| |
| |
| |
Kamiel van Baelen
door Steven Vermeylen
1. Biografie
Kamiel Frans Jan Albert Van Baelen werd op 15 augustus 1915 geboren in de Kempense provinciestad Turnhout, als jongste zoon van een eenvoudig, katholiek gezin. Nadat hij de lagere rijksschool doorlopen had, volgde hij middelbaar onderwijs Grieks-Latijn aan het St.-Jozefscollege van de paters jezuïeten. Hij overwoog bij deze orde in te treden, maar koos voor een priesteropleiding aan het Klein Seminarie van Mechelen. Op vrije dagen leidde hij in Turnhout de Vlaamse Studentenkring. In 1935, bij het begin van zijn eerste jaar theologie aan het Groot Seminarie, gaf hij wegens een ernstige psychische en fysieke inzinking zijn studie op.
Hij werd vervolgens privé-leraar bij de familie Maus, op haar buitengoed in Kapellen. Daar schreef hij zijn eerste jeugdverhaal, Brammetje knapt het op, dat in 1937 onder het pseudoniem ‘Pro Pius’ verscheen in de reeks ‘Vlaamse Filmkens’. Uit datzelfde jaar dateren Van Baelens eerste contacten met de gezaghebbende katholieke criticus Emiel Janssen, die zijn literaire mentor zou worden. Na afloop van zijn betrekking werd Van Baelen leraar aan het Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwcollege. In 1939 vergezelde hij de familie Maus als privaatdocent naar Zwitserland, waar hij zijn eerste roman, Een mensch op den weg, voltooide. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog volgde hij de familie naar Zuid-Frankrijk. Na de Franse capitulatie keerde hij naar België terug. Hij gaf kortstondig les op een Brussels college, hielp daarna in de kruidenierszaak van zijn moeder, gaf privé-lessen en werkte mee aan het kritisch-bibliografische tijdschrift Boekengids. Door Remi Boeckaert werd hij
| |
| |
aangezocht medeoprichter te worden van het literaire jongerentijdschrift Arsenaal, dat pas na de oorlog zou verschijnen. In 1943 slaagde hij voor het bibliothecarisexamen. Begin 1944 nam hij in Heverlee een docentschap bibliotheekwezen aan.
Van Baelen was ondertussen actief betrokken geraakt bij de Turnhoutse afdeling van de verzetsgroep B.N.B. (Belgische Nationale Beweging). In februari 1944 werd hij door de Duitse militaire politie opgepakt en later via Antwerpen en Brussel naar Duitsland gedeporteerd. Hij verbleef er in verscheidene werkkampen, tot hij op 11 april 1945 in Dachau aan de gevolgen van tyfus en uitputting overleed.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
‘In de lente van het leven komt ieder denkend mensch (Ludo) wel eens aan een tweesprong, waar hij de bezinning vervoegt (Viator), dien ouderwetsen gezant van den geest, maar buiten wien geen heil is.’ Deze openingszin van Kamiel van Baelens eerste roman Een mensch op den weg (1944) vat de thematiek die aan zijn literaire oeuvre ten grondslag ligt treffend samen. In zijn werk staat de dualiteit tussen materie en geest centraal. Zijn hoofdpersonages zijn zoekers naar geluk, zwervers vaak. Ze proberen hun leven zin te geven in een tijd waarin zekerheden toenemend onder druk komen te staan. De periode 1937-1945, waarin Van Baelens werk ontstond, was in elk opzicht een bewogen tijd. Crisissen op politiek, sociaal en economisch gebied hadden in het Europa van de jaren dertig tot een wijdverspreide onzekerheid geleid. Als reactie hierop hadden autoritaire bewegingen terrein gewonnen, wat ten slotte leidde tot de Tweede Wereldoorlog. In dit klimaat pleitte Van Baelen, op een nu wat naïef aandoende manier, voor de primauteit van de geest.
In Een mensch op den weg wordt deze idee verpersoonlijkt door Viator, een vaag messianistisch figuur die Ludo, de ‘spelende’ mens, moreel en religieus besef wil bijbrengen. Op hun gezamenlijke zwerftocht slaagt hij er langzaam in Ludo te laten leven naar zijn credo: ‘Ik geloof in de Waarheid, z'n streven, die zelfheiliging is en apostolaat, die schoon is en goed als de Geest zelve.’ Aan het einde van het boek duikt Thomas echter op, incarnatie van de twijfel, ‘die smartelijkste aller beproevingen’. Onder zijn invloed neemt Ludo afstand van Viator en schiet hem uiteindelijk in de rug.
| |
Techniek
Eerder dan een realistische vertelling, is Een mensch op den weg dus een symbolische of allegorische roman: de personages belichamen bepaalde levensvisies. Van Baelen maakt hierbij gebruik van een hybridische verhaalstructuur waarin ook sprookjes, gedichten, dromen en korte essays verweven worden. Het hoofdverhaal bestaat uit een aaneenschakeling van korte fragmenten, deels vanuit verschillende gezichtshoeken verteld, een voor die tijd bij uitstek modern, bijna filmisch procédé.
| |
Kritiek
‘Absoluut ongeschikt voor een uitgave’, oordeelde de Utrechtse
| |
| |
uitgeverij Het Spectrum in een brief aan Van Baelen uit 1941. ‘Het is een vegetarische ethiek met een boeddhistisch sausje overgoten en opgediend met de smakeloze kruiden van pacifisme, humanisme, Van Eediaansch naturisme en Bellamy-achtig toekomstgedroom.’ Het zou tot 1944 duren vooraleer een enigszins gewijzigde versie van de roman gepubliceerd werd bij De Kinkhoren-Desclée De Brouwer, de uitgeverij die een jaar eerder met redelijk succes Van Baelens tweede roman, De oude symfonie van ons hart, op de markt had gebracht.
| |
Thematiek / Techniek
De oude symfonie van ons hart (1943) vertoont een wat hechtere, maar minstens even ongewone structuur. Het boek is opgebouwd als een symfonie met verschillende bewegingen, beginnend met een prelude en eindigend met een coda. De inhoud van de hoofdstukken is aangepast aan de beweging waarnaar ze genoemd zijn. Zo beschrijft het ‘andante cantabile’ een periode van vrij rondzwerven in de natuur en het ‘allegro scherzando’ van ongegeneerde genotzucht. Het verhaal kent twee onderbrekingen - een ‘Entr'acte’ en ‘32 Maten rust’ - waarin de auteur de lezer-toehoorder naar zijn mening vraagt. Ook hier weer worden sprookjes, krantenberichten en zelfs beursnoteringen ingelast.
Hoofdpersonage in De oude symfonie van ons hart is Lou Anders, die door de joodse professor Jacob Buerbaum van zelfmoord wordt weerhouden. De professor plant Anders tot zesmaal toe een nieuw hart in, achtereenvolgens dat van een rijke industrieel, een zwerver, een docent in de logica, een krankzinnige en een levensgenieter. Telkens neemt Anders de levenswijze van zijn hartdonor aan, maar hij wordt niet gelukkig. De zesde keer krijgt hij een hart van chroomstaal. De operatie slaagt, het hart klopt, maar de patiënt sterft. Zijn laatste woorden, die verwijzen naar Augustinus, suggereren dat hij slechts in de dood het geluk kan vinden: ‘Inquietum cor nostrum, donec resquiescat in Te’, ons hart is onrustig, totdat het rust vindt in U.
Gebroken Melodie (1946), Van Baelens laatste roman, is niet voltooid geraakt. Het eerste deel ervan werd uitgegeven door Emiel Janssen, die er een uitvoerig ‘In memoriam’ aan toevoegde. De anonieme ikverteller, een Kempens schrijver op de vlucht in Frankrijk, laat Yves Dupont, zoon van zijn gastgezin,
| |
| |
het relaas doen van zijn oorlogservaringen. Centraal in zijn verhaal staat luitenant Guy Roumillet, wiens nagelaten memoires de kern van het boek uitmaken. Ze kunnen beschouwd worden als het verhaal van een generatie die haar toekomstdromen door de oorlog gefnuikt heeft gezien. Als een leidmotief in de roman fungeert een wijsje dat Roumillet steeds floot, zonder het einde ervan te kennen. Pas na zijn thuiskomst ontdekt de ik-figuur de woorden die erbij horen: ‘Il ne faut pas briser un rêve’.
| |
Ontwikkeling
Van Baelens idealistische gedachtegoed, waarin hij de eeuwige waarden Geest en Waarheid vooropstelt en onthechting boven bezit verkiest, is in zijn hele werk gelijk gebleven. Wel wordt het steeds minder nadrukkelijk verwoord: vertellen komt steeds meer in de plaats van betogen. Zijn romanpersonages krijgen daardoor gaandeweg meer psychologische diepgang. Op technisch vlak vertonen zijn romans een alsmaar hechtere vormgeving.
| |
Stijl
Van Baelen hechtte bijzonder veel belang aan een juist en zuiver taalgebruik. In een brief aan Emiel Janssen, die hem geregeld taaladvies gaf, schreef hij: ‘Ik zou zoo graag m'n taal kennen, heelemaal! Maar wat is het lastig voor een Zuidnederlander, die in dialect opgevoed is en op school alleen ‘Vlaams’ geleerd heeft!’ De idee van een zuivere taal als middel tot culturele emancipatie wordt in Een mensch op den weg door Viator trouwens nadrukkelijk gepropageerd. Hoewel dialectische wendingen niet helemaal afwezig zijn in Van Baelens taal, richtte deze zich toch zoveel mogelijk op de (Noord-Nederlandse) norm, in die mate zelfs dat verscheidene recensenten gewaagden van een ‘Hollands’ taalgebruik. Daarnaast gebruikte de schrijver graag leenwoorden, vooral uit het Engels, om zijn teksten te verlevendigen. Ook de realistische weergave van dialogen, badinerende commentaren van de verteller en studentikoze woordspelingen moesten daartoe bijdragen.
| |
Relatie leven/werk
De filosofische opleiding die Van Baelen als seminarist had gekregen, heeft duidelijke sporen nagelaten in zijn werk. Vooral voor het stoïcijnse denken, de figuur van Socrates en het werk van Augustinus had hij een grote belangstelling, wat ook blijkt uit zijn romans. Zo discussiëren Viator en Thomas uitvoerig over het proces van Socrates - een proces dat Van Baelen van
| |
| |
plan was te herschrijven - en spelen de Belijdenissen van Augustinus een belangrijke rol in De oude symfonie van ons hart. Het apostolische ideaal dat Van Baelen naar het seminarie leidde, heeft hij bij het staken van zijn studies niet opgegeven. Hij bleef het als zijn plicht beschouwen te waarschuwen tegen de uitwassen van de moderne samenleving en te pleiten voor vergeestelijking.
| |
Visie op de wereld / Kunstopvatting
De houding van Van Baelen tegenover de oprukkende moderniteit kan als reactionair beschouwd worden. Hij ageerde niet alleen tegen industrialisatie en verstedelijking, maar ook tegen de gepolariseerde politieke verhoudingen, de toegenomen zinnelijkheid, de radio en de krant als uitingen van een versnipperd geestesleven en de auto en de trein als symptomen van de menselijke gemakzucht. Paradoxaal genoeg deed hij dit op een voor die tijd erg nieuwerwetse manier; hij ‘weerstond, met moderne wapens, aan den modernen geest’ schreef Emiel Janssen. Toen deze hem eens een vernietigend oordeel van een bevriend auteur over De oude symfonie van ons hart toestuurde, repliceerde Van Baelen: ‘Nieuwe wijn doet oude zakken bersten, hoe kan het anders. Het feit dat den roman ueberhaupt weinig, en het symbolische genre helemaal niet bij ons beoefend wordt, mag geen reden zijn om zelfs het badwater weg te werpen.’
Hoewel Van Baelen gelovig was, spreekt uit zijn romans geen strikt katholieke tendens. Het zijn veeleer verslagen van geestelijke zoektochten van de mens naar zichzelf en de zin van het leven. De waarden die hij vooropstelde - waarheid, goedheid, vrijheid - zijn eerder van algemeen-humanistische strekking. Wel geloofde de schrijver dat de mens uiteindelijk rekenschap verschuldigd is aan God en dat de bekroning van het leven erin bestaat opgenomen te worden in het paradijs. Reeds als kind koesterde Van Baelen een fascinatie voor de dood, die hij ooit in een brief aan zijn broer als ‘een vriend van de menschen en een weldoener’ omschreef. Het wekt dan ook weinig verwondering dat zowel Viator, Lou Anders als Guy Roumillet de dood vinden.
| |
Traditie / Verwantschap
Hoewel Van Baelen lid was van de ‘Vereniging van Kempische schrijvers’, staat zijn werk ver af van de streekgebonden literatuur van oudere collega's als Jozef Simons, Emiel van Hemel- | |
| |
donck en Minus van Looi. Zijn debuut verscheen in 1943, hetzelfde jaar als dat van Louis-Paul Boon en Hubert Lampo, en één jaar na dat van Piet van Aken en Johan Daisne. Hoezeer deze auteurs onderling ook verschillen, allen droegen bij tot de verdieping en de vormtechnische vernieuwing van de roman in Vlaanderen. Volgens literatuurhistoricus R.F. Lissens, die een mogelijke beïnvloeding door de Amerikaan Dos Passos vermoedt, ging Van Baelen wat vormvernieuwing betreft zelfs verder dan Boon.
In de Vlaamse literatuur had Gerard Walschap vanaf eind jaren twintig een poging gedaan de katholieke roman op nieuwe wegen te leiden, door onder meer het kwade te thematiseren en de huichelachtigheid van een deel van het katholieke milieu aan te klagen. Ook Van Baelen behandelt thema's als het kwade en de religieuze twijfel, maar uiteindelijk leidt hij zijn personages steeds naar een vorm van verlossing. Zijn geloof in de triomf van de geest laat hem eerder aansluiten bij auteurs uit de augustiniaans-geïnspireerde internationale traditie van Georges Bernanos en Julien Green. Van Baelen was trouwens evenzeer vertrouwd met maatschappijkritische Engelse auteurs als Chesterton, Huxley en Wells.
Het zwerversmotief bij Van Baelen roept reminiscenties op aan de romans van Arthur van Schendel, een auteur die in Een mensch op den weg overigens meermaals vermeld wordt. Het inlassen van symbolisch-illustratieve sprookjes ontleende Van Baelen allicht aan Multatuli en Frederik van Eeden (de schepper van Johannes Viator), hoewel ook een orthodox-katholiek Vlaams schrijver als Ernest van der Hallen het hem had voorgedaan. In Gebroken melodie is duidelijk de invloed van Alain Fourniers Le grand Meaulnes merkbaar. Net als Augustin Meaulnes verpersoonlijkt Roumillet de verlangens en dromen van de jeugd, en zijn relatie met Jacqueline, ‘de eeuwige bruid’, weerspiegelt die van Meaulnes en Yvonne de Galais. Ten slotte heeft Paul van Vreckem erop gewezen dat er opmerkelijke overeenkomsten bestaan tussen De oude symfonie van ons hart en Le coeur de Tony Wandel van de Franstalige Antwerpse schrijver Georges Eekhoud. Of Van Baelen deze novelle gekend heeft is echter te betwijfelen.
| |
| |
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Van Baelens werk werd door de kritiek van meet af aan ervaren als een vernieuwend geluid in de Vlaamse literatuur. Vaak werd zijn Oude symfonie van het hart in één adem genoemd met Johan Daisnes De Trap van Steen en Wolken, op grond van het vlotte taalgebruik en de distantiëring ten opzichte van de alledaagse werkelijkheid.
Scepsis heerste er tijdens de oorlog vooral ten aanzien van de intellectualistische manier waarop de schrijver zijn materiaal verwerkte. Bert Ranke had het in het literaire tijdschrift Westland over ‘een verstandelijke constructie, met koel beheerschte, doch levendige intelligentie geschreven, waarvan echter weinig bijblijft, omdat de fantastiek uitsluitend hersenwerk is, en het hart er geen aandeel in heeft’. Ook andere deutschfreundliche critici hadden moeite met Van Baelens weinig ‘organische’ schrijftrant. Jan Demets miste ‘de innerlijke warmte, [-] de aanwezigheid van een mensch, het kloppen van zijn hart’ (in Balming) en Jeanne De Bruyn betreurde in Volk en Staat het tekort aan ‘een rijken ondergrond van gevoel en instinkt’. Toch beschouwden vrijwel alle recensenten Kamiel van Baelen als een intelligente, aankomende belofte, die ze dergelijke ‘misstappen’ graag wilden vergeven.
Na de oorlog waren het vooral enkele literaire jongerentijdschriften die aandacht besteedden aan Van Baelen. In de Gentse bladen Arsenaal en De Faun werden zijn werk, en, na het bekend geraken van zijn vroegtijdige dood, ook zijn leven uitgebreid besproken. De redactie van Arsenaal, het blad waaraan Van Baelen zelf zou meewerken, huldigde hem zelfs als ‘onzen Vermeylen’. In De Faun ontspon zich een vinnig debat met Raymond Herreman, die in de socialistische krant Vooruit een dagelijkse literaire kroniek had. De jongeren beschuldigden hem ervan Van Baelen ‘dood te zwijgen’. Het geschil werd bijgelegd nadat Herreman in Vooruit, ondanks een aantal reserves, erkende dat de jonge schrijver ‘voorbestemd was om een zo groot als gevarieerd werk te scheppen’. Verder werd de herinnering aan Van Baelen levend gehouden door de jezuïet Emiel Janssen, die vooral de nadruk legde op de religieuze dimensie van zijn oeuvre. Van Baelens hoofdfiguren beschouwde hij hierbij systematisch als alterego's van de auteur.
| |
| |
Na het verschijnen van Van Baelens verzamelde werken, begin jaren tachtig, leefde de belangstelling voor de schrijver weer even op. Paul Schampaert hoopte met deze editie een literair-historische herwaardering op gang te brengen, maar stuitte op bezwaren tegen Van Baelens ‘naïef-idealistische toon’ (Jos Borré) en ‘schoonvlaamse banaliteiten’ (Sus van Elzen). Wel werd algemeen erkend dat zijn werk een verdienstelijke bijdrage vormde tot de formele vernieuwing van de Vlaamse roman. Sindsdien is het, op enkele sporadische publicaties na, weer stil geworden rond Van Baelen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Pro Pius, Brammetje knapt het op. Averbode 1937, Goede Pers, V. |
Kamiel Van Baelen, Onze Kempen. In: Leo op de Beeck (red.), Volk uit de Kempen. Turnhout 1941, Van Mierlo-Proost, pp. 129-131, V. |
Kamiel Van Baelen, De oude Symfonie van om Hart. Brugge 1943, De Kinkhoren-Desclée De Brouwer, R. |
Kamiel Van Baelen, Een Mensch op den Weg. Brugge 1944, De Kinkhoren-Desclée De Brouwer, R. |
Kamiel Van Baelen, Gebroken Melodie. Brugge 1946, De Kinkhoren-Desclée De Brouwer, R. |
Jules Lebreton, Leven en leer van Jezus Christus. Vertaald door K. van Baelen en M. Langohr. Antwerpen 1947, 't Groeit, E. (vert.) |
Kamiel van Baelen, Volledig Werk. Ingeleid en uitgegeven door Paul Schampaert. Beveren-Nijmegen 1981, Orion-B. Gottmer. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Herman Oosterwijk, Over de grenzen van de fictie. In: Het Vlaamsche Land, 4-5 april 1943. (over De oude Symfonie van ons Hart) |
Jan Demets, Van Vlamingen die te laat kwamen. In: Balming, 2 mei 1943. (over De oude Symfonie van ons Hart) |
Bert Ranke, Een allegorie op het geluksprobleem. In: Westland, jrg. 1, nr. 8, mei 1943, pp. 746-748. (over De oude Symfonie van ons Hart) |
R. van de Moortel, De waarde van verrassingen. In: Nieuw Vlaanderen, 19-6-1943. (over De oude Symfonie van ons Hart) |
Paul Hardy, Het onrustige hart en het zieke hoofd. In: Volk en Kultuur, 25-7-1943. (over De oude Symfonie van ons Hart) |
Em. Janssen, Een gast op deze wereld: Kamiel van Baelen. In: Boekengids, jrg. 23, 1945, pp. 3-6. (algemeen) |
Rik Lanckrock, Bij Kamiel van Baelen's boek ‘De oude symfonie van ons hart’. In: Arsenaal, jrg. 1, nr. 4, april 1945, pp. 145-150. |
Redactie, In memoriam Kamiel van Baelen. In: Arsenaal, jrg. 1, nr. 7, juli 1945, pp. 271-272. |
J. Berchmans, Het proza uit de oorlogsjaren. Kamiel van Baelen. In: De Spectator, 5-8-1945. (algemeen) |
Rik Lanckrock, Hulde aan Kamiel van Baelen. In: Arsenaal, jrg. 1, nr. 8, augustus 1945, pp. 313-314. |
Gerard van Elden, Kamiel van Baelen. In: De Faun, jrg. 1, nr. 17, september 1945, pp. 196-198. |
Bert Voeten, Kamiel van Baelen. In: Critisch Bulletin, jrg. 13, herdenkingsnummer, december 1945, pp. 79-82. |
Rik Lanckrock, [Over De oude symfonie van ons hart en Een mensch op den weg]. In: De Vlaamse Gids, jrg. 30, nr. 5, april 1946, pp. 279-280. |
Em. Janssen, Het werk van Kamiel van Baelen. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 46, nr. 7, augustus 1946, 440-443. |
Rik Lanckrock, Bij het laatste werk van Kamiel van Baelen: ‘Gebroken melodie’. In: Arsenaal, jrg. 2, nr. 9, september 1946, pp. 272-280. |
Hubert Lampo, Gebroken melodie. Een posthuum boek van Kamiel van Baelen. In: Volksgazet, 16 januari 1947. |
Em. Janssen, Kamiel van Baelen. In: Em. Janssen, Getuigenis. Literaire en andere opstellen. Leuven 1948, pp. 230-266. |
Remi Boeckaert, Kamiel van Baelen. In: De Vlaamse Gids, jrg. 35, nr. 2, februari 1951, pp. 118-124. |
Lode Ureel, Kamiel van Baelen. Brugge 1958. (korte monografie over leven en werk) |
Raymond Herreman, Kamiel van Baelen. In: Raymond Herreman, Boekuiltjes. Over het letterkundig leven in Vlaanderen van 1944 tot 1948. Hasselt 1960, pp. 132-135. (over Een Mensch op den Weg en De oude Symfonie van ons Hart) |
Paul van Vreckem, Kanttekeningen bij een briljant debuut. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 22, nr. 7, september 1969, pp. 715-728. (over de overeenkomsten tussen De oude symfonie van ons hart en Georges Eekhouds novelle Le coeur de Tony Wandel) |
Paul Schampaert, ‘Nieuwe wijn doet oude zakken bersten.’ Kamiel van Baelens ‘Een mensch op den weg’ en de vernieuwing van de Vlaamse roman. In: Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, jrg. 32, 1978, pp. 155-168. |
Paul Schampaert, Nog enige flarden van een gebroken melodie. Aantekeningen bij enkele gedichten van Kamiel van Baelen. In: Spiegel der Letteren, jrg. 22, nr. 3-4, december 1980, pp. 225-233. |
Paul Schampaert, Wie de waarheid meldt, wordt beslist terecht gesteld. In: De Nieuwe, 16-7-1981. (over Volledig Werk) |
Jos Borré, Volledig werk Kamiel van Baelen. In: De Morgen, 30-10-1981. |
Sus van Elzen, Een mislukking met klasse. In: Knack, 11-11-1981, pp. 213-215. (over Volledig Werk) |
Paul Schampaert, Kamiel van Baelen en Vlaanderen. In: Wetenschappelijke Tijdingen, jrg. 41, nr. 2, april-juni 1982, pp. 121-126. |
| |
| |
André Demedts, Nabloei van het expressionisme. Kamiel van Baelen. In: Ons erfdeel, jrg. 26, nr. 3, mei-juni 1983, pp. 426-428. (over Volledig Werk) |
Paul Schampaert, De romans van Kamiel van Baelen: literair-muzikale variaties op het zwerversthema. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 129, nr. 8, oktober 1984, pp. 586-604. (over de rol van muziek in Van Baelens werk) |
Paul Schampaert, Kamiel van Baelens Oude symfonie: een science-fiction roman? In: Restant, jrg. 12, nr. 4, 1985, pp. 165-177. |
Jef van Meensel, Hoe de ontmenselijking bestrijden? In: Creare, jrg. 17, nr. 2, mei-juli 1988, pp. 37-43. (over het ethische programma van De oude symfonie van ons hart) |
Stefan Brijs, De vergeethoek. Kamiel van Baelen. In: Standaard der Letteren, 3-12-1998. (algemeen) |
82 Kritisch lit. lex.
augustus 2001
|
|