| |
| |
| |
Hans Berghuis
door Rob Molin
1. Biografie
Johannes Wilhelm Antonius Berghuis werd op 12 februari 1924 te Apeldoorn geboren als zoon van een klompenmaker. In zijn vroege kinderjaren verhuisde hij met zijn ouders naar Meerlo bij Venray, woonde in Nederweert en later in het Midden-Limburgse Haelen, waar zijn vader tot hoofd gemeentewerken benoemd was.
Hij studeerde aan het seminarie van de Fathers van Mill Hill in Tilburg en volgde de laatste twee jaar van deze opleiding in Kasteel Aldenghoor te Haelen, zonder nog de intentie te hebben priester te worden. Kort voor zijn staatsexamen gymnasium alfa in 1942 kreeg hij longtuberculose.
In sanatorium Hornerheide verdiepte hij zijn literaire interesses en publiceerde hij gedichten en essays in de clandestiene bladen Stijl en Overtocht onder het pseudoniem Han Brands of H. Brands. Na zijn herstel in november 1946 was hij werkzaam als journalist en redacteur bij De Zuid-Limburger, Limburgs Dagblad, De Maasbode en de Regionale Omroep Zuid. Van juli 1957 tot eind 1960 verbleef hij op Ibiza, waar hij aan biografieën van religieuze figuren werkte, reportages schreef voor het Limburgs Dagblad en vertaalde.
Voorts woonde hij op verschillende plaatsen in Limburg, zoals op Kasteel Erenstein te Kerkrade. Hij was ambtenaar van de voorlichtingsdienst van het chemische concern DSM (1961-1966) en directeur van de Kunststichting Eindhoven (1966-1970). Tot zijn vervroegde pensionering in 1975 fungeerde hij als hoofd van de afdeling voorlichting van de provincie Limburg.
| |
| |
In de periode 1960-1967 recenseerde hij regelmatig Nederlandse literatuur voor de Volkskrant. Zijn poëzie publiceerde hij vlak na de oorlog vooral in de tijdschriften Roeping en Raam en vanaf 1984 in De Gids en De Revisor.
Waardering voor zijn werk blijkt uit de toekenning van de Mathias Kempprijs 1953 voor zijn roman Pleidooi voor een zondaar en de literatuurprijs van de gemeente Kerkrade 1956 voor de (niet in boekvorm gepubliceerde) novelle Gabriel, mijn vader.
Op 27 december 1994 overleed Hans Berghuis in zijn woonplaats Haelen.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
Na zijn poëziedebuut, Stanza's voor haar (1947), de gedichtencyclus Grote en kleine Metten voor jou (1950) en een vijftal romans tussen 1952 en 1964 publiceerde Hans Berghuis zo'n twintig jaar lang geen creatief werk meer. Sinds 1984 verschenen er weer regelmatig gedichtenbundels: Postpapier voor Nigra is zijn ‘tweede debuut’, al kende Wiel Kusters in een recensie die kwalificatie pas toe aan Plaatsen van onherbergzaamheid (1986).
Berghuis kiest dus na een lange periode van zwijgen weer voor de poëzievorm en zegt het romangenre vaarwel. Gebleven is het stempel van ongedurigheid dat zowel op het vroege als op het late werk drukt. De dichter van Stanza's voor haar is een gekwelde zoeker, terwijl de romanpersonages steeds op de vlucht zijn. Ze begeven zich naar Frankrijk of Spanje en zelfs naar Indo-China en de Noordpool. Ook later blijft de onrust knagen, want het gedreven lyrische personage in de latere poëzie reist in zijn geest naar vooral oude culturen, die hij verweeft met het heden.
| |
Visie op de wereld
Overigens beschouwt de ouder geworden dichter de werkelijkheid vanuit een ander gezichtspunt. Hij bemoeit zich niet meer met het praktiserend christendom of enig systeem ten behoeve van de inrichting van de maatschappij en des te meer met zijn eigen situatie. Hoewel hij streeft naar het creëren van een nieuwe werkelijkheid, stuit hij telkens op de beleving van zijn persoonlijke problematiek van de menselijke eenzaamheid en malaise. Berghuis laat dan feitelijk zien dat thans, ondanks alle vooruitgang, het leven niet meer of minder vreugde, verdriet, onmacht en onzekerheid schenkt dan in de klassieke en bijbelse tijd.
Berghuis is altijd een zoeker geweest, van wie in de periode tot circa 1964 moeilijk is vast te stellen welk standpunt hij precies inneemt. In zijn eerste essays wijst hij de op christelijke leest geschoeide samenleving af, maar slechts zelden kiest hij openlijk voor een alternatief. In zijn laatste roman, Niet naar de maan gaan (1964), stelt hij het kunstenaarschap ver boven de burgerlijkheid en het individualisme boven het eenzaam makende huwelijk. Minder vaag spreekt hij zich uit over de toenmalige
| |
| |
samenleving en het geloof via de titel- en hoofdfiguur van Kamakto, het wordt dag! (1960). Berghuis verdedigt er een christendom-van-het-gezond-verstand en staat een synthese voor van de sterke kanten van het geloof, de naastenliefde bijvoorbeeld, en de oorspronkelijke natuurlijkheid, zonder trekken dus van de westerse welvaartscultuur.
Als hagiograaf van Clara Fey (Clara en de andere, 1958) en Francois de Sales (Gods humanist, 1958) profileert Berghuis zich in de periode tot circa 1964 als een ongecompliceerd en overtuigd katholiek. Ook achter zijn KRO-hoorspelen en religieuze toneelstukken uit dezelfde tijd lijkt een diep gelovig auteur schuil te gaan.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Als romancier daarentegen heeft hij de katholieke kerk, het christendom en de maatschappij bekritiseerd, waarbij hij voortdurend de onverzoenbare tegenstelling tussen irreële geloofswaarheden en de realiteit van het bestaan in het oog hield. Daarnaast speelt de verhouding tussen man en vrouw een rol, een consequent volgehouden thema in het gehele oeuvre. In zijn debuutroman, Pleidooi voor een zondaar (1952), wordt de harmonie in de liefde getekend door een niet te beinvloeden dreiging van buitenaf, terwijl de verhouding tot God er niet minder problematisch is. In Drie vrouwen (1956) wijst Berghuis het katholicisme en andere verstarde situaties directer af en in Don Ramon en de eilanders (1959) relateert hij oorlogen en misstanden aan het falen van de katholieke kerk, die dogma en traditie boven de liefde stelt. In zijn laatste romans, Kamakto, het wordt dag! (1960) en Niet naar de maan gaan (1964), staan in plaats van de religie voornamelijk maatschappelijke problemen centraal.
| |
Traditie / Verwantschap
De romancier Berghuis lijkt inhoudelijk schatplichtig aan katholieke auteurs als Georges Bernanos, Léon Bloy, François Mauriac en Evelyn Waugh, terwijl de structuur van zijn boeken verwant is aan die in de romans van James McCain, Erskine Caldwell en de jonge Hugo Claus. Met zulke auteurs heeft hij ook zijn indirecte wijze van zeggen gemeen, waarbij soms de eenvoudigste situaties zeer cryptisch worden uitgedrukt. Door de uitbeelding van personages via de dialoog en het meespelen van tijdsomstandigheden doen Berghuis' romans ook denken aan die van de Spanjaard Miguel de Unamuno.
| |
| |
De compositie van het hele verhalend proza is geënt op de dynamische roman, die in de jaren vijftig opkwam en waarin het verhaal telkens wordt onderbroken om vanuit een onverwachte hoek de handeling voortgang te laten vinden. Door de mengeling van flashbacks, dagboek, getuigenverklaringen en brieven kan Niet naar de maan gaan zeker ook als een bewustzijnsroman worden beschouwd.
De romans sluiten aan bij die van kritisch ingestelde katholieke schrijvers als Mauriac en nauwelijks bij die van weinig controversiële geloofsgenoten als Antoon Coolen en Jos Panhuysen. Wel past het verhalend proza van Berghuis in de traditie van Vestdijk, Mulisch en ook wel Wolkers.
| |
Kunstopvatting
Hun werk intrigeerde hem trouwens in de jaren zestig als Volkskrant-recensent vanwege de aandacht voor eigentijdse, maatschappelijke problemen en de impliciete uitnodiging aan de lezer om zelf ook stelling te nemen. In zijn opstel ‘De gestalte van de werkelijkheid in de nieuwere literatuur’ (1966) zette Berghuis uiteen dat kunst uiting moet geven aan het menselijk bestaan en dit ook voor de beschouwer herkenbaar moet maken.
Kunst kan volgens Berghuis niet zonder waarachtigheid van emotie. In zijn Volkskrant-recensies uit de jaren zestig brengt hij waardering op voor de auteur die schrijft vanuit een gegrepen zijn, vanuit het doorléven van zijn stof. Eenvoud gaat niet altijd samen met de expressie van gecompliceerde gevoelens, zo had hij al veel eerder geschreven in de korte beschouwing ‘Eenvoud in de poëzie?’ (1943). Dat ook het cryptische gedicht oprechte emoties herbergt, is een consistente opvatting. De schrijver moet niet te veel uitleggen, zodat de lezer zélf de inhoud kan construeren, al zijn aan duisterheid beslist grenzen gesteld.
| |
Traditie
De eerste gedichten van Berghuis in clandestiene bladen en in zijn debuut Stanza's voor haar zijn romantisch-vitalistisch. Zijn latere poëzie bevat ook traditionele kenmerken als rijm en archaïsmen, maar zij geeft veel minder een afbeelding van een vertrouwde en herkenbare werkelijkheid. Berghuis heeft trouwens zijn sympathie uitgesproken voor de daarbij aansluitende, autonomistische poëzie van ‘de school van Kouwenaar’,
| |
| |
door het opdragen van gedichten aan H.C. ten Berge en aan Wiel Kusters en door soms te zinspelen op hun werk. Door de lyrische en emotionele inslag sluit Berghuis' poëzie ook aan bij klassieke voorbeelden als Ovidius' Tristia en Epistulae ex Ponto. Het aforistische en de oprechte bewogenheid van de copla's, die Berghuis ook vertaalde, zijn eveneens in zijn eigen poëzie te vinden.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Na 1984 figureren in de gedichten, naast talrijke bijbelse metaforen, vele klassieke beelden en motieven. Van de sterke gerichtheid op God, zoals in Stanza's voor haar, is geen sprake meer. Daarin had Berghuis zich in het openings- en slotgedicht geheel en al tot zijn schepper gekeerd, terwijl hij God in Grote en kleine Metten voor jou (1950) ‘de heerser over eerste en laatste uur’ had genoemd. In beperkte mate komen klassieke motieven reeds in zijn eerste poëzie voor; daarentegen neemt de geliefde na 1984 geen prominente plaats meer in, al schrijft hij in die tijd vanuit een vergelijkbaar gemis.
Postpapier voor Nigra (1984) geeft een Berghuis te zien die zijn gevoelens wil uitdrukken door ze te projecteren in roemrijke, vergane tijden. Zo wordt de bekende Romeinse Porta Nigra in Trier zijn ‘zwarte poort’, die hij wil benoemen met zijn ‘verkeerde woord’: voor de goede verstaander tekent zich in de historische situatie Berghuis' persoonlijke problematiek af. In Plaatsen van onherbergzaamheid (1986) zijn het vooral figuren in het klassieke, mythologische of bijbelse verleden als Job en Aeneas die Berghuis tot leven wekt. Zij weerspiegelen zijn isolement en maken zijn bestaan enigszins draaglijk. Een en ander verwoordt hij in de slotstrofe van ‘Weerzien op de Pityusen’, het gedicht dat een sleutelrol vervult in het gehele latere werk:
Waarom, Dido Fenicische, bel je mij op
en vraagt of ik naar jou wil komen?
Nu ben ik Es Vedrá. Een eiland reist
niet. Daar ga je heen. En aan de top
wacht de oude arend. Voordat je wijs
geworden bent, valt hij als een steen
omlaag. Spelend keelt hij zo de tijd.
De dichter vereenzelvigt zich met het (geïsoleerde) Es Vedrá,
| |
| |
dat tot de eilandengroep van de Pityusen behoort. Voorts wil hij als een bloeddorstige arend de tijd ‘kelen’, waardoor het verleden herleeft, met name door beeldsnijden, dichten, maken, scheppen in taal:
Wie geen eiland bewonen kan, geen vrouwen
vasthouden, vissen vangen, wie niet vliegt
als een vogel, moet met woorden kappen.
Alledaagse en afgesleten termen schrapt Berghuis uit zijn vocabulaire, want ‘kappen’ betekent óók ‘ophouden’. De geschiedenis beleeft hij als een kreeft en hij wil er tot in de diepste oorsprong in terugkeren. Zo houdt hij het naderende einde op een afstand, vanuit de gedachte dat de toekomst nooit ‘leven zal borgen’.
Een winter in Tomi (1987) zou evengoed ‘Een plaats van onherbergzaamheid’ hebben kunnen heten, want Tomi, waarheen Ovidius werd verbannen, het huidige Constanza, is een ongure plaats aan de even ongure Zwarte Zee, althans in zíjn beleving. Berghuis voelt zich verwant met de door keizer Augustus verbannen Ovidius, want beiden zijn banneling én dichter en doen een beroep op de herbergende functie van de poëzie, waarin via herinneringen uit de harde werkelijkheid van het heden wordt getreden.
Was Berghuis in Een winter in Tomi in staat Ovidius en zijn tijd vrij nauwkeurig te volgen, in Etruskische gezangen (1989) ziet hij zich tegenover raadselen geplaatst. Ook de Etrusken, als volk door de Romeinen onder de voet gelopen, zijn eigenlijk verbannen, zoals Ovidius in de meest letterlijke zin. Het lyrische personage wil de Etruskische tekens ontcijferen en in aanraking komen met de daarin vastgelegde visie op leven en dood. Bevangen door angst deinst hij echter voor de ontraadseling terug, wat zich ontlaadt in het rijkelijk vloeien van de wijn.
Op de gedachte dat een verdwenen cultuur voortleeft in teksten die in latere tijden geïnterpreteerd moeten worden, borduurt Berghuis voort in Kleitabletten (1990). Uit de geschriften van de Babyloniërs rijst een wereld op van goden en godenkinderen, van dappere en bange mensen. Het is de taak van de
| |
| |
dichter verward geraakte letters en woorden te ordenen, zoals de taal van de Babyloniërs, maar ook die van de demente moeder en de stomme duif. De dichter als ideale poëzielezer voltooit de tekst en ontdekt in het zwijgen van bijvoorbeeld de Babylonische moedergodin Isthar een nieuwe realiteit. De mogelijkheden van een oorspronkelijke taal verkent Berghuis verder ook in zijn laatst verschenen bundel, Adam (1991), waarbij hij zich liet inspireren door het bijbelse scheppingsverhaal, maar ook door daaraan verwante teksten van de Indianen, Eskimo's en Maori's.
| |
Relatie leven/werk
In zijn romanfiguren legt hij zijn bezwaren tegen geloof en maatschappij neer en in zijn poëzie projecteert hij in bepaalde situaties en personen eigen ervaringen.
Reminiscenties aan zijn middelbare schooltijd op Aldenghoor, het sanatoriumleven en het journalistenbestaan heeft hij verwerkt in Pleidooi voor een zondaar. In Don Ramon en de eilanders en Niet naar de maan gaan spelen respectievelijk de gefingeerde eilanden San Miguel en Portmany een rol, in werkelijkheid Ibiza, waar Berghuis een aantal jaren gewoond heeft. Pleidooi voor een zondaar en Niet naar de maan gaan zijn weliswaar geen sleutelromans, maar ze lijken er in sommige opzichten wel op. Evenals in zijn latere poëzie verwijst Berghuis er naar zijn ouders, vrienden en collega-letterkundigen. Onder het thema van de ballingschap verschuilt zich wellicht de kwellende gedachte aan het verlies van een geliefde, maar de feitelijke inhoud van dit gegeven is voor de interpretatie van ondergeschikt belang.
Behalve door indirecte zelfontleding, die eerder vooral zichtbaar was in Berghuis' eerste roman, wordt Niet naar de maan gaan (1964) bepaald door zijn haat-liefdeverhouding met het leven in de maatschappij van de jaren zestig.
| |
Kritiek
Naar aanleiding van Berghuis' eerste romans erkende Greshoff talent, maar geheel overtuigen konden ze hem niet. Bezwaren had hij vooral tegen de gekunstelde structuur, de gebrekkige karaktertekening en de vage inhoud. Ook anderen, zoals Dinaux en Panhuysen, hebben op zulke tekortkomingen gewezen, terwijl Eens Don Ramon en de eilanders een gave roman vond.
| |
| |
Berghuis' latere poëzie werd veel gunstiger besproken, onder meer door Fokkema en Kusters. Plaatsen van onherbergzaamheid en Kleitabletten beschouwde men als zeer overtuigende en mooie bundels. Een winter in Tomi blijft volgens de kritiek enigszins achter bij Ovidius vanwege het te schaars en te weinig subtiel aanwenden van metrum en alliteratie (Christiaan Visser) en de al te prozaïsche inslag (Guus Middag). Wat Greshoff reeds opmerkte over de romans - Berghuis' neiging de dingen te ongewoon en belangwekkend te zeggen - keert terug in de kritiek van Maarten Doorman op Etruskische gezangen.
| |
Techniek / Stijl
Dit bezwaar is veel minder ingebracht tegen de beeldspraak in zijn poëzie en tegen de symboliek in zijn romans. Na 1984 vermomt hij zijn emoties in klassieke beelden en in talloze woordspelingen, zoals ‘perzikhuid was hardleers’, ‘schoof desnoods de eikeschors af’ en ‘Kwam je bij mij slapend je baarmoeder nader?’. Minder functioneel zijn er de klankovereenkomsten, vaak slechts een woordspel, als ‘Antifoon voor Zenoon’.
In het verhalend proza hebben sommige personages en situaties een symboliserende werking. Zo belichaamt Don Ramon het instituut van de kerk en suggereert het ronddobberende schip waarop deze geestelijke met drie anderen vaart, hun besluiteloosheid. Associaties van geheel andere aard worden soms zichtbaar in overeenkomsten met teksten van verwante schrijvers, zowel in proza als in poëzie. Uitgesproken voorbeelden van deze intertekstualiteit bieden Pleidooi voor een zondaar (Johan Daisnes De trap van steen en wolken) en Een winter in Tomi (werk van Oyidius).
De geloofstwijfel en de scepsis tegenover de maatschappij verklaren niet alleen de onrust van Berghuis' personages, maar ook de grillige structuur van zijn verhalend proza. De romans zijn namelijk niet geschreven vanuit één persoon of standpunt, maar vanuit diverse, snel wisselende perspectieven. In zijn latere poëzie verdeelt Berghuis zijn aandacht doorlopend over uiteenlopende situaties en verscheidene figuren uit een ver verleden. In vergelijking met zijn romans is de vorm, evenals in Stanza's voor haar en ander vroeg werk, minder grillig. Vrijwel al zijn gedichten kenmerken zich namelijk door een regelmatige strofenbouw en door het gebruik van weinig witregels.
| |
| |
| |
Publieke belangstelling
De poëzie van Berghuis geniet in elk geval in kringen van lettrés een ruime belangstelling. Zijn bundels werden niet herdrukt; wel vond bijna de gehele oplage telkens haar weg naar de lezer.
De aandacht voor zijn romans was niet echt klein in de jaren vijftig en zestig, maar thans zijn ze vrijwel vergeten.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
H. Brands, Eenvoud in de poëzie? In: Stijl, jrg. 1, nr. 2, oktober 1943, pp. 36-37, E. |
Han Brands, De romantiek van het radicalisme. In: Overtocht, jrg. 1, nr. 1, mei 1944, pp. 6-13, E. |
Han Brands, Dithyrambe. In: Overtocht, jrg. 1, nr. 5, september-oktober 1944, p. 22, G. |
Hans Berghuis, Stanza's voor haar. Heerlen [1947], [Eigen beheer], GB. |
Hans Berghuis, Grote en kleine Metten voor jou. Kerkrade 1950, Van Loo, De Zilveren Scherf 4, GC. |
Hans Berghuis, [Vijf gedichten]. In: Zes minnaars. Samengesteld onder redactie van O.J.C. van Loo. Heerlen [1950], Winants, G. |
Hans Berghuis, Pleidooi voor een zondaar. Leiden 1952, A.W. Sijthoff, R. |
Hans Berghuis, Het spel van het herstel der bisschoppelijke hiërarchie in Nederland. Kerkrade 1953, De Zuid-Limburger, T. |
Hans Berghuis, Vincentiusoratorium. [Weert] [1955], [Eigen beheer], T. |
Hans Berghuis, Missionarissen in alle klimaten. Cuyk 1955, Oblaten van Maria, E. |
Hans Berghuis, Drie vrouwen. Leiden 1956, A.W. Sijthoff, R. |
Hans Berghuis, Clara en de andere. Voorhout 1958, Foreholte, Biografie. |
Hans Berghuis, Gods humanist. Leven, werken en dood van François de Sales. Voorhout 1958, Foreholte, Biografie. |
Hans Berghuis, Don Ramon en de eilanders. Leiden 1959, A.W. Sijthoff, R. |
Robert Traver, Strijd om een mens. Vertaald door Hans Berghuis. Leiden 1959, A.W. Sijthoff, R. (vert.) |
Hans Berghuis, Kamakto, het wordt dag! Voorhout/Brugge 1960, Foreholte/Desclée de Brouwer, R. |
E.R. Braithwaite, Voor mijnheer - van ons allemaal. Vertaald door Hans Berghuis. Leiden 1960, A.W. Sijthoff, De Gulden Spiegel, R. (vert.) |
Franciscus van Sales, Inleiding tot het devote leven. Vertaald door Hans Berghuis. Hilversum 1960, Paul Brand, E. (vert.) |
Hans Berghuis, Tweehonderd copla's zoals Spanje ze zingt. Amsterdam 1961, De Bezige Bij, Literaire pocket 58, Bl. (vert.) |
Hans Berghuis, Bernardijns Schetsboek. Vijftig jaar middelbaar. [Heerlen] [1963], [Eigen beheer], E. (gedenkboek bij het vijftigjarig bestaan van het Bernardinus College te Heerlen) |
Hans Berghuis, Niet naar de maan gaan. Amsterdam/Brussel 1964, Elsevier, Elsevier paperbacks, R. |
Hans Berghuis, De gestalte van de werkelijkheid in de nieuwere literatuur. In: Hans Berghuis, C. van Boekel, Geert van Beek e.a., De jonge mens en wereld in woorden. 's-Hertogenbosch 1966, L.C.G. Malmberg, pp. 12-21, E. |
| |
| |
Hans Berghuis, Coplas. Een mand vol noten. Middelburg 1979, Zeeuws kunstenaarscentrum, Slib-reeks 7, GB. (vert.) |
Hans Berghuis, Weerzien op de Pityusen. Haelen 1983, [Eigen beheer], G. (opgenomen in Plaatsen van onherbergzaamheid) |
Hans Berghuis, Postpapier voor Nigra. Briefgedichten. Oosterbeek 1984, Stichting Ravenberg Pers, GB. |
Hans Berghuis, Plaatsen van onherbergzaamheid. Amsterdam 1986, Em. Querido, GB. |
Hans Berghuis, Een winter in Tomi. Amsterdam 1987, Em. Querido, GB. |
Hans Berghuis, Vierluik met duif. Scheveningen 1987, Duindoornpers, GC. (opgenomen in Kleitabletten) |
Hans Berghuis, December. Terhorst 1988, Ser J.L. Prop, G. (opgenomen in Kleitabletten) |
Hans Berghuis, De scheiding. Terhorst 1988, Ser J.L. Prop, G. (opgenomen in Kleitabletten) |
Hans Berghuis, Etruskische gezangen. Amsterdam 1989, Em. Querido, GB. |
Hans Berghuis, Kleitabletten. Amsterdam 1990, Em. Querido, GB. |
Hans Berghuis en Frans Budé, De Maas & andere sproken. Maastricht 1990, Het Gonst, GB. |
Hans Berghuis, Frans Budé, Leo Herberghs en Wiel Kusters, Charles Beltjens herdacht. Landgraaf 1991, Herik, GC. |
Hans Berghuis, Adam. Een gedicht in sprookjes. Landgraaf 1991, Herik, Zwarte Reeks 8, GB. |
Hans Berghuis, Het masker. Maastricht 1994, Het Gonst, G. (opgenomen in Etruskische gezangen) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
J.L., Debuut van Hans Berghuis: sterk pleidooi voor God. In: Elseviers Weekblad, 13-12-1952. (over Pleidooi voor een zondaar) |
J. Greshoff, Pleidooi voor een zondaar. Hans Berghuis, beloftevol debutant. In: Het Vaderland, 18-4-1953. |
J. Greshoff, Een werk dat meetelt. Hans Berghuis: ‘Drie Vrouwen’. In: Het Vaderland, 2-3-1957. |
Jos Panhuysen, Drie vrouwen. In: Het Binnenhof, 9-3-1957. |
C.J.E. Dinaux, Een ontijdige publicatie. Vingeroefeningen bij open, raam. In: Haarlems Dagblad, 16-3-1957. (over Drie vrouwen) |
Ben van Eysselsteijn, Roman van menselijke onzekerheid en strijd. Hans Berghuis: Drie Vrouwen. In: Haagsche Courant, 16-3-1957 |
Paul Haimon, Hans Berghuis vond in Ibiza rust voor gedegen werk. In: Dagblad voor Noord-Limburg, 20-12-1958. (over Gods humanist en Clara en de andere) |
Kees Fens, Afrika en Spanje in Nederlandse romans. In: De Linie, 10-10-1959. (onder meer over Don Ramon en de eilanders) |
J. Greshoff, Hans Berghuis schrijft met te grote zinnebeeldigheid. ‘Don Ramon en de Eilanders’, ideeënroman die te weinig tot leven kwam. In: Het Vaderland, 24-10-1959. |
M.B., Hans Berghuis schreef een verrassende roman over de Poolmissie. In: De Nieuwe Limburger, 14-12-1960. (over Kamakto, het wordt dag!) |
Anne Wadman, Het eiland der vergissingen. In: Leeuwarder Courant, 20-1-1962. (over Don Ramon en de eilanders) |
Sybren Polet, Volkspoëzie uit Spanje boeit meer dan Jiménez. In: Het Vrije Volk 4-8-1962. (onder meer over Tweehonderd copla's zoals Spanje ze zingt) |
Loe Maas, Romancier Hans Berghuis zet de confrontatie voort. In: De Nieuwe Limburger, 26-9-1964. (over Niet naar de maan gaan) |
Paul Beugels, Hans Berghuis gaat niet naar de maan. In: de Volkskrant, 10-12-1964. (over Niet naar de maan gaan) |
Wiel Kusters, Een dichter keelt de tijd. Het tweede debuut van Hans Berghuis. In: NRC Handelsblad, 27-6-1986. (over Plaatsen van onherbergzaamheid) |
Hans van de Waarsenburg, ‘Plaatsen van onherbergzaamheid’. Sterke poëzie van Hans Berghuis. In: De Limburger, 25-7-1986. |
R.L.K. Fokkema, Het gedicht als smeltkroes. In: Trouw, 5-2-1987. (over Plaatsen van onherbergzaamheid) |
Guus Middag, De ideale straf voor een dichter. Pseudo-antieke poëzie van Hans Berghuis. In: NRC Handelsblad, 8-1-1988. (over Een winter in Tomi) |
Rob Molin, Bundel Berghuis is rijk van woord en klank. In: De Limburger, 8-1-1988. (over Een winter in Tomi) |
Christiaan Visser, Hans Berghuis en Ovidius. De psychische koude van een ballingschap. In: Leidsch Dagblad, 4-2-1988. (over Een winter in Tomi) |
Wiel Kusters, Als je een feest geeft, nodig de schimmen uit. Ondergrondse poëzie van Hans Berghuis. In: de Volkskrant, 21-4-1989. (over Etruskische gezangen) |
Maarten Doorman, Het najagen van een zonovergoten idylle. Hans Berghuis' Etruskische gezangen. In: Vrij Nederland, 15-7-1989. |
Piet Calis, Het ondergronds verwachten. Schrijvers en tijdschriften tussen 1941 en 1945. Amsterdam 1989, pp. 314-316. (over de eerste jaren van het schrijverschap) |
H.H. ter Balkt, Huub Beurskens e.a., Geijkte tijd. Maastricht 1989. (liber amicorum met gedichten bij gelegenheid van de vijfenzestigste verjaardag) |
Wiel Kusters, Naar Durban met één roei- |
| |
| |
spaan. Dichter Hans Berghuis geeft woorden aan het zwijgen. In: de Volkskrant, 30-11-1990. (over Kleitabletten) |
Johan Oosterman, Hans Berghuis: De lezer maakt het af. In: HN Magazine, 27-4-1991. (over Kleitabletten) |
[Anoniem], Romancier werd lyrische dichter. H. Berghuis overleden. In: De Limburger, 29-12-1994. |
61 Kritisch lit. lex.
mei 1946
|
|