| |
| |
| |
Russell Artus
door Ton Brouwers
1. Biografie
Russell Artus werd als Marc de Jong geboren op 14 juni 1969 in Tilburg. Hij is afkomstig uit een ondememersgezin en groeide op in een gematigd katholiek milieu. ‘Wel de rituelen, niet de betekenis,’ zo heeft hij het karakter ervan in een interview gekenschetst. Na de middelbare school volgde hij een opleiding aan de heao in Eindhoven, met als afstudeerrichting commerciële economie. Tijdens zijn studie begon hij zich actief voor het schrijven van fictie te interesseren en een stage bij een bedrijf in Engeland leverde het pseudoniem Russell Artus op: het is een combinatie van de ‘leukste’ voor- en achternaam die de auteur op de personeelslijst van het desbetreffende bedrijf aantrof.
Nadat zijn eerste manuscripten door uitgevers waren geweigerd, debuteerde Artus in 1995 met de roman Zonder wijzers, een boek waarvoor hij een jaar later de Dordtse Debutantenprijs ontving. Deze roman is inmiddels ook in Duitse vertaling uitgebracht. Korte verhalen van de auteur zijn onder meer verschenen in De Gids, Hollands Maandblad, De Revisor en Optima.
Russell Artus woont in Tilburg.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Visie op de wereld
De verhaalkunst van Russell Artus is gericht op de tragische en traumatische aspecten van het moderne leven. De overwegend jonge personages in zijn verhalen en romans zijn bij uitstek slachtoffer: van ziekte, seksuele obsessies, psychologisch geweld, zelfmoordneigingen, gebrek aan communicatie en innerlijke verwarring. Zij maken doorgaans deel uit van gezinnen, maar het familieleven biedt hun allerminst geborgenheid. Sommigen zijn bijzonder gefascineerd door de dood en kunnen hun nieuwsgierigheid ernaar nauwelijks onderdrukken. De verhalen en romans laten dan ook vooral een werkelijkheid zien waarin eenzaamheid of het ontbreken van zin overheerst: de mensen in Artus' fictionele wereld leven opgesloten in zichzelf, dolend in hun zelden blijmoedige gedachten en gevoelens, verloren in de kale omringende cultuur. Hun relaties zijn eerder gebouwd op manipulatie, wantrouwen en onbegrip dan op genegenheid en solidariteit. Doordat ook relativering - in de vorm van humor, ironie, spel, melancholie of anderszins - een geringe rol speelt, komt in de verhalen en romans van Artus zelfs een uiterst zwarte kijk op onze werkelijkheid naar voren.
| |
Thematiek
Deze negatieve visie wordt aan de hand van verschillende onderwerpen en thema's uitgewerkt. Met woorden als ‘zonder’, ‘onbeschreven’, ‘onpersoonlijkheid’ verwijzen de titels van de boeken van Artus al direct naar de in zijn werk belangrijke problematiek van de leegte, het ontbreken van richting. De roman Zonder wijzers (1995) gaat over het uiteengevallen gezin van de Indische immigrant en zakenman Stambh Qureshi en zijn vrouw Jane White, een taalprofessor in Oxford. Wanneer hun vier kinderen nog klein zijn, overlijdt de man op jonge leeftijd aan een ernstige ziekte eenzaam op een hotelkamer, zonder zijn vrouw of gezin bij zijn sterven te betrekken. Na de dood van de man verhuist Jane met het gezin van Engeland naar Nederland. De roman gaat vooral in op het leven van de twee zonen, nadat zij volwassen zijn geworden, en op hun verhouding tot de grotendeels onbekende vaderfiguur en het mysterie rond zijn dood. Gaandeweg komt de jongste zoon Nigel steeds meer in het middelpunt van het verhaal te staan. Behalve met zijn ge- | |
| |
mengde afkomst en de vroeg uit zijn leven verdwenen vader, moet hij ook in het reine komen met vragen over de plotselinge zelfmoord van zijn vriendin en verwarring rond zijn eigen seksuele oriëntatie. De roman bevat vele zijsporen en korte verhaallijnen die samen op een suggestieve manier illustreren dat het leven een klok zonder wijzers is - een lege klok waar de moderne mens middenin zit (p. 23).
De dood kan als de ultieme vorm van leegte worden opgevat en de vraag waarom jonge mensen die bewust opzoeken, is het onderwerp van de tweede roman, Onpersoonlijkheid (1999), waarin de twee hoofdpersonages, de adolescenten Evelien Brouwers en Joris Roozen, op een tegengestelde manier met zelfmoord in aanraking komen. Evelien heeft aanvankelijk wel respect voor zelfmoordenaars, vanwege het lef dat zij hebben om ‘hun aandeel in het grote geheel te schrappen en zich aan te melden bij een onbekende, nog nooit betreden werkelijkheid’ (p. 51). Maar wanneer zij wordt geconfronteerd met de zelfmoord van haar jongere zusje Liedewij, komt dit anders te liggen. In de nasleep en verwerking ervan raakt ze steeds meer betrokken bij de betekenis van zelfmoord in het algemeen. Wie doet het? Hoe goed ken je de zelfmoordenaar? Wie zegt dat de zelfmoordenaar dood wil? Haar verhaal is het verhaal van een onderzoek naar de zelfmoord van haar zusje, waarbij ze genoegen moet nemen met de conclusie dat de dood je voor dilemma's stelt die niet allemaal zijn op te lossen.
Wat een mens tot het uiterste drijft, is de vraag die Evelien zichzelf ook stelt, en in het geval van de zelfmoord van haar zusje luidt het antwoord: Joris. Hij is het ex-vriendje van Liedewij en draagt het tweede, overkoepelende en verklarende verhaal van de roman. Hij is heerszuchtig, lijdt aan een minderwaardigheidscomplex, is lid van een duistere sekte en heeft ook de zelfmoord van zijn eigen zusje op zijn geweten. Hij is psychologisch dusdanig ‘slim’, dat hij anderen zover kan krijgen dat zij zichzelf ‘uitvegen’. Uit zijn verhaal blijkt dat Liedewij zelfmoord pleegt omdat hij haar, na haar eerst emotioneel afhankelijk te hebben gemaakt, vervolgens zonder omhaal afdankt, waardoor haar liefde voor hem, haar gevecht om zijn aanhankelijkheid, ineens totaal zinloos was geworden (p. 466, 467). Joris heeft de ‘moord’
| |
| |
in nauwe samenwerking met zijn sekteleider bekokstoofd en wanneer hij hoort dat Liedewij van een flat is gesprongen, is hij trots op het bereikte resultaat. Moreel gezien behoort deze Joris tot de allerslechtste personages uit de Nederlandse literatuur, het is iemand die zelfs door zijn eigen moeder uiteindelijk ‘een monster’ wordt genoemd (p. 462).
| |
Techniek / Thematiek
In het tweede hoofdstuk van Zonder wijzers bedenkt Nigel Qureshi naar aanleiding van een opmerking van zijn vriendin, dat achter de ogen kijken van een ander het betreden van een nieuwe wereld is (p. 68). Deze gedachte verwijst niet alleen naar de centrale inzet van Artus' fictie, maar ook naar de belangrijkste verteltechniek ervan: hij werpt voor zijn lezers een blik in het innerlijk van zijn personages. In zijn debuutroman verschuift het perspectief per hoofdstuk naar een ander, lid van de familie, waardoor geleidelijk steeds meer informatie aan de lezer wordt doorgespeeld over de verschillende manieren waarop de gezinsleden zich tot elkaar verhouden, mede doordat dezelfde situaties terugkeren en dan door een andere bril worden gezien. In de tweede roman leidt dit procédé tot hetzelfde effect. Juist door het naast elkaar zetten van twee perspectieven (Joris, Evelien) op dezelfde situatie (Liedewijs zelfmoord) ontstaat er een spanningsboog in de vertelling. Op deze manier buit de auteur de literaire mogelijkheden van het vertelperspectief uit, een strategie die ook grotendeels - uiteraard in combinatie met de algehele narratieve compositie - verantwoordelijk is voor het indringende karakter van zijn proza. De uitdaging hierbij voor de auteur is de lezer steeds opnieuw te verleiden tot het betreden van die wisselende innerlijke werelden, die na of naast elkaar worden opgeroepen.
| |
Thematiek
Deze benadering is ook rechtstreeks verbonden met de identiteitsproblematiek in het werk van Artus. In de negen verhalen van Een onbeschreven dag (1996) is het iedere keer een verrassing wie er aan het woord is, of over wie het gaat, en dat blijkt dan steeds iemand te zijn die worstelt met een traumatische ervaring in het verleden (zoals een verkrachting in ‘Via Dolorosa’ of een overleden tweelingzus in ‘Kijken en keuren’), met seksuele identiteit (zoals in ‘Runaway of de ernst van het spel’), met het onvermogen onderscheid te maken tussen werkelijkheid en
| |
| |
fantasie (als in ‘Onvermogen’) of met de altijd knagende dood, zoals Richard in het titelverhaal. Zoals Evelien in Onpersoonlijkheid het probleem van de zelfmoord onderzoekt, zo vraagt Richard zich af wat hij al sinds zijn kindertijd met de dood heeft. Evelien zelf is er ook door gefascineerd, gezien haar drang om op spoorrails te gaan liggen en net voor de komst van een trein weg te duiken. Veel personages van Artus zijn geïnteresseerd in uiterste grenzen, die ze vrijwillig opzoeken, waar ze toevallig mee worden geconfronteerd of waar ze door anderen naar toe worden getrokken. Leven is daardoor voor de meesten onder hen een vervreemdend gebeuren zonder duidelijk patroon of houvast. In het verhaal ‘Wiegedood’ betekent het sterven van een jonge baby een ommekeer in het leven van de verteller: ‘Alles is nu anders, in één keer is niets nog wat het was.’ Ook Stambh Qureshi (in Zonder wijzers) zit tijdens zijn laatste eenzame uren nog gevangen in het gevoel dat ‘niets was wat het was’. Pas in de slotmomenten van zijn leven hervindt hij innerlijke klaarheid: ‘alles was weer zoals het was: stram en stil’.
| |
Stijl / Techniek
In dit verband is ook de onderkoelde stijl relevant. Humor, ironie en melancholie - als middel om de problematiek van de verhalen te relativeren - spelen een geringe rol. De beschrijvingen van landschappen en interieurs zijn veelal onbepaald: een flatgebouw, een zuidelijk eiland, een hotelkamer. Er is zelden een sturende of oordelende alwetende verteller, die commentaar geeft of een meer bespiegelende toon aanslaat. Wat steeds centraal staat, is wat er in de hoofden van de personages omgaat. Verder wordt in de verhalen en romans weinig rechtstreeks gerefereerd aan concrete geografie, actualiteit of de contemporaine werkelijkheid, met uitzondering van de verwijzingen naar popmuziek, veelal afkomstig uit de jaren negentig. In combinatie met de scherp uitgesneden wendingen in het proza, draagt dit uiterlijke element bij tot de ‘hedendaagse’ uitstraling van Artus' werk.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Critici hebben de drie boeken van Artus achtereenvolgens met enthousiasme, aarzeling en terughoudendheid ontvangen. De eerste roman kreeg voor een debuut opvallend veel aandacht in de pers en wist bovendien een relatief brede groep lezers te bereiken. Hoewel niet iedere recensent de roman positief beoor- | |
| |
deelt, blijkt wel bijna iedereen erdoor overtuigd van het schrijftalent en de moed van de auteur. Dit is vooral te danken aan de complexe verhaalstructuur met de vele verrassende wendingen en het verband tussen vorm en inhoud. Vooral de recensies van Carel Peeters en Marc Reugebrink benadrukken het belang van de thematiek en de relatie tot de vorm, de labyrintische structuur van het familieverhaal. Kritische kanttekeningen bij deze roman hebben betrekking op het te zeer ontbreken van een spanningslaag in de compositie als geheel en de hier en daar weinig bijzondere of te gekunstelde stijl, met name in het eerste en derde hoofdstuk. Over Een onbeschreven dag is minder lovend geoordeeld. Naast bewondering voor de vernuftige verwerking van de op dood en identiteit gerichte thema's, is er ook aarzeling over de werkelijke waarde van de verhalen. Jaap Goedegebuure noemt ze ‘prikkelend’, maar ook ‘vrijblijvend’ en Hans Goedkoop vraagt zich eveneens af hoe serieus de auteur is: ‘Wat is hier overtuiging, wat is hier Spielerei?’ De meeste besprekers vinden in dit verband in ieder geval het titelverhaal geslaagd. Onpersoonlijkheid is buitengewoon kritisch besproken en deels ook afgewezen, mede vanwege het antipathieke en obsessieve mannelijke hoofdpersonage, het uitblijven van een heldere verwerking van de thematiek (‘moedwillige mistigheid’ volgens Max Pam) en de wijdlopigheid van de roman, die desondanks geen ruimte voor ‘lucht’ zou laten (volgens Alle Lansu). Dit laatste oordeel wijst op het beklemmende karakter van de roman, wat ook
wel gezien wordt als een van de merites ervan.
| |
Traditie / Verwantschap
Artus behoort duidelijk tot de categorie schrijvers die veel aandacht schenken aan de narratieve vorm. Ook de nadruk op het belang van het bewustzijn van de personages en het schuiven met perspectief wijzen op het modernistische karakter van zijn werk. Een roman als Zonder wijzers doet denken aan werk van William Faulkner, zoals The Sound and the Fury (1929), mede vanwege de rol van de familietragiek en de tijds- en zelfmoordproblematiek. In diezelfde zuidelijke traditie van de Amerikaanse literatuur staat de roman van Carson McCullers met vrijwel dezelfde titel als het debuut van Artus: Clock without Hands (1961). De fraaie openingszin van deze roman - ‘Death is always the same, but each man dies in his own way’ - is perfect van toe- | |
| |
passing op het lot van de vader, zoals dat in het laatste hoofdstuk van Zonder wijzers wordt uitgewerkt. De manipulatie van het verhaalperspectief als een middel om de intrige uit te werken, speelt eveneens een belangrijke rol in romans als Eerst grijs dan wit dan blauw (1991) van Margriet de Moor - een roman waar Artus zelf in zijn laatste boek ook naar verwijst - en De grot (1997) van Tim Krabbé. In deze romans staat de psychologische dynamiek tussen diverse personages centraal, veelal op grond van één specifieke dramatische gebeurtenis. De psychologie van afhankelijkheid in vriendschapsrelaties, zoals die wordt ingezet aan het einde van Onpersoonlijkheid, treedt eveneens op de voorgrond in de ontknoping van De vriendschap (1995) van Connie Palmen. Ook de fictionele werkelijkheid van Arnon Grunberg wordt net als die van Artus beheerst door een krachtig besef van de leegte van het bestaan, maar in de boeken van Grunberg is er altijd de zekerheid van relativering door middel van humor, het groteske of de slapstick, wat lucht geeft aan de
ontnuchterende kijk op het leven. In de romans en verhalen van Artus is zo'n verzachtende dimensie echter nagenoeg afwezig.
| |
Relatie leven/werk
Anders dan het werk van Grunberg kan dat van Artus bovendien niet autobiografisch worden genoemd. Terwijl in de boeken van eérstgenoemde regelmatig semi-autobiografische personages opduiken, die zelfs dezelfde naam als de auteur dragen of uiterlijk wel iets van hem weg hebben, lijkt Artus juist radicaal ‘andere’ ervaringen en personages tot onderwerp van zijn fictie te maken. Hij heeft in interviews gezegd dat het hem er niet om te doen is zijn eigen belevingswereld centraal te stellen. Specifieke ruimte en geografie spelen een geringe rol in de fictie van Artus, maar er zijn in dit verband toch wel enkele lijnen te trekken naar het leven van de auteur. Zo speelt het Eindhovens kanaal (net als in De gevarendriehoek (1985) van-A.F.Th. van der Heijden overigens) een rol in het tweede verhaal in Zonder wijzers, terwijl Artus in Eindhoven heeft gestudeerd. De hoofdpersoon in het titelverhaal van Een onbeschreven dag heeft net als Artus op de havo gezeten en stage gelopen in Engeland. Over Liedewij in Onpersoonlijkheid heeft Artus in een interview gezegd dat zij is gebaseerd op een werkelijk iemand (die hij overigens
| |
| |
niet persoonlijk kende), maar dat het verhaal van haar zelfmoord hem interesseerde en dat hij wilde onderzoeken ‘wat zo'n gegeven met mezelf doet, wat het me oplevert’.
| |
Kunstopvatting / Ontwikkeling
Deze uitspraak suggereert dat Artus het schrijven van fictie gebruikt als een domein om specifieke levenskwesties op subjectieve wijze te analyseren. Veel van zijn werk heeft ook inhoudelijk gezien zo'n onderzoekend karakter, met personages die veelal ingewikkelde aspecten van hun eigen werkelijkheid aftasten en proberen tot bevredigende interpretaties en conclusies te komen. In vijf jaar heeft de auteur achtereenvolgens een gecomprimeerde roman, opgebouwd uit een reeks verknoopte verhalen, een dozijn afzonderlijke verhalen en een lijvige roman gepubliceerd. Zowel thematisch als formeel ligt dit werk dicht bij elkaar. Het is gewijd aan ‘grote’ literaire onderwerpen als dood en vervreemding en zoekt steeds beladen, traumatische ervaringen op en hoe die emotioneel en rationeel kunnen worden verwerkt. Aldus verraadt zijn werk een grote nieuwsgierigheid naar de werkelijkheidsbeleving van de anderen, die zijn personages worden. Artus schrijft vanuit een hang naar het onbekende, een verlangen naar het steeds opnieuw betreden van een ‘vreemde’ wereld, vanuit een behoefte aan het ontsluieren van een werkelijkheid die niet de eigen werkelijkheid is. Schrijven om afstand te nemen van het eigen ik, iets wat misschien ook al wordt gesuggereerd door de keuze voor een pseudoniem in een andere taal, een andere werkelijkheid.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Russell Artus, Zonder wijzers. Amsterdam 1995, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1456, R. (vierde druk: 1998, Maarten Muntinga, Rainbowpocket 372) |
Russell Artus, Een onbeschreven dag en andere verhalen. Amsterdam 1996, Meulenhoff, VB. |
Russell Artus, The magie roundabout. In: De Revisor, jrg. 24, nr. 5/6, 1997, pp. 4-10, V. |
Russell Artus, Iedereen niks, niemand alles. In: Optima, jrg. 16, nr. 1, 1998, pp. 22-34, V. |
Russell Artus, Het geschaakte naakt. In: Hollands Maandblad, jrg. 39, nr. 3, 1998, pp. 13-17, V. |
Russell Artus, Onpersoonlijkheid. Amsterdam 1999, Meulenhoff, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Gerrit van den Hoven, Debuterende Russell Artus: ‘Het wereldse boeit me niet’. In: De Stem, 29-9-1995. (interview over Zonder wijzers) |
Theo Hakkert, Prozadebuut van formaat van jonge Russell Artus. In: Tubantia, 13-10-1995. |
Reinjan Mulder, Stiekem mediteren in de studeerkamer. Kunstig gecomponeerd debuut van Russell Artus. In: NRC Handelsblad, 13-10-1995. |
Alfred Kossmann, ‘Zonder wijzers’ veelbelovend debuut van Russell Artus (26). In: Noordhollands Dagblad, 20-10-1995. |
Carel Peeters, Een nieuw licht. In: Vrij Nederland, 21-10-1995. (over Zonder wijzers) |
Jaap Goedegebuure, Van hoog naar laag en weer terug. In: HP/De Tijd, 27-10-1995. (over Zonder wijzers) |
Arjan Peters, Het belang van verdraaiing en vertekening. Russell Artus trekt vertellingen op uit lagen van verraderlijkheid. In: de Volkskrant, 27-10-1995. (over Zonder wijzers) |
Gerrit Jan Zwier, Een familie-mysterie. In: Leeuwarder Courant, 11-11-1995. (over Zonder wijzers) |
Marc Reugebrink, Op zoek naar geschiedenis en een toekomst. Debutant Russell Artus hoort thuis bij Dirk van Weelden en Marcel Möring. In: Nieuwsblad van het Noorden, 18-11-1995. |
Alle Lansu, Mentale jeuk. Indrukwekkend debuut Russell Artus. In: Het Parool, 24-11-1995. |
Ed van Eeden, Rijp voor de professionele hulpverlening. In: Utrechts Nieuwsblad, 25-11-1995. (over Zonder wijzers) |
Rob Schouten, Familiegeheimen zonder wegwijzers in intrigerend debuut van Russell Artus. In: Trouw, 1-12-1995. |
Doeschka Meijsing, Geen gewoon Hollands gezin. Gewaagd debuut van Russell Artus. In: Elzevier, 16-12-1995. (over Zonder wijzers) |
Stijn Aerden, Boeddha in Brabant. In: HP/De Tijd, 2-2-1996. (interview over debuut) |
Karel Osstyn, Een klok zonder wijzers. In: De Standaard, 8-2-1996. |
André Matthijsse, [Zonder wijzer]. In: Haagsche Courant, 12-4-1996. |
Daan Cartens, Zonder wijzers. Romandebuut van Russell Artus. In: Ons Erfdeel, jrg. 39, nr. 4, 1996, pp. 591-592. |
Frank van Dijl, Artus koketteert met de dood. Winnaar debutantenprijs wéét dat hij elk moment kan omvallen. In: Algemeen Dagblad, 11-10-1996. (interview) |
Hans Goedkoop, Gepakt en gezakt door de wereld. Verhalen van Russell Artus. In: NRC Handelsblad, 11-10-1996. (over Een onbeschreven dag) |
Gerrit van den Hoven, Russell Artus schrijft verder op de tonen van Marillion. In: De Stem, 17-10-1996. (interview over Een onbeschreven dag) |
Alle Lansu, Verlos ons van de leegte. In: Het Parool, 25-10-1996. (over Een onbeschreven dag) |
Arjan Peters, Zoekende lichamen, zwevende geesten. In: de Volkskrant, 1-11-1996. (over Een onbeschreven dag) |
Onno Blom, De tuimelingen van Russell Artus. In: Trouw, 15-11-1996. (over Een onbeschreven dag) |
Jaap Goedegebuure, Travestie und kein Ende. In: HP/De Tijd, 22-11-1996. (over Een onbeschreven dag) |
Frans de Rover, De dood laat zich gelden. In: Vrij Nederland, 18-1-1997. (over Een onbeschreven dag) |
Peter van Dijk, ‘Een lezer moet in een boek genoeg missen’. Interview met Russell Artus. In: Vooys, jrg. 15, nr. 1, 1997, p. 45. |
Onno Blom, ‘De wereldreligies zullen naar elkaar toe groeien’. In: Trouw, 14-3-1997. (interview over opvatting religie) |
Piet-Hein Peeters, De God van Russell Artus. In: KUnieuws, 14-3-1997. (interview over opvatting religie) |
Alle Lansu, Verpakt ongeluk. In: Het Parool, 24-9-1999. (over Onpersoonlijkheid) |
Janet Luis, De voors en tegens van zelfmoord. In: NRC Handelsblad, 24-9-1999. (over Onpersoonlijkheid) |
Max Pam, Schrijver in de mist. In: HP/De Tijd, 24-9-1999. (over Onpersoonlijkheid) |
| |
| |
Arjan Peters, Ongewenst zwanger van de dood. In: de Volkskrant, 24-9-1999. (over Onpersoonlijkheid) |
Marja Pruis, Angstbijters en andere monsters. In: De Groene Amsterdammer, 29-9-1999. (interview over Onpersoonlijkheid) |
Jeroen Vullings, Geen tandwiel in de maatschappij. In: Vrij Nederland, 30-10-1999. (over Onpersoonlijkheid) |
78 Kritisch lit. lex.
augustus 2000
|
|