| |
| |
| |
Armando
door K. Beekman
1. Biografie
Armando werd als Herman Dirk van Dodeweerd geboren op 18 september 1929 te Amsterdam in de Jan Lievensstraat, even buiten de Pijp. Zijn vader deed in verzekeringen. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vertrok het gezin naar Amersfoort. Daar woonde het bij een sportveld, dat tijdens de oorlog dienst zou gaan doen als concentratiekampterrein. Direct na de oorlog trad Armando als hotviolist op voor Amerikaanse soldaten. Op zijn negentiende jaar was hij in het bezit van het einddiploma gymnasium-alfa. In 1949 ging hij naar Amsterdam om er aan de Gemeentelijke Universiteit kunstgeschiedenis te studeren. Hij begon toen ook te tekenen en te schilderen. Hij ondertekende met Armando (‘zich wapenend’), een naam die hij al gauw als eigennaam zou aannemen.
Als schilder stond Armando aanvankelijk onder invloed van Cobra. Zijn eerste eenmanstentoonstelling vond in 1954 plaats in Galerie Le Canard (Amsterdam). Een paar jaar later sloeg Armando een ‘nieuw-realistische’ weg in. Samen met Kees van Bohemen, Jan Henderikse, Henk Peeters en Jan Schoonhoven vormde hij de Hollandse Informele Groep (1958-1960) en in 1960 werd hij medeoprichter van de Nederlandse Nulgroep. In 1965 nam hij deel aan de Zerotentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Grote tentoonstellingen die volgden, waren die in het Stedelijk Museum te Amsterdam (1974 en 1981), het Centraal Museum te Utrecht (1977), het Van Abbemuseum te Eindhoven (1979 en 1982), de Nationalgalerie in Berlijn (1984) en in Venetië (1984).
In 1988 maakte hij zijn eerste beeldhouwwerken. Een jaar later
| |
| |
kreeg hij een tentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht. In de jaren negentig exposeerde hij bij tal van galerieën in binnen- en buitenland, zoals in Berlijn (1994, 2001) en Tokio (1995). Armando maakte een aantal series, die hij titels gaf als ‘Der Baum’, ‘Kopf’, ‘Die Leiter’ en ‘Der Kelch’. In 1995 creëerde hij een monument voor H.N. Werkman, dat een plaats kreeg in Groningen. In 1998 werd in de Elleboogkerk in Amersfoort het Armandomuseum geopend, dat overigens in 2007 door brand werd verwoest. In 2006 was een overzichtstentoonstelling van zijn werk te zien in het Cobramuseum van Amstelveen.
Ongeveer in dezelfde tijd dat Armando zijn eerste eenmanstentoonstelling had, debuteerde hij als dichter in Podium (1954). Daarna volgden publicaties in tijdschriften als Gard Sivik, waarvan hij aan het eind van 1959 redacteur werd, Maatstaf, Magnum, Kroniek van Kunst en Kultuur, Soma, Raster en in bloemlezingen als Nieuwe griffels, schone leien (1963) en Met andere woorden. Op verzoek van Simon Vinkenoog was Armando in 1958 als journalist bij de Haagse Post terechtgekomen. Hij werd er kunstredacteur. Deze functie vervulde hij tot aan het eind van de jaren zestig. Daarna bleef hij nog een tijdlang aan dit blad verbonden als freelance medewerker. Samen met Henk Peeters, Hans Sleutelaar, Cornelis Bastiaan Vaandrager en Hans Verhagen vormde hij de redactie van het tijdschrift De Nieuwe Stijl (1965-1966), waarvan slechts twee nummers verschenen, maar waarin hij met behulp van manifesten wel ruim baan wist te maken voor een nieuwe opvatting over kunst en literatuur. De jaren zestig werden gekenmerkt door belangstelling voor sportmanifestaties. Armando was een groot boksfan. Niet alleen las hij over deze sport en bezocht hij bokswedstrijden, hij trainde en bokste ook zelf.
De jaren zeventig en tachtig stonden onder meer in het teken van televisiewerkzaamheden. Zo schreef hij samen met Cherry Duyns de tragikomische serie Herenleed (1975-1979, 1983-1984), waarin hijzelf een bescheiden mannetje speelde, Duyns een verwaten heer en Johnny van Doorn diverse rollen vertolkte. Verder schreven zij De Daders (1977) en De Gedaanteverwisseling (1982). Samen met Hans Verhagen maakte hij de in 1978 door de VPRO uitgezonden documentaire Geschiedenis van een Plek.
| |
| |
In Berlijn, waar hij in 1979 is gaan wonen, schreef hij een tweewekelijkse column voor NRC Handelsblad. De periode na 1985 staat onder meer in het teken van diverse toneelactiviteiten. In 1988 traden Armando, Duyns en Van Doorn in Berlijn op met Herrenleid, waarmee zij veel lof oogstten. Twee jaar later, in 1990, trokken zij gedrieën door het land met Groot Herenleed, dat eveneens een succes werd. Na de dood van Johnny van Doorn in 1991 gingen Armando en Cherry Duyns als ‘een ongerieflijk tweetal’ verder.
In 1990 maakte Armando furore in de Amsterdamse Stadsschouwburg als violist in het zigeunerorkest van Tata Mirando. Hij trad vervolgens jarenlang op met een kwartet. Met de ten gehore gebrachte muziek uit het interbellum, zoals swingnummers en zigeunermuziek, wilde hij ‘iets van de atmosfeer van vroeger terugbrengen’. In 2003 las hij voor uit Dierenpraat op een cd met muziek van Béla Bartók. In hetzelfde jaar nam hij afscheid als musicus in het Concertgebouw.
In 1977 ontving Armando de Herman Gorterprijs voor zijn poëziebundel Het gevecht. Voor Machthebbers (1983) vielen hem de F. Bordewijkprijs en de Multatuliprijs ten deel. Voor zijn niet-fictionele werk Uit Berlijn, Machthebbers en Krijgsgewoel kreeg hij in 1987 de Gouden Ganzenveer. In 1989 ontving hij opnieuw de Multatuliprijs en wel voor De straat en het struikgewas. Voor Dierenpraat kreeg hij in 2000 de Zilveren Griffel. In 2009 onderscheidde koningin Beatrix Armando met de Eremedaille voor Kunst en Wetenschap.
In 1989 werd De straat en het struikgewas in het Duits vertaald en in 1992 voor het toneel bewerkt. Behalve in het Duits is er werk van Armando vertaald in het Engels, te weten fragmenten uit Herenleed (1989), en in het Frans, namelijk het autobiografische gedicht het gevecht: le combat (1992). Het Onafhankelijk Toneel voerde in 1998 De Vijanden op, gemaakt naar verschillende werken van Armando, waaronder De straat en het struikgewas. In 1990 werd Armando benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau. De laatste jaren woont hij in een flat in Amstelveen.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Werkelijkheidsopsvatting
Relatie leven/werk
Al het werk van Armando komt voort uit observatie van de werkelijkheid. Het zijn alledaagse situaties, zoals een opgevangen gesprek in een trein, die (het uitgangspunt van) zijn poëzie uit de jaren zestig vormen. Soms ook is deze gebaseerd op technische handleidingen, zoals ‘agrarische cyclus’. Over de ideologie achter De Nieuwe Stijl en Gard Sivik, waarin deze poëzie - vaak ‘ready mades’ - is gepubliceerd, merkt hij later op dat het erom ging ‘de consumptiemaatschappij te bejahen’: de kapitalistische wereld werd toen als een avontuur beschouwd, zij het ‘een cynisch avontuur’ (Meijer 1975). Verder is Armando's werk in hoge mate bepaald door de Tweede Wereldoorlog. ‘Alles wat mijn werk betreft komt voort uit '40-'45 (...)’, verklaart hij tegenover Schippers en Van Garrel. Geschiedenis van een Plek bijvoorbeeld is gewijd aan een concentratiekamp - ‘Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort’ - in de buurt waarvan hij zijn jeugd doorbracht. Het zijn deze oorlogservaringen die ook ten grondslag liggen aan veel van zijn gedichten, zoals aan Het gevecht dat, blijkens een noot van de auteur, in 1945 in de bossen rond Amersfoort heeft plaatsgehad. Naast zijn eigen oorlogservaringen zijn het die van anderen die de basis vormen van zijn oeuvre. Voor een niet gering deel bestaat zijn werk uit het optekenen van uitspraken van nog levende getuigen uit de Tweede Wereldoorlog: De SS'ers bevat een aantal interviews met Nederlandse vrijwilligers in Duitse dienst, Uit Berlijn en Machthebbers bevatten herinneringen van Duitsers aan deze periode, gebundeld onder het hoofd ‘Flarden’. Daarnaast zijn het de ‘stille getuigen’ van de Tweede Wereldoorlog, de plaatsen des onheils, door Armando kortweg als
‘plek’ aangeduid, die hem biologeren. Op de vraag van Trix Betlem waarom hij juist geïnteresseerd is in oorlogssituaties, antwoordt hij: ‘Ik hou van Ausnahmesituationen en daar is boksen er één van, en oorlog.’ Het gaat hem om wat hij noemt geïntensiveerde situaties, dat wil zeggen omstandigheden waarin mensen niet kunnen schipperen en hun ware gezicht moeten tonen. Een oorlogssituatie doet iemand bovendien beseffen hoe complex de werkelijkheid is. In een dergelijke situatie is het namelijk vaak moeilijk eenduidig te bepalen
| |
| |
wie de dader en wie het slachtoffer is.
| |
Kunstopvatting
Armando brengt zijn visie op de werkelijkheid op een specifieke manier in verband met zijn opvatting over kunst. In Maatstaf (1958) houdt hij een pleidooi voor ‘een geheel nieuwe kunst’: ‘Niet “mooi of lelijk” meer, niet “goed of kwaad” meer (...), maar een kunst die geen kunst meer is, maar een gegeven feit (...)’ (Sleutelaar 1958, p. 810). In Gard Sivik (1964) herhaalt hij dit pleidooi en voegt eraan toe: ‘Niet de realiteit be-moraliseren of interpreteren (ver-kunsten), maar intensiveren. Uitgangspunt: een konsekwent aanvaarden van de Realiteit. Interesse voor een meer autonoom optreden van de Realiteit, al op te merken in de journalistiek, tv-reportages en film. Werkmethode: isoleren, annexeren; Dus: authenticiteit. Niet van de maker, maar van de informatie. De kunstenaar, die geen kunstenaar meer is: een koel, zakelijk oog.
“Poëzie” als resultaat van een (persoonlijke) selectie uit de Realiteit. Interesse voor de psychologie van de “kunstenaar”? Bestudeer het hoe en waarom van zijn selektie.’
Deze kunstopvatting ligt ten grondslag aan onder meer de cyclus ‘boksgedichten’, waarover Armando in een gesprek met Vinkenoog opmerkt: ‘Mijn boksgedichten zijn een ommekeer in de Nederlandse literatuur geweest, het zijn geen collages, ik heb geen woord geschreven, het is allemaal niet van mij, geen commentaar ook. Omdat het voor mij zó de zogenaamde “kick” had. Sport, gewoon, leven. Zo onbenullig mogelijk, niet omdat ik het mooi, of gek vind - daar kun je met geen happening, geen toneelstuk, geen gedicht tegenop, de spreektaal dat is toch het mooiste, met al die versprekingen.’ Nog weer later schrijft hij: ‘Boksen is eigenlijk net kunst: geweld, gedempt door regels, gekluisterd geweld. Wat blijft ons anders over dan het geweld te stileren, te esthetiseren, te verontschuldigen. Dat maak ik mezelf tenminste wijs’ (Armando 1983, p. 34).
| |
Thematiek
Technieken
Zoals gezegd, liggen Armando's eigen ervaringen en die van anderen met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog ten grondslag aan het merendeel van zijn gedichten. Toch is het niet zo dat deze gedichten '40-'45 als thema hebben. Arman- | |
| |
do meent dat de gedichten het thema zelf moeten zijn: ‘Ze moeten iets oproepen, maar tegelijkertijd moeten ze ook een raadsel inhouden (...)’ (Van Garrel/Schippers). Een gedicht dient niet de geschiedenis te zijn van bepaalde mensen, een bepaalde plaats of een bepaald tijdvak. Deze vormen hoogstens de aanleiding voor het schrijven van een gedicht. Het is Armando primair te doen om ‘de diepliggende oergevoelens tussen mensen’. Zijn thematiek is zijns inziens dan ook gelijk gebleven: ‘geobsedeerdheid door dader en slachtoffer, geweld, vijand en angst’ (Dull). Om deze ‘wezenlijke’ gevoelens aan het licht te brengen, geeft Armando zijn gedichten een bepaalde graad van abstractie, onder meer door ze te mythologiseren. Soms legt hij aan een gedicht een bestaande mythe ten grondslag. Dat is het geval met Hemel en aarde en Het gevecht, die beide geënt zijn op Genesis. Daarnaast ontlenen deze gedichten hun mythische karakter aan de kosmische strijd die erin plaatsvindt tussen de elementen hemel, aarde, vuur en water. Ook de personages worden geabstraheerd. Zo vraagt iemand in Het gevecht of hij ‘god, held of jaargetij’ genoemd kan worden (p. 62). Het gedicht eindigt met zijn verrijzenis, ook al een mythisch gegeven: ‘ik ben opgestaan, er is’ (p. 63). Verder hebben beide gedichten een cyclische structuur. Op zichzelf zegt dat nog maar weinig. Al in de jaren zestig legt Armando een voorkeur voor de cyclus aan de dag, getuige onder meer ‘boksers’ en ‘september in de trein’. Toen ging het evenwel om een reeks gedichten die in algemene zin min of meer
samenhingen. In de bundels uit de jaren zeventig gaat het meer in het bijzonder om ‘tijdkringen’. Zo is Hemel en aarde opgebouwd uit de volgende delen: ‘De schepping’, ‘Het gevecht’ en ‘De ondergang’. Het slotvers lijkt de ondergang van de wereld in te houden: ‘zei, een hemel zonder bodem/het licht wenkt het water, het land is voorgoed verdwenen’. Het bij dit derde deel opgenomen motto van Ernst Jünger suggereert echter een andere uitleg: ‘Was ist Geburtsschmerz, was ist Todesschmerz bei diesem Spiel? Vielleicht sind beide identisch, wie ja der Sonnenuntergang zugleich auch Sonnaufgang für neue Welten ist’. Deze cyclische beschouwing ligt ook ten grondslag aan andere bundels. Een zinssnede als ‘dood/wordt zaad in adem’ uit De denkende, denkende doden wijst al in
| |
| |
die richting. Aan het begin van dit gedicht wordt bovendien gesproken van ‘denkende, denkende dode’ (p. 7), aan het slot heet het: ‘denkende, denkende schepping’ (p. 56). Een dergelijke cyclische voorstelling treft men eveneens aan in Dagboek van een dader. Hier zijn het de elkaar afwisselende jaargetijden die de structuur van de tekst vormen.
Behalve dat Armando bestaande mythen aan zijn teksten ten grondslag legt, vormt hij historische gebeurtenissen om tot een mythe. Daarvoor abstraheert hij in zijn werk van reële omstandigheden. Zo worden personages getypeerd als de dader, het slachtoffer, de vijand en de medemens, terwijl de plaats van handeling wordt aangeduid als de plek. Het begrip ‘plek’ wordt als metafoor gebruikt. Het heeft betrekking op al die plaatsen waaraan niet te zien is dat zij besmet zijn door de Tweede Wereldoorlog. In Dagboek van een dader heet het: ‘Dit is de Plek, nietwaar. Hier is het: Offer en Dader, die wij zijn. Ach, er groeit weer gras.’ De ‘plekken’ worden doorgaans gepersonifieerd. In een van de afleveringen uit Herenleed doet een heraut de volgende mededeling: ‘Er is destijds op deze plek iets vreselijks gebeurd.’ Dit leidt tot de volgende reactie: ‘O, dat dacht ik al, dat dacht ik al, van deze plek, dat dacht ik al. En de zand heeft het destijds gezien, de zand is ooggetuige’ (p. 119). In Armando's werk is vooral sprake van ‘het schuldige landschap’ en ‘de schuldige bosrand’, zoals in Dagboek van een dader: ‘Veel bosranden. Veel schuldig geboomte. Het stikt hier van de schuld, boom voor boom’. In een van de opstellen Uit Berlijn heet het: ‘Als je in Amersfoort uit de trein stapt ruik je de schuldige bossen (...)’ (p. 131). Het ‘schuldige landschap’ heeft Armando in dezelfde bundel omschreven als een landschap ‘dat heeft zien gebeuren, want in landschappen, in de schone natuur, vinden vaak de afgrijselijkste opvoeringen plaats. Veldslagen. Sluipmoorden. Man tegen man. Aanleg en onderhoud van kampementen. Barakken. Plekken ter kwelling van
weerloze schepsels’. Hieraan voegt hij toe: ‘Jaja, ik weet het wel, het is zinloos om de natuur schuldig te noemen, maar kunst is ook zinloos, daarom is kunst zo onontbeerlijk. Sinngebung des Sinnlosen’ (p. 169-170).
Armando abstraheert ook ten aanzien van de personages en de tijd waarin een geschiedenis zich afspeelt. De denkende,
| |
| |
denkende doden lijkt te spelen ergens tussen verleden en toekomst. Zelfs waar met ogenschijnlijk exacte tijdsaanduidingen wordt gewerkt, zoals in Dagboek van een dader, waar steeds de dagen en maanden worden genoemd waarin iets werd opgetekend, blijft een bepaalde graad van abstractie behouden doordat de jaartallen ontbreken. Wat betreft de getypeerde personages, deze worden enerzijds in oppositie tot elkaar geplaatst - heer tegenover knecht, dader tegenover slachtoffer, waarnemer tegenover waargenomene -, anderzijds blijken nu posities verwisselbaar, zoals in diverse verhalen uit De ruwe heren, waarin het slachtoffer beul wordt of in Tucht waarin de ‘geknielde’ samenvalt met zijn tegenstander (p. 51, 63). In het hele oeuvre vinden voortdurend omkeringen plaats. ‘De Dader wordt het Offer, de Meester zal een Knecht zijn. Heersers samen, allen zullen herrijzen’, heet het in Dagboek van een dader en in Aantekeningen over de vijand observeert de ik-figuur de vijand, die op zijn beurt de ik-figuur in de gaten houdt: ‘De vijand, de vijand, wie is hier dan wel de vijand?’ (p. 37) Het abstractie-principe wordt trouwens nog verder doorgevoerd. Niet alleen worden mensen teruggebracht tot typen, zoals de vijand, deze zijn uiteindelijk zelf weer taalfiguren. Dat mag blijken uit de volgende dialoog die zich ontspint in een van de afleveringen uit Herenleed: ‘2: Woorden zijn heel waardevol. 1: O, dus net eigenlijk als een vijand. 2: Eh... ja. De vijand ìs een woord’ (p. 118).
| |
Stijl
Armando is uitermate gevoelig voor welke vorm van taalgebruik dan ook. Hij is geïnteresseerd in het sociolect van mensen. Citaten worden met zorg gekozen. Typisch Berlijnse uitdrukkingen, om een voorbeeld te noemen, neemt hij onvertaald over. Hij typeert mensen op grond van hun taalgebruik. Zo karakteriseert hij de medemens als luid pratend en kwebbelend. Als auteur bedient Armando zich van de meest uiteenlopende vormen van taalgebruik: quasi-luchtige conversatie in Uit Berlijn - ‘Liep es een keer...’ (p. 134), plechtstatige formuleringen, afgewisseld met ongrammaticale zinsconstructies in Dagboek van een dader - ‘Er wordt buiten erg gewaaid.’ - en taalgrappen, zoals in Herenleed: ‘1: Kabout. Kabouter: 't Is ter?’ (p. 36)
Vaak is een tekst opgebouwd uit korte notities, die in een
| |
| |
cyclische structuur functioneren, zoals in Dagboek van een dader. Soms is de samenhang tussen deze notities minder groot, zoals in Aantekeningen over de vijand. Eén zo'n notitie luidt: ‘Kijk, de samenhang ontbreekt, begrijp je? En dat moet ook: er bestaat namelijk geen samenhang’ (p. 128). Zowel ten aanzien van het oorlogsgebeuren, als ten aanzien van de notities waarin dit is vastgelegd, geldt dat het de lezer is die al dan niet voor samenhang zorgt.
| |
Ontwikkeling / Verwantschap / Traditie
Over de ontwikkeling van Armando's oeuvre bestaan tegengestelde opvattingen. Aan de ene kant staan zij die menen dat deze gekenmerkt wordt door een of meer breuken, aan de andere kant staan zij die menen dat het werk van Armando nooit op essentiële punten is veranderd. Beurskens hoort tot degenen die menen dat de poëzie uit de periode 1951-1963 uiteenvalt in twee delen: vóór 1960 zouden de gedichten anekdotisch en persoonlijk zijn - de beeldspraak in deze gedichten zou de invloed van Vijftig verraden -, daarna zouden ze minder persoonlijk worden. Van een tweede breuk zou sprake zijn tussen De Nieuwe Stijl-periode en de periode waarin bundels als Hemel en aarde het licht zagen. Het werk uit deze periode wordt door veel critici als ‘Romantisch’ aangeduid. Deze kenschets wordt soms ingegeven door Armando's met zorg gekozen omslagen van zijn bundels. Zo siert Altdorfers ‘Alexanderschlacht’ Hemel en aarde en C.D. Friedrichs ‘Chasseur im Walde’ Dagboek van een dader. Verder zouden de motto's, ontleend aan het werk van laat-Romantici als Von Hofmannsthal, Novalis, Hölderlin, Rilke en George in die richting wijzen en vooral die van Ernst Jünger, ‘de romanticus van de dood op het slachtveld’ (Dull). Het mythische karakter van Armando's werk is echter toch de voornaamste reden van veel critici om dit in verband te brengen met de Romantiek. Volgens Ferron is Armando een ‘volbloed romanticus’, onder meer vanwege zijn gevecht tegen innerlijke tegenstrijdigheden. Rein Bloem spreekt ten aanzien van Hemel en aarde van de ‘eigentijdse romantic agony van Armando’, J.F. Vogelaar moet bij deze bundel denken aan het werk van A. Roland Holst en R.L.K. Fokkema kenschetst deze ‘heroïsche cyclus’ als ‘Bilderdijkiaans’.
Overigens betitelt men niet alleen de poëzie uit de jaren zeventig als ‘Roman- | |
| |
tisch’, maar ook een verhalenbundel als De ruwe heren. ‘Er waait hier de geest van het proza van Roland Holst, eenzelfde geronk van het verleden, eenzame helden, eenzelfde mistige vaagheid over plaats en tijd, over welke strijd, over welke emoties het gaat’, aldus Vogelaar. Daarnaast herinneren de raadselachtige figuren in deze bundel verschillende critici aan Kafka, terwijl het ‘absurdistische’ karakter ervan sommigen aan Beckett doet denken, evenals trouwens Herenleed (Anker, Bos). Uit Berlijn en Machthebbers ten slotte zouden voor een volgende breuk in het oeuvre van Armando hebben gezorgd. In tegenstelling tot de poëziebundels uit de jaren zeventig zou Armando hier minder abstract en meer persoonlijk te werk zijn gegaan.
Niet alle critici zijn er zo van overtuigd dat Armando's oeuvre gekenmerkt wordt door een aantal breuken. Sommigen menen dat eigenlijk al zijn werk ‘Romantisch’ is. Zo schrijft Ron Kaal dat men Armando's werk weliswaar in perioden kan indelen, maar ‘de rode draad die door het gehele werk loopt is de (Romantische) ambitie om het Grote en Onzegbare te vertolken, in de Nul-periode even de Werkelijkheid genaamd’. Armando zelf lijkt er net zo over te denken. Tegenover Ischa Meijer verklaart hij: ‘Ik ben altijd romanticus geweest qua mentaliteit. De genoteerde werkelijkheid van mij was onderkoeld, maar had te maken met de romantische werkelijkheid van de Industrialgesellschaft’.
| |
Kritiek
Het is opvallend dat het werk van Armando weliswaar bekroond is en dat verschillende recensenten, zoals Ferron en Schippers, er herhaaldelijk in lovende bewoordingen over spreken, maar dat de negatieve of sceptische reacties overheersen. Men heeft onder meer moeite met zijn ‘ars poetica’. Poll meent dat het illusoir is te veronderstellen dat men een beschrijving van de werkelijkheid kan geven, zonder daarmee tegelijkertijd commentaar te leveren. Niet alle critici zijn ervan overtuigd dat een beschrijving van de werkelijkheid automatisch commentaar op de werkelijkheid inhoudt, zeker niet in de zin van ‘kritiek’ op de werkelijkheid. Dat laatste blijkt uit sommige reacties op De SS'ers. In dit boek hebben Armando en Sleutelaar de interviews met een achttal ‘Waffen SS'ers’ zonder commentaar laten afdrukken. Vrij Nederland vindt het om die reden een gevaarlijk boek: ‘De SS'ers is
| |
| |
een boek, samengesteld met talent, maar gespeend van verantwoordelijkheidsgevoel’. De recensent van Trouw gaat nog een stapje verder: ‘In handen van iemand, die de werkelijke daden van de SS'-ers en hun chef niet kent, is dit boek gewoon nazi-propaganda’. Het verwijt van vermeende ‘nazi-propaganda’ heeft niet alleen De SS'ers getroffen. In Wending (1961) schrijft Den Besten naar aanleiding van onder meer Armando's eenregelige ‘Gedicht’ ‘gelukkig nog duizenden slachtoffers’, dat voorkwam in de bloemlezing Met andere woorden: ‘Uit dergelijke ressentimenten, ofschoon meer bewust gericht, werd eenmaal de SS geboren. Wreedheid en sex, - dat zijn de meest bepalende elementen van de poëzie in deze morbide bundel’. Overigens distantiëren andere critici zich van deze zienswijze, zoals Buddingh', Lehmann en Roggeman. Later zou Vogelaar kritiek leveren op de mythologische conceptie die aan De ruwe heren ten grondslag ligt. Volgens hem krijgt alles bij Armando ‘mythische proporties: de mens, de schuld, het vonnis. En dan zwijg ik nog maar liever van de even diepzinnig ogende als nietszeggende gemeenplaats dat slachtoffer en dader in één persoon schuil gaan, waarmee men al heel wat dat krom is heeft weten recht te praten’. Ook het begrip ‘oorlog’ gebruikt Armando in mythologische zin, voegt Vogelaar er verwijtend aan toe: ‘Zo is het nu eenmaal, zo is het altijd geweest’.
Met de opvatting dat niet de fictie, maar de realiteit tot kunst dient te worden verklaard en dat poëzie moet worden opgevat als een persoonlijke selectie uit de realiteit, heeft menig criticus eveneens moeite. Verder aarzelt men bij de beantwoording van de vraag of het bij de aan de werkelijkheid ontleende citaten om poëzie gaat. Vaak kritiseert men ook de lengte van Armando's teksten. Dagboek van een dader wordt door Komrij een voorbeeld van ‘lazy art’ genoemd en Bernlef meent ten aanzien van Het gevecht: ‘een niet eens zo lang gedicht, met kunst en vliegwerk uitgewalst over 63 pagina's’. Armando's gedichten uit de jaren zeventig treffen daarnaast nogal eens het verwijt ‘retorisch’ te zijn. Hemel en aarde bijvoorbeeld zou getuigen van negentiende-eeuwse bombast, aldus J.F. Vogelaar en Jan Cremer. Ook zou Armando vaak in herhaling vervallen. Men reageert overigens niet uitsluitend negatief waar het Armando's werk betreft. De oordelen
| |
| |
van de critici lopen sterk uiteen. Terwijl bijvoorbeeld Bernlef De denkende, denkende doden ziet als een saaie aaneenrijging van clichés, ervaart Schippers haar als een adembenemende verkenning. Maar het is niet alleen ten aanzien van dit werk dat critici tegenovergestelde standpunten innemen. Dat geldt eigenlijk voor het gehele oeuvre van Armando, wiens stijl, werkelijkheids- en kunstopvatting daartoe blijkbaar uitnodigen. Het meest gelijkgestemd positief is men eigenlijk in de beoordeling van de gebundelde columns uit NRC Handelsblad.
| |
Thematiek
Verwantschap / Kunstopvatting
Evenals in de voorgaande columnbundels heeft Armando in Krijgsgewoel onder het hoofd ‘Flarden’ herinneringen van Duitsers aan de Tweede Wereldoorlog opgetekend. Verder bevatten de columns informatie over Armando's woon- en werkomstandigheden in Berlijn. Nog altijd observeert hij er de ‘plekken’, die tot paradoxale gevoelens leiden, namelijk van fascinatie en huivering. Door Krijgsgewoel komen wij ook wat meer te weten over Armando's lectuur. Hij leest Strindberg en Musil, maar vooral ‘eigenaardige’ boeken, meestal over de oorlog, boeken van schrijvers, ‘wier mentaliteit mij boeit, omdat zij mij met wilde vraagtekens achterlaten’ (p. 40). Daarnaast vertelt hij wat hem boeit bij Duitse Romantische schilders als Altdorfer, over wiens Alexanderschlacht hij schrijft: ‘En natuurlijk was het weer de kunstenaar die moest ontdekken dat veldslagen mooi kunnen zijn ofwel in iets moois omgezet kunnen worden’ (p. 164). Gruwel en schoonheid gaan hand in hand bij deze Romantici, maar ook in het werk van Armando zelf. Aan het eind van Krijgsgewoel bevindt Armando zich in Californië. Hij haalt er opgelucht adem: ‘In Californië zijn geen medeplichtige gewassen, geen schuldige plekken, geen resten, geen getuigen. Een verademing na Berlijn’ (p. 222).
| |
Techniek
De oorlog blijft Armando bezighouden. Het zich opdringende en tegelijkertijd ongrijpbare oorlogsverleden is het thema van de roman De straat en het struikgewas (1988). Het is de geschiedenis van een man die terugkijkt op het verleden en zich probeert te herinneren wat hij als jongen kort voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog zag en dacht. De vertellende ikfiguur ervaart de afstand in tijd tussen toen en nu als zo groot dat deze hem het oproepen van herinneringen belemmert. Steeds
| |
| |
opnieuw tast hij zijn geheugen af naar oorlogsindrukken uit zijn jeugd. De omzetting van al die herinneringen in kunst levert opnieuw strijd op: ook het kunstdomein kent zijn ‘eigen wetten en gevechten’ (p. 245).
| |
Kritiek
Een aantal critici heeft opgemerkt dat De straat en het struikgewas duidelijker autobiografisch en meer verhalend is dan Armando's vroegere werk. Van Deel, die vol lof is over deze ‘schitterende roman-in-fragmenten’, noemt de opmerkingsgave bij de dialogen onovertroffen en spreekt zijn waardering uit voor ‘de van korte kanttekeningen voorziene observaties’. Heumakers daarentegen meent dat de fragmentarische werkwijze die Armando ook in eerder werk toepaste, hier en daar tot een maniertje is geworden, ‘dat gewicht moet geven aan op zichzelf weinig saillante observaties’. Tegen het vermeende bezwaar dat Armando te veel in herhaling valt, heeft onder anderen Anthony Mertens ingebracht dat de herhalingen in het werk van Armando functioneel zijn, gezien het feit dat het verleden waarop hij probeert greep te krijgen, hem telkens weer ontglipt.
| |
Techniek
Kritiek
In de bundel de veldtocht (1989), die een klein aantal gedichten bevat van elk hooguit negen versregels, zonder titel, zonder hoofdletters, zonder rijm en veelal met weglating van werkwoorden, wordt opnieuw een oorlogssituatie beschreven of liever opgeroepen. Op een veldtocht in de winter passeren de meest afgrijselijke taferelen, zoals ‘een been en meer dan zeven rompen als / bemanning, / ze vergelen in de sneeuw’. Met alle zintuigen wordt een gruwelijk verleden afgetast. De gedichten hebben volgens Guus Middag het karakter van bezweringen. Armando's kunst is er een van het weglaten. Maar er is zoveel weggelaten dat er, althans bij Middag, wrevel ontstond over de onbegrijpelijkheid ervan.
| |
Thematiek
Zijn preoccupatie met het verleden heeft Armando op verschillende manieren gestalte gegeven. Nu eens kreeg het de vorm van een gedicht, dan weer van een roman of een column. Voor een wat minder zwaarwegende thematiek heeft hij zich van andere genres bediend, zoals het toneel en het sprookje. Dirk de dwerg en zeven andere sprookjes (1989) beweegt zich grotendeels binnen de regels die voor dit genre gelden. De verhalen
| |
| |
zijn bevolkt door heksen, prinsen en kikkers die, zoals de traditie wil, omgetoverd kunnen worden en kunnen praten. De thematiek komt eveneens vertrouwd voor. Een kikker is ontevreden met zichzelf en zou het liefst een ander zijn, totdat hij de voordelen van zijn eigen kwaliteiten leert inzien en terugverlangt naar zijn oude indentiteit. In de sprookjes zijn verschillende procedés te herkennen die ook in Herenleed voorkomen, zoals typeringen en taalspelen.
| |
Techniek
Hoewel Voorvallen in de wildernis (1994) is gebaseerd op een drieal reizen die Armando maakte dwars door Amerika en wat dat betreft aansluit bij Krijgsgewoel, zijn de prozastukken waaruit het boek is opgebouwd, moeilijk te beschouwen als ‘reisverslagen’. Daarvoor zijn de verhalen te abstract. Sommige hebben een fabuleus karakter, wat ze in de buurt brengt van sprookjes. Zo wordt verteld hoe de hoofdpersoon weigerde een boek te kopen van een beer. Hoewel de oorlog in dit boek een ondergeschikte rol speelt, doemt hij regelmatig op. Ook in Amerika moet de hoofdpersoon terugdenken aan het verleden en dus aan de oorlog.
| |
Kritiek
Voorvallen in de wildernis heeft nogal wat negatieve reacties opgeroepen. Willem Kuipers stoorde zich aan ‘die standaardtruc van het vermenselijken van dingen’ en Cyrille Offermans meende: ‘Intussen is het wel duidelijk dat dit proza, behalve door het gegrossier in algemeenheden, gekenmerkt wordt door de herhaling, het pleonasme, de tautologie en de open deur.’
| |
Techniek
Kritiek
Het verwijt dat Armando in herhaling vervalt, treft ook andere publicaties, zoals De Boksers (1993), een boekje waarin boksers, anoniem, in een geheel eigen jargon, over hun carrière praten. In de jaren zestig had Armando op dezelfde manier, door uitspraken uit de werkelijkheid te annexeren en te isoleren, de cyclus ‘boksers’ samengesteld. In Mensenpraat (1994) tekent Armando opnieuw gesprekken op. Dit keer van ‘gewone’ mensen. In de inleiding zegt hij dat de gesprekken nu niet, zoals in de jaren zestig, de status van poëzie hebben: ‘De tweegesprekken in dit boek zijn geen gedichten. Ik heb ze dit keer niet opgetild, ik heb ze slechts genoteerd. Het zijn tweegesprekken, niet meer en niet minder. Het is proza.’ Armando heeft de critici er niet van kunnen overtuigen dat zij hier met iets nieuws en bijzonders te
| |
| |
maken hebben. Voor Ronald Giphart bestaat het boek in elk geval uit niet veel meer dan ‘gedachteloze lulkoek’, ‘dialogenbagger’ en ‘woordgeworden overbodigheid’.
| |
Ontwikkeling
Nadat Armando met De sprookjes al in 1994 een uitstapje naar het kinderboek had gemaakt, deed hij dit een paar jaar later nogmaals met De prinses met de dikke bibs. Hierna volgden enkele publicaties waarin hij zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog (zoals de moord op een Duitse soldaat) heeft omgezet in literatuur: De heideweg (1998), De naam in een kamer (1998) en We waren zo heerlijk jong (1999). Net als eerder verzorgde hij voor deze bundels zelf de afbeelding op de omslag. In 2003 wisselt Armando van uitgeverij. Hij stapt over naar Augustus waar achtereenvolgens De haperende schepping (2003), Het wel en wee (2005), Gedoe (2006), Soms (2007) en Nee (2008) verschijnen. Hoewel ook in deze bundels de oorlog een rol speelt, staat die minder centraal. Armando observeert en kritiseert hierin vooral zijn medemens.
| |
Thematiek
Diverse verhalen in De heideweg gaan over een oorlogssituatie. In thematisch opzicht sluit de bundel dus nauw aan bij het voorgaande werk. Dit geldt ook voor de situering en positionering van de verhalen. Personages worden nergens bij name genoemd, maar zijn omschreven in algemene termen, zoals ‘de vijand’. Ook blijven de plaats van handeling en de tijd waarin iets speelt in het ongewisse, wat de verhalen een generaliserend karakter geeft. Dit wordt heel duidelijk in het titelverhaal, ‘De heideweg’, over een weg waar een ik-figuur ooit iemand heeft zien vermoorden en waarnaar hij steeds maar weer op zoek is. Net als in ‘De heideweg’ thematiseert Armando in De naam in een kamer een ruimtelijk element. De vertelling gaat namelijk over een kamer in een landhuis, dat de bewoners hebben verlaten. Anderen hebben er hun intrek in genomen. Zij worden geïdentificeerd als ‘machthebbers’. Uit alles valt op te maken dat er een oorlog woedt en dat er een ondervraging plaatsvindt. De gevangenen verdedigen zich voor hun daden met woorden als ‘bevel’, ‘tucht’ en ‘plicht’. Net als in de andere bundels blijft in het midden wie precies de vijand is en wie de dader. Ook blijft onbepaald waar en wanneer de handelingen hebben plaatsgevonden.
| |
| |
| |
Techniek
Armando's oorlogservaringen worden in bundels als De heideweg en De naam in een kamer verhuld weergegeven, dat wil zeggen geabstraheerd en gemythologiseerd. Er is sprake van daders, die tegelijkertijd slachtoffers zijn. In De naam in een kamer bijvoorbeeld verwijst de ‘naam’ zowel naar de daders die er huishouden als naar de slachtoffers die in een kamer van het huis worden verhoord. Van de slachtoffers wordt geëist: ‘geef mij eindelijk geef mij/ een naam geef mij een naam/ of geef uw leven geef mij een naam’. Hier worden in beknopte vorm verschillende dingen tegelijkertijd gezegd. Als het slachtoffer geen namen noemt, zal hij worden omgebracht. Daarbij wil het slachtoffer niet naamloos worden gedood. En van de daders wordt gezegd dat hun naam later zal worden achterhaald.
| |
Relatie leven/werk
Armando zelf lijkt afwezig in zijn literaire werk. In We waren zo heerlijk jong laat hij, net als in De SS'ers, Machthebbers, Uit Berlijn en Krijgsgewoel, mensen vertellen over hun oorlogsherinneringen. Hij lijkt de gesprekken slechts uit hun mond te hebben opgetekend. In zijn verhalenbundels heeft hij een verteller tussen zichzelf en de lezer in geschoven. Maar hij is en blijft herkenbaar, in zijn selectie van de fragmenten en in de vaste thematiek. Bij het minste geringste herinnert een verteller, respectievelijk Armando zelf, aan de oorlog. Bij het zien van een motorfiets bijvoorbeeld vraagt iemand zich vrijwel automatisch af: ‘Is er oorlog?’ (Soms)
| |
Thematiek
Er wordt vaker in de vorm van een pars pro toto verwezen naar het oorlogsverleden, bijvoorbeeld als iemand een bos in loopt en zich afvraagt waarom hij dat eigenlijk doet: ‘Voor de zoveelste maal de brandlucht van het verleden opsnuiven?’ (Het wel en wee) Ook bepaalde woorden worden al gauw met oorlog in verband gebracht. ‘We zijn omringd door woorden, wist je dat?’ vraagt iemand in Nee. In een dialoog wordt ‘ontbijtkoek’ ‘zomaar een woord’ genoemd, waarna nog drie woorden volgen: ‘nekslag’, ‘nekschot’ en ‘luchtalarm’. Ook dat zijn zomaar woorden, maar tezamen staan zij voor meer, namelijk voor een van de leidmotieven van Armando: oorlog.
In We waren zo heerlijk jong laat Armando Duitsers aan het woord. Uit de gesprekken die hij met ze had, selecteerde hij fragmenten die hem, gelet op zijn andere werk, intrigeren en die hij telkens
| |
| |
weer thematiseert. Zoals de rol van het geheugen. Sommige Duitsers blijken de oorlog nagenoeg uit hun geheugen te hebben gewist. Anderen herinneren zich de oorlog tot in het kleinste detail. Net als hijzelf hebben de Duitsers vooral oog voor de relatie tussen verleden en heden. Daarbij moet het heden het meestal afleggen tegen het verleden. In het verleden was er nog sprake van saamhorigheid en was men bereid om te werken, wat van de huidige generatie niet kan worden gezegd. Duitse jongeren worden door de oorlogsgeneratie afgeschilderd als een generatie die niet is geïnteresseerd in het verleden en die ook niet bereid is om van de oorlogservaringen te leren.
In De haperende schepping, Het wel en wee, Gedoe, Soms en Nee wordt het doen en laten van de medemens onderworpen aan een kritische beschouwing. De mensheid wordt onder meer bekritiseerd vanwege zijn luidruchtige gedrag en zijn aandacht voor onbenulligheden. Vaak worden de gedragingen van mensen vergeleken met die van dieren, waarbij de vergelijking steevast in het voordeel van de dieren uitvalt. De mens waant zich machtig door in systemen te denken en voor alles een verklaring te hebben. In feite is hij echter deerniswekkend. Hij is niet in staat de wereld te aanvaarden zoals hij is. Dit in tegenstelling tot de dieren. ‘Dieren worden geboren, ze leven een poosje, dan gaan ze dood’, heet het in De haperende schepping. In Het wel en wee wordt afgerekend met het geloof dat mensen hechten aan begrippen als ‘vooruitgang’ en ‘paradijs’. Ook hun pogingen om overal een betekenis achter te zoeken, moet het ontgelden, omdat dit uiteindelijk tot geweld leidt: ‘Juist het vertwijfeld naar een zin zoeken, maakt de mens gevaarlijk. Want als hij zichzelf wijsmaakt dat ie een zin gevonden heeft, is hij of zij in staat om andere mensen die niet zo denken om te brengen en dat doet dan ook, dat heeft ie altijd gedaan en hij zal het blijven doen, zo luiden nou eenmaal de voorschriften.’ Net als de dieren accepteert de ik-figuur de wereld zoals hij is: hij vindt het juist boeiend dat de werkelijkheid ‘nergens in te passen is, dat ie niet te vatten is, niet vast te pakken’.
| |
Techniek
Armando heeft zich van uiteenlopende genres bediend. Bij het merendeel van de publicaties gaat het om verhalenbundels, bij De prinses met de dikke bibs om sprookjes, bij De naam in een kamer
| |
| |
om een cyclisch opgebouwd gedicht. Maar de laatste twee boeken zijn niet wat zij lijken. De naam in een kamer is in feite, zoals de flap terecht vermeldt: ‘één lange poëtische vertelling’. De verhalen in De prinses met de dikke bibs lijken te voldoen aan de conventies van het sprookjesgenre. Ze beginnen vaak met het geijkte ‘Er was eens...’ De verhalen worden bevolkt door sprookjesfiguren, zoals kabouters. Verder toont de verteller zich bewust van de aanwezigheid van iemand die luistert en met ‘je’ wordt aangesproken. Maar Armando geeft een eigen draai aan het sprookje. Van een goede afloop is geen sprake en net als in zijn verhalen voor volwassenen laat hij de figuren absurdistische dialogen voeren. Dat heeft nogal eens een humoristisch effect. Zo staan in Dierenpraat (1999) een verhaal over een beer met een spraakgebrek en een verhaal over een vogel die als stopwoord ‘misschien’ gebruikt. Zowel mensen als dieren zijn vaak verwikkeld in absurdistische dialogen en hun verhalen nemen steeds weer onverwachte wendingen.
| |
Thematiek / Stijl
Eigenlijk worden vrijwel alle verhalenbundels gekenmerkt door absurdisme. Het ongerijmde zit hem behalve in de dialogen soms ook in de stijl, bijvoorbeeld als een eenvoudige vertelwijze die wij kennen uit de jeugdliteratuur wordt vermengd met die uit literatuur voor volwassenen. Soms zit het in het vertelperspectief, namelijk als iemand vertelt hoe hij is doodgegaan. Absurdistisch, in de zin van strijdig met de logica, zijn ook de omkeringen in veel verhalen. Door al dat absurdisme hebben de verhalen ogenschijnlijk weinig met de realiteit te maken. Maar Armando lijkt te willen zeggen dat juist het absurdisme deel uitmaakt van de werkelijkheid.
| |
Visie op de wereld / Kunstopvatting
Uit het absurdisme of uit het feit dat mensen en dieren elkaar verslinden, mag niet worden afgeleid dat de schepping niet deugt. ‘Ik heb wel eens iemand horen praten over “de haperende schepping”. Onzin. De schepping hapert niet. De schepping is’, staat in De haperende schepping te lezen. De schepping, inclusief al zijn gruwelijkheden, oorlogsgeweld en absurdisme, dient eenvoudigweg te worden aanvaard. En precies die schepping probeert Armando om te zetten in literatuur.
| |
Kritiek
In de kritiek is men zich steeds meer gaan richten op de vraag in hoeverre Armando zich heeft vernieuwd. Voor de beoordeling
| |
| |
van zijn absurdistische verhalen en zijn sprookjes gebruikte men daarbij Herenleed als ijkpunt. Voor de beoordeling van zijn met de oorlogsthematiek in verband staande poëzie en zijn proza diende De straat en het struikgewas. In beide gevallen leidde dat nogal eens tot een negatief waardeoordeel. Men stoorde zich vaak aan de monotonie in het werk. Vooral de verhalenbundels die na 2003 verschenen moesten het ontgelden. Ten aanzien van Nee vroegen verschillende recensenten zich zelfs af of het, gezien de gebruikte thema's en procedés, hier niet eerder om een kunstje ging dan om kunst. Voor zover recensenten wel waardering voor het latere werk konden opbrengen, betrof deze vooral de scherpe observaties die daarin worden gedaan en Armando's gevoel voor taal, stijl en humor. In die waardering klinkt hier en daar ook begrip door voor het feit dat Armando een auteur is die zich gedwongen voelt steeds opnieuw literair vorm te geven aan eenzelfde autobiografische problematiek uit het verleden.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Armando, Verzamelde gedichten. ['s-Gravenhage] 1964, Nijgh & Van Ditmar, Nieuwe Nijgh boeken 5, GB. |
Armando en Hans Sleutelaar, De SS'ers. Nederlandse vrijwilligers in de Tweede Wereldoorlog. Amsterdam 1967, De Bezige Bij, Interviewbundel. (4e druk: 1990) |
Armando, Hemel en aarde. Een heroïsche cyclus in 3 delen. Amsterdam 1971, De Bezige Bij, CG. |
Armando, Vorstin der machtelozen. Zandvoort 1972. Eliance Press, GB. |
Armando, Dagboek van een dader. Leiden 1973, Tango, D. (2e druk: Amsterdam 1990, De Bezige Bij) |
Armando, De denkende, denkende doden. Herinneringen. Amsterdam 1973, De Bezige Bij, GB. |
Armando, het gevecht. Gedicht. Amsterdam 1976, Boelen, G. (2e druk: 1987, De Bezige Bij) |
Armando en Cherry Duyns, Herenleed. Amsterdam 1977, De Bezige Bij, T. |
Armando, De ruwe heren. 9 benarde verhalen. Amsterdam 1978, De Bezige Bij, VB. |
Armando, Tucht. Gedichten 1991-1998. Amsterdam 1980, De Bezige Bij, GB. |
Armando, Hans Verhagen en Maud Keus, Geschiedenis van een Plek. Amsterdam 1980, De Bezige Bij, Documentaire. (2e druk: Amersfoort 2000, Armando Museum) |
Armando, Aantekeningen over de vijand. Amsterdam 1981, De Bezige Bij, Aantekeningen. (2e druk: 1985, Querido, Salamander nr. 611) |
Armando, Uit Berlijn. Amsterdam 1982, De Bezige Bij, CB. (2e druk: Vianen 1983, ECI) |
Armando, Machthebbers. Verslagen uit Berlijn en Toscane. Amsterdam 1983, De Bezige Bij, CB. |
Armando, het plechtige, het donkere; das feierliche. das dunkle. Rotterdam 1984, Bébert, Litho's en Teksten. |
Armando en Cherry Duyns, Wat zegt? Wat doet? Verzameld Herenleed. Amsterdam 1985, De Bezige Bij, T. |
Armando. Krijgsgewoel. Amsterdam 1986, De Bezige Bij, EB. (3e druk: 2003, Pandora) |
Armando, De dieren en de bloemen. Utrecht 1987, Antiquariaat André Swertz, Prozastukjes, (later opgenomen in De straat en het struikgewas) |
Armando, Holda de Hond /Holda der Hund. Vertaling Anne Stolz. Rotterdam 1987, Bébert, EB. |
Armando, De straat en het struikgewas. Amsterdam 1988, De Bezige Bij, R. (6e druk: 2000, Meulenhoff. Meulenhoff-editie 1850; 8e druk: 2006, Muntinga Pockets, Rainbow pocket 810) |
Armando, de veldtocht. Gedichten. Amsterdam 1989, De Bezige Bij, GB. |
Armando, Dirk de dwerg en zeven andere sprookjes. Amsterdam 1989, De Bezige Bij, VB.
|
| |
| |
(heruitgave: De sprookjes. Met tekeningen van Peter Vos: 1995, Leopold) |
Armando, De Boksers. Fotografie Guus de Jong. Amsterdam 1993, Thomas Rap, Nederlandse Sportbibliotheek 2, VB. |
Armando, Uit Berlijn. Machthebbers. Krijgsgewoel. Amsterdam 1993, De Bezige Bij, R. |
Armando, Voorvallen in de wildernis. Amsterdam 1994, De Bezige Bij, VB. |
Armando, Mensenpraat. Amsterdam 1994, De Bezige Bij, VB. |
Armando, Het plechtige gebouw. Samengesteld door J. Heymans. Gersloot z.j., Uitgeverij De Drijvende Dobber, Verslagen, (plus interview door J. Heymans) |
Armando en Cherry Duyns, Herenleed. Een ongerieflijk tweetal. Amsterdam 1996, De Bezige Bij, T. |
Armando en Cherry Duyns, Herenleed. Het boek. Vijfentwintig jaar Weemoed en Verlangen. Amsterdam 1997, De Bezige Bij, T. |
Armando, Herenleed. De video. Vijfentwintig jaar Weemoed en Verlangen. Amsterdam 1997, De Bezige Bij/VPRO, T. |
Armando, De prinses met de dikke bibs. Met tekeningen van Susanne Janssen. Amsterdam 1997, Leopold, VB. |
Armando, De heideweg. Verhalen. Amsterdam 1998, De Bezige Bij, VB. |
Armando, De naam in een kamer. Een gedicht. Amsterdam 1998, De Bezige Bij, G. |
Armando, We waren zo heerlijk jong. Duitse herinneringen. Met een voorwoord van Judith Herzberg. Amsterdam, De Bezige Bij 1999, VB. |
Armando, Takke de tovenaar. Tilburg 1999, Zwijsen, Leesleeuw. Kleuters. Schooljaar 1998-1999, V. |
Armando, Dierenpraat. Met tekeningen van Susanne Janssen. Amsterdam 1999, Leopold, VB. (2e druk: Amsterdam/Antwerpen, 2009, Augustus) |
Armando, Verzamelde gedichten. Bezorging en nawoord Trudie Favié. Amsterdam 1999, De Bezige Bij. (2e, uitgebreide en gecorrigeerde druk: 2003) |
Armando, Schoonheid is niet pluis. Verzameld proza. Bezorging en nawoord Trudie Favié. Amsterdam 2003, De Bezige Bij. |
Armando, De haperende schepping. Amsterdam/Antwerpen 2003, Augustus, VB. |
Armando, Het wel en wee. Amsterdam/Antwerpen 2005, Augustus, VB. |
Armando, Gedoe. Amsterdam/Antwerpen 2006, Augustus, VB. |
Armando, Soms. Amsterdam/Antwerpen 2007, Augustus, VB. |
Armando, Nee. Amsterdam/Antwerpen 2008, Augustus, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Hans Sleutelaar, Om het ongerijmde. In: Maatstaf, jrg. 6, 1958-1959, pp. 804-828. (over de kunstopvatting van Armando) |
Hans Verhagen, Armando: ‘koude loerende ogen’. In: Algemeen Dagblad, 3-6-1961. (interview) |
Ad den Besten, Kroniek der poëzie. In: Wending, jrg. 16, 1961-1962, pp. 42-64. (over Met andere woorden, 's-Gravenhage 1960 van Hans Sleutelaar en René Gysen) |
Ab Visser, Dichter Armando heeft omgangstaal tot poëzie verheven. In: De Telegraaf, 26-3-1964 (over ‘september in de trein’) |
Hans Sleutelaar, De toekomst van de poëzie. In: Museumjournaal serie 9 nr. 5-6, 1964, pp. 146-148. (algemeen) |
W.A.L. Beeren, Signalement Armando. In: Museumjournaal serie 9, nr. 5-6, 1964, pp. 149-153. (over kunstopvatting van Armando) |
K.L. Poll, De poëzie van het ongebruikte. In: Hollands Maandblad, jrg. 5, nr. 201, 1964, pp. 3-8. (over Gard Sivik) |
L.Th. Lehmann, Verzamelde gedichten van Armando. In: Vrij Nederland, 23-5-1964. |
K. Schippers, De nieuwe stijl - theorie en praktijk. In: De schrijfkrant, 9-4-1965. (over De Nieuwe Stijl) |
Simon Vinkenoog, Een gesprek met Armando. In: Kunst van Nu, jrg. 2, nr. 6, april 1965, pp. 4-5. |
Hans van Straten, Armando. Een schijnstootje, een paar plaagstootjes. In: Het Vrije Volk, 15-5-1965. (interview) |
Johan Phaff, Wollt ihr die totale Poesie? In: Vrij Nederland, 14-5-1966. (over De Nieuwe Stijl) |
Paul van 't Veer, De nieuwe stijl 2. In: Het Vrije Volk, 11-6-1966. |
C. Buddingh', Het mes in de gorgel. In: C. Buddingh' Een pakje per dag. Utrecht/Antwerpen, 1967, pp. 32-37. (over Verzamelde gedichten) |
S. van der Zee, De SS'ers weten nog van niets. In: Algemeen Handelsblad, 24-6-1967. (over De SS'ers) |
Evert Werkman, Een griezelig boek dat verschijnen moest. In: Het Parool, 24-6-1967. (over De SS'ers) |
Willem Frederik Hermans, Wijze lessen. In: Haagse Post, 22-7-1967. (over De SS'ers) |
Jan Bank, Nederlandse SS huilt uit aan de borst van Armando en Sleutelaar. In: De Volkskrant, 1-7-1967. (over De SS'ers) |
P. Berger, De dodende droom. In: Het Vaderland, 7-7-1967. (over De SS'ers) |
Hans van Straten, Knap interviewboek van Armando en Sleutelaar. In: Het Vrije Volk, 15-7-1967. (over De SS'ers) |
Jrp., Een gevaarlijk boek zonder tegenspraak. In: Trouw, 20-7-1967. (over De SS'ers) |
Marcel Janssens, Naar het leven. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 112, nr. 8, 1967, pp. 634-636. (over De SS'ers) |
J. Bernlef & K. Schippers, Een cheque voor de tandarts. Amsterdam 1967, pp. 152-154. (over Armando's kunstopvatting) |
Willy Roggeman, Armando. In: Willy Roggeman, De ringen van de kinkhoorn, 's-Gravenhage/Rotterdam 1970, pp. 125-128. (over Verzamelde gedichten) |
Trix Betlem, Armando: ik hou van Ausnahme-situationen. In: Avenue, juli 1970, pp. 44-45. (interview) |
Trino Flothuis en Betty van Garrel, Het eerste en het laatste, vraaggesprek met De Nieuwe Stijl. In: Soma, jrg. 2, nr. 10-11, 1970, pp. 71-78. (interview) |
Kees Fens, Terugkeer naar de zachte krachten. In: De Volkskrant, 8-1-1971. (over Hemel en aarde) |
Henk Hofland, (Interview met de redactie van De Nieuwe Stijl). In: Barbarber, nr. 84, 1971, pp. 19-31 |
Betty van Garrel, Een dagje met Armando. In: NRC Handelsblad, 17-4-1971. (algemeen) |
| |
| |
K. Schippers, Nieuwe romantiek van Armando en Verhagen. In: Haagse Post, 3-11-1971. (over Hemel en aarde) |
Hans Sleutelaar, De consequenties van Armando. In: Het Parool, 13-11-1971. (over Hemel en aarde) |
Rein Bloem, Barsten en buigen met Armando. In: Vrij Nederland, 20-11-1971. (over Hemel en aarde) |
H.R. Heite, Nieuwe boeken. In: Soma, jrg. 3, nr. 20-21, jan./febr. 1972, p. 77. (over Hemel en aarde) |
Willem Brandt, Van realisme tot romantiek. In: Goois' Nieuwsblad, 21-4-1972. (over Hemel en aarde) |
R.L.K. Fokkema, Nieuwe poëzie van Armando en Verhagen over lot en leven van ons allen. In: Trouw, 30-9-1972. (over Hemel en aarde) |
Ben Bos, Dichter-schilder Armando: Heersers schrikken me af en fascineren me. In: De Nieuwe Gazet, 20-3-1973. (over De denkende, denkende doden) |
K. Schippers, Dader en slachtoffer bespied. In: Haagse Post, 7-4-1973. (over De denkende, denkende doden) |
J. Bernlef, Nieuwe wijn in oude vaten. In: Algemeen Dagblad, 7-4-1973. (over De denkende, denkende doden) |
Gerrit Komrij, [ingezonden brief], In: Vrij Nederland, 19-5-1973. (over Dagboek van een dader) |
Karel Soudijn, Grote woorden in een kleine wereld. In: NRC Handelsblad, 22-6-1973. (over Dagboek van een dader) |
Ron Kaal, Armando's falende communicatie. In: Vrij Nederland, 6-4-1974. (algemeen) |
Betty van Garrel/K. Schippers, Schilder/dichter Armando. In: Haagse Post, 13-4-1974. (interview) |
J.F. Vogelaar, Naar aanleiding van Verhagen en Armando. In: J.F. Vogelaar, Konfrontaties. Kritieken en kommentaren, Nijmegen 1974, pp. 34-36. (over Hemel en aarde) |
Ischa Meijer, Sleutelaar, Armando, Verhagen, Vaandrager. De roerloze beweging van zestig. In: Haagse Post, 22-11-1975. (interview) |
K. Schippers, ‘Herenleed’. De nieuwe ernst. In: Hollands Diep, 3-1-1976. (over Herenleed) |
Carel Blotkamp, De verwoestende werking van de tijd. In: Hollands Diep, 22-5-1976. (over Het gevecht) |
Anton Korteweg, Een dichter in mythische tweestrijd. In: Het Parool, 24-6-1976. (over Het gevecht) |
Rein Bloem, Aan het einde van het intiem verwoorde gevecht, In: Vrij Nederland, 7-8-1976. (overzichtsartikel) |
J. Bernlef, Het gevaar van de retoriek. In: Haagse Post, 4-9-1976. (over Het gevecht) |
Henk Niezink, Herenleed. In: Bzzlletin, jrg. 6, nr. 51, december 1977, pp. 15-16. (over Herenleed) |
Robert Anker, Verhalen met eigen geluid. In: Het Parool, 3-11-1978. (over De ruwe heren) |
Louis Ferron, Armando: een soort van ruwe heer. In: Vrij Nederland, 4-11-1978. (literair portret) |
J.F. Vogelaar, Jongensdromen over mannetjesputters. In: De Groene Amsterdammer, 22-11-1978. (over De ruwe heren) |
Ab Visser, Verhalen, heel veel verhalen. In: Leeuwarder Courant, 17-2-1979. (over De ruwe heren) |
Jan Cremer, ‘Artistieke herinneringen’ en ‘Pim Pandoer in gevecht’. In: Jan Cremer's Logboek, Amsterdam 1978, pp. 378-381 en 393-399. (algemeen) |
L. Brozek, De bronnen. In: Mandala, jrg. 4, nr. 1, 1980, pp. 43-49. (algemeen) |
Jan Cremer, Leven in de brouwerij. In: Horus, jrg. 5, nr. 23, 1980, pp. 155-158. (algemeen) |
K.L. Poll, Zo kan het niet gebeurd zijn. In: K.L. Poll, Het principe van de omweg, Amsterdam 1980, pp. 95-99. (over Het gevecht) |
| |
| |
K.L. Poll, De vijand in vredestijd. In: NRC Handelsblad, 13-3-1981. (over Aantekeningen over de vijand) |
August Hans den Boef, Amersfoort als metafoor voor de wereld. In: de Volkskrant, 4-4-1981. (over Aantekeningen over de vijand) |
Betty van Garrel, In het hol van de leeuw. In: NRC Handelsblad, 27-11-1981. (algemeen) |
H.M. van den Brink, Armando's Berlijn een stad vol plekken en sporen. In: NRC Handelsblad, 16-7-1982. (over Uit Berlijn) |
Louis Ferron, De vijand omsingeld. In: Vrij Nederland, 17-7-1982. (over Uit Berlijn) |
T. van Deel, Armando in het hol van de leeuw. In: Trouw, 29-7-1982. (over Uit Berlijn) |
Huub Beurskens, Schrijver zonder stoel. Essays, Amsterdam 1982, pp. 65-85. (overzichtsartikel) |
Aukje Holtrop, ‘Het moet nooit te dichtbij komen, nooit. Je moet het in de hand houden. Nooit te dichtbij, het moet mooi blijven’. In: Vrij Nederland, 10-12-1983. (interview) |
Ben Dull, Armando: ‘Mijn thematiek is steeds dezelfde gebleven’. In: Het Parool, 30-12-1983. (interview) |
Huub Beurskens, Achter Armando verschijnt de heer D. van Dodeweerd. In: De Groene Amsterdammer, 25-1-1984. (over Machthebbers) |
Armando. Catalogue Dutch Pavilion. 41. Biennale di Venezia 1984. Amsterdam enz. 1984, waarin onder meer:
- | Louis Ferron, Armando the Writer, pp. 75-92; |
- | Saskia Bos, Herenleed, pp. 95-103. |
|
Han Foppe, Armando - ‘Slechts in het verbazen ben ik een meester’. In: Jan Campertprijzen 1984. J. Bernlef, Ad Zuiderent, Armando, Cyrille Offermans en Kees Fens, 's-Gravenhage 1984, pp. 59-80. (overzichtsartikel) |
Louis Ferron, Jan G. Elburg, Frank Gribling, e.a., Schilder-schrijver Armando. Een monografie ter gelegenheid van de toekenning van de Jacobus van Looyprijs 1985. Weesp 1985. |
Maarten van Nispen, ‘Herenleed’ op toneel sterk. In: Het Parool, 3-6-1985. |
Ruud Gortzak, Herenleed doet het in het theater nog beter dan op de tv. In: de Volkskrant, 3-6-1985. |
Jaap Goedegebuure, Met de rug naar het nu. In: Haagse Post, 5-4-1986. (over Krijgsgewoel) |
Frank Ligtvoet, Een onbelemmerde blik in Duitsland. In: de Volkskrant, 11-4-1986. (over Krijgsgewoel) |
Janet Luis, Armando: ‘Je steekt je kop om de hoek, meer niet.’ In: Het Parool, 25-4-1986. (over Krijgsgewoel) |
Boudewijn Paans, De heren gaan het land in. In: de Volkskrant, 6-12-1986. (over Herenleed) |
Marian Buijs, Herenleed: een zee van quasideftige dwaasheid. In: de Volkskrant, 9-12-1986. |
Frans Kotterer, Armando: ‘Risico geeft me een kick.’ In: Het Parool, 19-12-1986. (interview) |
Jan Mulder, Lachen geblazen. In: de Volkskrant, 2-1-1987. (over Herenleed) |
Rolf Erdorf, Als ik vragen stel, zijn daar geen antwoorden op. In: de Volkskrant, 26-9-1987. (interview) |
Arjen Schreuder, In elke idylle schuilt in aanleg het kwaad. In: NRC Handelsblad, 4-12-1987. (interview) |
Tom Rooduijn, Het kwaad als Kunst. In: Haagse Post, 16-1-1988. (interview) |
T. van Deel, De tijd gaat erg tekeer. In: Trouw, 13-5-1988. (over De straat en het struikgewas) |
Marjoleine de Vos, Alles is beter dan bretels. Roman van Armando zonder ontboezemingen. In: NRC Handelsblad, 27-5-1988. (over De straat en het struikgewas) |
Arnold Heumakers, Een schreeuw van schrik tussen toen en nu. Armando in verzet tegen de onverbiddelijke tijd. In: de Volkskrant, 27-5-1988. (over De straat en het struikgewas) |
| |
| |
Frans de Rover, Wachten op de blindheid van de stilte. Armando's verzet tegen de onbetrouwbaarheid van de tijd. In: Vrij Nederland, 4-6-1988. (over De straat en het struikgewas) |
Hans Warren, Autobiografisch boek van Armando. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 4-6-1988. (over De straat en het struikgewas) |
Anthony Mertens, Armando's fenomenologie van de stoerheid. In: De Groene Amsterdammer, 8-6-1988. (over De straat en het struikgewas) |
Koos Hageraats, Armando in gevecht met de tijd. De leerschool van straat en struikgewas. In: De Tijd, 17-6-1988. (over De straat en het struikgewas) |
Gerrit Jan Zwier, Schuldig bos. In: Leeuwarder Courant, 15-7-1988. (over De straat en het struikgewas) |
Robert Anker, De schreeuw van schrik tussen toen en nu. In: Het Parool, 11-8-1988. (over De straat en het struikgewas) |
Johan Velter, De mens, hij moordde voort. In: Knack, 14-9-1988. (over De straat en het struikgewas) |
Dian Pouw, Herrenleid. In: NRC Handelsblad, 18-10-1988. |
Steve Austen, Herrenleid. In: Het Parool, 20-10-1988. |
J. Heymans in gesprek met Armando, De onvoltooide tijd. In: De Revisor, jrg. 16, nr. 4, 1989, pp. 62-73. |
Guus Middag, Poëzie van Armando. Het gekletter van woorden. In: NRC Handelsblad, 29-9-1989. (over de veldtocht) |
D.H. Schram, Literatuur en werkelijkheid. Het literariteitsprobleem gedemonstreerd aan enkele boeken over ‘foute’ Nederlanders. In: De achtervolging voortgezet. Opstellen over moderne letterkunde. Aangeboden aan Margaretha H. Schenkeveld. Onder redactie van W.F.G. Breekveldt, J.D.F. van Halsema, E. Ibsch en L. Strengholt. Amsterdam 1989, pp. 99-119. (onder meer over De SS'ers) |
Ben Haveman, Damals. In: de Volkskrant, 13-10-1989. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Van neo-realisme tot neo(n)romantiek. In: Jaap Goedegebuure, Nederlandse literatuur 1960-1988. Amsterdam 1989, pp. 170-191. (over ontwikkeling oeuvre) |
Janneke Wesseling, Alles was mooi. Een geschiedenis van de Nul-beweging. Amsterdam 1989. (onder meer over Gard Sivik en De Nieuwe Stijl) |
Bzzllelin, jrg. 19, nr. 173, februari 1990. Speciaal Armando-nummer, waarin onder meer:
- | Han Foppe, ‘Vechten. Was dat het leven?’ Over het geweld in Armando's literaire werk (1951-1988), pp. 31-38. (over De straat en het struikgewas) |
|
Sjoerd van Faassen en Hans Sleutelaar (samenst.), De Nieuwe Stijl 1959-1966. Amsterdam 1990. |
Jos Wilbrink, De Nul-beweging; illusieloos idealisme. Een studie naar de opkomst van een kunstenaarsgroepering binnen het moderne kunstenaarschap. In: Kunst en beleid in Nederland. Dl. 5. Amsterdam 1991, pp. 167-215. |
Klaus Beekman, Armando: De straat en het struikgewas. In: Lexicon van Literaire Werken, afl. 14, mei 1992. |
Wam de Moor, Dit is de plek: de betekenis van plaats en emotie in het werk van schrijvers en schilders: in gesprek met Armando... (et al.), Zutphen 1992. |
Wim Boevink en Dieuwke van Ooij, ‘Na de oorlog hebben we vakantie.’ In: Trouw, 30-1-1993. (interview) |
Mary Ann Lindo, Armando. Een voorkeur voor volslagen zinloze beroepen. In: Het Parool, 13-3-1993. (interview) |
Bernd Müller, Sporen naar Duitsland. Het Duitslandbeeld in Nederlandse romans 1945-1990. Aachen 1993. (onder andere over Armando) |
| |
| |
Tim Overdiek, De gedaanteverandering van Endt. In: de Volkskrant, 27-11-1993. (over De Boksers) |
Ernst van Alphen, Armando's oorlog. Isolatie en annexatie als vormen van herinnering. In: Ernst van Alphen. De toekomst der herinnering. Essays over moderne Nederlandse literatuur. Amsterdam 1993, pp. 84-107. |
Jaap Goedegebuure, Armando, Het gevecht. In: Lexicon van Literaire Werken, afl. 21, februari 1994. |
Matthijs van Nieuwkerk, We beginnen weer met Herenleed. In: Het Parool, 19-3-1994. (interview) |
Willem Kuipers, Genot in het vooruitzicht, teleurstelling achteraf. In: de Volkskrant, 23-3-1994. (over Voorvallen in de wildernis) |
Cyrille Offermans, Het spookhuis van Armando. In: Vrij Nederland, 2-4-1994. (over Voorvallen in de wildernis) |
Gertjan van Schoonhoven, Eenzaam tussen schuldeloze mensen. In: NRC Handelsblad, 8-4-1994. (over Voorvallen in de wildernis) |
Bart Vervaeck, De spoken van Armando. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 11, nr. 4, juli-augustus 1994, pp. 74-76. (over Voorvallen in de wildernis) |
Ronald Giphart, Wat slingert dit rijtuig hè? In: Het Parool, 9-9-1994. (over Mensenpraat) |
Ronald Ockhuysen, Herenleed zoekt het hoopvol in herhaling. In: de Volkskrant, 6-4-1995. (over Een ongerieflijk tweetal) |
Rolf Wolfswinkel, De Zestigers van Gard Sivik, de Nul-beweging en Barbarber. ‘Niet de fiktie, maar de realiteit.’ In: Literatuur, jrg. 12, nr. 5, september-oktober 1995, pp. 281-286. |
K. Beekman, Armando & Jan Cremer. In: Literatuur, jrg. 12, nr. 6, november-december 1995, pp. 314-319. |
Dick Schram, Het donkere verleden. De Tweede Wereldoorlog in het werk van Armando. In: Elrud Ibsch, Anja de Feijter & Dick Schram (red.), De lange schaduw van vijftig jaar. Voorstellingen van de Tweede Wereldoorlog in literatuur en geschiedenis. Leuven 1996, pp. 38-47. |
Trudie Favié, Armando in de kritiek. Op welke gronden leest de literaire kritiek het werk van Armando als romantisch? In: Voortgang, jrg. 16, 1996, pp. 209-232. |
Truus Ruiter, Twee heren op de grens van de waanzin. In: de Volkskrant, 30-1-1997. (over Herenleed) |
Henriette Posthuma de Boer, Vermaledijde schoonheid. In: De Groene Amsterdammer, 20-8-1997. (interview) |
T. van Deel, De vijand kan zich in velerlei gedaanten voordoen, ook als vader. In: Trouw, 15-5-1998. (over De heideweg) |
Jeroen Vullings, Wie heeft een keus? In: Vrij Nederland, 16-5-1998. (over De heideweg) |
Robert Anker, De vijand is overal. In: Het Parool, 29-5-1998. (over De heideweg) |
Menno Schenke, Leven met de vijand. In: Algemeen Dagblad, 5-6-1998. (over De heideweg) |
Janet Luis, De grote omkeertruc. In: NRC Handelsblad, 19-6-1998. (over De heideweg) |
André Matthijse, Mededogen met de vijand. In: Haagsche Courant, 26-6-1998. (over De heideweg) |
Arjan Peters, Een vaatdoek van een moordenaar. In: de Volkskrant, 3-7-1998. (over De heideweg) |
Annette Embrechts, Tieners wapenen zich met Armando. In: de Volkskrant, 24-12-1998. (over toneelstuk naar onder andere De straat en het struikgewas) |
K.D. Beekman, Armandos Zeitschrift ‘De Nieuwe Stijl’. Die Verwendung von Manifesten anderer zur Legitimation der eigenen Literatur- und Kunstauffassung. In: Hubert van den Berg en Ralf Grüttemeier (red.), Manifeste: Intentionalität. Amsterdam/Atlanta 1998, pp. 345-365. (over De Nieuwe Stijl) |
Maarten Doorman, Het voorhoofd vol wanhoop. Kale poëzie van Armando. In: NRC Handelsblad, 5-2-1999. (over De naam in een kamer) |
Piet Gerbrandy, Over gaat het nooit. In: de Volkskrant, 12-2-1999. (over De naam in een kamer) |
Rogi Wieg, Het schuldige landschap. In: Het Parool, 23-2-1999. (over De naam in een kamer) |
Menno Schenke, De schoonheid is niet pluis.
|
| |
| |
In: Algemeen Dagblad, 1-10-1999. (over We waren zo heerlijk jong) |
Rob Schouten, Verzamelde gedichten van Armando. De eenzijdige vertoning van het kwaad. In: Vrij Nederland, 2-10-1999. (over Verzamelde gedichten en We waren zo heerlijk jong) |
T. van Deel, Armando laat de medemens zichzelf genadeloos typeren. In: Trouw, 9-10-1999. (over We waren zo heerlijk jong) |
Jan Paul Bresser, Nergens bloesem. In: Elsevier, 16-10-1999. (over Verzamelde gedichten) |
Piet Gerbrandy, Schoonheid scheppen uit gruwelen. In: de Volkskrant, 29-10-1999. (over Verzamelde gedichten en We waren zo heerlijk jong) |
Robert Anker, Zoiets doet men niet. In: Het Parool, 29-10-1999. (over We waren zo heerlijkjong) |
Arnold Heumakers, Schuld van scheppend mededogen. In: NRC Handelsblad, 5-11-1999. (over Verzamelde gedichten en We waren zo heerlijk jong) |
Albert Hagenaars, Als Armando raakt, is het midden in de roos. In: Haagsche Courant, 6-11-1999. (over Verzamelde gedichten) |
Martin Bril, Het mes. In: Het Parool, 12-11-1999. (over Verzamelde gedichten) |
Marjoleine de Vos, Dierlijk herenleed. In: NRC Handelsblad, 17-12-1999. (over Dierenpraat) |
J. Heymans, Een boom. Over Armando. Baarn, De Prom 1999. (over Armando als schrijver, schilder en beeldhouwer) |
Klaus Beekman, Das Deutschlandbild Armandos. Oldenburg 1999. |
Peter de Boer, Armando toont zijn lichte kant aan kinderen. In: Trouw, 15-1-2000. (over Dierenpraat) |
W.A.M. de Moor. ‘Ik ben een echte Beobachter’. Het oeuvre van Armando. In: Ons Erfdeel, jrg. 43, nr. 2, maart-april 2000, pp. 278-282. |
Trudie Favié, ‘De hand’ als schuldig pars pro toto in de poëzie van Armando. In: Dick Schram en Liesbeth Korthals Altes (red.), Literatuurwetenschap tussen betrokkenheid en distantie. Assen 2000, pp. 309-323. |
Rolf Wolfswinkel, Verzoening door Feindbeobachtung. Armando en de Duitsers. In: C.N. van der Merwe en R.W. Wolfswinkel (red.), De helende kracht van literatuur. Over Nederlands en Zuid-Afrikaans oorlogsproza. Haarlem 2001, pp. 87-106. |
Bertram Mourits, Zestig. Een nieuwe datum in de poëzie. Amsterdam 2001. (over Armando's literaire werk in de jaren zestig) |
Judith Janssen, Groeisels met heuvelachtig brein. Armando beziet de mens. In: de Volkskrant, 14-3-2003. (over De haperende schepping) |
Robert Anker, Dit volkomen zouteloze proza. In: Het Parool, 21-3-2003. (over De haperende schepping) |
Menno Schenke, Allemaal menselijk gedoe. Nieuwe verhalen van Mensje van Keulen en Armando. In: Algemeen Dagblad, 21-3-2003. (over De haperende schepping) |
Jaap Goedegebuure, Bomen met een strafblad. In: De Gooi- en Eemlander, 21-3-2003. (over De haperende schepping) |
Arnold Heumakers, Laat gedachten maar kletsen. In: NRC Handelsblad, 28-3-2003. (over De haperende schepping) |
Johan Vandenbroucke, Het geniepige van kunst. In: De Morgen, 11-6-2003. (interview over De haperende schepping) |
Elizabeth Lockhom, Er is niks mis met wantrouwen. In: Vrij Nederland, 21-6-2003. (interview) |
Arjan Peters, De leuke kanten van Armando. In: de Volkskrant, 19-7-2003. (over Verzameld proza) |
Trudie Favié, De tijd heeft weer geduwd. Over het proza van Armando. In: Armando, Schoonheid is niet pluis. Verzameld proza. Bezorging en nawoord Trudie Favié. Amsterdam 2003, pp. 1225-1235. |
Trudie Favié, Armando, Verzamelde gedichten 1954-1998. In: Armando, Verzamelde gedichten, 2e druk, Bezorging en nawoord Trudie Favié. Amsterdam 2003, pp. 567-580. |
Patrick van den Hanenberg, Herenleeds kale zandvlakte op dvd. In: de Volkskrant, 17-9-2004. |
Fleur Speet, Verhaaltjes uit opa's graf verteld. In: Het Financieele Dagblad, 19-2-2005. (over Het wel en wee) |
| |
| |
Janet Luis, Had motorfiets, ben uitgegleden, been eraf. In: NRC Handelsblad, 18-3-2005. (over Het wel en wee) |
Judith Janssen, Juichend van de berg rollen. In: de Volkskrant, 25-3-2005. (over Het wel en wee) |
Ingrid Hoogervorst, Oefening voor onthaasting. In: De Telegraaf, 25-3-2005. (over Het wel en wee) |
Menno Schenke, Vaan. Het bewogen leven van C.B. Vaandrager. Amsterdam 2005. (over Gard Sivik) |
Teunis Bunt, Niemand had het gemerkt. Ik wel. In: Nederlands Dagblad, 21-4-2006. (over Gedoe) |
Arjan Peters, Dooddoener na gedurig zwijgen. Armando doet maar wat, zogenaamd. In: de Volkskrant, 10-2-2006. (over Gedoe) |
Ruud Linssen, Aanleg is weinig. In: De Groene Amsterdammer, 6-10-2006. (interview) |
Trudie Favié, Mijn schuld is niet van hier. Het poëtische oeuvre van Armando. Amsterdam 2006. (over de poëzie van Armando) |
Janet Luis, Wandelende bomen. In: NRC Handelsblad, 16-3-2007. (over Soms) |
Teunis Bunt, Armando, Soms. In: Nederlands Dagblad, 23-3-2007. |
Daniëlle Serdijn, Ferm, deksels: woorden die je nog zelden hoort. In: de Volkskrant, 28-3-2008. (over Nee) |
Teunis Bunt, Wat volgt hieruit? Niets. In: Nederlands Dagblad, 11-4-2008. (over Nee) |
Paul Witteman, Wederhoor. Meisjes die dansen in witte jurkjes. In: de Volkskrant, 21-4-2007. (over Dierenpraat op cd, gelezen door Armando, met muziek van Béla Bartók) |
Arjen Fortuin, Bestorm ik de hemel wél of niet? In: NRC Handelsblad, 25-4-2008. (over Nee) |
Coen Verbaak, Armando: ‘Ik hou niet van Armando’. In: Vrij Nederland, 20-9-2008. (interview) |
Margot Vanderstraeten, Stephan Vanfleteren, Armando, 1929: ‘Het leven heeft geen zin. Godzijdank!’ In: Margot Vanderstraeten, Stephan Vanfleteren, Schrijvers gaan niet dood. Amsterdam etc. 2008, pp. 38-45. |
Klaus Beekman, Kritiek op de uitstapjes van Armando en J.F. Vogelaar naar de wereld van het kind. In: Literatuur zonder leeftijd, jrg. 22, nr. 77, najaar 2008, pp. 73-82. |
116 Kritisch lit. lex.
februari 2010
|
|