artikel gewezen op het belang van het Sisyfus-motief. Dat verbindt Biesheuvel met existentialistische schrijvers als Sartre, Camus, Ionesco en de Van het Reve van De avonden, die het bestaan als zinloos verbeelden: ‘Ik moet zo balen’, neuriede hij, ‘dood, kom mij halen.’ (‘Een dag uit het leven van David Windvaantje’ uit De verpletterende werkelijkheid)
Verwant voelt Biesheuvel zich, blijkens zijn verhalen, zeker ook met de vroege Duitse Romantiek (E.Th.A. Hoffmann, J. von Eichendorff): veel van zijn personages zijn vermomde negentiende-eeuwse Wanderburschen, vergeefs op zoek naar het onbereikbare. Ook Kafka (‘Regen’ uit Slechte mensen) en Dostoievski (het veel voorkomende dubbelgangersmotief; de absolute scheiding tussen goed en kwaad) kunnen, naast Moby Dick (‘Brommer op zee’ uit In de bovenkooi), in dit verband nog genoemd worden.
Generaliserend: in Biesheuvel komen verschillende literaire tradities samen. Die van de Romantiek, zowel qua. stijl (zie hieronder) als wat betreft motieven, en die van het existentialisme met absurde trekken. Een romantisch absurdist dus in veel verhalen. In andere, ik denk bijvoorbeeld aan ‘Astrid Krikke’ en ‘Onrust’, een hilarisch realist.
| |
Stijl
Door twee geheel verschillende critici, Gerrit Komrij en Hans Werkman, is erop gewezen dat Biesheuvel ‘goed aansluit bij de vele kenmerken van de 18e- en 19e-eeuwse romanticus die Jongejan noemt’ in haar in 1933 verschenen proefschrift De Humor-‘Cultus’ der Romantiek in Nederland. Werkman wijst op het gebruik van een aantal door Jongejan voor de romantische humorist karakteristiek bevonden stijlkenmerken als: uit de band springende beeldspraak, ongrammaticale zinnen, eindeloze uitweidingen, onderbrekin- | |
| |
gen van de tekst. Komrij voegt daar nog onder meer het gebruik van typografische aardigheden en strepomanie aan toe. Beiden plaatsen hem - en dat niet alleen om stilistische redenen - in het kader van de vaderlandse humoristische Romantiek en noemen in dit verband Hildebrand en Multatuli (Komrij) en Paaltjens (Werkman).
| |
Traditie
Met G.K. van het Reve heeft Biesheuvel - maar ook dat is een romantisch-humoristische trek - de cultivering van het Zinloos Feit gemeen, met Nescio de romantische gedachte dat de natuur de openbaring van God is, waarvan met vrienden genoten moet worden (‘De dood is mijn broer’ uit Slechte mensen). Het al evenzeer romantische dubbelgangersmotief (‘Rekenschap’; ‘De beo’) verbindt hem met Elsschot, evenals het feit dat hij enkele van zijn mooiste bladzijden (‘Onrust’) aan zijn aftakelende moeder wijdde.
| |
Stijl
Biesheuvels stijl is bepaald niet sober te noemen. Hij is een ongeremd verteller, niet iemand die ieder woord op een goudschaaltje weegt en het vervolgens zorgvuldig in het gelid zet. Het lijkt er soms op dat hij uit de volheid van zijn gemoed het liefst alles tegelijk zou willen vertellen. Dat neemt niet weg dat hij doorgaans zorgvuldig stileert: evenals zijn door allerlei auctoriële ingrepen gekenmerkte verhalen komt ook de volzin van meer dan gemiddelde lengte toch wel op zijn pootjes terecht. Opvallend zijn in zijn manier van vertellen, naast de romantisch-humoristische stijlkenmerken die door Komrij en Werkman zijn genoemd: de opsommingen (‘Oculare Biesheuvel’ uit In de bovenhaal), de chargeringen (‘De beo’; ‘Astrid Krikke’) en de literaire toespelingen. Wat dat laatste betreft: op de eerste vier bladzijden van ‘De heer Mellenberg’, het eerste verhaal uit In de Bovenkooi, komen we achtereenvolgens Elsschot, Musil en weer Elsschot tegen. Deze knipogen naar de lezer zijn soms moeilijk als zodanig te herkennen: men moet zijn G.K. van het Reve wel goed kennen om op te kunnen merken dat ‘Voortaan moet iemand het doen, die het al vaker heeft gedaan’ (‘Moeilijkheden’ uit In de bovenkooi) uit Werther Nieland afkomstig is.
Verwijzingen naar en citaten uit bijbelteksten, vooral de Psalmen, komen eveneens vaak voor, met als favoriet ‘De steen die door de tempelbouwers’ etc. (Psalm 118 vers a 1), een duidelijke heenwijzing naar het Jezus-syndroom.
| |
| |
| |
Techniek
In vrijwel alle verhalen komt een duidelijk aanwezige verteller voor die zich soms, schijnbaar heel negentiende-eeuws, tot de lezer richt met opmerkingen als: ‘Lezer! Wil zo goed zijn u eens de volgende mens voor te stellen’ (‘Rasskas bjes titula’, in Slechte mensen, 1973). Al gaat zijn bemoeienis meestal niet zó ver, toch maakt de verteller - in de niet-ik-verhalen meestal alwetend - kwistig gebruik van zijn mogelijkheid de lezer door ingrepen op zijsporen te rangeren. Rechtlijnig naar de climax toe verteld wordt er nauwelijks (maar weer wel in ‘Dolly’, in In de bovenkooi, 1972). De verteller last in zijn verhaal herhaaldelijk getuigenissen in en associeert er lustig op los, zie bijvoorbeeld ‘Slapeloosheid’ (In de bovenkool) en ‘Wang Tsjoeng’ (Het nut van de wereld, 1975), wat tot gevolg kan hebben dat het overkoepelend verhaal vele door associaties opgeroepen aan elkaar ondergeschikte verhaaltjes in zich bevat. Zoiets als een Russische matroesjka. Toch wordt er, zij het langs allerlei omwegen, vaak zorgvuldig naar de pointe toegewerkt, bijvoorbeeld in ‘Astrid Krikke’ (In de bovenkom). Verhalen als ‘Opstapper’ (Het nut van de wereld) en ‘Maan’ (In de bovenkooi) zijn zelfs te lezen als een breed uitgewerkte grap.
| |
Ontwikkeling
Het ligt voor de hand om, zoals Aad Nuis en Henk Buurman doen, het werk van Biesheuvel als één geheel te beschouwen. In veel latere verhalen wordt immers naar eerdere verwezen, bijvoorbeeld in ‘De beo’ naar het al twintig keer herschreven ‘De wolk’ (Slechte mensen). In ‘Teleurstellingen’ (Slechte mensen) wordt zelfs letterlijk geciteerd uit ‘Oculare Biesheuvel’. Niettemin kan worden vastgesteld dat in de eerste bundels meer Eva voorkomt dan in de latere, dat het aantal zee- en gekkenhuisverhalen afneemt om geleidelijk plaats te maken voor vreemde voorvallen en sprookjesachtige verhalen - die trouwens ook al royaal aanwezig zijn in de eerste twee verhalenbundels - en dat het eigen verleden in de latere bundels minder aan bod komt dan in het begin. Maar het is gevaarlijk daaruit een ontwikkeling te willen aflezen. Biesheuvels oudste verhaal, ‘Het Lieveheersbeest’, staat immers niet in zijn eerste maar in zijn tweede bundel, en ‘Jodrell Bank’, uit 1974 of eerder, werd pas in 1979 in De verpletterende werkelijkheid gebundeld.
| |
Relatie leren/werk
Het is gebruikelijk om Biesheuvel te beschouwen als een van de
| |
| |
meest autobiografische auteurs uit de moderne Nederlandse literatuur. De teksten, waarin hij over zijn studietijd, zijn reizen (al dan niet met bril), zijn manische depressiviteit en angsten, het verblijf in de psychiatrische kliniek ‘Endegeest’, zijn werk als bibliothecaris, het ‘huiselijk geluk’ met zijn vriendin (en latere vrouw), de omgang met zijn leermeesters en vrienden uitweidt, lijken zo waarachtig, dat door veel critici wordt aangenomen dat zij naar het leven zijn getekend. En in heel wat gevallen hoeft de lezer daaraan ook niet te twijfelen: bestaat in de officiële literatuurwetenschap de vuistregel dat men de ik-verteller van een verhalende tekst nooit mag verwarren met de ik van de schrijver, bij de bedoelde schetsen van de auteur kan men dit verbod gerust naast zich neerleggen.
Bovendien zijn er verhalen met een hoofdpersoon die weliswaar niet op een bepaalde wijze rechtstreeks aan de auteur is gelieerd, maar toch zozeer door zijn uiterlijk, zijn karakter en de omstandigheden waarin hij verkeert als een masker van Biesheuvel zelf kan worden aangemerkt, dat ook in die gevallen de kenschets ‘autobiografisch’ op zijn plaats is. Aansprekende voorbeelden zijn te vinden in Een dag uit het leven van David Windvaantje (1978) en ‘Een gelukkige oude dag’ (Duizend vlinders, 1981), die wel als ‘gecamoufleerd autobiografisch’ zijn getypeerd. De overige verhalen, zeker de helft van het totaal, vallen buiten dit kader en kan men (symbolisch) sprookjesachtig, fantastisch, absurd of een pastiche noemen, maar zeker niet ronduit autobiografisch, ook al speelt de auteur daarin wel eens met verwijzingen naar zijn eigen situatie.
| |
Kritiek
In wat er over Biesheuvels verhalenbundels is geschreven, vallen drie fasen te onderscheiden. De indruk die zijn debuut In de bovenkooi op de recensenten heeft gemaakt, is overweldigend geweest. Niet alleen liefhebbers van anekdotisch proza als Aad Nuis prijzen dit debuut, maar ook verklaarde tegenstanders van het genre als J.F. Vogelaar en Carel Peeters. Men schrijft in superlatieven over deze combinatie van surrealistische of fantastische en min of meer realistische, vaak autobiografische verhalen, met hun grillige vorm (bladzijden lang worden vaak geen alinea's gebruikt) en mengeling van archaïsch en alledaags taalgebruik. Bovendien zagen de meeste critici zeer wel de meer- | |
| |
duidigheid van de op het eerste gezicht vooral humoristische verhalen: dat, om twee voorbeelden te noemen, de ‘bovenkooi’ van Biesheuvel de moederbuik symboliseerde en dat de walvis stond voor de verlosser die het goede in de wereld brengt, is relatief vaak opgemerkt.
Dat de eerste vier verhalenbundels qua thema's en motieven een eenheid vormden, werd vrij algemeen vastgesteld; ook dat Biesheuvel kennelijk niet streefde naar een hechte structuur per bundel (een kenmerk dat steeds is blijven bestaan). Aad Nuis (1978) accentueerde in zijn bespreking niet alleen dit aspect, maar vond ook dat er zeer weinig of geen verschil in kwaliteit bestond tussen de verhalen onderling: zonder problemen zou een verhaal in een andere bundel hebben kunnen staan dan waarin het door de auteur was geplaatst. Maar niet alle critici waren dat met Nuis eens: diverse recensenten vonden dat de schrijver wel eens te gemakzuchtig was geweest en met name in Het nut van de wereld verhalen had opgenomen die de toets der kritiek eigenlijk niet konden doorstaan. Biesheuvel zelf betoonde zich trouwens later evenmin tevreden over zijn prestaties. In 1984 werkte hij Slechte mensen en Het nut van de wereld om tot een nieuwe bundel: De wereld moet beter worden. Zijn volgende bundels, De verpletterende werkelijkheid (1979) en Duizend vlinders (1981) werden, op enkele details na, weer goed ontvangen, met name het ook eerder afzonderlijk verschenen lange verhaal ‘Een dag uit het leven van David Windvaantje’ (De verpletterende werkelijkheid). In Duizend vlinders zag men algemeen een ontwikkeling naar een positievere levensopvatting dan eerder tot uitdrukking was gekomen: Weltschmerz en zelfmedelijden voerden daarin toch wel de boventoon.
De tweede fase wordt gekenmerkt door een groeiende kritiek op nieuwe bundels en afzonderlijke verhalen. Men vond dat de auteur zich te veel ging herhalen (een gevaar waar Komrij in 1974 in zijn bespreking van Slechte mensen al op had gewezen) en dat de ironie, eertijds een krachtig wapen, nogal eens in pure meligheid ontaardde. Dat laatste oordeel trof bijvoorbeeld het uit slechts twee teksten bestaande bundeltje Hoe de dieren in de hemel kwamen (1982). In de wisselend beoordeelde bundel De bruid (1982) waardeerde men vooral de novelle ‘Kreet uit een
| |
| |
kelderwoning’, waarin drugsgebruik en prostitutie een grote rol spelen; hier probeerde Biesheuvel duidelijk iets nieuws. Willem Kuipers (1982) liet blijken gecharmeerd te zijn van de novelle ‘De trui’, een verhaal vol krankzinnige verwikkelingen over een man die geobsedeerd is door een filmster. Graa Boomsma (1982) daarentegen vond de bundel ronduit slaapverwekkend. Een zelfde ambivalentie vertoonde de receptie van De steen der wijzen (1983), Reis door mijn kamer (1984) en Godencirkel (1985). T. van Deel (1986) merkte naar aanleiding van het eerstgenoemde boek op dat Biesheuvel geleidelijk aan het slachtoffer was geworden van zijn eigen techniek: het mateloos aaneenrijgen van details, waardoor de belangstelling van de lezer verdwijnt. Gerrit Jan Zwier (1991) zag in Reis door mijn kamer een lofzang op huiselijkheid en knus geluk: avonturen beleefde Biesheuvel, die ooit de zeeën bevoer, alleen nog maar in zijn leunstoel op zijn studeerkamer. In Godencirkel was dat niet anders. Zwier eindigde zijn kritiek op dit boek met de vraag: ‘Waarom gaat hij niet eens echt op reis. Ik ben er zeker van dat zijn reiservaringen boeiende leesstof zouden opleveren.’
De derde fase vormt het spiegelbeeld van de eerste: enkele verhalen werden positief besproken, maar de bundels als geheel, die alle een veel geringere omvang hadden dan bij Biesheuvel gebruikelijk was geweest, kregen zelden de handen op elkaar. Deze wending begon bij wat Biesheuvels triomf had moeten worden: Een overtollig mens, het boekenweekgeschenk van 1988. Met uitzondering van Arnold Heumakers, die het boekje niet minder vond dan de doorsnee bundel van Biesheuvel, vielen alle critici van naam over het gebrek aan originaliteit en esprit van deze verhalen. Precies hetzelfde gebeurde met het al even weinig omvangrijke Carpe diem (1989). Hans Wanen haalde krachtig uit: ‘Biesheuvel is een schrijver geworden die niet meer voor zichzelf, maar voor het publiek schrijft. [...] Die omslag is geleidelijk verlopen, steeds minder waren sporen van innerlijke noodzaak zichtbaar. Maar in Carpe diem blijkt het vuur geheel en al gedoofd te zijn. Een auteur die nooit over technische vaardigheden heeft beschikt en nu ook zijn inspiratie is kwijtgeraakt: geen wonder dat deze verhalenbundel een pijnlijke vertoning is.’ In 2002 kwam hij na lange tijd van zwijgen
| |
| |
met een serie miniverhaaltjes (niet zelden één pagina tellend) met de wel zeer opvallende titel: Oude geschiedenis van Pa die leefde als een dier want hij schaamde zich nergens voor en hij was erg practisch (2002). Uit de titel van Max Pams recensie ‘Madurodams meesterwerkje’ zou men kunnen opmaken dat deze criticus verrukt was over deze verhaaltjes. Dat is echter niet het geval, blijkens zijn opmerking dat alleen een verstokte fan dit werkje zou willen aanschaffen. ‘Het meeste wat erin staat, is slechts een vage echo van waartoe Biesheuvel in staat was.’ De overige critici zeiden het misschien niet zo hard, maar waren het eigenlijk wel met hem eens.
| |
Publieke belangstelling
Er bestaat een duidelijke overeenkomst tussen het oordeel van de critici en dat van het lezerspubliek over Biesheuvels werk. Veruit favoriet was en is In de bovenkooi. Binnen één jaar na verschijnen kende de bundel vijf herdrukken; inmiddels bedraagt het aantal herdrukken meer dan twintig en wordt de titel om de zoveel jaar op de markt gebracht. De verpletterende werkelijkheid kreeg eveneens vijf drukken binnen het bestek van een jaar, maar haalde toch lang niet het totaal van In de bovenkooi: in 1988 verscheen de negende druk en pas twintig jaar later de tiende in het Verzameld werk. De weg naar het Licht werd niet alleen goed besproken, maar ook aardig verkocht: in totaal verschenen er zeven drukken. Daarnaast zijn er natuurlijk titels die matig tot zeer slecht liepen; dit betreft vooral de bloemlezingen, door Biesheuvel zelf of anderen gemaakt (met uitzondering van Zeeverhalen, 1985), en de latere bundels. Paradoxaal is dat over het oordeel van de lezers van Biesheuvels meest verspreide publicatie, Een overtollig mens, weinig met zekerheid te zeggen valt, maar de gedachte dat zij met dit boekje even weinig ingenomen moeten zijn geweest als de recensenten, lijkt niet onredelijk.
| |
Traditie / Verwantschap
Toen Biesheuvel in mei 2007 de P.C. Hooft-prijs in ontvangst genomen had, bedankte hij een vijftal (inmiddels overleden) personen die men zijn leermeesters zou kunnen noemen. Dat tot hen Huib Drion en Karel van het Reve behoorden, spreekt wel haast voor zich: beiden hadden aan de wieg van Biesheuvels schrijverschap gestaan. Wellicht interessanter is dat de laureaat drie Nederlandse auteurs bedankte: Nescio, Elsschot en Gerard
| |
| |
Reve. Dit zijn auteurs die invloed hebben uitgeoefend op zijn werk, zowel inhoudelijk als stilistisch, al geldt dit niet voor alle drie op dezelfde wijze.
Overigens heeft Biesheuvel vooral de inspiratie van buitenlandse auteurs ondergaan. Hij geeft zijn eigen canon in het verhaal ‘Oh, kapitein te zijn’ (De bruid), terwijl men in ‘Gemiste kans’ (De bruid) een kleiner rijtje favorieten vindt die, omgekeerd, hun bewondering voor bepaalde verhalen van de auteur uitspreken. Genoemde inspiratie komt vooral tot uitdrukking in de pastiches die Biesheuvel van hun werk heeft gemaakt. Bijzonder belezen hoeft men niet te zijn om die bewerkingstechniek te ontdekken: alleen de titels verwijzen meestal al naar het tot uitgangspunt genomen werk. Zo berust het titelverhaal uit De bruid op de gelijknamige tekst van Tsjechov, zoals ‘Kreutzer-sonate’ duidelijk van Tolstoj afkomstig is. ‘Moby God’ is in sterke mate afhankelijk van Moby Dick van Melville (door Biesheuvel vanwege zijn voorkeur voor schepen en walvissen vaak genoemd, zoals ook die andere grote auteur van zeeverhalen, Joseph Conrad, geregeld opduikt), terwijl ‘Avonturen van Joachim Muller’ sterk leunt op Aus dem Leben eines Taugenichts van Joseph von Eichendorff. Het verhaal ‘De trom’ (Reis door mijn kamer) heeft veel te maken met Vladimir Nabokov, tegenover wie Biesheuvel overigens een ambivalente positie inneemt: in zijn manische toestand beschouwde hij hem zelfs als duivel.
| |
Traditie
Op een andere verwantschap heeft Sander Bax (2007) gewezen door verhalenbundels van Biesheuvel te vergelijken met de Camera Obscura van Hildebrand: beide noemt hij ‘groeiboeken’, die worden gekenmerkt door heterogeniteit en anekdotiek, waarin de autobiografische verteller sterk aanwezig is. Maar waar bij een negentiende-eeuws auteur als Hildebrand deze verteller altijd een leidsman is van de lezer, daar raakt de verteller bij Biesheuvel juist geregeld verstrikt in zijn eigen verhalen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Handschriftposters en roofdrukken zijn in deze bibliografie niet opgenomen. Een compleet overzicht van de ongebundelde verhalen vindt men in: J.M.A. Biesheuvel, Verzameld werk 3. Amsterdam 2008, Van Oorschot, pp. 813-830.
J.M.A. Biesheuvel, In de bovenkooi. Verhalen. Amsterdam 1972, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 272, VB. (ten dele opgenomen in Verhalen, 1973; 14e druk 1982, Herengracht-editie; 18e druk 1987, Meulenhoff Pocket Editie; licentie-uitgave 1993, Bulkboek, jrg. 22, nr. 214; licentie-uitgave Den Haag 1994, Stichting Uitgeverij XL, XL 73; toe druk Amsterdam 2001, Maarten Muntinga, Rainbow Pocketboek 528; 21e druk 2003, Pockethouse) |
J.M.A. Biesheuvel, Verhalen. Met tekeningen van Theo Blom en een interview met Maarten Biesheuvel door Ada van Benthem Jutting. Utrecht 1973, Knippenbergs Uitgeverij, Bulkboek nr. n, Bl. |
J.M.A. Biesheuvel, Slechte mensen. Amsterdam 1973, De Harmonie, VB. (ten dele opgenomen in De wereld moet beter worden) |
J.M.A. Biesheuvel, Opstapper. Amsterdam 1974, De Harmonie, V. (eerder opgenomen in Slechte mensen) |
J.M.A. Biesheuvel, Vijfkorte verhalen van J.M.A. Biesheuvel. Amsterdam 1974, De Geïllustreerde Pers, Bl. (overgenomen uit Slechte mensen) |
J.M.A. Biesheuvel, Het nut van de wereld. Amsterdam 1975, De Harmonie, VB. (ten dele opgenomen in De wereld moet beter worden) |
J.M.A. Biesheuvel, De weg naar het Licht en andere verhalen. Amsterdam 1977, Meulenhoff, Hollands Maandbladreeks, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, De verpletterende werkelijkheid. Tekening Wim Hofman. Middelburg 1978, Zeeuws Kunstenaarscentrum, Slibreeks 1, V. (2e druk Amsterdam 1991, Meulenhoff Pocket Editie; opgenomen in De verpletterende werkelijkheid en andere verhalen) |
J.M.A. Biesheuvel, Een dag uit het leven van David Windvaantje. Tekeningen Joost Roelofsz. Amsterdam 1978, Haagse Post, V. (opgenomen in De verpletterende werkelijkheid en andere verhalen; 2e afzonderlijke druk 1991, Meulenhoff Pocket Editie) |
J.M.A. Biesheuvel, De verpletterende werkelijkheid en andere verhalen. Amsterdam 1979, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 569, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, De merel en andere verhalen. Rotterdam 1980, Bébert, VB. (opgenomen in Duizend vlinders) |
J.M.A. Biesheuvel, Een gelukkige oude dag. Rotterdam 1980, Bébert, V. (opgenomen in Duizend vlinders) |
| |
| |
J.M.A. Biesheuvel, Duizend vlinders. Verhalen. Amsterdam 1981, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 652, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, Wilde zwanen. Tekeningen Joost Roelofsz. Nawoord Patty Knippenberg. Utrecht 1981, Knippenbergs Uitgeverij, Bulkboek nr. 111, Bl. |
J.M.A. Biesheuvel, Hoe de dieren in de hemel kwamen, voorafgegaan door Die aardige beer. Illustraties Charlotte Mutsaers. Amsterdam 1982, Meulenhoff, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, Brommer op zee. Nawoord Karel van het Reve. Amsterdam 1982, Meulenhoff/De Harmonie, Bl. |
J.M.A. Biesheuvel, De bruid. Amsterdam 1982, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 699, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, Mijn vrouw. Rotterdam 1983, Bébert, V. (opgenomen in De steen der wijzen) |
D. Blijn, Tussen mensen tussen dieren. Leiden 1983, Ter Lugt Pers, GB. |
J.M.A. Biesheuvel, De steen der wijzen. Amsterdam 1983, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 784, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, Reis door mijn kamer. Leiden 1983, Stichting De Lantaarn, Cahiers van De Lantaarn 25, V. (opgenomen in Reis door mijn kamer, 1984) |
J.M.A. Biesheuvel, De wereld moet beter worden. Amsterdam 1984, De Harmonie, Bl/VB. (licentieuitgave 1993, Maarten Muntinga, Rainbow Pocketboek 141) |
J.M.A. Biesheuvel, Reis door mijn kamer. Verhalen. Amsterdam 1984, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 786, VB. (licentie-uitgave Den Haag 1994, Stichting Uitgeverij XL, XL 2) |
J.M.A. Biesheuvel, Zeeverhalen. Amsterdam 1985, Meulenhoff, Bl. (licentie-uitgave Baambrugge 1987, Grote Letter Bibliotheek 693; 3e herziene en uitgebreide druk 2007, Van Oorschot) |
J.M.A. Biesheuvel, Godencirkel. Leiden 1985, Boekhandel Kooyker, V. (opgenomen in Godencirkel en andere verhalen) |
J.M.A. Biesheuvel, De klacht van de dorpsschoolmeester. Amsterdam 1985, Meulenhoff, V. (opgenomen in Godencirkel en andere verhalen) |
J.M.A. Biesheuvel, Eert uw vader en uw moeder. Een keuze uit de ongebundelde verhalen. Samenstelling Aart Hoekman. Leiden 1985, Stichting De Lantaarn, Cahiers van De Lantaarn 39b, Bl. |
J.M.A. Biesheuvel, Avonturen van Joachim Müller. Tekening Mart Kempers. Utrecht 1986, Stichting De Roos, V. (eerder gepubliceerd in De verpletterende werkelijkheid) |
J.M.A. Biesheuvel, Godencirkel en andere verhalen. Amsterdam 1986, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 880, VB. (licentie-uitgave Den Haag 1997, Stichting Uitgeverij XL, XL 315) |
J.M.A. Biesheuvel, Ons onvervreemdbaar afdeel. Sliedrecht 1986, Van den Dool, V. (opgenomen in De angstkunstenaar en andere verhalen) |
J.M.A. Biesheuvel, Nachtelijk gesprek. Sliedrecht 1987, Van den Dool, N. (opgenomen in De angstkunstenaar en andere verhalen) |
| |
| |
J.M.A. Biesheuvel, De angstkunstenaar en andere verhalen. Amsterdam 1987, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 966, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, Een overtollig mens en andere verhalen. Amsterdam 1988, CPNB, VB. (opgenomen in Een overtollig mens en andere verhalen, 1990) |
Biesboek. Foto's, documenten en tekeningen becommentarieerd door J.M.A. Biesheuvel. Samenstelling Eva Biesheuvel-Gütlich en Tilly Hermans. Amsterdam 1988, Meulenhoff. (in zijn geheel opgenomen in Verzameld werk 3) |
J.M.A. Biesheuvel, Storm op zee. Zeeverhalen. Amsterdam 1988, Budgetboeken, Bl. |
J.M.A. Biesheuvel, Konijn. Amsterdam 1988, Meulenhoff, JB. |
J.M.A. Biesheuvel, Vader en dochter. Den Haag 1988, Bureau Voorlichting en Public relations van het Academisch Ziekenhuis en de Medische Faculteit Leiden, VB. (opgenomen in Carpe diem) |
J.M.A. Biesheuvel, Vijftig verhalen. Amsterdam 1989, Meulenhoff, Bl. (ze druk, onder de titel De beste verhalen van J.M.A. Biesheuvel, 1993) |
J.M.A. Biesheuvel, Epigrammen. Woubrugge 1989, Avalon Pers, GB. |
J.M.A. Biesheuvel, Carpe diem. Verhalen. Amsterdam 1989, Meulenhoff, Meulenhoff Editie, VB. (opgenomen in Een overtollig mens en andere verhalen, 1990) |
J.M.A. Biesheuvel, Kreet uit een kelderwoning. Amsterdam 1989, Meulenhoff, Meulenhoff wintervertellingen, V. (eerder gepubliceerd in De bruid) |
J.M.A. Biesheuvel, Een overtollig mens en andere verhalen. Amsterdam 1990, Meulenhoff, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, Onrust. Boskoop 1992, Macula, V. (eerder gepubliceerd in de bundel Het nut van de wereld) |
J.M.A. Biesheuvel, Ere-admiraal Wyntham Cremer. Woubrugge 1993, Avalon Pers, V. (opgenomen in Het wonder) |
J.M.A. Biesheuvel, Giuliano. Amsterdam 1994, Meulenhoff, V. (eerder gepubliceerd in de bundel Duizend vlinders) |
J.M.A. Biesheuvel, Van de man die zelf een wolk was. Woubrugge 1994, Avalon Pers, V. (eerder gepubliceerd in de bundel In de bovenkom) |
J.M.A. Biesheuvel, Kind. Woubrugge 1994, Avalon Pers, VB. (2e druk, onder de titel Het wonder, Amsterdam 1995, Meulenhoff; licentie-uitgave Baambrugge 1995, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 97) |
J.M.A. Biesheuvel, Angst. Illustratie Peter Lazarov. Den Haag 1996, Nederlandsche Vereeniging voor Druk- en Boekkunst, V. (opgenomen in Motje tegen gloeiend lampepeertje en in Oude geschiedenis van Pa) |
J.M.A. Biesheuvel, Oude geschiedenis van Pa die leefde als een dier want hij schaamde zich nergens voor en hij was erg practisch. Woubrugge 2001, Avalon Pers, VB. (opgenomen in Oude geschiedenis van Pa die leefde als een dier want hij schaamde zich nergens voor en hij was erg practisch. Verhalen, 2002) |
| |
| |
J.M.A. Biesheuvel, Zes novellen. Amsterdam 2001, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1913, Bl. |
J.M.A. Biesheuvel, Motje tegen gloeiend lampepeertje. Amsterdam 2001, Meulenhoff, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, Oude geschiedenis van Pa die leefde als een dier want hij schaamde zich nergens voor en hij was erg practisch. Verhalen. Amsterdam 2002, Meulenhoff, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, Eva's keus. Samenstelling Eva Biesheuvel-Gütlich. Amsterdam 2003, Meulenhoff, Bl. |
J.M.A. Biesheuvel, Brieven aan Bert Poll. Woubrugge 2003, Avalon Pers, Br. |
J.M.A. Biesheuvel, Raadgeving in het holst van de nacht. Woubrugge 2004, Avalon Pers, VB. |
J.M.A. Biesheuvel, Een sterfgeval. ‘Comme à Pétrarque apparaissait Laura!’. Woubrugge 2007, Avalon Pers, V. |
J.M.A. Biesheuvel, De angstkunstenaar. Samenstelling Margot Engelen. Naarden 2007, B for Books, Bl. |
J.M.A. Biesheuvel, Blozen. Leiden 2007, Mostert & Van Onderen, V. |
J.M.A. Biesheuvel, Kerstverhaal. Woubrugge 2007, Avalon Pers, V. |
J.M.A. Biesheuvel, Verzameld werk. 3 dln. Bezorgd door Frans Blom en Mirjam van Hengel. Amsterdam 2008, G.A. van Oorschot. |
J.M.A. Biesheuvel, Lentebeken, Karel en Joop. Leiden 2009, Burgersdijk & Niermans, V. |
J.M.A. Biesheuvel, Winter. Woubrugge 2010, Avalon Pers, V. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Ada van Benthem Jutting, J.M.A. Biesheuvel vindt dat je mooie dingen niet op hoeft te schrijven. In: Het Parool, 17-2-1973. (interview) |
K.L. Poll, Dicht in de buurt van hemel en hel. In: NRC Handelsblad, 9-11-1973. (over Slechte mensen) |
J.F. Vogelaar, Parade der vertellers. In: J.F. Vogelaar, Konfrontaties, kritieken en kommentaren, Nijmegen 1974, pp. 90, 91, (over In de bovenkom) |
Gerrit Komrij, Daar is het gat van de deur. Amsterdam 1974, pp. 18-30. (over In de bovenkooi en Slechte mensen) |
Rudolf Geel, Over de tijdgeest en het werk van J.M.A. Biesheuvel. In: De Gids, jrg. 137, nr. 3, 1974, pp. 226-230. (over Biesheuvel als ‘verteller van gebeurtenissen uit de eigen werkelijkheid’, als zodanig passend in de trend van de vroege jaren '70 met onder andere Donkers, Vervoort, Van Keulen, Krabbé en Luyters als representanten) |
K.L. Poll, Maarten Biesheuvel: Twijfel, angst, onzekerheid dat is mijn boodschap. In: NRC Handelsblad, 28-11-1975. (interview) |
Carel Peeters, De angst als verrassingspakket. In: Vrij Nederland, 13-12-1975. (over Het nut van de wereld) |
Aad Nuis, Zendbrieven van de Goede Herder. In: Haagse Post, 13-12-1975. (over Het nut van de wereld) |
Ad Zuiderent, Nieuwe kronkelwegen van J.M.. A. Biesheuvel. In: Trouw/ Kwartet, 3-1-1976. (over Het nut van de wereld) |
Karel van het Reve interviewt Maarten Biesheuvel: ‘Bij mij is het schrijven pas na het gek zijn begonnen.’ In: Haagse Post, 31-1-1976. (onder andere over zijn literaire voorkeuren) |
Anton Korteweg, ‘Het nut van de wereld’, de nieuwste verhalenbundel van J.M.A. Biesheuvel. In: Bzzlletin, jrg. 5, nr. 33, februari 1976, pp. 45-47. |
Anton Korteweg en Ad Zuiderent, In gesprek met J.M.A. Biesheuvel. In: Maatstaf, jrg. 24, nr. 11, november 1976, pp. (interview over thema's en motieven in zijn werk) |
Hugo Bousset, J.M.A. Biesheuvel, Eva versus Moby God. In: Hugo Bousset, Woord en schroom. Enige trends in de Nederlandse prozaliteratuur 1973-1976, Brugge 1977, pp. 125-129. |
Carel Peeters, Biesheuvels hoge toon. In: Vrij Nederland, 24-9-1977. (over De Weg naar het Licht) |
Kees Fens, Dwaalwegen van Biesheuvel. In: De Volkskrant, 22-10-1977. (over De Weg naar het Licht) |
Reinout Hogeweg, Op weg naar...?. In: Tirade, jrg. 21, nr. 30, november 1977, pp. 636-641. (over De Weg naar het Licht) |
Aad Nuis, In en uit de waan. In: Aad Nuis, Boeken. Veertig besprekingen, Amsterdam 1978, pp. 31-36. (over Biesheuvels eerste vier verhalenbundels) |
Henk Buurman, Biesheuvel in de ban van Sisyfus. In: Maatstaf, jrg. 26, nr. 11, november 1978, pp. 1-9. (over het motief ‘vergeefse moeite’ als gemeenschappelijk element in Biesheuvels verhalen) |
Marjolein Pouw, De onschuld van Biesheuvel. In: NRC Handelsblad, 12-10-1979. (over De verpletterende werkelijkheid) |
Jan Fontijn, Geachte mijnheer Arie Biesheuvel. In: Vrij Nederland, 27-10-1979. (gefingeerde brief naar aanleiding van De verpletterende werkelijkheid) |
Hans Hoenjet, Biesheuvel krijgt nu pas goed de zenuwen. In: De Volkskrant, 27-10-1979. (over De verpletterende werkelijkheid) |
Anton van der Kolk, Maarten (J.M.A.) Biesheuvel: ‘Ik heb een boodschap, misschien een droevige boodschap’. In: Leidsch Dagblad, 3-11-1979. (interview) |
| |
| |
Bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken van Biesheuvel. Den Haag december 1979, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. (deze bibliografie vormt een deel van aflevering nr. 77 en bestaat uit zes kaarten met de afzonderlijk verschenen werken van 1972 tot 1979) |
Jan Brokken, Schrijven is een therapie, J.M.A. Biesheuvel. In: Jan Brokken, Schrijven. Amsterdam 1980, pp. 67-76. (interview) |
Bibeb, J.M.A. Biesheuvel: ‘Ik heb de neiging mijn wereld kleiner te maken, uit zelfbehoud’. In: Bibeb met..., interviews, Amsterdam 1980, pp. 182-196. |
Wam de Moor, Een Reve in het vel van Bomans. Over J.M.A. Biesheuvel. In: Wam de Moor, Wilt u mij maar volgen? Kritieken en profielen over het proza van de jaren zeventig. Amsterdam 1980, pp. 172-176. (over De Weg naar het Licht) |
T. van Deel, Biesheuvel op Patmos (J.M.A. Biesheuvel, De Weg naar het Licht, 1977). In: T. van Deel, Recensies. Amsterdam 1980, pp. 19-22. |
Jan Fontijn, Bizarre verhalen in de huiskamer. In: Vrij Nederland, 23-3-1981. (over Duizend vlinders) |
Henk Lagerwaard, Een zonnige, luchthartige kijk op mens en wereld. In: NRC Handelsblad, 10-4-1981. (over Duizend vlinders) |
Willem Kuipers, Schrijf dat dan op en wees gelukkig. In: De Volkskrant, 9-5-1981. (over Duizend vlinders) |
Rob Schouten, Gegarandeerd romantisch. In: Trouw/ Kwartet, 23-5-1981. (over Duizend vlinders) |
Jan Brokken, Schrijvers in de worggreep van Calvijn. In: Haagse Post, 11-7-1981. (over de invloed van het calvinisme op Jan Wolkers, Jan Siebelink, Maarten 't Hart en Maarten Biesheuvel) |
Jef van Gool, Van bewogenheid naar paradijs. In: Lezerskrant, jrg. 8, nr. 3, september 1981, pp. 6-11. (interview) |
Renate Rubinstein, De Biesheuvel-show. In: Renate Rubinstein, Twee eendjes en wat brood, Amsterdam 1981, pp. 105-109. (over Maarten Biesheuvel als zanger en violist) |
Hugo Bousset, Vlinders van papier. In: Ons Erfdeel, jrg. 25, nr. 1, januari/februari 1982, pp. 106, 107. (over Duizend vlinders) |
H.J.A. Hofland, Knusheid. In: Intermagazine, maart 1982, pp. 6, 7. (over Hoe de dieren in de hemel kwamen) |
Jaap Goedegebuure, Het hiernamaals volgens Biesheuvel en Kossmann. In: Haagse Post, 10-4-1982. (over Hoe de dieren in de hemel kwamen) |
Willem Kuipers, Biesheuvel blijft verder vertellen. In: De Volkskrant, 22-10-1982. (over De bruid) |
Graa Boomsma, Voor anker achter kaapkont. In: De Waarheid, 9-11-1982. (over De bruid) |
Anthony Mertens, De ironie van de ironie. In: De Groene Amsterdammer, 24-11-1982. (over De bruid) |
Wam de Moor, Meester Van het Reve en zijn voorkeur voor leerling Biesheuvel. In: De Tijd, 26-11-1982. (over De bruid) |
Karel van het Reve, Tsjechov en Biesheuvel. In: Karel van het Reve, Freud, Stalin en Dostojevski, Amsterdam 1982, pp. 47-65. (over de overeenkomst tussen het werk van Anton Tsjechov en Maarten Biesheuvel, te weten het gebruik van literaire clichés) |
Hans Werkman, Aangekruist. Groningen 1982, pp. 9-22. (over Het nut van de wereld, De Weg naar het Licht en De verpletterende werkelijkheid) |
T. van Deel, Het gevaar van de onvoorspelbaarheid. In: Trouw/ Kwartet, 22-9-1983. (over De steen der wijzen) |
Willem Kuipers, Biesheuvel: een snufje demonie. In: De Volkskrant, 23-9-1983. (over De steen der wijzen) |
Jaap Goedegebuure, Biesheuvels beschutte praatstoel. In: Haagse Post, 24-9-1983. (over De steen der wijzen) |
Frank Kouwenhoven, Een droeve Kerst, of
|
| |
| |
Het geheim van de schrijver. In: Hollands Maandblad, jrg. 25, nr. 433, december 1983, pp. 42-46. (herinnering aan een bezoek aan huize Biesheuvel) |
Everhard Huizing, J.M.A. Biesheuvel, een verpletterend auteur. In: Diepzee, jrg. 2, nr. 1, januari 1984, pp. 4-7. (over Biesheuvel als schrijver van met opzet mislukte streekromans, sprookjes, zeeverhalen) |
Gerlof Leistra, Maarten Biesheuvel als meestervervalser. In: De nieuwe sleur verbeeldt, maart 1984, pp. 24-27. (over Biesheuvels ontleningen aan andere schrijvers en aan zichzelf) |
Gerrit Jan Zwier, Zo gezapig als een hobbit. In: Leeuwarder Courant, 21-9-1984. (over Reis door mijn kamer) |
Aad Nuis, Lof der huiselijkheid onder hoge spanning. In: de Volkskrant, 28-9-1984. (over De wereld moet beter worden en Reis door mijn kamer) |
Peter de Boer, Het dierbaarste landschap. In: Vrij Nederland, 20-10-1984. (over Reis door mijn kamer) |
Boudewijn Büch, Maarten Biesheuvel in gesprek met Boudewijn Büch. In: J.M.A. Biesheuvel, De Weg naar het Licht en andere verhalen, 6e druk, Amsterdam 1984. |
Aart Hoekman, J.M.A. Biesheuvel, een bibliografie. Leiden 1985. (informatie over publicaties van 1954 tot 1985) |
Han Werkman, Maarten Biesheuvel: ‘Was er maar zo'n figuur die die pijn weg kon nemen.’ In: Hans Werkman, Schrijven en geloven. Kampen 1985, pp. 103-114. (interview, met name over het geloof) |
Aleid Truijens, J.M.A. Biesheuvel. Reis door mijn kamer. In: Een jaar boek. Overzicht van de Nederlandse literatuur 1984-85. Samengesteld door Aad Nuis en Robert-Henk Zuidinga. Amsterdam 1985, pp. 45-48. |
Max Pam, Maarten Biesheuvel en de zangkunst. In: Vrij Nederland, 30-11-1985. (over het optreden van Biesheuvel als amateurzanger, gevolgd door een interview) |
Wam de Moor, Eén leven, duizend stukjes. In: Jan Campertprijzen 1985. 's-Gravenhage 1985, pp. 67-94. (over Reis door mijn kamer, met name het titelverhaal, geplaatst in de context van Biesheuvels oeuvre; inclusief uitvoerige bibliografie) |
Jos Radstake, Biesheuvel en Toergenjew. In: Bzzlletin, jrg. 14, nr. 131, december 1985, pp. 28-33. |
Willem Kuipers en Frank Ligtvoet, ‘Ik zie overal wonderen, waar ik ook kijk.’ In: de Volkskrant, 27-6-1986. (interview, met name over het geloof, schrijven en lezen) |
Frank Poorthuis, ‘Een pose? Ik lijd wel degelijk.’ In: Leidsch Dagblad, 28-6-1986. (interview, met name over zijn leven, schrijven, lezen en ‘gezelligheid’) |
Aad Nuis, Gezelligheid als levensnoodzaak. In: de Volkskrant, 4-7-1986. (over Godencirkel en andere verhalen) |
Aleid Truijens, Richtlijnen voor een beter leven. In: NRC Handelsblad, 11-7-1986. (over Godencirkel en andere verhalen) |
Wam de Moor, Op de vlucht voor de totale gekte. In: Wam de Moor, Deze kant op. Kritieken en profielen van boeken en schrijvers 1979-1984. Amsterdam 1986, pp. 259-263. (over De steen der wijzen) |
Ton Lohman, De wereld van Maarten Biesheuvel. Amsterdam 1986. (uitgebreide monografie met name over de thematiek) |
Ivan Sitniakovsky, Onstuitbare fantasie van bizarre schrijver trekt al veertien jaar groot publiek. In: De Telegraaf 14-6-1986. (interview) |
Frank Poorthuis, Biesheuvel: ...ik ben in feite nog krankzinnig. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 5-7-1986. (interview) |
Oolbekkink, Ik zie een blaadje over de weg dwarrelen en denk: een veldmuis. Dan begin ik te snikken. In: Haagsche Courant, 9-8-1986. (interview) |
Roland van den Bergh, Het lunapark van J.M.A. Biesheuvel. Een deconstructie van zijn verhaal Kreutzer-sonate. In: Restant, jrg. 15, nr. 2, 1987, pp. 295-304. |
Wim Vogel, De vleugels van de levensangst. In: Vrij Nederland, 5-12-1987. (over De angstkunstenaar) |
Biesboek. Foto's, documenten en tekeningen becommentarieerd door J.M.A. Biesheuvel. Samenstelling Eva Biesheuvel-Gütlich en Tilly
|
| |
| |
Hermans. Amsterdam 1988. Hierin onder meer:
- | Maarten 't Hart, Maarten Biesheuvel, pp. 144-150. (biografisch) |
- | Karel van het Reve, [zonder titel], pp. 151-154. (biografisch) |
|
Hanneke Wijgh, ‘Ik schrijf vrolijk verder, ik kan weinig anders.’ In: Trouw, 10-3-1988. (interview) |
Doeschka Meijsing, De zingende schrijver. In: Elsevier, 12-3-1988. (interview) |
Doris Grootenboer, ‘Soms maak ik een zin van drie bladzijden.’ In: Algemeen Dagblad, 12-3-1988. (interview) |
Corine Spoor, Alles is onbegrijpelijk. De bizarre wereld van Maarten Biesheuvel. In: De Tijd, 18-3-1988. (interview) |
Arnold Heumakers, Pas op, dit is een verhaal: De vertelkunst van J.M.A. Biesheuvel. In: de Volkskrant, 18-3-1988. (over Een overtollig mens en Biesboek) |
Carel Peeters, Biesheuvel eendimensionaal. In: Vrij Nederland, 19-3-1988. (over Een overtollig mens) |
Ed van Eeden, Maarten Biesheuvel, 'n tamelijk somber baasje. In: Utrechts Nieuwsblad, 24-3-1988. (interview) |
Hans Werkman, J.M.A. Biesheuvel: In de bovenkooi. In: Lexicon van Literaire Werken, januari 1989. |
Hans Warren, Biesheuvels banale boodschap. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 12-8-1989. (over Carpe diem) |
Jessica Durlacher, Je moet wijn drinken als je leeft. In: de Volkskrant, 1-9-1989. (over Carpe diem) |
Janet Luis, De wereld is absoluut niet krankzinnig. In: NRC Handelsblad, 1-9-1989. (over Carpe diem) |
Wim Vogel, De hemel gaat altijd in pastel. In: Vrij Nederland, 2-9-1989. (over Carpe diem) |
Hans Werkman, Biesheuvel vijftig. In: Ons Erfdeel, jrg. 32, nr. 5, 1989, pp. 711-716. |
Antoinette de Jong en Arjan Peters, Het is altijd een klein gevecht. Maarten die de moed laat zakken en ik die Maarten moed inspreek. Interview met Eva en Maarten Biesheuvel. In: Vrij Nederland, 23-12-1989. |
Hans Werkman, De schat in de akker van Biesheuvel. In: Hans Werkman, Boek werken. Barneveld 1990, pp. 13-17. (over Carpe diem) |
Gerrit Jan Zwier, De kristallen bol. In: Gerrit Jan Zwier, Denkwijze 298. Baarn 1991, pp. 16-18. (over De steen der wijzen) |
Gerrit Jan Zwier, Huiselijk geluk. In: idem, pp. 19-21. (over Godencirkel) |
Jaak de Maere, Een overtollig boek. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 136, nr. 2, 1991, p. 248. (over Een overtollig mens en andere verhalen) |
J. van der Elst, Outobigrafie en fiksie by J.M.A. Biesheuvel ‘De heer Mellenberg’. In: Tyclskrif vir letterkunde, jrg. 30, nr. 3, 1992, pp. 60-68. (autobiografische elementen in het genoemde verhaal uit In de bovenkooi) |
Hugo Bousset, Raamvertellingen. In: Hugo Bousset, De Gulden Snede. Amsterdam/Leuven 1993, pp. 152-156. (over Reis door mijn kamer) |
Hans Werkman, J.M.A. Biesheuvel: In de bovenkooi. In: Hans Werkman, Kees & Co. 20 bekende boeken besproken. Barneveld 1994, pp. 64-71. |
Gertjan van Schoonhoven, Het lopende vlees dat mijn oom moet heten. In: NRC Handelsblad, 3-2-1995. (over Het wonder) |
Arnold Heumakers, Een aardas in Gods hand. In: de Volkskrant, 17-2-1995. (over Het wonder) |
Rob Schouten, ‘Wat ik zoek, is de waarheid.’ In: Trouw, 17-2-1995. (over Het wonder) |
Marc Reugebrink, Aan elkaar geknoopte schoenveters. In: Nieuwsblad van het Noorden, 10-12-1995. (over Het wonder) |
Onno Blom, J.M.A. Biesheuvel: Een overtollig mens. In: Onno Blom, Zolang de voorraad strekt. De literaire boekenweekgeschenken 1984-2000. Amsterdam 2000, pp. 23-24. |
Christiaan Weijts, De bescheiden comeback van Maarten Biesheuvel. In: Mare, 17-1-2001. (over Motje tegen gloeiend lampepeertje) |
Ingrid Hoogervorst, Zes novellen in absurd jasje. In: De Telegraaf, 14-12-2001. (over Motje tegen gloeiend lampepeertje) |
| |
| |
Max Pam, Madurodams meesterwerkje. In: HP/De Tijd, 8-10-2002. (over Oude geschiedenis van Pa) |
Onno Blom, Schrijven na de depressie. In: Vrij Nederland 2-11-2002. (interview) |
Arjan Peters, Meeuwen zijn dwaas. Biessie is back. In: de Volkskrant, 8-11-2002. (over Oude geschiedenis van Pa) |
Arjen Fortuin, ‘Goed’, maar dat zeg ik altijd. In: NRC Handelsblad, 11-11-2002. (over Oude geschiedenis van Pa) |
Wam de Moor, Iemand die voor me zorgt! Biesheuvel gebloemleesd. In: Ons Erfdeel, jrg. 46, nr. 4, 2003, pp. 606-608. (over Eva's keus) |
Arjan Peters, ‘Het gaat weer goed met Biesheuveltje!’ In: Arjan Peters, Het woord is aan de schrijver. Amsterdam 2005, pp. 156-160. (interview naar aanleiding van Oude geschiedenis van Pa) |
Iris Pronk, Eva wil alleen nette verhalen. In: Trouw, 12-11-2005. (over de rol van Biesheuvels vrouw bij de selectie van zijn verzamelde verhalen) |
Ron Rijghard, Dat is mooi voor iemand die depressief is. Ik was altijd dolgelukkig in de kerk. In: NRC Handelsblad, 16-12-2006. (interview naar aanleiding van toekenning P.C. Hooftprijs) |
Hans Werkman, Biesheuvels creatieve sprongen. In: Nederlands Dagblad, 16-12-2006. (overzicht van zijn werk) |
Nico de Boer, Maarten Biesheuvel wint verrassend P.C. Hooftprijs: ‘Die drieduizend bladzijden, dat is toch wel genoeg.’ In: Het Parool, 16-12-2006. (interview) |
Toef Jaeger, Woord en waanzin. In: NRC Handelsblad, 9-2-2007. (over Zeeverhalen) |
Mensje van Keulen, Varen leek het grootste wonder dat er bestond. In: de Volkskrant, 23-2-2007. (over Zeeverhalen) |
Maarten van Buuren, Grootste gedroomde zeereiziger. In: De Groene Amsterdammer, 16-3-2007. (over Zeeverhalen) |
Ad Fransen, De weg naar de bovenkooi. In: HP/De Tijd, 18-5-2007. (overzichtsartikel naar aanleiding van uitreiking P.C. Hooftprijs) |
Arnon Grunberg, Schrik niet, de aardbei denkt. In: NRC Handelsblad, 18-5-2007. (over de tegenstelling tussen normaal en abnormaal bij Biesheuvel) |
Maarten Asscher e.a., Juryrapport. In: J.M.A. Biesheuvel P.C. Hooftprijs 2007. 's-Gravenhage/Amsterdam 2007, pp. 15-20. |
Theo de Witte, Somber als een motor. In: Haarlems Dagblad, 19-5-2007. (algemene karakteristiek van Biesheuvels werk) |
Onno Blom, De warmte van schrijver Maarten Biesheuvel. Een gelukkige dag. In: Trouw, 22-6-2007. (over persoon en werk) |
Sander Bax, Doldraaiende anekdotiek. Maarten Biesheuvel. In: Sander Bax, De taak van de schrijver. Het poëticale debat in de Nederlandse literatuur (1968-1985). Tilburg 2007, pp. 243-258. (academische studie over Biesheuvels wijze van vertellen en zijn praktijk van bundelcompositie, in relatie tot het negentiende-eeuwse realisme, met name in De weg naar het Licht) |
Onno Blom, ‘Ohne Trilafon kein Gedanke’. De wonderwereld van Maarten Biesheuvel. In: J.M.A. Biesheuvel, Verzameld werk, dl. 3. Amsterdam 2008, 781-793. (biografisch en thematisch overzicht) |
Erik de Bruin, Ooit een hype, nu verzameld. In: De Groene Amsterdammer, 14-5-2008. (over de receptiegeschiedenis van Biesheuvels werk) |
Arjan Peters, Gods broer was een stuk aardiger. In: de Volkskrant, 23-5-2008. (over het verzameld werk) |
Arjen Fortuin, De grauwvogel in volle vlucht. Weergaloos verzameld werk van J.M.A. Biesheuvel. In: NRC Handelsblad, 23-5-2008. |
Onno Blom, ‘Ik lieg mij te barsten, maar spreek de waarheid.’ De fantasie van Maarten Biesheuvel. In: Bunker Hill, jrg. 11, nr. 41, juli 2008, pp. 20-28. (interview) |
Hans Hoenjet, Een ijsberg van wel honderd meter. In: HP/De Tijd, 18-7-2008. (interview) |
124 Kritisch lit. lex.
februari 2012
|
|