| |
| |
| |
F.L. Bastet
door Rudi van der Paardt
1. Biografie
Frédéric Louis Bastet werd op 20 september 1926 te Haarlem geboren. Na zijn hbs-examen (1943) deed hij staatsexamen gymnasium (1946), vervulde zijn militaire dienstplicht en begon in 1947 de studie klassieke letteren te Leiden. Hier studeerde hij af (1955) met Latijn en archeologie als hoofdvakken. In Italië bereidde hij zich voor op een dissertatie (1955-1956). Na bij opgravingen in Griekenland onder leiding van de befaamde archeoloog S. Marinatos betrokken te zijn geweest, promoveerde hij cum laude in december 1958 te Leiden op het proefschrift De datum van het grote hypogaeum bij de Porta Maggiore te Rome. Aan de Leidse universiteit maakte Bastet vervolgens wetenschappelijk carrière: van assistent werd hij wetenschappelijk (hoofd)ambtenaar, en in 1963 lector in de klassieke archeologie. In 1966 werd hij tot (gewoon) hoogleraar in dezelfde discipline benoemd.
Na tien jaar hoogleraarschap, waarin Bastet zeer veel archeologische studies publiceerde, maar, op een studie over Vosmaer na, nauwelijks literair werk, nam hij ontslag en werd conservator van de klassieke afdeling van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Sindsdien is hij zowel wetenschappelijk als literair weer zeer actief: als publicist over de antieke wereld en als Couperuskenner trok hij met zijn boeken en artikelen ruime aandacht. Daarnaast vervulde hij diverse functies in het maatschappelijk-culturele leven. Zo was hij onder meer enkele jaren voorzitter van het Nederlands Klassiek Verbond, waarvoor hij enkele jaarkalenders verzorgde, bestuurslid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en van het Praemium Eras- | |
| |
mianum, en was hij betrokken bij de uitbouw van culturele betrekkingen tussen Griekenland en Nederland.
In 1987 ging Bastet met vervroegd pensioen, om meer tijd te hebben voor de literatuur en de muziek; wat dat laatste betreft: niet alleen om meer piano te kunnen spelen, maar ook om anderen van zijn kennis op dit gebied te laten profiteren. Hij deed dit onder meer door een aantal muziekprogramma's voor Tros-radio te presenteren en in 2005 door met een literair-muzikaal programma rond muziek van Liszt op allerlei plaatsen op te treden. Eveneens bij de Tros had hij jarenlang een radiocolumn aan het eind van het programma ‘Finale’; enkele tientallen van deze columns zijn opgenomen in Radiolaria (1990).
Bastet publiceerde in de jaren zeventig en tachtig essays in De Revisor en Maatstaf; zijn bijdragen aan NRC Handelsblad over archeologie en de klassieke Oudheid dateren uit dezelfde jaren. Nadien werkt hij incidenteel mee aan De Parelduiker.
In 1981 ontving Bastet de Literaire Witte-prijs (van de gelijknamige Haagse sociëteit) voor Een zuil in de mist. Zijn biografie van Couperus werd in 1988 bekroond met de G.H. 's-Gravesande-prijs van de Jan Campert-stichting. In 2004 verwierf Bastet de P.C. Hooft-prijs voor essayistiek. Een deel van zijn essayistisch werk is in het Duits vertaald.
Bastet werd twee keer koninklijk onderscheiden: in 1982 werd hij benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau, in 2001, bij zijn vijfenzeventigste verjaardag, tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Bastet is ongehuwd en woont in Oegstgeest.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek / Relatie leven/werk
Hoewel F.L. Bastet een uiterst omvangrijk en divers oeuvre op zijn naam heeft staan, waarvan het wetenschappelijke deel, in kwantiteit althans, het literaire verre overtreft, is het heel duidelijk een eenheid. De liefde voor de cultuur van de klassieke oudheid is uiteraard de inspiratiebron voor zijn archeologische studies van wetenschappelijke en essayistische aard, maar zij doordesemt ook de gedichten, het fictionele proza en het literair-historische werk.
Bastet debuteerde vrijwel tegelijkertijd als prozaïst en als dichter. In zijn eersteling, de novelle De aardbeving (1959), die op Kreta is gesitueerd, speelt de archeologie een dubbele rol. In de eerste plaats zijn de twee hoofdfiguren, een anonieme ik-verteller en zijn vriend Erik Blinkenberg, jonge archeologen die elkaar van Rome kennen en nu op het eiland van de Grote Godin als assistenten van de Griek Stephanopoulos ‘tot elkaar veroordeeld zijn’. Aanvankelijk staan zij ver van elkaar af: de ‘ik’ is een typisch Noordelijke figuur: egocentrisch, oppervlakkig; Erik is een Zuidelijk type: gevoelig, kwetsbaar. Mede door de fascinerende sfeer op het eiland ontdekt de verteller gevoelens bij zich zelf en voor zijn vriend, waarvan hij zich nooit bewust is geweest - hij is een ‘archeoloog’ van zich zelf geworden. Bij de aardbeving, die enkele malen is aangekondigd (onder meer in een droom van de verteller, die hem naar het Minoïsche verleden verplaatst), komt Erik om. Alleen reist de ik naar Rome af, gewond, lichamelijk maar vooral psychisch.
| |
Ontwikkeling
De oogst van een klein decennium van poëtische arbeid bracht de bundel Gedichten (1960), die een vervolg zou krijgen in Arion op de dolfijn (1964), en Een mislukte pansfluit (1967). Voor een overzicht van Bastets werkzaamheden als dichter kan men het best te rade gaan bij Catacomben (1980), een 124 bladzijden tellende, chronologisch opgezette bloemlezing. Hierin zijn minder sterke gedichten geschrapt, naar zich laat aanzien op grond van stilistische overwegingen. Regels als ‘De uitgeblazen eierschaal / van dit verdriet / ligt nu in de vergeelde watten / van een vergeten spanen doos’ (uit ‘Hol’) doen bij latere herlezing nogal gedateerd aan.
| |
| |
| |
Techniek / Traditie
Opvallend is dat Bastet, wellicht in het spoor van de door hem zeer bewonderde Romeinse dichter Horatius, in bundels en bloemlezing duidelijk patronen aanbrengt. Zo staat in Catacomben zowel aan het begin als aan het eind een cyclus van veertien verzen. De jongste, die in de jaren zeventig tot stand gekomen is, is door rijm en ritme tamelijk gebonden, maar niet op een traditioneel-strenge manier.
Het thema is de confrontatie van de ‘ik’ met zijn zojuist overleden vader; in zekere zin is de cyclus het verslag van een bewustwordingsproces. Datzelfde geldt voor de cyclus ‘Koning van Rome’ (daterend uit 1954), een sonnettenkrans, met een afsluitend meestersonnet. Deze in archaïsche taal geschreven cyclus is één loflied op de ruimte, het licht en het leven van de oude stad, zoals blijkt uit het titelgedicht:
Want zie, in Rome's licht hervond ik mij.
Het drukt mij als een koningskroon de slapen,
mijn handen dragen het: een gouden wapen,
en 't glijdt mijn schouders langs: een koningspij
Het lyrisch enthousiasme voor Rome vindt zijn tegenhanger in het Horatiaans sarcasme ten opzichte van toeristen in de korte cyclus ‘Truus in Rome’:
Het denken aan verval is hier verplicht.
Hoofdschudden. Hoe bestaat het zeggen. Zuchten.
Je zíét Galigula de gang in vluchten,
zegt Truus bij het verkeerde vergezicht.
| |
Thematiek / Kunstopvatting
De titel Catacomben (ondergrondse begraafplaatsen van de eerste Christenen in Rome) verwijst niet alleen naar Rome en archeologische belangstelling, maar vooral ook naar dood en vergankelijkheid: het motievenarsenaal van de prozaïst en dat van de dichter Bastet is vrijwel identiek.
Zoals echter de ontroering haar tegendeel krijgt in de spot, zo staat tegenover de onvermijdelijke ondergang van wat de dichter lief is het besef dat de herinnering daaraan door zijn dichtkunst behouden blijft. Het titelgedicht uit de bundel Arion op de dolfijn brengt dat duidelijk tot uiting en de gedach- | |
| |
te staat ook centraal in een uit dezelfde bundel stammend gedicht ‘Het schip van Mahdia’:
Twee duizend jaar geleden
zonk het schip van Mahdia,
zonk de bronzen liefdegod
zingend als een watergong -
zinkt het schip van mijn gedachten
en geen duiker moge duiken
om het wrakke hout te lichten -
hun beelden blijven leven.
Het ‘blijven leven van de beelden’ is wat de archeoloog én de dichter bezighoudt.
Dat dit ‘programmatische’ gedicht Bastet ook zelf intrigeert, blijkt uit het feit dat het vrijwel het enige is waarin een strofe is herschreven. De oorspronkelijke versie van de laatste strofe was (Arion op de dolfijn, p. 25):
ligt het schip van mijn gedichten
weggezonken in zijn diepten,
en geen duiker moge duiken
in mijn ruisen, in mijn zingen:
mijn beelden blijven leven.
De nieuwe versie is een verbetering. De scheepsmetafoor is toepasselijker voor gedachten dan voor gedichten - uit het zinken van de gedachten, dat is het afdalen in het onbewuste (ook dit aspect schuilt uiteraard in de titel Catacomben), ontstaan de gedichten; als die zelf weggezonken zouden zijn, zijn er
| |
| |
weinig overlevingskansen voor de beelden. ‘Om het wrakke hout te lichten’ is een prachtige omschrijving van de taak van de interpretator. Die kan, met de dichter, in ‘ongekende diepte(n)’ duiken.
| |
Techniek / Thematiek
In 1985 verscheen Drieluik, een bundel met een structuur die aan een schilderij doet denken: twee zijpanelen, met als titels ‘Aan Kroisos’ en ‘Aegyptiaca’ (beide afzonderlijk, in een zeer beperkte oplage, verschenen als plaquette), en een middenpaneel, ‘Kwatrijnen uit Galilea’. De eerste afdeling heeft als ondertitel ‘Klein dodenboek voor gestorven vrienden’, de derde bevat herinneringen aan een reis door het dodenland bij uitstek, Egypte, en gedenkt het overlijden in 1982 van de voordrachtskunstenaar en Couperus-kenner Albert Vogel, met wie Bastet in jarenlange vriendschap was verbonden. De kwatrijnen uit Galilea (een klein dorpje op Majorca, waar Bastet een indrukwekkende achttiende-eeuwse Engelstalige inscriptie aantrof) vormen een contrapunt: zij gaan over dulden, verwerken en herrijzen en ademen een klassiek-stoïsche sfeer. Formeel zijn deze gedichten sober, om niet te zeggen kaal: alle ornamenten ontbreken hier. Het volgende gedicht, een zelfportret, naar men mag aannemen, is representatief.
Inland
Zichzelf genoeg, als in de wind een eik
die ruisend uitwaait aan de winterdijk.
De ingekerfde namen uitgebeten.
Doods uiterwaarden. Inzicht. Wereldrijk.
| |
Ontwikkeling
Thematiek
Bastet publiceerde voorts twee bundeltjes light verse, Het fin de siècle alfabet (1984) en Haagse krengen (1985), een kleine reeks autobiografische sonnetten, Haarlem (1994), en de bundel Pentagrammen (2002), met enkele venijnige uithalen naar ‘Grieks toerisme’. Bekijkt men Bastets poëtische productie als geheel, dan kan men er formeel (en ten dele ook inhoudelijk) een cirkelgang in ontwaren: van de strenge Romeinse sonnetten uit de jaren vijftig, via de door de Vijftigers geïnspireerde vrijere gedichten
| |
| |
uit de jaren zestig (zie Andreus 1990), terug naar de strenge kwatrijnen uit de jaren tachtig en de meer recente sonnetten. Het fictionele proza van Bastet kent eveneens drie perioden: het jeugdproza rond 1960, de korte verhalen van eind jaren tachtig en de grote romans van de jaren negentig. Na De aardbeving publiceerde hij in 1961 een tweede novelle, Heksendans, en twee jaar later een eerste roman, Lava. Deze drie teksten vormen duidelijk een eenheid. De verhalen spelen alle in de mediterrane wereld en hebben hetzelfde grondthema: de strijd tussen verstand en gevoel, het (vaak tevergeefs) zoeken naar evenwicht. Heksendans speelt in Rome, voor een klassiek archeoloog een ideale locatie. De hoofdfiguur van de novelle is geen man, maar een jonge kunstenares, Kaay Voerman, die de Prix de Rome heeft gewonnen en nu in de Eeuwige Stad probeert van een ongelukkige jeugd en geknakte liefde te herstellen. Dit lukt maar ten dele. Wel blijkt het dagelijks leven in Rome dragelijker dan in het barre Nederland, maar in de persoonlijke contacten is Kaay allerminst succesvol. Zij wordt door iedereen bedrogen, zelfs door haar moeder en representanten van de moederfiguur. De les die zij leert, is dat je het in het leven alleen moet zien te redden, van anderen niets moet verwachten. De heksendans in de Moederstad heeft haar van illusies bevrijd.
| |
Techniek
Schuilt de aantrekkingskracht van dit kleine boekje vooral in de mooie beschrijvingen van stukken Rome (een of meer fragmenten eruit zouden niet hebben misstaan in de bloemlezing met teksten over deze stad die Bastet in 1988 bezorgde), in Lava trekken vooral de plot en de geraffineerde verteltechniek de aandacht. De roman speelt zich af aan de voet van de Vesuvius, een locatie die doet denken aan vuur en verstening, leven en dood. In metaforische zin hebben deze motieven op alle personages van het boek betrekking, in letterlijke zin op de protagoniste, Anne, een Hollandse vrouw van middelbare leeftijd: zij tuimelt van de rotsen op het nabijgelegen eiland Capri. De vraag of hier sprake is van een ongeluk of een moord houdt allen bezig; de argumentatie voor het één of het ander is zeer verschillend en is onthullend voor de geestesgesteldheid der diverse personages. De auteur gebruikt een meervoudig personaal perspectief en komt dan ook niet, zoals in een detective- | |
| |
verhaal wel gebruikelijk is, met een definitief antwoord op de vraag naar de toedracht: dat wordt aan de lezer overgelaten. Behalve een psychologische roman is Lava dus ook een roman over de onkenbaarheid der dingen. Die gelaagdheid werd in de kritiek opgemerkt en zeer positief gewaardeerd. Van het drietal fictionele teksten, dat in 1986 onder de titel Op weg naar het zuiden in één band werd herdrukt, is Lava zeker het sterkst; misschien is het wel de beste roman die Bastet heeft geschreven. Pas in de tweede helft van de jaren tachtig kwam Bastet met nieuw proza: een hele serie korte verhalen. Hij verzamelde die in drie bundels: als eerste verscheen Lobster cocktail en andere verhalen (1986); een viertal verhalen bracht hij bijeen in Manuscript in een roze smoking gevonden (1988), dat, op het titelverhaal na, is opgenomen in De stoptrein en
andere verhalen (1989). In totaal zijn dit 23 verhalen, die, hoe gevarieerd ook qua personages, locaties en gebeurtenissen, een onmiskenbaar geheel vormen. De hoofdpersonen, vaak ook de vertellers van de verhalen, zijn vrijwel allen zonderlingen, die om een of andere reden buiten het maatschappelijk bestel staan. Hun belevenissen zijn vreemd, soms zelfs absurd. Vanuit de schrijver bezien zijn de verhalen oefeningen in idiolect. Heel duidelijk is dat het geval in ‘Manuscript in een smoking gevonden’, een pastiche van de ‘arabesken’ van Louis Couperus.
| |
Traditie / Kritiek
Het is niet eenvoudig om parallellen in de Nederlandse literatuur voor deze verhalen te vinden. In een interview met Frank Vermeulen in Haagse Post (1986) wijst Bastet als voorbeelden Somerset Maugham, Guy de Maupassant en Roald Dahl aan. Blijven we binnen het corpus van Bastet zelf, dan ligt het voor de hand een lijn te trekken naar de bovenvermelde bundeltjes light verse, eveneens in de jaren tachtig geschreven. De critici bleken verdeeld over de amusementswaarde van de verhalen. Sommigen vonden ze ‘verrukkelijk zuur’, anderen net iets te grappig om het niveau van Bastets andere werk te halen.
| |
Ontwikkeling
In de jaren negentig keerde Bastet terug naar de fictie van langere adem: hij schreef een eigentijdse roman, Funérailles (1993); het zeer omvangrijke Helse liefde (1997), dat hij zelf betitelde als een ‘biografisch essay’, maar dat ook aspecten van een roman heeft, en de historische roman De schele hertogin (2000). Ze
| |
| |
zijn duidelijk het werk van een oudere, gerijpte auteur, die grote thema's aandurft, vertrouwend op een technische perfectie.
| |
Thematiek / Relatie leven/werk
Funérailles was na dertig jaar weer een nieuwe roman - dat was zo lang geleden dat enkele critici spraken van een debuut als romancier van de Couperuskenner Bastet. Op grond van de locaties is die verwijzing naar het biografische werk van de schrijver niet onbegrijpelijk. De roman speelt deels in Den Haag, maar vooral op Capri (vergelijk de situatie in Lava), al in de oudheid om zijn schoonheid geroemd; bovendien genoot het bekendheid, omdat het aan de Sirenen, verleidelijke wezens (half vrouw, half vogel) was gewijd. Deze mythologische gegevens ondersteunen de plot van het boek: de hoofdpersoon, de emeritus-hoogleraar geschiedenis David Hendrix, treurend om het verlies van een goede vriend, wordt op Capri, waar hij rust zoekt voor zijn emoties van de afgelopen tijd, onder meer door de ex-minnares van zijn vriend belaagd, maar weet, als Odysseus geklemd aan de mast, aan haar te ontkomen. Het thema van de roman is dat van de ouderdom en de onafwendbare dood, die men niet moet vrezen, maar aanvaarden. De titel verwijst naar een compositie van Liszt (1849), geschreven voor de dood van drie vrienden. Alleen al uit de hoofdstuktitels, aan Liszts muziek ontleend, blijkt de muzikale structuur van de roman. Net als bij Couperus, inderdaad, is er sprake van autobiografische elementen; hoever die precies gaan valt moeilijk te zeggen, maar dat de verloren vriend van Hendrix, in de roman Floris Hahn geheten, in de realiteit Albert Vogel is, lijkt moeilijk betwistbaar.
| |
Thematiek
Verwantschap
De muziek is geen ‘achtergrond’, maar hoofdzaak in Helse liefde, in zoverre als het leven en werk van en de vriendschap tussen twee componisten, Frédéric Chopin en Franz Liszt, centraal staan. Bastet beschrijft indringend hun opkomst, hun enorme roem, hun relaties met respectievelijk de romanschrijfster George Sand en de gravin Marie d' Angoult, die haar echtgenoot voor Liszt in de steek liet en deze drie kinderen schonk, maar hem uiteindelijk weer verloor. Het liefdesleven tussen Chopin en Sand was nog veel stormachtiger, kende grote hoogten, maar hield ten slotte ook geen stand: in de visie van Bastet heeft Sand haar (vroegere) minnaar ronduit vernietigd. Het
| |
| |
boek, dat eindigt met de dood van Chopin in 1849, kan men ook lezen als de demonstratie van de offers die een waarachtig kunstenaar voor zijn werk moet brengen. Bastet is de eerste die het viertal gezamenlijk heeft beschreven, wat gezien de overvloedige literatuur over hen tamelijk verrassend mag heten. Bij voorkeur laat hij de bronnen (dagboeken, brieven, romans van biografische aard) zelf spreken, maar de compositie en de interpretatieve keuzes zijn van de auteur. Helse liefde is dus een mixtum compositum van historische studie, essay en roman. Als zodanig is het boek goed te vergelijken met Heren van de thee (1992) van Hella S. Haasse.
| |
Thematiek / Techniek
Een echte historische roman is De schele hertogin, over Marie-Caroline de Berry, de weduwe van de Franse troonopvolger die in 1820 werd vermoord. Zij probeerde twaalf jaar later een opstand te ontketenen om haar mindeijarige zoon Henri onder haar toezicht het koningschap te laten vervullen, een poging die onder andere mislukte doordat zij inmiddels van haar minnaar zwanger bleek. Deze misstap maakte haar en haar zoon in de ogen van de machthebbers ongeschikt voor de troon. Later werd zij zelfs gevangengezet. Bastet laat haar zelf verslag uitbrengen van haar opmerkelijke wederwaardigheden. Het zelfportret dat zo ontstaat is dat van een strijdbare, zeer intelligente en belezen vrouw, met een sterk gevoelsleven. Bastet volgt overigens, net als in Helse liefde, de historische overlevering met betrekking tot de hertogin en het relevante stuk Franse geschiedenis zeer getrouw. Zijn vakmanschap blijkt uit zijn vermogen zijn hoofdpersoon tot een overtuigend vertelster te maken.
| |
Kritiek
Alle drie de boeken zijn door de kritiek goed onthaald, Helse liefde werd zelfs uitbundig geprezen (maar niet navenant verkocht). Hans van der Ploeg (NRC Handelsblad) vond het niet alleen een uitstekend boek voor muziekliefhebbers en geïnteresseerden in artistieke cercles in de vroege negentiende eeuw, maar achtte het ook van belang voor psychologen/psychiaters - wat gezien het hoge aantal evidente patiënten in het boek zeker het geval is. Wat dat betreft mogen de twee romans er ook zijn. Je krijgt de indruk dat de critici de ‘krankzinnigheid’ van de personages tot de pluspunten van Funérailles en De schele hertogin rekenden.
| |
| |
| |
Thematiek / Traditie
Het essayistische werk van Bastet is zeer omvangrijk: het omvat zo'n vierduizend bladzijden (Helse liefde wet meegerekend). Globaal gesproken beweegt het zich op twee terreinen: dat van de klassieke archeologie en (soms moderne) kunst enerzijds en dat van de literatuurstudie anderzijds. Tot die laatste categorie behoren allereerst de publicaties over Couperus, aan wie hij vijf grote en enkele kleinere boeken wijdde. Daarnaast heeft Bastet diverse publicaties aan Vosmaer gewijd en ook wel, zij het in mindere mate, aan figuren uit de min of meer contemporaine literatuur. Bastet begon zijn literair-historische carrière met een boek over mr. Carel Vosmaer, eens een grote naam in onze letterkunde, maar in de jaren zestig van de vorige eeuw niet erg in tel. Bastet legde het accent op Vosmaers reizen naar Italië en de invloed die zij hadden op zijn romans Amazone (1880) en Inwijding (1888), zijn verhalende poëzie, zijn klassieke vertalingen en essays. Het behoeft weinig betoog dat Bastet in Vosmaer met zijn voorkeur voor de klassieke oudheid en zijn veelzijdigheid een zielsverwant heeft gezien, misschien ook wel een voorbeeld, in ieder geval iemand die het verdiende aan de dreigende vergetelheid te worden ontrukt.
| |
Thematiek / Kritiek
De eerste artikelen over Couperus schreef Bastet in het begin van de jaren zeventig. Pas echt op stoom geraakte hij door zijn eigen uitgave van de brieven van Couperus aan zijn uitgever Veen in 1977. Uit die collectie kwam een schat van nieuwe gegevens over de werkwijze en planning van Couperus te voorschijn, maar ook kon daardoor de identiteit van personen die in het leven en in romans, novellen en feuilletons van de schrijver een rol hadden gespeeld, worden achterhaald. Zijn eerste resultaten bracht hij in Een zuil in de mist (1980) bijeen, een boek dat een gunstig onthaal kreeg. Meer dan één recensent merkte op dat van Bastet de eerste volwassen biografie van Couperus verwacht mocht worden. Die kwam er ook: medio 1987, vlak voor zijn pensioen, loste Bastet de beloften in met Louis Couperus. Een biografie. In bijna zevenhonderd bladzijden, gevolgd door een indrukwekkend notenapparaat en een volledige bibliografie, presenteerde de biograaf Couperus in de eerste plaats als een noeste werker, die zich voor zijn arbeid ook goed liet betalen. Voorts besteedde Bastet veel aandacht aan Couperus' nauwe- | |
| |
lijks verhulde homoseksualiteit (in een tijdperk dat op seksueel gebied niet bijster liberaal kon heten) en, als eerste, ook aan de offers die diens vrouw, Elisabeth Baud, door haar huwelijk met haar impotente neef bewust had gebracht. Niet alle critici vonden deze aandacht even gepast. Bovendien waren er methodologische bezwaren: Bastet had Couperus' fictionele werk te eenzijdig biografisch geïnterpreteerd en lege plekken in diens leven met te weinig reserve vanuit de fictie ingevuld. Ondanks deze bezwaren kreeg de schrijver voor dit boek de 's-Gravesandeprijs 1988 en zeker ook de erkenning bij het lezend publiek: in korte tijd werden drie drukken opgelegd.
Eén ding is zeker: met zijn biografie heeft Bastet veel bijgedragen tot een hernieuwde belangstelling voor Couperus. Er verschenen veel heruitgaven van diens werk, vooral van zijn grote romans, vaak in- of uitgeleid door Bastet. Ter gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag (2001) verscheen onder redactie van een drietal kenners/vrienden een bundeling van bijna alle artikelen uit de laatste vijftien jaar. Al tien jaar tevoren had Bastet zijn lezers verrast met de uitgave van een schitterend fotoalbum over Couperus en zijn familie, waaraan zoveel verklarende tekst was toegevoegd dat De wereld van Louis Couperus (1991) veel weg had van een wat kortere, geïllustreerde versie van de biografie.
Bastet heeft zijn Couperusonderzoek vaak vergeleken met het werk van een archeoloog die uit scherven een vaas reconstrueert. Nog dichter bij het werk dat hij beroepshalve verrichtte, bleef hij met zijn vijf delen Wandelingen door de antieke wereld (1978-1987), met als toegift een bloemlezing uit dit kwintet (1990). Vele hoofdstukken eruit zijn vóórgepubliceerd in NRC Handelsblad, ze gaan ongetwijfeld terug op colleges die Bastet als hoogleraar te Leiden heeft gegeven. Met het populariseren van zijn vak is hij in onze tijd een uitzondering, maar ook ver vóór de Tweede Wereldoorlog verschenen in de NRC al publicaties van deze aard, en wel van de in Rome gestationeerde archeoloog H.M.R. Leopold (verzameld in zes delen Uit de leerschool van de spade). Bastet heeft dezelfde gave als Leopold om nieuwe wetenschappelijke vondsten en inzichten te populariseren. Hij overtreft hem echter als literator. Hij is niet alleen een vaardig
| |
| |
stilist (sommige van zijn opstellen lijken wel kleine novellen), maar hij geeft ook meer structuur aan de bundels. Als een rode draad loopt de reis naar het Zuiden door de bundels heen. Totaal in vergetelheid geraakte reisbeschrijvingen dienen Bastet als stenen voor een nieuw, flonkerend mozaïek. In zijn bundels hebben archeologie en literatuur een bewonderenswaardige synthese bereikt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
F.L. Bastet, De datum van het grote hypogaeum bij de Porta Maggiore te Rome. Leiden 1958, Universitaire Pers, Proefschrift. |
F.L. Bastet, De aardbeving. Amsterdam 1959, De Arbeiderspers, N. (licht gewijzigd opgenomen in Op weg naar het Zuiden) |
F.L. Bastet, Gedichten. Amsterdam 1960, De Arbeiderspers, GB. |
F.L. Bastet, Heksendans. Amsterdam 1961, De Arbeiderspers, N. (licht gewijzigd opgenomen in Op weg naar het Zuiden) |
F.L. Bastet, Lava. Amsterdam 1963, De Arbeiderspers, R. (licht gewijzigd opgenomen in Op weg naar het Zuiden) |
F.L. Bastet, Arion op de dolfijn. Amsterdam 1964, De Arbeiderspers, GB. |
F.L. Bastet, Reizigers naar Rome. Amsterdam 1964, De Arbeiderspers, Openbare Les. |
F.L. Bastet, Simulacrum valde ridiculosum. Amsterdam 1966, De Arbeiderspers, Oratie. |
F.L. Bastet, Een mislukte pansfluit. Amsterdam 1967, De Arbeiderspers, GB. |
F.L. Bastet, Mr. Carel Vosmaer: Zijn achtergronden, zijn reizen, zijn tijdgenoten, zijn invloed. Den Haag 1967, Bert Bakker/Daamen, E. (2e herziene en aangevulde druk, onder de titel Met Carel Vosmaer op reis, Amsterdam 1989, Querido) |
Waarde heer Veen. Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever. Ingeleid en van aantekeningen voorzien door F.L. Bastet. dl. I (1890-1902). 's-Gravenhage 1977, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Achter het boek, jrg. 12, afl. 1-3. Wetenschappelijke publicatie. |
Amice. Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever. Ingeleid en van aantekeningen voorzien door F.L. Bastet. dl. II (1902-1919). 's-Gravenhage 1977, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Achter het boek, jrg. 13, afl. 1-3. Wetenschappelijke publicatie. |
F.L. Bastet, Duizendjarig dolen. Wandelingen door de antieke wereld. Amsterdam 1978, Querido, EB. |
F.L. Bastet, Het maansteenrif. Wandelingen door de antieke wereld. Amsterdam 1979, Querido, EB. |
F.L. Bastet, Beeld en reliëf. Gids voor de verzameling Griekse en Romeinse beeldhouwkunst in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. 's-Gravenhage 1979, Staatsuitgeverij, Wetenschappelijke publicatie. |
F.L. Bastet en M. de Vos, Proposta per una classificazione del terzo stilo pompeiano. 2 dln., 's-Gravenhage 1979, Staatsuitgeverij, Wetenschappelijke publicatie. |
F.L. Bastet, Catacomben. Een keuze uit de gedichten. Amsterdam 1980, Querido, GB. (bevat een keuze uit Gedichten, Arion op de dolfijn en Een mislukte pansfluit en een aantal niet eerder gebundelde gedichten) |
| |
| |
F.L. Bastet, Aan Kroisos. Klein dodenboek voor gestorven vrienden. Amsterdam 1980, Sub signo libelli, GB. (opgenomen in Drieluik) |
F.L. Bastet, Een zuil in de mist. Van en over Louis Couperus. Amsterdam 1980, Querido, EB. |
F.L. Bastet, In memoriam Albert Vogel. Leiden 1982, Elve [= R. Breugelmans], G. |
Frédéric Bastet en H. Brunsting, Corpus signorum classicorum musei antiquarii Lugduno-Batavi. Catalogus van het klassiek beeldhouwwerk in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. 2 delen, Zutphen 1982, Terra, Wetenschappelijke publicatie. |
Frédéric Bastet, Naar paleizen uit het slik. Wandelingen door de antieke wereld. Amsterdam 1983, Querido, EB. |
Frédéric Bastet, Aegyptiaca. Amsterdam 1984, Sub signo libelli, GB. (opgenomen in Drieluik) |
Frédéric Bastet, Het fin de siècle alfabet. Uit de nalatenschap van Vincent Vere. Vianen 1984, Kwadraat, GB. |
Frédéric Bastet, De rest schuilt onder 't kruid. Wandelingen door de antieke wereld. Amsterdam 1985, Querido, EB. |
Frédéric Bastet, Drieluik. Gedichten. Amsterdam 1985, Querido, GB. (bevat onder meer de bundeltjes Aan Kroisos en Aegyptiaca) |
Frédéric Bastet, Haagse krengen. Alfabet uit de kist van Vincent Vere. Utrecht 1985, Kwadraat, GB. (2e herziene druk Den Haag 1989, Verwijs) |
Frédéric Bastet, Pot en penseel. Gids voor de verzameling Griekse ceramiek in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Leiden 1985, Rijksmuseum van Oudheden, Wetenschappelijke publicatie. |
Gerti Bierenbroodspot en F.L. Bastet, Egypte/Pompeii. Decor van zand en wind. Haarlem 1985, Enschedé, E. |
Frédéric Bastet, Salon en diner. Leiden 1985, Bleau, Anekdoten. |
Frédéric Bastet, Lobster cocktail. Utrecht 1985, Kwadraat, N. (opgenomen in Lobster cocktail en andere verhalen) |
Frédéric Bastet, Lobster cocktail en andere verhalen. Utrecht 1986, Kwadraat, NB. |
Frédéric Bastet, Tussen sfinx en eenhoorn. Over Psyche en Fidessa van Louis Couperus. Raamsdonk [= Sliedrecht] 1986, De Roofpers [= Richard van den Dool], E. |
Frédéric Bastet, Op weg naar het zuiden. Amsterdam 1986, Querido, NB/R. (bevat licht gewijzigde herdrukken van De aardbeving, Heksendans en Lava) |
‘Waarde van Os’. Een onbekende brief van Louis Couperus. Bezorgd door F.L. Bastet. Utrecht 1987, Kunstzaal De Reiger/Kwadraat, Tekstuitgave. |
Frédéric Bastet, De drie collecties Rottiers te Leiden. Gebaseerd op het archief van het RMvO te Leiden en op aantekeningen van H. Brunsting. Leiden [1987], Rijksmuseum van Oudheden, Wetenschappelijke publicatie. |
Frédéric Bastet, Louis Couperus. Een biografie. Amsterdam 1987, Querido, E/Wetenschappelijke publicatie. (3e gecorrigeerde druk 1989) |
| |
| |
Frédéric Bastet, Met Louis Couperus op reis. Leiden 1987, Martinus Nijhoff, E. |
Frédéric Bastet, De horizon voorbij. Wandelingen door de antieke wereld. Amsterdam 1987, Querido, EB. |
Rome. Verhalen van een stad. Ingeleid en samengesteld door F.L. Bastet. Amsterdam 1988, Meulenhoff, Bibliotheek voor de literaire reiziger, Bl/E. |
F.L. Bastet, Manuscript in een roze smoking gevonden en andere verhalen. Utrecht 1988, Kwadraat/Broese Kemink, NB. (ten dele opgenomen in De stoptrein en andere verhalen) |
F.L. Bastet, De stoptrein en andere verhalen. Utrecht 1989, Kwadraat, NB. |
F.L. Bastet, Radiolaria. Columns en lezingen. Utrecht 1990, Kwadraat, EB. |
F.L. Bastet, Tussen Keulen en Parijs. Een keuze uit de Wandelingen door de antieke wereld. Amsterdam 1990, Querido, EB/Bl. |
F.L. Bastet, De wereld van Louis Couperus. Amsterdam 1991, Querido, Fotoalbum. |
F.L. Bastet, Funérailles. Amsterdam 1993, Querido, R. |
F.L. Bastet, Haarlem. Zes sonnetten in zwarte inkt. Z.p. [Amsterdam] 1994, Sub signo libelli, GB. |
F.L. Bastet, Helse liefde. Biografisch essay over Marie d'Agoult, Frédéric Chopin, Franz Liszt, George Sand. Amsterdam 1997, Querido, E/R. |
F.L. Bastet, De kat uit de boom. Haarlemse herinneringen. Haarlem 1998, Gottmer, Mémoires. |
F.L. Bastet, De schele hertogin. Gedenkschriften van Marie-Caroline de Berry. Amsterdam 2000, Querido, R. |
F.L. Bastet, Couperus vercierd. Een toespraak over boekbanden. 's-Gravenhage 2000, Statenhofpers, E. |
F.L. Bastet, Al die verloren paradijzen... Van & over Louis Couperus. Amsterdam 2001, Querido, EB. |
F.L. Bastet, Na elf september. 's-Gravenhage 2001, Statenhofpers, G. |
F.L. Bastet, Pentagrammen. 's-Gravenhage 2002, Statenhofpers, GB. |
F.L. Bastet, De grote wandeling. Schoorl 2005, Conserve, Memoires. |
F.L. Bastet, Twee vrouwen en een gorilla. Met een interview van Luc Daems. Amsterdam 2005, Querido, EB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
W. Wagener, In de ban van het Minoïsche Kreta. In: Rotterdams Nieuwsblad, 5-3-1960. (over De aardbeving) |
Jan Elemans, Uitnemende vertelkunst in ‘De aardbeving’. In: De Tijd, 12-3-1960. |
Max Nord, F.L. Bastet debuteert met proza en poëzie. In: Het Parool, 30-4-1960. (over Gedichten en De aardbeving) |
Jan Elemans, Perk breekt door de poëziemuur. Sonnettenreeks van Bastet. In: De Tijd-Maasbode, 17-9-1960 (onder meer over Gedichten) |
Rico Bulthuis, ‘Lava’ ontroerende roman - van jonge schrijver-archeoloog F.L. Bastet - over versteende mensen. In: Haagsche Courant, 17-8-1963. |
Anne Wadman, Romandebuut van F.L. Bastet. De grenzen van het vertellerschap. In: Leeuwarder Courant, 28-12-1963. (over de narratologische aspecten van Lava) |
Martien J.G. de Jong, Op de rug van een dolfijn. In: Elseviers Weekblad, 20-3-1965. (over Arion op de dolfijn) |
C. Rijnsdorp, Lava. In: C. Rijnsdorp, De moderne roman in opspraak. Kampen z.j. [1966], pp. 17-21. |
Willem Brandt, De twee culturen. In: Willem Brandt, Pruik en provo. Amsterdam 1967, pp. 121-124. (onder meer over Arion op de dolfijn) |
Wim Zaal, Een snerpende pansfluit. In: Elsevier, 16-9-1967. (over Een mislukte pansfluit en Mr. Carel Vosmaer) |
Anne Wadman, Gezaghebbende middelmaat. In: Leeuwarder Courant, 8-3-1969. (over Mr. Carel Vosmaer) |
Maurits Mok, Kroondomein. In: Haagsche Courant, 22-1-1977. (korte analyse van het gelijknamige gedicht) |
Kees Fens, Worstelend met wanhoop. In: de Volkskrant, 20-11-1978. (over Duizendjarig dolen) |
Rudi van der Paardt, Met de neus op ontginningen. In: Vrij Nederland, 23-2-1980. (over Het maansteenrif) |
Kees Fens, De ontdekkers van de onderste steen. In: de Volkskrant, 25-2-1980. (over Het maansteenrif) |
Hans Warren, Ruime keuze uit de gedichten van F.L. Bastet. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14-6-1980. (over Catacomben) |
Boudewijn Büch, De voorkeuren van de dichtende classicus Frédéric Louis Bastet. ‘Daar móet geordend worden’. In: Het Parool, 20-6-1980. (interview) |
Murk Salverda, Bastet: hoe meer verleden hoe meer toekomst. In: Het Parool, 20-6-1980. (over Catacomben) |
Pierre H. Dubois, De kunst om cultuur aantrekkelijk te maken. In: Het Vaderland, 21-6-1980. (over Duizendjarig dolen en Het maansteenrif) |
Arjaan van Nimwegen, F.L. Bastet: Een archeoloog die ook ‘graaft’ in zijn poëzie. In: Utrechts Nieuwsblad, 11-9-1980 (over Catacomben) |
Martin van Wouw en Jan Theo Bakker, Interview [met F.L. Bastet]. In: Frons, blad voor Leidse classici, oktober 1980, pp. 8-18. |
R.Th. van der Paardt, Duiken in het verleden. In: Hermeneus, jrg. 52, nr. 5, december 1980, pp. 409-411. (over Het maansteenrif en Catacomben) |
Hans Warren, Aan Kroisos: gedichten van Frédéric Bastet. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 9-12-1980. |
Hans Warren, ‘Een zuil in de mist’ van Louis Couperus. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 17-1-1981. (over Couperus' Antieke verhalen en Een zuil in de mist) |
Robert Anker, Heldere artikelen over Couperus. In: Het Parool, 30-1-1981. (over Een zuil in de mist) |
Margot Klompmaker, Louis Couperus: Verfijnde dandy of keihard werkende koelie? In: Leids Dagblad, 31-1-1981. (interview naar aanleiding van Een zuil in de mist) |
Rudi van der Paardt, Couperus oud en nieuw. In: Vrij Nederland, 31-1-1981. (over Couperus' Antieke verhalen en Een zuil in de mist) |
Alfred Kossmann, Wetenschapper Bastet niet bang voor het avontuur. In: Het Vrije Volk, 6-2-1981. (over Catacomben en Een zuil in de mist) |
| |
| |
Jan van der Vegt, De gerestaureerde glimlach. In: NRC Handelsblad, 6-2-1981. (over Catacomben) |
Literaire Witte-Prijs 1981, 's-Gravenhage z.j. [1981]. (boekje, uitgegeven ter gelegenheid van de uitreiking van de betreffende prijs, 14-10-1981, met onder meer het jury-rapport) |
T. van Deel, Vaas-gedichten. In: De Revisor, jrg. 9, nr. 2, april 1982, pp. 44-48. (onder meer over ‘Aan een griekse vaas’) |
Kees Fens, De beschrijving van een verzameling. In: de Volkskrant, 29-11-1982. (over Corpus signorum) |
Kees Fens, Toerist en schaduwloper. In: Kees Fens, Oliver Hardy als denker. Amsterdam 1982, pp. 205-209. (over Een zuil in de mist) |
P.H. Schrijvers, Een ordening van steen. In: NRC Handelsblad, 11-3-1983. (over Corpus signorum) |
Louis Smit, Fijn en leerzaam wandelen door antieke wereld. In: de Volkskrant, 22-7-1983. (over Naar paleizen uit het slik) |
Rob Schouten, Een archeoloog en zijn leuke vondsten. In: Trouw, 28-7-1983. (over Naar paleizen uit het slik) |
Alfred Kossmann, Drie in één: wetenschapper, dichter, biograaf. F.L. Bastet wandelt weer door de antieke wereld. In: Het Vrije Volk, 30-7-1983. (over Naar paleizen uit het slik) |
Wim Vogel, Ironisch taalgebruik kruidt wandelingen door de antieke wereld. In: Haarlems Dagblad, 16-8-1983. (over Naar paleizen uit het slik) |
Hans Warren, Tussen archeologie en literatuur. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-7-1985. (over Fin de siècle alfabet, Drieluik en De rest schuilt onder het kruid) |
H.M. van den Brink, Over het ordenen van gevoelens. In: NRC Handelsblad, 14-7-1985. (interview naar aanleiding van Drieluik) |
Rudi van der Paardt, Winddoorwaaide paradijzen. In: Vrij Nederland, 17-8-1985. (over De rest schuilt onder 't kruid) |
Arjaan van Nimwegen, Dood en berusting in Drieluik van Bastet. In: Utrechts Nieuwsblad, 27-9-1985. |
Arjaan van Nimwegen, Luchtige verhalen over zure mensen. In: Utrechts Nieuwsblad, 23-5-1986. (over Lobster cocktail en andere verhalen) |
Corine Spoor, Liefde, vriendschap, poezen, het gaat allemaal voorbij. In: De Tijd, 21-8-1987. (interview naar aanleiding van de verschijning van de Couperusbiografie) |
Frank Vermeulen, Couperus en zijn biograaf. In: Haagse Post, 22-8-1987. (interview) |
Kees Fens, Een waaier in de letterkunde. In: de Volkskrant, 7-9-1987. (over de Couperusbiografie) |
Jan Fontijn, Nareist, egoïst, optimist, escapist. De gedaanteverwisselingen van Louis Couperus in de grote biografie van Frédéric Bastet. In: Vrij Nederland, 19-9-1987. |
Hans Warren, Bijna voorbeeldige biografie van Louis Couperus. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 3-10-1987. |
Roelof van Gelder, Het leven van dode materie. In: NRC Handelsblad, 15-1-1988. (over De horizon voorbij) |
Ben Maandag, Aan de hand van Bastet door de antieke wereld. In: Haagsche Courant, 12-2-1988. (over De horizon voorbij) |
Wim Hottentot, Het licht van de eeuwigheid. In: Vrij Nederland, 20-2-1988. (over De horizon voorbij) |
Diny Schouten, ‘Een collage, die een geheel vormt, als de scherven van een antieke vaas’. In: Harry Bekkering (red.), Jan Campertprijzen 1988, 's-Gravenhage 1988, pp. 99-122. (bevat een bespreking van de ontvangst van de Couperusbiografie, een korte biografische schets en een uitvoerige primaire en secundaire bibliografie van Bastet) |
Doeschka Meijsing, De grap is nét iets te leuk. Verhalen van F.L. Bastet. In: Elsevier, 25-3-1989. (over De stoptrein) |
Maarten Klein, Over een nieuwe biografie van Louis Couperus. In: Literatuur, jrg. 5, nr. 2, 1988, pp. 83-89. (zeer uitgebreide bespreking van de Couperusbiografie, uitmondend in een pleidooi voor een ideehistorische benadering van Couperus' werk) |
Hans Andreus, Gevaar van een vrijere vorm. In: Hans Andreus, Verzameld proza. Amsterdam 1990, pp. 804-805. (over Arion op de dolfijn) |
| |
| |
Rudi van der Paardt, ‘Er is een samenhang in alle dingen’. Over poëzie en proza van F.L. Bastet. In: Ons Erfdeel, jrg. 33, nr. 3, 1990, pp. 397-402. |
Bas Heijne, ‘Melancholieke momenten van neêrslachtigheid’. In: Vrij Nederland, 14-9-1991. (over De wereld van Louis Couperus) |
Willem Kuipers, ‘Boerenkool met worst en gebakken uien’. In: de Volkskrant, 27-9-1991. (over De wereld van Louis Couperus) |
H.W. [= Hans Warren], Een orchidee onder de uien. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 25-10-1991. (over De wereld van Louis Couperus) |
Jan van Damme, Frédéric Bastet de biograaf van Couperus: ‘Je herkent een figuur van internationale allure’. In: Gooi en Eemlander, 4-2-1993. (interview naar aanleiding van de oprichting van het Louis Couperus Genootschap) |
Anthony Mertens, Scheurkalender. Het verlangen op Capri. In: De Groene Amsterdammer, 26-5-1993. (over Funérailles) |
Arnold Heumakers, Wraakoefening op de porseleinkast. In: de Volkskrant, 4-6-1993. (over Funérailles) |
Doeschka Meijsing, Opgeduwd door het verleden. Capriroman van Frédéric Bastet. In: Elsevier, 12-6-1993. (over Funérailles) |
Jos Radstake, Zuiver, hoog en met een langzaam gekmakend crescendo. Klassieke muziek in recent proza. In: Bzzlletin, jrg. 23, nr. 214, 1994, pp. 61-74. (onder meer over de muzikale structuur van Funérailles) |
Rudi van der Paardt, Uit het leven van de archeologie. In: Rudi van der Paardt, Een vertrouwd gevoel van onbekendheid. Leiden 1996, pp. 132-135 |
Rudi van der Paardt, In gesprek met F.L. Bastet. In: idem, pp. 136-143. |
Hans van der Ploeg, Troebelen van een libertijns viertal. Het liefdesleven van Frédéric Chopin. In: NRC Handelsblad, 23-5-1997. (over de psychiatrische aspecten van de hoofdfiguren in Helse liefde) |
Wim Vogel, Over twee genieën en hun dames. ‘Helse liefde’: biografisch essay als totaaltheater van Frédéric Bastet. In: Haarlems Dagblad, 29-6-1997. |
Jeroen Vullings, Turbulente liaisons... Frédéric Bastet over eigengereide hellevegen en hun muzikale amants. In: De Standaard, 10-7-1997. (over Helse liefde) |
Rob Schouten, Ook Bastet zwelgt in dit bepoederde chaos. In: Trouw, 20-7-1997. (over Helse liefde) |
Hans van der Ploeg, Twee zeepjes voor Alberdingk Thijms tachtigste verjaardag. In: Trouw, 1-5-1998. (over De kat uit de boom) |
Arnold Heumakers, In verwachting van een troonopvolger. In: NRC Handelsblad, 2-6-2000. (over De schele hertogin) |
Wim Vogel, Schele hertogin was altijd luis in de pels. In: Leidsch Dagblad, 9-6-2000. |
Robert Anker, Het jongensboek van Marie-Caroline. In: Het Parool, 23-6-2000. (over De schele hertogin) |
Hans Warren, Marie-Caroline was scheel en strijdbaar. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 30-6-2000. (over De schele hertogin) |
Maarten Klein, Couperusbiograaf gehuldigd met feestbundel. In: De Gelderlander, 19-10-2001. (kritisch over Bastets opvattingen over de homoseksualiteit van Couperus, zoals die onder meer uit Al die verloren paradijzen... blijken) |
Rudi van der Paardt, Bastets Couperusstudies verzameld. In: Ons Erfdeel, jrg. 45, nr. 1, januari-februari 2002, pp. 105-107. (over Al die verloren paradijzen...) |
Youri Albrecht, Frédéric Bastet: ‘Alles in je leven moet je uit jezelf halen’. In: Vrij Nederland, 26-2-2005. (interview naar aanleiding van de toekenning van de P.C. Hooftprijs: over Couperus, maar ook Bastets voorkeur voor Seneca en Marcus Aurelius) |
Luc Daems, Frédéric Bastet 75 jaar. Tussen archeologie en biografie. In: Frédéric Bastet, Twee vrouwen en een gorilla. Amsterdam 2005, pp. 7-31. |
Rudi van der Paardt, P.C. Hooftprijs voor Frédéric Bastet. In: Amphora, jrg. 24, nr. 2, 2005, pp. 16-17. (legt accent op de archeologische opstellen van Bastet) |
Theo de With, Interview met winnaar P.C. Hooftprijs Frédéric Bastet. In: Het Parool, 19-5-2005. (vooral over De grote wandeling) |
| |
| |
P.C. Hooftprijs 2005 voor beschouwend proza aan Frédéric Bastet. Den Haag/Amsterdam 2005. (bevat juryrapport, feestrede van Eugenie Boer en dankwoord van de laureaat) |
99 Kritisch lit. lex.
november 2005
|
|