| |
| |
| |
Geert van Beek
door Jef van de Sande
1. Biografie
Gerardus Johannes van Beek werd op 13 maart 1920 geboren in Gennep. Zijn jeugdjaren bracht hij door in de Betuwe, in de buurt van Nijmegen. Van 1933 tot 1938 doorliep hij het gymnasium aan een katholiek internaat in Noord-Brabant. Daarna volgde hij de opleiding voor onderwijzer. De oorlogsjaren bracht hij door in Nijmegen (hij was getuige van het bombardement op die stad), en in het Zuidlimburgse Treebeek, waar hij sedert 1943 werkzaam was als onderwijzer. Daar maakte hij in 1944 ook de bevrijding mee.
Na de oorlog studeerde Van Beek Nederlandse taal- en letterkunde (M.O.-opleiding) in Amsterdam. Daarna was hij als leraar Nederlands verbonden aan het Odulphuslyceum in Tilburg, en vanaf 1959 aan het Mrg. Zwijsencollege in Veghel (N.B.), waar hij nu nog woont. Hij is gehuwd en heeft twee kinderen.
Sinds ongeveer 1960 heeft Van Beek zich gedistancieerd van het katholicisme.
Hij was medewerker van het literaire tijdschrift Raam, waarin hij naast verhalen en gedichten ook kritische bijdragen publiceerde. Hij publiceerde voorts in Merlyn, Nieuw Vlaams Tijdschrift en Dietsche Warande en Belfort.
In 1962 ontving hij de Anne Frankprijs voor zijn in regeringsopdracht geschreven roman Buiten schot, in 1968 de Vijverbergprijs voor zijn roman De steek van een schorpioen. In datzelfde jaar werd hij onderscheiden met de literatuurprijs van de provincie Noord-Brabant over de periode 1964-1966.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Geert van Beek debuteerde in 1952 met het korte verhaal ‘De Ballon’, dat in het tijdschrift Roeping verscheen. Het is een satirisch verhaal over een kapelaan die in zijn eerste preek volkomen over de hoofden van de beminde gelovigen heen praat. Zijn tegenspeler is het originele mannetje Lips. Na de preek neemt hij het woord en weet in een aanschouwelijk verhaal duidelijk te maken, wat de kapelaan met al zijn theologische geleerheid niet kon overbrengen.
In dit debuutverhaal komt een thema naar voren dat ook in de daaropvolgende verhalenbundel, Een hand boven de ogen (1960), op te merken is, met name in de verhalen ‘Naar buiten kijken’ en ‘Afscheid van Charley’. Dit is het thema van de afrekening met een katholieke opvoeding, die door een rigoureuze moraal de natuurlijke spontaneïteit en religiositeit van de mens doodt en hem daardoor opsluit in een benauwd isolement, vanwaaruit hij niet meer in staat is het leven positief te benaderen, naar buiten te kijken.
| |
Relatie leven/werk
Visie op de wereld
In zijn debuut gaat Van Beek dus duidelijk in discussie met een traditionalistisch katholicisme, dat hij als tegennatuurlijk en levensvijandig heeft ervaren. In de zestiger jaren blijkt Van Beek zich gedistantieerd te hebben van het katholicisme. Weliswaar komt kritiek op katholieke opvoedingsmethoden in zijn latere werk nog wel voor, onder andere in de verhalen ‘Man aan het spit’ (De gekruisigde rat) en ‘Het sletje’ (De 1500 meter), maar daarin heeft die kritiek niet meer de functie van een persoonlijke afrekening. Eerder wordt hierin vanuit een inmiddels verworven humanistische visie op de mens de katholieke traditie afstandelijk beschouwd als een overwonnen standpunt.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
In de roman Buiten schot (1961) wordt een ander belangrijk thema uit Van Beeks werk aan de orde gesteld. De hoofdpersoon van deze roman is een pacifist, die als gevolg van zijn overtuiging in botsing komt met een wereld vol oorlog en geweld (de roman speelt zich af rond de bevrijding).
Een tot obsessie wordende afkeer van geweld, met name het oorlogsgeweld, beheerst ook vele personages uit Van Beeks latere werk. Het duidelijkst komt dit thema tot uiting in de roman De dia's van Andrea. Deze roman is het relaas van een
| |
| |
vakantiereis die het dertienjarige meisje Andrea met haar vader maakt door West-Duitsland, in de buurt van het IJzeren Gordijn. De vader blijkt geobsedeerd te worden door oorlogsherinneringen, met name door het bombardement van zijn woonplaats in de Tweede Wereldoorlog. Zijn bestaanservaring is er in negatieve zin door bepaald. Hij is nog wel gevoelig voor positieve ervaringen, maar toch speelt zijn verleden hem steeds parten. Erotische en esthetische ervaringen worden voortdurend gekleurd door zijn scepsis en zijn levensangst, die het gevolg zijn van zijn oorlogstrauma. Zijn dochter Andrea daarentegen staat door haar jeugdige argeloosheid, scherpe intuïtie en onbedorven sensitiviteit nog geheel open en vol vertrouwen tegenover het leven.
| |
Techniek
De dia's van Andrea is geschreven vanuit het gezichtspunt van Andrea. De roman bestaat uit fragmenten van brieven waarin zij een vertrouwde vriendin deelgenoot maakt van haar reiservaringen. De keuze van dit perspectief is kenmerkend voor Van Beek. Heel vaak kiest hij in zijn verhalen het perspectief van kinderen of pubers. Deze keuze wordt kennelijk bepaald door zijn liefde voor het kind. In heel zijn werk staan kinderen en pubers model voor natuurlijkheid, oorspronkelijkheid, vitaliteit en openheid. Daartegenover zijn de volwassenen vaak scheefgegroeid, vastgelopen, bekneld in een dwangbuis van door opvoeding en cultuur bepaalde normen.
Kinderen en pubers als perspectiefdragers treffen we onder andere aan in het titelverhaal van de bundel De gekruisigde rat (1965), en in ‘De dag van het wonder’ en ‘Onderweg gestikt’ uit dezelfde bundel. Daarnaast vooral in de novelle Blazen tot honderd (1967).
In het laatstgenoemde verhaal wordt de perspectiefkeuze geïntensiveerd door innerlijke monologen van de hoofdfiguren Maurits en Moniek, waarbij de stream-of-consciousness-techniek verrassend goed wordt toegepast. Deze verteltechniek wordt ook in het latere werk van Van Beek gebruikt. Blazen tot honderd is een in scenes opgebouwd verhaal. Dit structuurprincipe is kenmerkend voor Van Beeks werk. In zijn roman De steek van een schorpioen (1968) wordt het zeer functioneel aangewend om simultane gebeurtenissen naar elkaar te laten verwijzen en vanuit verschillende invalshoe- | |
| |
ken te belichten. Daarbij slaagt Van Beek er uitstekend in zich in telkens weer andere verhaalpersonages te verplaatsen, wat aan zijn romans en verhalen een levendig en beweeglijk karakter geeft.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
In de verhalen uit de bundel De gekruisigde rat verschijnt voor het eerst een derde belangrijk thema uit Van Beeks werk. De hoofdpersonen uit deze verhalen worstelen met de vraag, hoe zij vanuit hun geloof in leven, liefde en geluk een zin kunnen geven aan ziekte, lijden en dood. De oplossing voor dit probleem zoeken zij veelal in een revolte tegen de dood, die zich uit in een verhoogde levensintensiteit. Dat is bijvoorbeeld het geval met de lyceïst Rob Uittewater uit het titelverhaal ‘De gekruisigde rat’. Rob wordt geconfronteerd met het sterven van zijn oudere broer Lucas na een slopend ziekteproces, dat uitloopt op een mensonterende aftakeling. Hij is ook getuige van de manier waarop zijn vader en zijn oudste broer Joop dit sterven verwerken. De schijnvrome gelatenheid van de eerste vindt hij ronduit meelijkwekkend, het cynisme van de tweede veroordeelt hij als lafheid. In zijn ogen hebben beiden al gecapituleerd voor de dood en zijn ze dus eigenlijk al afgeschreven. Zelf vindt hij een oplossing in zijn weigering om te capituleren. Hij wil van zijn verdere leven een wedloop met de dood maken.
Ook de jongen Maurits uit de novelle Blazen tot honderd daagt de dood uit door zich ver op een bevroren rivier te wagen, maar moet door het verdrinken van zijn vriendin Moniek in de dood zijn meerdere erkennen.
De tegenstelling tussen leven en dood is eveneens het thema in de verhalenbundel Het Mexicaanse paardje (1966). In deze verhalen is het thema in surrealistische vorm uitgewerkt. In het titelverhaal worden de apocalyptische angstvisioenen van de kunstschilder Egbert voor hemzelf en voor de ikfiguur op een benauwende wijze werkelijkheid, hetgeen tot de dood van Egbert leidt.
In de roman De steek van een schorpioen wordt het thema van de liefde die zin geeft aan het bestaan versus de dood die de zin daaraan ontneemt, in een meer omvattend geheel uitgewerkt. De roman bestaat uit 27 korte hoofdstukken; deze vormen elk op zichzelf een zelfstandig geheel met een eigen
| |
| |
spanningslijn, en geven tezamen een kaleidoscopisch beeld van de gebeurtenissen in een Italiaans vakantie-oord, waarbij een groot aantal personages betrokken raakt. De belangrijkste perspectiefdragers zijn Ferd Folke, een man van middelbare leeftijd, die door zijn onvruchtbaarheid twijfelt aan de zin van zijn bestaan en speelt met de gedachte aan zelfmoord, en een oude Duitse gravin, die hem door haar aanstekelijke vitaliteit daarvan weerhoudt.
In dit verband verdient het opmerking, dat de vrouwen in het werk van Van Beek naar voren komen als beter geïntegreerde, spontaner reagerende persoonlijkheden dan de mannen, wier neiging tot rationaliseren vaak resulteert in vervreemding.
| |
Stijl
Het taalgebruik van Van Beek getuigt van een sterk poëtischbeeldend vermogen, waardoor sommige fragmenten uit zijn verhalen en romans het karakter krijgen van prozagedichten. Daarbij valt het op, dat de waargenomen en beschreven werkelijkheid voortdurend met symbolische betekenis geladen wordt. Dit overvloedig symboliseren van de werkelijkheid doet soms wat te nadrukkelijk en cerebraal aan. Maar in zijn beste verhalen is het van een indringende, evocatieve kracht, vooral wanneer vanuit het perspectief van kinderen wordt verteld.
Humor en ironie zijn vaste bestanddelen in de stijl van Van van Beek. Zij geven, tezamen met de hierboven genoemde poëtische symboliek, een lichte, speelse toets aan het meestal tragische verhaalgegeven.
| |
Verwantschap / Traditie
Het literaire werk van Geert van Beek is thematisch verwant met dat van andere auteurs uit de zestiger jaren, zoals Jan Wolkers, maar ook met dat van oudere auteurs, zoals Gerard Walschap en Marnix Gijsen. De overeenkomsten zijn: een onomwonden uitgesproken afkeer van een godsdienstige moraal die de natuurlijke goedheid en vitaliteit van de mens verstikt, een sterke liefde voor de natuur en voor het natuurlijk-kinderlijke in de mens. Contrapuntisch daarmee verweven zijn de themata: geweld, ziekte, lijden en dood, die in het werk van Walschap, Gijsen en Wolkers eveneens een grote rol spelen.
| |
| |
Stilistisch doet Van Beek zich kennen als een neerlandicus met een brede belezenheid en grondige kennis van moderne verteltechnieken, die hij ook terdege beheerst. Wel heeft dit het nadeel, dat zijn verhalen en romans soms iets te nadrukkelijk en bewust geconstrueerd lijken.
| |
Kunstopvatting
Toch is techniek niet zijn grootste zorg, want het literaire werk van Van Beek lijkt vooral voort te komen uit een sterke ethische bewogenheid. Deze komt tot uiting door de duidelijk voelbare betrokkenheid waarmee hij de door hem geschapen verhaalpersonages volgt in hun worsteling met problemen van leven en dood. Ook deze ethische aandrift wijst op verwantschap met van oorsprong katholieke auteurs als Gerard Walschap en Marnix Gijsen. Het schrijven lijkt voor deze auteurs de functie te hebben van een bevrijding uit een door hun afkomst gegeven kader, dat geen ruimte bood voor een persoonlijk-doorleefde ethiek. Al schrijvend scheppen zij voor zichzelf die ruimte.
| |
Kritiek
Critici en recensenten hebben het werk van Van Beek overwegend gunstig beoordeeld. Daarbij valt op dat er in de Vlaamse kritiek, relatief gezien, meer aandacht is besteed aan zijn publikaties dan in de Nederlandse. Dit is wellicht mede het gevolg van het feit, dat juist zijn sterkste verhalenbundels, De gekruisigde rat en Het Mexicaanse paardje, verschenen zijn bij de Vlaamse uitgeverij Descleé De Brouwer, wier uitgaven blijkbaar gemakkelijk ontsnappen aan de aandacht van Nederlandse critici en recensenten.
| |
Publieke belangstelling
De belangstelling van het lezende publiek is, gezien de kwaliteit van het werk, geringer dan, mede op grond van gunstige beoordelingen, verwacht mocht worden. Tot nu toe werden alleen de novelle Blazen tot honderd en de roman De steek van een schorpioen herdrukt. Naar mijn mening verdienen ook de verhalen in De gekruisigde rat zeker een herdruk. Deze verhalen behoren namelijk tot het beste wat er in de zestiger jaren door ten onrechte veronachtzaamde Nederlandstalige auteurs geschreven is.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Geert van Beek, De Ballon. In: Roeping, jrg. 28, nr. 4, maart 1952, pp. 185-187, V. |
Geert van Beek, Een hand boven de ogen. 's-Gravenhage 1960, A.A.M. Stols-J.P. Barth, VB. |
Geert van Beek, Buiten schot. 's-Gravenhage 1961, A.A.M. Stols-J.P. Barth, R. |
Geert van Beek, De gekruisigde rat. Brugge-Utrecht 1965, Desclée De Brouwer, VB. |
Geert van Beek, Begrip en wanbegrip. In: H. Berghuis, C. van Boekel, Geert van Beek e.a., De jonge mens en wereld in woorden, 's-Hertogenbosch 1966, Malmberg, pp. 32-46, Publicaties van het katholiek pedagogisch bureau ten behoeve van het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs, nr. 21, E. |
Geert van Beek, Het Mexicaanse paardje. Brugge-Utrecht 1966, Desclée De Brouwer, VB. |
Geert van Beek, Blazen tot honderd. Amsterdam 1967, Em. Querido, N. (Tweede druk 1979.) |
Geert van Beek, Vrouwtje wisselen. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 113, nr. 9, november 1968, pp. 643-648, V. |
Geert van Beek, De steek van een schorpioen. Amsterdam 1968, Em. Querido, R. (Tweede druk 1971, Salamanderpocket 295.) |
Geert van Beek, Fan. In: Raam, nr. 71, januari 1971, pp. 9-15, V. |
Geert van Beek, De 1500 meter. Amsterdam 1971, Em. Querido, VB. |
Geert van Beek, De dia's van Andrea. In: Op ons lijf geschreven. Amsterdam 1974, Meulenhoff, pp. 63-74, V. |
Geert van Beek, De schilder en het meisje. In: Raam, nr. 106, oktober 1975, pp 8-16, V. |
Geert van Beek, De schoolmeester gaat op het slechte pad. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 28, nr. 10, december 1975, pp. 865-877, V. |
Geert van Beek, De cultus van de vrouw. In: Bundel, nr. 3, sept. 1976, pp. 75-79, V. |
Geert van Beek, Het deemoedige lichaam. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 29, nr. 1, januari 1976, pp. 14-21, V. |
Geert van Beek, Van je familie moet je 't hebben. 's-Gravenhage-Rotterdam 1976, Nijgh en van Ditmar, GB. |
Geert van Beek, De dia's van Andrea. Amsterdam 1977, Em. Querido, R. |
Geert van Beek, Beeld voor dag en nacht. Amsterdam 1982, Elsevier-Manteau, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
C.J.E. Dinaux, Het debuut van Geert van Beek. In: Haarlems dagblad, 10-9-1960. (over Een hand boven de ogen) |
B. van Eysselsteyn, Geert van Beek lost beloften in met de roman ‘Buiten schot’. In: Haagsche Courant, 24-2-1962. |
J. Huybrechts, In gesprek met Geert van van Beek. In: Raam, nr. 9, juli 1964, pp. 20-28. (interview over zijn werk) |
Fons Sarneel, De impasse van Geert van Beek. In: Raam, nr. 23, 1965; pp. 37-45. (over De gekruisigde rat) |
L. Geerts, De naam van God. In: De Nieuwe, 30-7-1965. (over Buiten schot en De gekruisigde rat) |
B. Kemp, Gekruisigde verhalen brengen Geert van Beek op de voorgrond. In: Standaard (der Letteren), 5-6-1965. (over De gekruisigde rat) |
Fons Sarneel, Tussen Coolen en Wolkers - Geert van Beek. In: Brabantia, jrg. 15, nr. 1, januari 1966, pp. 57-22. (over verteltechnieken bij Van Beek) |
D. Ouwendijk, Bijna spookachtige realiteit in nuchter proza verpakt. In: Het Binnenhof, 1-4-1967. (over Het Mexicaanse paardje) |
Fons Sarneel, Hondeweer in Holland. In: Vrij Nederland, 16-12-1967. (over Blazen tot honderd) |
Lieve Scheer, Traumatisch schrijven bij Geert van Beek. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 112, nr. 7, 1967, pp. 527-532. (over Het Mexicaanse paardje) |
Paul de Wispelaere, Geert van Beek: Het Mexicaanse paardje. In: Paul de Wispelaere, Facettenoog, Brussel-Den Haag 1968, pp. 138-142. |
R. Bulthuis, Geert van Beek overwint literaire experimenten. In: Haagsche Courant, 19-10-1968. (over De steek van een schorpioen) |
L. Geerts, Interview met Geert van Beek. In: De Nieuwe, 1-11-1968. (over De steek van een schorpioen). |
B. Kemp, Geert van Beeks dodendans. In: Standaard (der Letteren), 4-3-1969. (over De steek van een schorpioen) |
Raam, nr. 66, juni/juli 1970, (speciaal Van Beek-nummer) waarin onder meer:
- | Corn. Verhoeven, Interscript met Geert van Beek, pp. 20-30. (over zijn kunstopvatting en thematiek); |
- | Bernard Kemp, Danse macabre, pp. 31-43 (over het doodsmotief bij Van Beek); |
- | D.A. Bobbe, Metafysische bindingen in het werk van Geert van Beek, pp. 44-45; |
- | Jan Elemans, Een Chinese puzzel, pp. 46-52. (over Blazen tot honderd); |
- | Jacques Kruithof, Toxiuh ilpilia zonder uitstel, pp. 53-60 (over Het Mexicaanse paardje). |
|
Wam de Moor, De 1500 meter van Geert van Beek - Schrijven op de grens van het innerlijk. In: De Tijd, 19-6-1971. (over De 1500 meter) |
R. Bulthuis, Geert van Beek hoort niet op het tweede plan. In: Haagsche Courant, 26-3-1971. (over De 1500 meter) |
T. van Deel, Symbolische verhalen van Geert van Beek. In: Trouw, 21-8-1971. (over De 1500 meter) |
André Demedts, De 1500 meter van Geert van Beek. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 117, nr. 7, september 1972, pp. 549-550. (over De 1500 meter) |
Hugo Bousset, Therapeutisch schrijverschap. In: Hugo Bousset, Schreien, schrijven, schreeuwen. Brugge 1973, pp. 91-114 (over Eros en Thanatos bij Geert van Beek) |
Wam de Moor, Subtiele roman van Geert van Beek. De dia's van Andrea. In: De Tijd, 7-10-1977. (over De dia's van Andrea) |
Kees Eens, Vaders commentaar bij dia's van Andrea. In: de Volkskrant, 12-12-1977. (over De dia's van Andrea) |
| |
| |
Hugo Brems, Miniaturen van Van Beek. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 123, nr. 2, februari 1978, pp. 150-151. (over De dia's van Andrea) |
Hugo Bousset, 22 Duitse dia's. In: Ons Erfdeel, jrg. 21, nr. 5, november/december 1978, pp. 746-747. (over De dia's van Andrea) |
Jef van de Sande, Geert van Beek: De dia's van Andrea - de resten van het vaderschap. In: Jef van de Sande, Onsterfelijk behang & andere essays. 's-Hertogenbosch 1979, pp. 105-111. |
7 Kritisch lit. lex.
mei 1982
|
|