| |
| |
| |
Eva Bentis
door Arno van der Valk
1. Biografie
Eva Bentis werd op 11 april 1951 geboren in Bennekom als Johanna Pieternella (roepnaam Joke) Meijer. Het gereformeerde gezin Meijer telde nog een oudere en twee jongere broers. Als kind onderging ze, vanwege een geboortedefect aan haar gezicht, talrijke operaties. Joke Meijer had grote bewondering voor haar oma van moederszijde die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet had gezeten.
Na haar eindexamen aan het Christelijk Streeklyceum in Ede vertrok ze in 1969 naar Amsterdam om er na een korte kennismaking met de studie Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, rechten en criminologie te studeren aan de Vrije Universiteit. Nog tijdens haar studie, in 1971, trouwde ze met neerlandicus Herman Schaap. Na de geboorte van haar zoon Jeroen in 1974 verhuisde ze voor het werk van haar man naar Alphen aan de Rijn, waar ze vanwege operaties aan haar hoofd maanden doorbracht in het ziekenhuis. In Alphen aan den Rijn werd haar dochter Jiska geboren. In 1978 verhuisde ze met haar gezin naar het Brabantse Dorst, waar ze in de jaren tachtig als vrijwilliger analfabeten begeleidde.
Joke Schaap-Meijer debuteerde in juni 1988 onder het pseudoniem Joke Middelheim in het tijdschrift Preludium met het verhaal ‘Asiel’. Een jaar later debuteerde ze onder het pseudoniem Eva Bentis met de verhalenbundel Moeders en dochters. Na in 1991 acht maanden in een houten boshuis tussen Dorst en Oosterhout te hebben gewoond, verhuisde ze eind 1991 naar Oosterhout, waar zij nog steeds woont.
Van 1991 tot de opheffing in 1993 maakte ze deel uit van de
| |
| |
redactie van Preludium. Van 1998 tot het faillissement in zool gaf ze les aan Schrijversvakschool 't Colofon in Maastricht en Amsterdam. Haar verhalen verschenen in Atlas, Brabant Cultureel / Brabant Literair, Hollands Maandblad Maatstaf en Preludium. Sinds 2005 legt ze zich onder het pseudoniem Vicky Hartman toe op het schrijven van thrillers. Daarvan zijn er enkele in het Duits vertaald.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Vanaf het eerste verhaal in haar debuutbundel Moeders en dochters (1989) spelen vrouwen de hoofdrol in het werk van Eva Bentis. Niet voor niets is haar schrijversnaam Eva. De vrouwen die in haar werk centraal staan, zijn vaak buitenstaanders, bijvoorbeeld doordat iets in hun uiterlijk of verleden hen anders maakt dan anderen. Daardoor zijn ze vaak eenzaam, maar ze gaan hun eigen weg, sterk en onafhankelijk van hun omgeving.
Voor deze hoofdpersonen is uiterlijke schoonheid uiteindelijk niet van belang, het zijn interessante persoonlijkheden met een innerlijke schoonheid, vrouwen die zich kwetsbaar voelen te midden van een groep mensen. Dat kan Linda zijn, uit het verhaal ‘De reis’ (Moeders en dochters), die een beugel voor haar te korte been heeft, of de bibliothecaresse en lerares Nederlands Els uit de roman Maskerade (1991). Hoe goed laatstgenoemde het grote litteken op haar gezicht ook maskeert en hoe goed ze zich ook wapent tegen de buitenwereld, uiteindelijk moet ze haar masker laten vallen als ze bij toeval haar familiegeschiedenis ontdekt. De ontdekking van haar tweelingzus geeft haar de rust om de wereld ongemaskerd tegemoet te treden.
In De engel en het zwaard (1994) wordt de Roemeense hoofdpersoon Irina na haar detentie onder het bewind van dictator Ceausescu een paria. Wanneer in 1989 een eind gekomen is aan dit bewind, ontrafelt ze de raadsels rondom het verraad dat haar in de gevangenis bracht. Ten slotte vlucht ze, beseffend dat ze in haar eigen land, waar nauwelijks iets wezenlijk veranderd is, niet meer kan leven. Ook in Nederland blijkt ze een buitenstaander als ze noodgedwongen passief de asielprocedure doorloopt.
Bentis schrijft geen zachtaardige verhalen, ze zijn hard en duidelijk. Hoewel haar hoofdpersonen niet zonder mededogen worden beschreven, wekken ze geen ontroering. De lezer kan tot op zekere hoogte meegaan in de schijnbaar onoplosbare moeilijkheden waarin de hoofdpersonen terechtkomen, maar deze blijft net als de hoofdpersonen zelf altijd buitenstaander. De beschreven vrouwen hebben in hun verleden allemaal iets dat rechtgezet of verwerkt moet worden, een geheim dat lang- | |
| |
zaamaan wordt ontsluierd (Maskerade, Het meisje in het marmer en Schaduw van de avond). Of ze geven hun verleden een plaats om een toekomst te kunnen opbouwen (De engel en het zwaard en Victoria). Voor de chirurg Jozefina in Het gif kraait koning in mijn hoofd (1996), die zich terugtrekt op een Veluwse boerderij om zich te bezinnen op haar leven, wordt pas tegen het einde van het verhaal duidelijk dat ze zonder het te weten al jarenlang getrouwd is met de Russische spion die in Engeland bekendstond als de paraplumoordenaar. Als zij dit ontdekt staat haar lot vast. Ook voor Jozefina geldt dat ze een buitenbeentje is. Bij haar boerenfamilie valt ze als kind uit de toon door haar schoolprestaties en op school krijgt ze geen erkenning vanwege de varkensstank die ze verspreidt. Ouder geworden is ze een briljante, stoere vrouw, maar wereldvreemd en zonder mensenkennis. Volgens Bentis zijn knappe, intelligente, sympathieke vrouwen voor romanschrijvers niet interessant. Juist de persoon die afwijkt heeft haar belangstelling, zoals Marion in De blinde lezer (2003).
| |
Relatie leven/werk
‘Misschien zijn het wel vrouwen zoals ik zelf zou willen zijn, door te dagdromen over mijn romanpersonages schrijf ik mezelf naar hen toe,’ verklaarde ze tegenover Johan Diepstraten. Ze denkt zelf niet vanuit het gevoelsleven van een man te kunnen schrijven. In de familiekroniek Schaduw van de avond (2000) is Willem van Duvenvoorde weliswaar de centrale figuur, maar de eigenlijke hoofdpersoon is zijn weerspannige dochter Clemeynse, wier verhaal verteld wordt door zijn kleindochter Goede van Standhazen.
Dat Bentis verhalen naar zichzelf toe schrijft, wil niet zeggen dat ze autobiografisch schrijft. Ze gebruikt gebeurtenissen uit het dagelijks leven en thema's uit haar eigen leven om een verhaal uit op te bouwen. Zo noemt ze meermalen haar aangeboren scheve gezicht een schrijversbron. Daardoor had ze al in haar jeugd een afwijkende positie in een groep en hoorde ze nooit ergens echt bij. Zo vertelde ze José Rozenbroek: ‘Ik keek vanaf de zijlijn de wereld in’ en ‘Ik weet: door mijn gezicht ben ik een sterker mens geworden’.
Ook op een minder basaal niveau verwerkte Bentis biografische gegevens. Het meisje in het marmer (1997) speelt, zonder dat het
| |
| |
met naam genoemd wordt, in haar geboortedorp Bennekom en Schaduw van de avond heeft het middeleeuwse Oosterhout als toneel. De foto van een armoedige hut die haar grootvader van vaders kant in 1929 liet maken toen hij naar Bennekom verhuisde, was aanleiding voor het schrijven van Het gif kraait koning in mijn hoofd
Voor Victoria (2005) gebruikte Bentis, net als eerder al in het verhaal ‘Dame met paraplu’ (2001) en in Maskerade, de verhalen die zij als kind van haar grootmoeder van moederskant hoorde. Als weduwe met zeven dochters zat deze tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet. Tegenover José Rozenbroek verklaarde Bentis: ‘Ik kreeg nooit genoeg van haar verhalen. Ik heb op mijn knietjes gebeden om nog een oorlog, waarin ik net zo dapper zou zijn als mijn grootmoeder.’ Haar grootmoeder, naar wie ze is vernoemd, is exemplarisch voor de sterke vrouw die Bentis beschrijft en die ze zelf graag zou willen zijn.
In Victoria gaat het titelpersonage, dat haar vader nooit heeft gekend, op zoek naar diens moordenaar. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd haar vader in de deuropening van zijn eigen huis neergeschoten. Victoria groeit op bij haar moeder en grootmoeder (van vaderszijde) en heeft met die laatste meer contact dan met haar moeder. Geheimen zowel rond het oorlogsverleden van haar moeders familie als rond haar vader, die als fabriekseigenaar een ingewikkeld spel met de bezetter speelde, bepalen haar leven. Als kind krijgt ze geen of alleen ontwijkende antwoorden op haar vragen. Vastbesloten de waarheid te achterhalen zweert ze niet te trouwen voordat ze de volledige toedracht van de moord en de aanleiding ertoe te horen krijgt. Uiteindelijk behaalt ze een overwinning haar naam waardig, maar het is de vraag of ze er gelukkiger op wordt.
| |
Thematiek
Het gaat in Victoria in thematisch opzicht niet alleen om de doorwerking van de oorlog en de heroïek van het verzet, maar net als in Maskerade en De Engel en het zwaard ook om het gegeven dat goed en kwaad, zowel als schijn en werkelijkheid niet makkelijk van elkaar te onderscheiden zijn.
| |
Visie op de wereld
Wat Bentis naar eigen zeggen bezighoudt, is de vraag hoe het komt dat de ene mens afwijkt van de andere. Haar interesseren de drijfveren die het menselijk handelen bepalen. Dat was voor
| |
| |
haar een reden om criminologie te studeren, maar dat blijkt ook nadrukkelijk uit Het gif kraait koning in mijn hoof, Victoria en bovenal uit Het meisje in het marmer. In deze laatste roman worden episodes verteld uit het leven van vier mensen die als kind gezamenlijk een leeftijdgenootje hebben vermoord. Ze beseften niet precies wat ze deden en door omstandigheden is hun schuld nooit aan het licht gekomen, maar is in plaats daarvan de zonderling Teun al te gemakkelijk schuldig verklaard. Het leven van de vier blijkt door de gebeurtenis volledig getekend.
| |
Techniek / Stijl
In deze psychologische misdaadroman houdt Bentis zich niet bezig met de schuldvraag, net zomin als in haar andere werk. Anders dan het strafrecht is de criminologie geïnteresseerd in de sociale en psychologische oorzaken van afwijkend gedrag. Hoewel de schuldvraag voor haar minder belangrijk is dan drijfveren van menselijk handelen, lijken al haar verhalen in meer of mindere mate thrillers. Er wordt altijd naar de ontrafeling van een mysterie toe gewerkt. De lezer wordt het verhaal in getrokken en de spanning loopt op naar een climax. Door de breed uitgesponnen levensverhalen van de karakters en andere zijlijnen verslapt de spanning soms midden in het verhaal, zoals in de thrillers De dode van Domburg (2005) en Zeeuws meisje (2006). Veelal werken de verhalen langzaam toe naar de onthulling van het ‘geheim’.
Een vlot tempo is geen kenmerk van het werk van Bentis; plotopbouw daarentegen wel. Een plot vraagt om constructie en die is nadrukkelijk aanwezig. Zo wordt het verhaal in Het meisje in het marmer verteld vanuit het perspectief van de vier hoofdpersonen, Thera, Cora, Arie en Alphons, door sprongsgewijs terug te gaan naar de dag van de moord in 1954, die het leven van deze vier blijvend zal beïnvloeden. Een ander voorbeeld biedt Schaduw van de avond, waarin het verhaal over de zoektocht van Clemeynse naar de naam van haar moeder en naar het motief van de weigering van haar vader om die bekend te maken, geregeld wordt onderbroken door de opmerkingen van de kleindochter/vertelster Goede van Standhazen. Het verhaal zoals zij dat in 1421 vertelt, speelt tachtig jaar eerder. Voortdurend wordt tussen die tijdsniveaus en personen heen en weer gesprongen. Bovendien wordt veel historische informatie
| |
| |
gegeven over bijvoorbeeld de Honderdjarige Oorlog, de Hoekse en Kabeljauwse twisten, de Sint-Elisabethsvloed, de pest, de opkomst van Breda, enzovoort.
Door zo'n uitvoerige (re)constructie brengt Eva Bentis haar lezers in een andere tijd en/of ruimte. En dat is ook precies haar bedoeling. Tegen Johan Diepstraten (1996) zei zij: ‘Voor mij is het schrijven van een roman een uitdaging: hoe krijg ik het voor elkaar dat de lezer zich een aantal uren van de wereld waant.’
| |
Visie op de wereld / Kunstopvatting
Hierin uit zich de behoefte van Bentis om vanwege haar geboortedefect door schrijven te ontsnappen naar een andere werkelijkheid. Dat gaat niet zo ver als bij Goede, de vertelster van Schaduw van de avond. Het schrijven over het verleden maakt Goede rustig en houdt de stemmen in haar hoofd op afstand. Schrijven is voor Bentis zelf een uitwijkplaats voor de buitenstaander. Ze noemde tegenover Johan Diepstraten schrijven een compensatie voor de hemel die haar in haar gereformeerde jeugd is voorgespiegeld. ‘Of je wilt of niet, je moet op een bepaald tijdstip toch een ander toekomstbeeld creëren dan je is voorgeschoteld tijdens je opvoeding.’ Net als Jozefina in Het gif kraait koning in mijn hoofd houdt ze zich bezig met de vraag wat er overblijft als de godsdienst wegvalt (Diepstraten 1996). Voor Bentis is de essentie van godsdienst dat je na je dood niet vergeten en verdwenen bent.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
‘Ik vind een goed plot altijd belangrijk,’ vertelde Bentis aan Henk Egbers, ‘maar belangrijker voor me is de psychologische ontwikkeling van de personages.’ Deze personages krijgen inzicht in zichzelf, hun verleden en hun relaties met anderen. Door de jaren heen lijkt de nadruk, die eerst lag op de psychologische ontwikkeling, overigens te verschuiven naar die op een goed plot.
Bijna gelijktijdig met Victoria verscheen Bentis' eerste misdaadroman, De dode van Domburg. Dat ze thrillers schrijft is te danken aan de toevallige omstandigheid dat uitgeefster Reintje Gianotten haar vroeg om een misdaadroman. Vanwege haar liefde voor een goed doortimmerd plot bleek dat genre haar goed te passen. Doordat zij het inmiddels combineert met haar literaire werk, is zij zich gaan afvragen wat het verschil is tussen
| |
| |
spannende en literaire verhalen. ‘In een spannend boek moet je een lezer meteen in het verhaal trekken, spanning vasthouden en die weer op tijd loslaten door de oplossing te bieden,’ legde ze aan Nicole Andries uit. Ook willen lezers van spannende boeken de locaties van het verhaal herkennen. In literaire romans gaat het volgens Bentis meer om de inhoud en minder om het decor en het verloop van de plot.
| |
Thematiek / Verwantschap
Bentis is een liefhebber van het werk van Patricia Highsmith en van Henning Mankell, de schepper van commissaris Wallander. Haar werk vertoont overeenkomsten met het hunne. Net als Mankell in zijn literaire en - en passant - in zijn spannende boeken behandelt Bentis maatschappelijke onderwerpen en maatschappelijk onrecht. En net als Bentis schrijven Mankell en Highsmith niet op een macho-manier, maar benaderen zij de hoofdpersonen psychologisch doordacht. Bij alle drie de schrijvers gaat het meer om de ontwikkeling van de hoofdpersonen dan om bloedstollende effecten. Met Schaduw van de avond, Breda in de ban van Nassau (2004) en Victoria sluit Bentis aan bij de toegenomen populariteit van historische romans, die gemarkeerd wordt door werk van Thomas Rosenboom en Jan van Aken.
| |
Kritiek
De verhalenbundel Moeders en dochters werd algemeen beschouwd als een sterk debuut. Doeschka Meijsing vond dat het voor een debuut zowel stilistisch als compositorisch van een opmerkelijke vormbeheersing blijkgaf. Over Bentis' latere werk wordt wisselend geoordeeld, zonder dat er sprake is van een uitgesproken positief of negatief oordeel. Een uitzondering hierop vormt het uiterst negatieve oordeel van Peter de Leeuw over de gelegenheidsuitgave Breda in de ban van Nassau, dat volgens hem wemelt van de geschiedkundige fouten.
Volgens de meeste recensenten laat het werk van Bentis stilistisch te wensen over. Veel meer waardering is er voor de compositie van de verhalen, de psychologische tekening van de personages en de spanning die wordt opgebouwd. Daarbij vindt menigeen wel dat de auteur te nadrukkelijk aanwezig is in haar pogingen om het verhaal zo vakkundig en geloofwaardig mogelijk in elkaar te zetten. ‘Ze laat alles te goed kloppen, verhaaltechnisch en psychologisch’ (Aleid Truijens); zo ontstaat
| |
| |
‘een te makkelijke legpuzzel die je ongeduldig maakt’ (Jeroen Vullings). Een ander manco, dat herhaaldelijk wordt genoemd, is de wijdlopigheid; zo oordeelt Janet Luis over Het gif kraait koning in mijn hoofd: ‘Intussen lijdt deze roman wel aan het euvel waaraan alle boeken van Bentis lijden: overdaad.’
| |
Publieke belangstelling
Bentis' antwoord op dit soort kritiek is haar overtuiging dat er een Zuid-Nederlandse stijl bestaat. Het Bourgondische van Brabant, zoals Bentis het noemt, vind je volgens haar terug in de literatuur. ‘Ik pas als schrijver beter in Brabant dan boven de rivieren’ (Van Diessen 2002). Van haar ‘Brabantse’ roman Schaduw van de avond ging in Brabant het merendeel van de 4.000 verkochte exemplaren over de toonbank en in die provincie lijkt haar werk meer belangstelling te krijgen. Dit blijkt uit het aantal recensies en haar nominatie voor de Prijs der Brabantse Letteren 2003. Eva Bentis heeft zich nooit mogen verheugen in de aandacht van het brede publiek, dat gevoed wordt door media-aandacht, lezingenseries en nominaties voor literaire prijzen. Alleen haar verhalenbundel Moeders en dochters is herdrukt als pocket. De laatste jaren profiteert zij met haar verhalen over commissaris Laurien Minnaar van het succes van literaire thrillers.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Joke Middelheim, Asiel. In: Preludium, jrg. 5, nr. 1, juni 1988, pp. 18-26, V. |
Eva Bentis, Moeders en dochters. Amsterdam 1989, Contact, VB. (2e druk 1996, Pandora, Pandora Pocket) |
Eva Bentis, Maskerade. Amsterdam 1991, Contact, R. |
Eva Bentis, De engel en het zwaard. Amsterdam 1994, Contact, R. |
Eva Bentis, Uitnodiging. Z.pl. [1995], [Parnassus/Apostrof-boekhandels], V. |
Eva Bentis, Het gif kraait koning in mijn hoofd. Amsterdam 1996, Contact, R. (licentieuitgave Den Haag 2001, Nederlandse Luister- en Braillebibliotheek) |
Eva Bentis, Het meisje in het marmer. Amsterdam 1997, Contact, R. |
Eva Bentis, Schaduw van de avond. Amsterdam 2000, Contact, R. |
Eva Bentis, De blinde lezer. Rotterdam 2003, Oogziekenhuis, R. |
Eva Bentis, Breda in de ban van Nassau. Van Polanen tot Oranje. [Breda] 2004, Hollaers van Elkerzee, E. |
Vicky Hartman, De dode van Domburg. Amsterdam 2005, Gianotten, R. |
Eva Bentis, Victoria. Amsterdam 2005, Contact, R. |
Vicky Hartman, Zeeuws meisje. Amsterdam 2006, Gianotten, R. |
Vicky Hartman, Moordfestival. Amsterdam 2008, L.J. Veen, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Diny Schouten, De onbuigzaamheid van het verdriet. Het verhalendebuut van Eva Bentis. In: Vrij Nederland, 21-10-1989. (over Moeders en dochters) |
Doeschka Meijsing, Verhalen uit de hogedrukpan. In: Elsevier, 4-11-1989. (over Moeders en dochters) |
Henk Egberts, Eva Bentis met verhalenbundel Moeders en Dochters: ‘Ik kan venijnig schrijven’. In: De Stem, 3-3-1990. (interview naar aanleiding van Moeders en dochters) |
Johan Diepstraten, ‘Maskerade’. Verrassende roman van Eva Bentis, de schone schijn ontmaskerd. In: De Stem, 7-6-1991. (over Maskerade) |
Doeschka Meijsing, Spanning uit de losse hand. Ambitieuze roman. In: Elsevier, 13-7-1991. (over Maskerade) |
Hans Wanen, De wereld van de aangetaste mensen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 26-7-1991. (over Maskerade) |
P.M. Reinders, Halleluja, ik heb andere genen. Eerste roman van Eva Bentis. In: NRC Handelsblad, 16-8-1991. (over Maskerade) |
José Rozenbroek, ‘De kern van het uiterlijk. Een afwijkend gezicht als biografisch uitgangspunt’. In: Elle, augustus 1991, p. 60. (interview) |
Inez van Eijk, De engel en het zwaard. Om de weerstand te breken. In: Trouw 3-3-1994. (over De engel met het zwaard) |
Jeroen Vullings, Het gelijk dat niets ontziet. In: Vrij Nederland, 26-3-1994. (over De engel met het zwaard) |
Inez van Eijk, Koude oorlog op de Veluwe. In: Trouw, 15-3-1996. (over Het gif kraait koning in mijn hoof) |
Johan Diepstraten, Schrijfster Eva Bentis en ‘haar’ uitzonderlijke vrouwen...: ‘eenzaam, maar met een sterk karakter’. In: De Stem, 22-3-1996. (interview naar aanleiding van Het giff kraait koning in mijn hoofd) |
Janet Luis, Relaas van een stervende vrouw in roman Eva Bentis. Een briljant dom gansje. In: NRC Handelsblad, 19-7-1996. (over Het gif kraait koning in mijn hoofd) |
Johan Diepstraten, Het meisje in het marmer thrillerachtige roman van Eva Bentis. In: De Stem, 30-9-1997. (over Het meisje in het marmer) |
Sophie de Witt, Vier kinderen weten dat een onschuldige man is veroordeeld. In: Trouw, 17-10-1997. (over Het meisje in het marmer) |
Ilse van der Velden, Kinderen zijn moordenaars. In: NRC Handelsblad, 21-11-1997. (over Het meisje in het marmer) |
Aleid Truijens, Een uit de hand gelopen pesterijtje. In: de Volkskrant, 2-1-1998. (over Het meisje in het marmer) |
Joris Gerits, Verpletterende zwijgplicht. In: De Morgen, 8-1-1998. (over Het meisje in het marmer) |
Hans Rooseboom, Onherkenbare andere tijden. Schaduw van de avond van Eva Bentis volgepakt met historische kennis. In: Brabants Dagblad, 10-2-2000. (over Schaduw van de avond) |
Gerrit Jan Zwier, Hoekse en Kabeljauwse twisten. In: Leeuwarder Courant, 11-2-2000. (over Schaduw van de avond) |
Peter Henk Steenhuis, Hoe er gevloekt werd, voelen we niet. In: Trouw, 19-2-2000. (over Schaduw van de avond) |
Joris Gerits, De overspelige veertiende eeuw. Spannende historische roman van Eva Bentis. In: De Morgen, 3-5-2000. (over Schaduw van de avond) |
Patricia van Diessen, Wandelen met de hoofdpersonen. Eva Bentis: ‘Het deviante zit in mij en mijn schrijven versterkt dat nog’. In: Brabant Cultureel, jrg. 51, nr. 2, februari 2002, pp. 13-15. (interview) |
Peter de Leeuw, Niet in de ban van Eva Bentis. In: BN/De Stem, 16-9-2004. (over Breda in de ban van Nassau. Van Polanen tot Oranje) |
Annelies Vlaanderen, Eva Bentis: ‘De oorlog sluimert altijd door’. In: BN/De Stem, 21-4- |
| |
| |
2005. (interview naar aanleiding van Victoria) |
Clara Strijbosch, Schemeren tussen goed en fout. In: de Volkskrant, 26-8-2005. (over Victoria) |
Jacques Hendriks, Moord in eigen achtertuin. In: BN/De Stem, 28-5-2005. (over De dode van Domburg) |
Rolf Bosboom, Provincie ideaal decor thriller. Vicky Hartman werkt aan serie Zeeuwse misdaadromans. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 10-6-2005. (over De dode van Domburg) |
Rolf Bosboom, Actuele thema's in Zeeuwse thriller. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 20-6-2006. (over Zeeuws meisje) |
Nicole Andries, Vicky Hartman schrijft jubileumthriller voor festival Film by the Sea. ‘Lezers van spannende boeken willen de locaties kunnen herkennen’. In: BN/De Stem, 14-11-2007. (over Moordfestival) |
Ali Pankow, Festival in ban van moord en gijzeling. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 9-9-2008. (over Moordfestival) |
114 Kritisch lit. lex.
oktober 2009
|
|