| |
| |
| |
Alstein
door Lionel Deflo
1. Biografie
Alstein, pseudoniem voor Marc van Alstein, werd geboren in Wilrijk (Antwerpen) op 18 maart 1947 als oudste kind in een gegoed Antwerps middenstandsgezin. Hij studeerde enkele jaren Germaanse filologie. Alstein is gehuwd met een lerares, woont in Mortsel en heeft twee kinderen. Momenteel werkt hij als fulltime schrijver.
Hij schreef aanvankelijk vijf dichtbundels, en richtte het literaire tijdschrift Witte Bladen (1970-1973) op. Sinds 1979 werpt hij zich in tal van geschriften op als strijdbaar woordvoerder van de zogenaamde ‘stille generatie’ jonge Vlaamse prozaïsten (de term is van Alstein).
Hij werkt mee aan verschillende kranten, weekbladen en literaire tijdschriften (onder meer Argus en Kreatief) en is als Vast recensent verbonden aan het weekblad De Nieuwe. Sinds 1982 is Alstein ook hoofdredacteur van Argus.
Blijkens een interview met Wim Zaal uit 1975 is Alstein vijfvoudig nationaal kampioen op de horden.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
De drie novellen en de twee romans die Alstein vóór 1979 bij uitgeverij De Clauwaert (Leuven) publiceerde, kenden weinig belangstelling bij publiek en kritiek, mede ten gevolge van het nogal conservatieve imago van de uitgeverij. Interesse voor de auteur Alstein en zijn scheppend proza kwam pas goed op gang na de publikatie van zijn geruchtmakende ‘Open brief aan de Van Vlieten in dit land’ in het tijdschrift Kreatief. Hierin zette hij zich af tegen een bewering van Van Vliet (in De Volkskrant) als zouden ‘de Vlaamse debutanten na '70 volstrekt waardeloos zijn’ en betoogde hij dat er wel degelijk een nieuwe schrijversgeneratie is opgestaan, minder geil op publiciteit en stemmingmakerij, maar waarvan de belangrijkste kenmerken de ‘innerlijkheid’ en de ‘stilte’ zijn.
| |
Verwantschap
In tal van tijdschriftartikelen - onder meer in het Kreatief-dossier ‘Het jongste Vlaamse proza: een stille generatie?’ 1980 - ontpopte Alstein zich sindsdien zowat als de woordvoerder van de zogenaamde ‘stille generatie’ jonge Vlaamse prozaïsten. Hoewel die zich niet als groep profileren, kunnen toch enkele gemeenschappelijke facetten worden genoteerd: naast een bescheiden vormexperiment manifesteert zich een duidelijke tendens naar verinnerlijking, een terugkeer tot het beschouwende, introspectieve, subjectivistische, intimistische, poëtiserende, kortom ‘neo-romantische’ proza.
| |
Kritiek
Deze karakteristieken zijn in mindere of meerdere mate te vinden in het proza van Alstein. Hugo Bousset, die de nieuwe trend heeft gesignaleerd en kritisch begeleid, noemt Alstein een ‘exponent van een nieuw-romantisch levensgevoel’. ‘Schrijven is voor deze auteur duidelijk een vluchten uit de onwrikbare tijd in de verbeelding, in de vervreemding, in het schrijven zelf,’ aldus Bousset, die reminiscenties noteert aan de verdroomde romantiek van schrijvers als Arthur van Schendel, Filip de Pillecijn en Maurice Gilliams. Dat laatste geldt vooral de symbolische novellen uit Alsteins beginperiode, waarin de verbeelding een grote rol speelt.
| |
Thematiek
Alstein omschrijft zijn centrale thematiek als volgt: ‘De begintermen zijn: vervreemding, de leegte, de dood, daar het bewustzijn van. Mijn boeken gaan altijd over hetzelfde:
| |
| |
mensen met dat ‘zwarte gat’. Iemand die wegvlucht in het burger-zijn als verdediging tegen de twijfel, bijvoorbeeld.’ Al in zijn eerste dichtbundels De tijd der tijdlozen (1968) en Glas (1970) manifesteert zich een begaan zijn met het woord, met tijd en eeuwigheid, én een vlucht in de droom. De goddelijke waanzin (1971) bevat lange gedichten met verhalende inslag, waarin een filosofische preoccupatie omtrent het Zijn, het Al, het Niets en de Leegte centraal staat. Een thematiek verwant aan die van de novelle Een idee genaamd Geoffrey wordt uitgebeeld in het mythisch-epische gedicht ‘Attalus of de eeuwige opstanding’ (1972), terwijl Alsteins jongste poëziebundel Zelfportret (1979) in essentie het verlangen verwoordt naar de ‘stilte’ (in het dichterlijke woord).
De surrealistische novelle Een idee genaamd Geoffrey (1977) baadt in de verijlde, verdroomde en irreële sfeer van Kafka. In een onwezenlijke wereld van symbolen en archetypen, zonder precieze aanduiding van tijd en ruimte, vervreemdt de ik-figuur van zichzelf na de dood van zijn vader, verliest hij zijn identiteit. Hij wordt op zijn zwerftocht geïdentificeerd met een zekere Geoffrey, die gaandeweg zijn alter ego wordt, een ik-projectie op zoek naar antwoorden op de oervragen. Deze symbolische novelle, door haar incoherente structuur en houterige stijl duidelijk een ‘jeugdzonde’, houdt al enkele motieven in zich die Alstein later zal uitwerken: het vluchtmotief, het motief van de uitgestotene en het identiteitsverlies.
Het pregnantst komen die laatste twee aan de orde in de novelle Mikel Janev of de vervreemding (1979). Het concept ervan is een brief die de ik-figuur schrijft aan Mikel Janev, opnieuw een super ego, een verbeelde, afsplitsing van de ik-schrijver. De ik-figuur (= Mikel Janev), een onrustige zoeker, is door zijn afwijkend en ‘onaangepast’ maatschappelijk gedrag opgesloten in een inrichting voor psychiatrische patiënten. Janev voelt zich een redder en bevrijder (hij wil gefingeerde vrienden bevrijden uit het asiel), streeft in al zijn handelingen naar het hogere, maar pleegt in zijn messianistische verlossingsdrang twee moorden. Mikel Janev of de vervreemding is haast een klinische case study van paranoïde schizofrenie, waarin een innerlijke wereld stukbreekt op de wetten van de onwrikbare werkelijkheid.
| |
| |
Diezelfde spanning, tevens een reflectie op de revolte van '68, ligt aan de basis van de historische roman De opstand (1975), een ideeënroman over de verovering van de temper van Jeruzalem door de ‘progressieve’ hellenisten in de periode 190-170 voor Christus. De hoofdfiguur in deze wat ongelijkmatige, te omslachtige roman is de schrijver en filosoof Cero, een mens van goede wil, die de democratie via het woord en overleg wil vestigen, en daarbij botst op de antagonist Jason, een ambitieuze en opportunistische pragmaticus. Via de figuur van Cero, weer een zwervende, uitgestoten idealist, snijdt Alstein hier ook de motieven aan van progressiviteit versus traditionalisme, dictatuur en democratie, kerk en staat, de weerloosheid van de idealistische intellectueel tegenover de gevestigde orde.
Een verwante thematiek komt voor in de novelle Een dag in de lente (1981 - geschreven in 1975). Alstein inspireerde zich hiervoor op de figuur van Albert Speer die een bezoek brengt aan Hitler in diens Berlijnse bunker, kort voor de ineenstorting van het Derde Rijk. Dit gegeven heeft hij geromanceerd door aan de figuur een allegorische dimensie toe te voegen: de confrontatie tussen een dictator en zijn minister, die de moed opbrengt te twijfelen en de waarheid voor een hypocriete hofhouding te onthullen.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Een tweede belangrijk thema, dat als een krachtlijn door Alsteins oeuvre loopt, is dat van de vlucht in de burgerlijkheid. Dit ‘wegvluchten in het burger-zijn als verdediging tegen de twijfel’ vormt het hoofdthema in Axel Chanis. Het verhaal van een jeugdliefde (1973), een fijnzinnige novelle, waarin de gevoelswereld van een jonge man subtiel psychologisch wordt uitgebeeld. Hierdoor preludeert de novelle al op de romans Liebrecht of de geruisloosheid van de bourgeoisie (1978), Het vertrek naar Amerika (1981) en de verhalenbundel Een stel voorname heren (1982).
De hoofdfiguur, Michel Leiris, in wezen een eenzame, stille, onzekere jongen uit een bourgeoismilieu, heeft van zijn vader de les meegekregen het leven en de mensen altijd één stap voor te zijn. Die façade valt omver als hij verliefd wordt op de studente Elise. Het meisje blijft voor Michel onbereikbaar: er is de ongrijpbare conservatoriumstudent Axel Chanis die haar gevoelswereld beheerst. Michel krijgt geen vat op het
| |
| |
intellectuele en artistieke bastion van de zelfverzekerde Axel Chanis. Als hij haar op een studentenbal voor liegt dat Axel een ander meisje liefheeft, valt haar begoocheling aan scherven, breekt ook zij psychisch stuk en dringt de werkelijkheid tot Michel Leiris door. Elise heeft hem alleen gebruikt als tijdelijke compensatie voor het weggroeien van Axel, die alles op zijn artistieke roeping heeft gezet. Michel blijft ontgoocheld en eenzaam achter. Om de innerlijke leegte te camoufleren vlucht hij in een maatschappelijke carrière: hij wordt advocaat.
Het thema van de vlucht in de burgerlijkheid herneemt Alstein in de psychologische roman Liebrecht of de geruisloosheid van de bourgeoisie (1978). Op een dag maakt de herinnering aan een ongeval in Hans Liebrecht, een jong fabrieksdirecteur, het verleden wakker. Hij recapituleert - in een afwisseling van lange flash-backs en korte nu-momenten - de gebeurtenissen, mensen en beweegredenen die hem hebben geïndoctrineerd en tot een burgerlijk façadebestaan hebben gebracht. Hoewel telg uit een bourgeoisfamilie wil de jonge Hans Liebrecht niet in het voorafbestemde gareel lopen. Na enkele mislukte liefdeservaringen en een traumatiserend verkeersongeval, waarbij hij een jonge vrouw doodreed, sluipen de verlokkingen van een conform burgerlijk bestaan geruisloos bij hem binnen. Hans Liebrecht vlucht, weg van de onzekerheid van een creatief bestaan, in de nepwereld van een niet-bestaan: hij wordt ingekapseld in de gevestigde maatschappijstructuur.
De motieven van de studentenliefde, de driehoeksverhouding, het egocentrisme en het besef van het Grote Schrijverschap, gekoppeld aan het algemene thema van de vlucht, werkt Alstein verder uit in de eerste gave en coherente roman waarin hij zich niet verliest in bijmotieven en -figuren: Het vertrek naar Amerika (1981). Het boek vangt aan op het ogenblik dat de hoofdfiguur, de 33-jarige schrijver Jan Vaarten, de vertrekhal van het vliegveld van Zaventem binnenstapt. In een lange flash-back herbeleeft hij zijn liefdesverhouding met het meisje Margot. Door zijn egocentrisme en zijn obsessionele preoccupatie met Hét Schrijverschap komt het na vier maanden evenwel tot een breuk. In een tweede flashback reconstrueert hij de tweede stormachtige liefdesverhou- | |
| |
ding in zijn leven: de Claire-episode. Na een jarenlange vlucht in erotisch genot wordt Jan Vaarten vriend des huizes van het lerarenechtpaar Wim en Claire. Hij wordt verliefd op Claire en zij beantwoordt, buiten weten van Wim om, deze liefde. Door allerlei veronderstellingen, hersenspinsels en verkeerde besluiten slaat bij Jan Vaarten de verbeelding op hol en in een moment van gekwetste eigentrots geraakt ook deze verhouding op een dood spoor. Wim pleegt zelfmoord en Claire wordt voor een zenuwinzinking in een inrichting opgenomen. Net als Michel Leiris uit Axel Chanis heeft Jan Vaarten als minnaar gefaald en rest hem de vlucht. Voor een deel heeft de roman ook de genese van een roman en het schrijfproces zelf als motief.
Dat Alstein niet loskomt van het thema van de burgerlijkheid blijkt uit de verhalenbundel Een stel voorname heren (1982). Het titelverhaal is een impressionistische schets van de intieme gevoelswereld van een vereenzaamde oude dame, waarbij Alstein, niet zonder ironie, zijn blik laat gaan over ‘les charmes discrets de la bourgeoisie’. Het tweede verhaal, ‘De bewogen jeugd, van Arthur Steenwitz’, knoopt thematisch aan bij Liebrecht of de geruisloosheid van de bourgeoisie. Zoals Liebrecht geraakt ook de student Arthur Steenwitz ingekapseld. Weer stamt het hoofdpersonage uit een burgerlijk milieu, waaraan het tracht te ontsnappen door rebellerend gedrag in de kindertijd en agitatie in de studententijd (1968!). Steenwitz is evenwel een Einzelgänger, en als de maatschappij dan toch niet te veranderen blijkt, gaat hij voor anker in de veilige haven van het burgerdom. Alstein rekent hier niet zonder relativerende ironie af met droom en daad van de ontgoochelde generatie van '68. Zijn preoccupatie met het Schrijverschap schrijft hij nogmaals, met Bomans-ingrediënten, uit in het satirische verhaal ‘Een schrijver in wonderland’, geïnspireerd op Lewis Carrolls Alice in Wonderland. Met de mannelijke arrogantie en de pseudosuprematie in de man-vrouwrelatie (vergelijk Axel Chanis, Liebrecht, Het vertrek naar Amerika) rekent hij af in het sfeervolle en fijngevoelige verhaal ‘Angèle’.
| |
Techniek
Alstein bouwt zijn novellen en romans zorgvuldig op: hij maakt gebruik van de cirkelstructuur (Axel, Chanis, Het vertrek
| |
| |
naar Amerika), de afwisseling van nu-moment met langere flash-backs (idem Liebrecht), het briefconcept (Mikel Janev), de droom en hallucinaties (Geoffrey, Mikel Janev, Liebrecht), het alter ego-motief (Geoffrey, MikelJanev). Het grootste deel van zijn werk is geschreven vanuit een auctorieel standpunt, met uitzondering van Geoffrey en Mikel Janev, waarin hij het ik-perspectief hanteert, en Het vertrek naar Amerika waar de hij-persoon in wezen een geobjectiveerde ik-projectie is.
| |
Stijl / Ontwikkeling
Visie op de wereld / Kunstopvatting
Was zijn stijl aanvankelijk stroef en houterig (Geoffrey, Een dag in de lente), dan getuigen Het vertrek naar Amerika en vooral Een stel voorname heren van een fijnzinnige en ironische observatie en een subtiele sfeerbeschrijving. Na de verijlde, wazige, evasief-romantische stijl van zijn eerste novellen schrijft Alstein in zijn recent werk een verzorgd, sober, haast klassiek proza, vooral beschrijvend, in vrij lange, wat aarzelende, tastende en beschouwende zinnen, vaak onderbroken door bijzinnen (ook tussen haakjes) en met een opvallend gebruik van de verklarende dubbele punt. Via die reflexieve, corrigerende stijl - niet zonder ironie - dringt Alstein door tot de innerlijkheid van zijn personages, tast hij met veel psychologische invoeling en aandacht voor het suggestieve detail hun gemoedstoestanden en -bewegingen af. Deze ontwikkeling verloopt parallel met Alsteins gewijzigde visie op wereld en literatuur: na het gecultiveerde egocentrisme en de exploitatie van een subjectivistische verbeeldingswereld, wordt hij zich steeds meer van zijn sociale taak als schrijver bewust, wat resulteert in een grotere dosis realisme. Alstein omschreef in 1978 zijn visie op literatuur en wereld als volgt: ‘In de literatuur gaat het niet om de literatuur, maar om het leven. Een boek, meer zelfs: een schrijverschap heeft slechts zin als het rechtstreeks betrokken is op de maatschappelijke, filosofische en existentiële problemen van de tijd.’ (Argus, nr. 2, april 1978, p. 188).
| |
Kritiek
Pas in zijn twee jongste werken heeft Alstein deze opvatting ten volle waargemaakt, wat de krantekritiek ertoe aanzette over hem te schrijven: ‘een volleerd romanschrijver’ (Jos Borré) en ‘een zeer goed schrijver’ (Nicole Verschoore). Ook Hugo Bousset en Leo Geerts prijzen Alstein als een markant en waardevol vertegenwoordiger van het jongste Vlaamse proza.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Marc van Alstein, De tijd der tijdlozen. Lier 1968, De Bladen voor de Poëzie, GB. |
Alstein, Glas. Lier 1970, De Bladen voor de Poëzie, GB. |
Alstein, De goddelijke waanzin. Wilrijk 1971, Kreatus Experi, GB. |
Alstein, ‘Attalus of de eeuwige opstanding. Een gedicht’. Antwerpen 1972. In: Witte Bladen (jrg. 2, nr. 10, januari 1972), GB. |
Alstein, Axel Chanis. Het verhaal van een jeugdliefde. Leuven 1973, De Clauwaert, N. (Tweede druk 1980, schooluitgave.) |
Alstein, De opstand. Leuven 1975, De Clauwaert, R. |
Alstein, De Nieuwe Romantiek of de verleiding van een te gemakkelijke literatuur. In: Kreatief, jrg. 10, nr. 5, december 1976, E. |
Alstein, Omtrent de schrijver nu. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 122, nr. 3, 1977, E. |
Alstein, Een idee genaamd Geoffrey. Leuven 1977, De Clauwaert, N. |
Alstein, Liebrecht of de geruisloosheid van de bourgeoisie. Leuven 1978, De Clauwaert, R. |
Alstein, Mikel Janev of de vervreemding. Leuven 1979, De Clauwaert, N. |
Alstein, Open brief aan de Van Vlieten in dit land. In: Kreatief, jrg. 13, nr. 5, december 1979, E. |
Alstein, Zelfportret. 1979, Arsenaal v.z.w., GB. |
Alstein, Een dag in de lente. Leuven 1981, De Clauwaert, N. |
Alstein, Het vertrek naar Amerika. Antwerpen/Bussum 1981, Standaard/Agathon, R. (Tweede druk: Amsterdam 1982 E.C.I., Schrijvers van nu.) |
Alstein, Een stel voorname heren. Antwerpen/Bussum 1982, Standaard/P.N. van Kampen & Zoon, VB. |
Alstein, De jonge Vlaamse prozaliteratuur. In: Kreatief, jrg. 16, nr. 1, april 1982, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Wim Zaal, Tekst en uitleg. In: Elseviers Magazine, 10-5-1975. (over De opstand) |
Hugo Bousset, Alstein, ik ween om bloemen in de knop gebroken. In: Hugo Bousset, Woord en schroom. Enige trends in de Nederlandse prozaliteratuur. Brugge, 1977. (over Axel Chanis) |
L. Roelandt, Lettres néerlandaises: Marc van Alstein. In: Le Soir, 3-1-1978. (over Axel Chanis, De opstand, Een idee genaamd Geoffrey) |
F. de Keyser, Verrassing achter doornstruiken. In: Het Laatste Nieuws, 29/30-4-1978. (over Liebrecht of de geruisloosheid van de bourgeoisie) |
Hugo Bousset, Alstein en de schaamte. In: Streven, jrg. 47, nr. 3, december 1979, pp. 272-276. (over Een idee genaamd Geoffrey, Mikel Janev of de vervreemding, Liebrecht of de geruisloosheid van de bourgeoisie) |
Lionel Deflo (red.), Het jongste Vlaamse proza: een stille generatie? In: Kreatief, jrg. 14, nr. 2/3, juli-augustus 1980, pp. 6-24. (antwoord van Alstein op vragen van Lionel Deflo over de situatie van het jongste Vlaamse proza) |
Willem M. Roggeman, Wat doet iemand die heeft ingezien dat de mens niets is? Gesprek met Alstein. In: Argus, jrg. 3, nr. 18, 1980, pp. 521-525. (interview) |
Aad Nuis en William Rothuizen, De literatuur na Claus en Boon. Het leed van de Nieuwe Vlamingen. In: Haagse Post, 15-11-1980. (reportage over de ‘stille generatie’, gesprek met o.m. Alstein) |
Leo Geerts, Alstein of de geruisloosheid van de jongeren. In: De Nieuwe/Boeken, 26-3-1981. (overzichtsartikel, bespreking van Het vertrek naar Amerika) |
Hugo Bousset, Alstein: buiten spel. In: Spectator, 4-7-1981. (over Het vertrek naar Amerika en Een dag in de lente) |
Nicole Verschoore, Alstein, een zeer goed schrijver. In: Het Laatste Nieuws, 28-8-1981. (overzichtsartikel) |
Leo Geerts, Alstein of de geruisloosheid van het eerlijke ambacht. In: Ons Erfdeel, jrg. 24, nr. 4, september-oktober 1981, pp. 585-588. (overzichtsartikel) |
Jos Borré, Alstein: een volleerd romanschrijver. De werkelijkheid zoals ze is. In: De Morgen, 19-9-1981. (over Het vertrek daar Amerika en Een dag in de lente) |
Lionel Deflo, De Vlucht van de Schrijver als Minnaar. In: Kreatief, jrg. 15, nr. 4, oktober 1981, pp. 113-116. (over Het vertrek naar Amerika en Een dag in de lente) |
Han Jonkers, Nieuwe roman van Alstein: ‘Het vertrek naar Amerika’. In: Eindhovens Daglbad, 10-10-1981. |
Wim Zaal, Twee boeken van Alstein: wat hij verhaalt is lekker. In: Elseviers Magazine, 7-11-1981. (over Het vertrek naar Amerika en Een dag in de lente) |
Willem Neyns, Alstein: Vlaanderens hoop in bange dagen. In: Argus, jrg. 4, nr. 22/23, november 1981, pp. 331-345. (overzichtsartikel) |
Leo Geerts, Alstein in Wonderland. In: De Nieuwe/Boeken, 1-4-1982. (overzichtsartikel en bespreking van Een stel voorname heren) |
Frans Depeuter, Habemus papam. Open brief aan Marc van Alstein. In: Kreatief, jrg. 16, nr. 2/3, juli-augustus 1982, pp. 148-152. (polemiek naar aanleiding van Alsteins essay ‘De jonge Vlaamse prozaliteratuur’) |
Frans Depeuter, Quousque tandem, Alstein? In: Quousque tandem, jrg. 1, nr. 1 (1982). (pamflet tegen artikel van Alstein in Lezerskrant, NBLC) |
9 Kritisch lit. lex.
februari 1983
|
|