| |
| |
| |
Jan van Aken
door Rudi van der Paardt
1. Biografie
Johannes Wilhelmus van Aken werd geboren als zoon van een onderwijzer op 9 augustus 1961 in Herwen en Aerdt, een Gelderse gemeente in de buurt van Lobith, die sinds 1985 Rijnwaarden heet. Van zijn derde tot en met zijn dertiende woonde hij op Aruba, waar hij de lagere school bezocht. Terug in Nederland volgde hij de havo-opleiding van het Fioretti-college in Lisse (1973-1979). Hij vond werk in de cultuursector en de automatisering, maar had tijd genoeg om cursussen te volgen of zich aan zelfstudie te wijden. Met name verdiepte hij zich in geschiedenis: als jongen had hij alle schoolboeken op dit gebied van zijn vader al gelezen.
Als voorbereiding op zijn historische romans las hij talrijke documenten, zoveel mogelijk in de originele taal (hij leerde de gewenste talen die hij voor zijn boeken kon gebruiken opvallend snel). In 2003 volgde Van Aken in Cork een basiscursus Grieks, vooral met het oog op een te schrijven historische roman die in de Griekse wereld van de zesde eeuw voor Christus zou spelen. In 2005 liep hij aan de Universiteit Leiden colleges Vergelijkende Indo-Europese Taalwetenschappen voor de studies Sanskriet, Grieks en Gotisch: woorden uit die talen wilde hij gebruiken om zijn romans authenticiteit te verlenen.
Al eerder had hij enige kennis opgedaan van de Arabische literatuur, toen hij werkte in een Arabisch cultureel centrum in Amsterdam en door Hafid Bouazza verder wegwijs werd gemaakt in deze materie. Van september 2007 tot en met januari 2008 verbleef hij als ‘writer in residence’ in het NIAS te Wassenaar om voor de voltooiing van zijn roman Koning voor
| |
| |
een dag (2008) de fragmentarische versregels van de vroeg-Griekse dichter Hipponax en de literatuur over zijn werk te bestuderen.
Van Aken had in de jaren tachtig en negentig al drie contemporaine romans geschreven, die hij echter zelf niet goed genoeg vond om naar een uitgever te sturen. Zijn eigenlijke (literaire) debuut was in 1996 het korte verhaal ‘De ogen van Sjon Diabel’ in het Nieuw Wereldtijdschrift. Andere tijdschriften waarin hij publiceerde, zijn Optima en De Revisor, hij schreef ook enkele korte verhalen voor diverse (thematische) bloemlezingen. Zijn tweede roman, De valse dageraad (2001), werd genomineerd voor de Seghers Literatuurprijs. Deze roman is in het Duits en het Oekraïens vertaald.
Van Aken is sinds 1996 gehuwd met Ineke Verhaar, die hij al vanaf de jaren zeventig kende. Hij heeft twee zoons, van wie de oudste, geboren in 1980 uit een andere relatie, hem in 2001 tot grootvader van een kleindochter maakte. Het meisje wordt bij hem en zijn vrouw grootgebracht. Van Aken woonde eerst in Lisse, kwam voor enige tijd in 1980 naar Amsterdam, verbleef vervolgens op steeds wisselende adressen in Nederland (‘was overal en nergens’), maar verhuisde in 1983 definitief naar Amsterdam. Hij geeft les aan de Amsterdamse Schrijversvakschool, maar verblijft ook aanzienlijke delen van het jaar in Antwerpen en op het Zweedse platteland.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling / Thematiek
Jan van Aken heeft vooral historische romans gepubliceerd. Qua locatie en chronologie verschillen deze romans echter sterk: van zijn eerste vijf romans spelen er drie in de Grieks-Romeinse wereld, met een ‘range’ van tien eeuwen, één in de elfde eeuw en één in de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Zijn debuut, Het oog van de basilisk (2000), is gesitueerd in de nadagen van het Romeinse rijk, wanneer de Hunnen Italië dreigen binnen te vallen. In het centrum van het verhaal staat de ontmoeting in Mantua in 452 tussen de bisschop van Rome (paus Leo I) en Attila, de gevreesde Hunnenkoning, die na nachten onderhandelen toezegt van een invasie van Italië af te zien. Zijn tweede roman, De valse dageraad (2001), speelt zich in de elfde eeuw in onze gewesten en voor een aanzienlijk deel in de Arabische wereld af. Met zijn derde roman, De dwaas van Palmyra (2003), gaat hij weer verder terug in de tijd, en wel naar de eerste eeuw na Christus. De hoofdfiguur, Damis uit Ninive, bevindt zich aan boord van een dobberende zeilboot, die hem van Klein-Azië naar Rome moet voeren om zich te voegen bij zijn befaamde leermeester Apollonius van Tyana, met wie hij vijftien jaar tevoren het Oosten heeft verkend. Door de lange duur van de reis kunnen zijn medepassagiers hem allerlei vragen stellen over de leer van deze beroemdste filosoof en profeet van zijn tijd, die vaak met Christus is vergeleken.
Een duidelijke breuk met de setting in een ver verleden vormt Het fluwelen labyrint (2005), waarin de lezer wordt geconfronteerd met de wereld van krakers, alcoholici en drugsverslaafden in het sterk internationaal georiënteerde Amsterdam in het midden van de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Centraal in deze ongure omgeving staat de zoektocht van Einar, die zijn verslaving te boven is gekomen, naar zijn geliefde Isida. Na deze roman over een recent verleden verkoos Van Aken voor Koning voor een dag (2008) opnieuw de antieke wereld als decor: de roman bevat de biografie van de Hipponax van Efeze (in Ionië), een Griekse dichter uit de zesde eeuw voor Christus. Van hem resten slechts enige tientallen fragmentjes, die weinig
| |
| |
biografische gegevens opleveren. Wat vaststaat is dat hij spotverzen schreef in een nieuw metrum, de zogenoemde hinkjamben, die eeuwenlang door antieke dichters voor satirische doeleinden zijn gebruikt. Van Aken heeft van Hipponax een schelm en politieke oproerkraaier gemaakt, die de twee broers die in Efeze en Klazomenai de macht uitoefenen, in zijn verzen belachelijk maakt. Dat hij ook nog met hun zuster vrijt, de mooie Arete, bezorgt hem grote populariteit onder de bevolking, maar uiteraard ook grote woede bij de twee broers. Het komt hem op twintig jaar ballingschap in Egypte te staan. Teruggekeerd in zijn geboortestreek wordt hij voor één dag tot koning uitgeroepen, om daarna als ‘pharmakos’ (zondebok) samen met zijn geliefde op de brandstapel te worden geofferd.
| |
Techniek
Uit deze beknopte synopsis blijkt dat de hoofdpersoon in deze romans altijd wel een reis maakt. Die reis kan het hoogtepunt zijn in het bestaan van dat personage (dat is zeker het geval in Het oog van de basilisk), hem nieuwe ervaringen bezorgen die hem brengen tot vergelijking met zijn leven voordien (zoals in De valse dageraad) of leiden tot verwondering over andere streken en landen, iets wat zich voordoet in De dwaas van Palmyra en in Koning voor een dag (waarin het antieke wonderland Egypte door Hipponax met verbazing wordt aanschouwd).
| |
Thematiek
In alle gevallen is er sprake van teksten die een verfraaiing of een correctie zijn van - of een aanvulling bieden op - eerdere geschriften. Het duidelijkst is dat het geval in Van Akens debuut: Het oog van de basilisk bestaat uit een uitvoerige brief van een gepensioneerde Romeinse soldaat, Epiphanius Rusticus, die is bedoeld als correctie op een geschrift dat hem is toegestuurd door zijn oude krijgsmakker Kyprianos. Die kijkt terug op hun gemeenschappelijk verleden in Rome en haalt herinneringen op aan hun nachtelijke drankfestijnen met hun vriend Leo en de mooie kroegbazin annex bordeelhoudster Livia, die, gelijk het fabeldier de basilisk, mannen met haar blik kon betoveren. Rusticus wil vooral duidelijk maken dat hij destijds in Mantua bij de onderhandelingen tussen de Romeinen en de Hunnen een belangrijke rol had gespeeld: op verzoek van Leo had hij de Hunnenkoning onder tafel gedronken en hem de toezegging afgedwongen Italië niet binnen te trekken.
| |
| |
De valse dageraad (de titel zinspeelt op het nachtelijk vuur, aangestoken om de duisternis te verdrijven) is eveneens een ik-roman in de vorm van een historische kroniek: de schrijver/verteller, de monnik Hroswithus, die een bewogen leven achter de rug heeft, vindt de in het Latijn gestelde geschiedenis van zijn vriend Albertus van Metz, die onder meer berust op wat hij ooit zelf aan hem over zijn avonturen had verteld, niet acceptabel. Voor de herschrijving van diens relaas gebruikt hij het perkament van een bijbel. Hij krabt de heilige tekst weg en op de lege bladzijden schrijft hij zijn autobiografie en wel in de taal van zijn volk. De fictie is derhalve dat deze tekst de oudste is uit de Nederlandse letterkunde, maar dat hij helaas verloren is gegaan. In de auctoriaal vertelde roman De dwaas van Palmyra wordt Damis door zijn medepassagiers steeds over zijn leermeester ondervraagd, maar evenmin als de anonymus in de titel kan hij een overtuigend portret van hem geven. Dan bedenkt hij dat zich in het ruim van de boot papyri moeten bevinden, waarop zijn reizen en gesprekken met zijn leermeester van vijftien jaar geleden beschreven staan. Hij kan die echter niet goed gebruiken, omdat zij bij noodweer deels zo nat zijn geworden dat hele stukken onleesbaar zijn geraakt en later zelfs wegwaaien. De inhoud van enkele gereconstrueerde stukken tekst blijkt sterk af te wijken van die van zijn actuele herinneringen, zodat niemand meer weet wat waarheid, verstoorde herinnering of fictie is.
Het fluwelen labyrint, een titel die verwijst naar het centrum van Amsterdam met zijn drugsscene, heeft een zeer complexe structuur. Einar heeft een dagboekje over zijn wederwaardigheden in Amsterdam nagelaten. Drie van zijn (voormalige) kroegvrienden hebben op zich genomen de tekst, zowel inhoudelijk als stilistisch, te corrigeren en uit te breiden. Ook in dit geval geldt dat het voor de lezer niet mogelijk is te achterhalen wat werkelijkheid is en wat bewerking. In Koning voor een dag is dat op bescheidener schaal eveneens het geval. De lezer wordt niet alleen door de auctoriale verteller geconfronteerd met wat Hipponax overkomt, maar ook met diens verwerking van zijn belevenissen in dichterlijke vorm.
| |
Kunstopvatting
Volgens Van Aken heeft iedereen zijn eigen visie en overleeft
| |
| |
uiteindelijk niet het ware verhaal (want dat bestaat niet), maar het mooiste. Voor een auteur van historische romans is dit een alleszins begrijpelijk standpunt. Bij de documentatie wordt hij immers geconfronteerd met een grote diversiteit van opvattingen over bepaalde gebeurtenissen en karakters van personen, waaruit hij voor zijn tekst de meest aansprekende kiest. Omdat hij in al zijn werk minder bekende historische perioden en half-mythische figuren (Apollonius en Hipponax zijn goede voorbeelden) aan bod laat komen, speelt bij Van Aken de aanvullende verbeelding een grote rol. Zijn eigen werkwijze weerspiegelt in zijn romans: ook daarin is sprake van aanvulling en verbetering van eerder geschreven teksten, waarbij de lezer nogal eens het gevoel bekruipt dat gebeurtenissen fraaier worden voorgesteld dan zij in werkelijkheid kunnen zijn geweest.
| |
Thematiek
In alle romans speelt een mooie, vaak wat geheimzinnige vrouw een belangrijke rol. Dat geldt wel in het bijzonder voor één van de passagiers op de zeilboot in De dwaas van Palmyra: het is de gesluierde Agathanassa - een naam die Goede Heerseres betekent, hetgeen wijst in de richting van de antieke moeder-godin Isis. Dat zij als mummie het lijk van haar man blijkt mee te voeren, waaraan het geslachtsdeel ontbreekt, is dan niet zo verwonderlijk meer: hij representeert Osiris, de heerser over de onderwereld, wie volgens antieke bronnen hetzelfde was overkomen. Hun aanwezigheid is onder meer een symbool voor het transport van deze oorspronkelijk Egyptische goden in de eerste eeuw na Christus naar het westelijk deel van het Romeinse rijk (min of meer te vergelijken met de reis van Apollonius naar Rome). Een opvallende vrouw is ook Livia, in Het oog van de basilisk, die bewerkstelligt dat haar minnaar Leo het brengt tot leider van de kerk van Rome. In De valse dageraad wordt Hroswithus als jongen verliefd op een vijftienjarig meisje dat in stand ver boven hem uitsteekt: hij is de zoon van een smid en zijn geliefde, Adela, is het sexy vijftienjarige dochtertje van de graaf van Hamaland. Hij maakt haar zwanger en is gedwongen te vluchten van huis en haard, omdat hij, als dit uitkomt, zijn straf niet zal ontgaan. Ondanks de vele jonge vrouwen die hij tijdens zijn schier eindeloze reis bemint, kan
| |
| |
hij zijn eerste liefde moeilijk vergeten. Jaren later ontmoeten zij elkaar weer, als Adela een juridische strijd met haar zuster aangaat en een beroep doet op haar vroegere vriend (inmiddels een geleerd man) door hem te vragen haar bij te staan. In Het fluwelen labyrint zoekt Einar naar de intrigerende Isida, die voorgoed in de wereld van de drugsscene lijkt te zijn verdwenen en misschien wel niet meer bestaat. Ook hierin speelt Van Aken met de Isismythe.
| |
Relatie leven/werk
Naar eigen zeggen heeft Van Aken in Het fluwelen labyrint nogal wat autobiografisch materiaal verwerkt. Al in Lisse had hij de wereld van de junkies leren kennen, maar vooral sinds zijn verblijf in Amsterdam (onderbroken door enkele jaren zwerven) was hij geworden tot een ervaringsdeskundige wat de geneugten en gevaren van drugsgebruik betreft. Ongetwijfeld heeft hij veel van zijn eigenschappen op Einar geprojecteerd. Ook in de historische romans komen autobiografische elementen voor, maar deze zijn veel moeilijker te ontdekken: het zijn gevallen van wat men wel aanduidt als ‘referentiële humor’, voor de interpretatie van de teksten zijn deze verwijzingen veel minder van betekenis. De figuur uit deze romans die het sterkst doet denken aan de auteur is Hroswithus: hij komt uit de streek waar Van Aken is geboren, hij moet na zijn vroege vaderschap jaren zwerven, heeft belangstelling voor de Arabische cultuur en leert verbazend snel de talen die hij nodig heeft om zich in zijn (nieuwe) omgeving te handhaven.
| |
Visie op de wereld
List, bedrog, geweld, oorlog en dood zijn ontegenzeglijk bepalend voor de historische romans. In De dwaas van Palmyra is dat het minst het geval: al is er een lijk aan boord van de vreemde zeilboot, die de indruk maakt van een dodenschip, het gaat in deze roman niet om hoog oplopende onenigheden, laat staan om gevechten, maar om de relatie tussen waarheid en verbeelding, tussen herinneren en vergeten, tussen de mythische figuren die Damis ontmoet en zijn ondefinieerbare vroegere leermeester. In Het fluwelen labyrint spelen list, bedrog en agressie duidelijk een rol, omdat de junks niet zelden elkaar de drugs afhandig maken. Bovendien worden heel wat drugsgebruikers geconfronteerd met dodelijke ziekten, zoals aids. In alle romans is sprake van een gevaarlijke, onaangename wereld, waarin de
| |
| |
protagonisten zich staande moeten zien te houden. Daar staat tegenover dat de zwaarwichtigheid van deze werelden wordt getemperd door de humor en ironie die Van Aken aan zijn vertellers meegeeft.
| |
Stijl
Van Aken hanteert in elke roman een wat andere stijl, die hij, volgens uitlatingen in zijn interviews, zorgvuldig kiest. In Het oog van de basilisk en in Het fluwelen labyrint heeft zijn proza een poëtisch waas. In zijn debuut past dat goed bij een schrijvende ik die de tekst van zijn correspondent wil corrigeren en aanvullen. In Het fluwelen labyrint is sprake van een tekst die tot stand is gekomen door uitbreiding en verfraaiing van gevonden dagboekfragmentjes.
Geheel afwijkend qua idioom is De valse dageraad, dat is geschreven in de stijl van de avonturenroman: het boek bevat uitdrukkingen en zegswijzen die bepaald clichématig zijn. Monica Soeting laakte in haar recensie in de Volkskrant dit van originaliteit gespeende taalgebruik: ‘Net als in Fulco de minstreel eet men in Van Akens roman niet, maar gebruikt men een maal. Slechts een keer eet iemand een ontbijt: voor de rest nuttigt men ochtend- of noenmalen. Hroswith vertrekt verschillende keren “als een dief in de nacht”, men reist niet met haast, maar met “gezwinde spoed” en de tijd wordt in hartslagen gemeten.’ De overige critici vonden de roman, mede door de in hun ogen humoristisch werkende standaarduitdrukkingen, juist buitengewoon geslaagd. De dwaas van Palmyra is geschreven in een evenwichtige, harmonieuze stijl, terwijl Koning voor een dag, een roman vol verbale agressie, fysiek geweld en erotiek, gekenmerkt wordt door een weinig verhullend woordgebruik, dat doet denken aan dat van de ‘hard boiled’ detectiveromans uit de Amerikaanse school (Dashiell Hammett en Raymond Chandler).
| |
Traditie / Verwantschap
Vanaf zijn debuut is het werk van Van Aken vergeleken met dat van Umberto Eco. Vooral het ludieke element in de romans, waarin naast historische feiten veel fictieve elementen zijn verwerkt die moeilijk als zodanig zijn te onderkennen, heeft die vergelijking in de hand gewerkt. Het ligt voor de hand dat in besprekingen waarin naar Nederlandse auteurs als voorgangers in het genre is gezocht, vooral de namen van S. Vestdijk
| |
| |
en Hella S. Haasse zijn genoemd. De overeenkomsten betreffen vooral de beschreven perioden. Zo schreef Vestdijk een roman, De verminkte Apollo (1952), gesitueerd in Delphi in de zesde eeuw voor Christus, terwijl Haasse Een nieuwer testament (1966), net als Van Aken zijn debuut, situeerde in de vrij weinig verkende vijfde eeuw na Christus. Maar de verschillen tussen de genoemde werken en, respectievelijk, Koning voor een dag en Het oog van de basilisk zijn groot: ligt bij Van Aken het accent op de handeling en presenteert hij flat characters, bij Vestdijk en Haasse zijn het in de eerste plaats de psychologische ontwikkelingen van hun protagonisten die de aandacht trekken. Veeleer komt Van Akens historische werk in de buurt van dat van Theun de Vries, die in de moderne Nederlandse literatuur de meeste historische romans op zijn naam heeft staan. Ook hij was een echte verteller met een daarbij behorende stijl en een sterk ontwikkeld gevoel voor humoristische passages. Voor wat Van Akens junkieroman betreft, komt vooral één boek voor vergelijking in aanmerking: Hoogseizoen (1962) van Simon Vinkenoog, een ‘classic’ in dit genre en een geraffineerd gecomponeerde tekst. Dat kan men van de autobiografische teksten van auteurs als Hans Plomp, René Stoute of Arie Visser, door enkele critici genoemd als voorlopers van Het fluwelen labyrint, niet zeggen.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
De romans van Van Aken zijn over het algemeen door de critici positief, soms zelfs juichend ontvangen. Sommigen onder hen, met name Max Pam en Pieter Steinz, kenden die zo veel stilistische en compositorische kwaliteiten toe en waren ook zozeer onder de indruk van de verwerking van uiteenlopende bronnen, dat zij vonden dat de auteur minstens evenveel succes bij de lezers zou mogen hebben als Umberto Eco. Was het aantal besprekingen van Van Akens eersteling tamelijk gering, wel werd opgemerkt dat zijn historische roman door de vorm, de keuze van de behandelde periode en de wat excentrieke hoofdpersoon een volwassen bijdrage vormde aan het veeleisende genre. De valse dageraad kreeg veel meer aandacht van de recensenten (er verschenen nu ook interviews) en oogstte van bijna allen veel waardering. Diverse critici bekenden de 535 bladzijden in één ruk gelezen te hebben, voortgejaagd door de vraag wat de hoofdfiguur nu weer zou beleven en vermaakt door de
| |
| |
vele humoristische situaties. Juist de betrekkelijke eenvoud van thematiek, compositie en idioom werd als weldadig ervaren. Niet veel minder was het enthousiasme voor Koning voor een dag, vooral vanwege de tekening van de hoofdpersoon, die zich ondanks of dankzij zijn fysieke handicaps met zijn brutaliteit weet te handhaven in zijn gewelddadige omgeving. Een enkele recensent, J.L. Vermeulen, releveerde op heldere wijze de kwaliteiten van de roman, maar veroordeelde die toch vanwege het scabreuze karakter van de gebeurtenissen.
Net als de vorige twee romans werd door Arjan Peters De dwaas van Palmyra voor een avonturenroman gehouden; hij relateerde het gebrek aan scherpzinnigheid van Damis, die van zichzelf zegt geen hoofdzaken van bijzaken te kunnen onderscheiden, rechtstreeks aan eigenschappen van de auteur. Afgezien van wat kritische kanttekeningen van enkele critici werd dit boek meestal geprezen en wel om de diepgang van de gesprekken aan boord en de ‘lyrische, soms gedragen taal’ (Gerrit Jan Zwier). Duidelijk het minste succes boekte Van Aken met Het fluwelen labyrint, dat hij blijkens interviews zelf juist zijn beste boek vindt. In de recensies, opvallend gering in aantal in vergelijking met bijvoorbeeld die over De valse dageraad, kwamen als positieve punten naar voren: de vondst van het door vrienden bewerkte dagboek, de tekening van het balletmeisje Isida, dat er niet in slaagt de drugswereld te verlaten, maar meer tot de verbeelding spreekt dan Einar, en de soms flonkerende stijl. Maar het probleem met de roman was dat hij door de beperktheid van de drugswereld, die neerkomt op drugs scoren en een roes beleven, te veel overbodigs en te weinig verrassends bood in vergelijking met de voorgaande historische romans.
| |
Publieke belangstelling
Grote bekendheid bij het lezende publiek heeft Van Aken nog niet verworven, zoals men ook kan opmaken uit het feit dat slechts twee romans zijn herdrukt. Opzienbarend is het aantal van zeven drukken voor De valse dageraad, een behoorlijk omvangrijk boek, dat ook tot nu toe als enige van zijn romans is vertaald. Zoals wel vaker blijkt ook hier het oordeel van de kritiek en van het publiek overeen te stemmen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Jan van Aken, Het oog van de basilisk. Amsterdam 2000, Bert Bakker, R. (2e druk 2002, Ooievaar) |
Jan van Aken, De valse dageraad. Het leven van Hroswithus Wikalensis, wereldreiziger en geleerde. Amsterdam 2001, Bert Bakker, R. (6e druk 2004, Prometheus) |
Jan van Aken, De dwaas van Palmyra. Amsterdam 2003, Bert Bakker, R. |
Jan van Aken, Het fluwelen labyrint. Amsterdam 2005, Prometheus, R. |
Jan van Aken, Koning voor een dag. Amsterdam 2008, Querido, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Hans Warren, Rome gered door een kater. In: De Gooi- en Eemlander, 23-3-2000. (over Het oog van de basilisk) |
Pieter Henk Steenhuis, De echte geschiedenis wordt tussen de lakens beslecht. In: Trouw, 25-3-2000. (over Het oog van de basilisk) |
Pieter Steinz, Hoe Leo de Grote zijn bijnaam kreeg. In: NRC Handelsblad, 7-7-2000. (over Het oog van de basilisk) |
Onno Blom, Vertrouw op God, maar maak wel je kameel vast. In: Trouw, 17-5-2001. (interview) - Schelmen onder elkaar. In: Vrij Nederland, 26-5-2001. (over De valse dageraad) |
Max Pam, Modernist in de Middeleeuwen. In: HP/De Tijd, 1-6-2001. (over De valse dageraad) |
Pieter Steinz, Een Uilenspiegel op de wereldschaal. Jan van Aken steekt Umberto Eco naar de kroon. In: NRC Handekblad, 22-6-2001. (over De valse dageraad) |
Monica Soeting, Hroswith met het boze oog. In: de Volkskrant, 6-7-2001. (over De valse dageraad) |
Rob Bouber, Het relaas van een Hollandse Sindbad. Van Aken treedt in de voetsporen van Umberto Eco. In: Noordhollands Dagblad, 2-8-2001. (over De valse dageraad) |
Thieu Vaessen, Kaartenbakken vol avonturen. In: HP/De Tijd, 16-8-2002. (interview) |
Maarten Moll, ‘Ik zat aan het doodsbed van keizer Otto III.’ Gesprek met een koortsachtig auteur. In: Het Parool, 12-9-2003. (interview) |
Arjen Fortuin, Een storm voor de stilte. In: NRC Handelsblad, 12-9-2003. (over De dwaas van Palmyra) |
Gerrit Jan Zwier, Een wijsgerige reis. In: Leeuwarder Courant, 19-9-2003. (over De dwaas van Palmyra) |
Arjan Peters, Apollonius achterna. In: de Volkskrant, 26-9-2003. (over De dwaas van Palmyra) |
Max Pam, Kan een god wel sterven? In: HP/De Tijd, 26-9-2003. (over De dwaas van Palmyra) |
Ton Crijnen, Wegfladderende papyrus. In: Trouw, 27-9-2003. (over De dwaas van Palmyra) |
Kees 't Hart, Geen Messiasneurose. In: De Groene Amsterdammer, 11-10-2003. (over De dwaas van Palmyra) |
Job van Schaik, Zeilend op zoek naar wijsheid. In: Dagblad van het Noorden, 17-10-2003. (over De dwaas van Palmyra) |
Ron Elshout, De verhalen overleven. Jan van Aken, De dwaas van Palmyra. In: Haagsche Courant, 31-10-2003. |
Daniëlle Sardijn, Drugs gebruiken is zoiets als poepen. In: Het Parool, 21-10-2005. (over Het fluwelen labyrint) |
Max Pam, Freaks, hoeren en verslaafden. In: HP/De Tijd, 28-10-2005. (over Het fluwelen labyrint) |
Wim Vogel, Junkscene-roman van Jan van Aken jaren over tijd. In: Haarlems Dagblad, 29-10-2005. (over Het fluwelen labyrint) |
Arjen Fortuin, Het beste verhaal overleeft. Moderne historische roman van Jan van Aken. In: NRC Handelsblad, 11-11-2005. (over Het fluwelen labyrint) |
J.L. Vermeulen, Jan van Aken schrijft roman over drugswereld. In: Reformatorisch Dagblad, 23-11-2005. (over Het fluwelen labyrint) |
Arie Storm, Mank, lelijk, klein en wraaklustig. In: Het Parool, 21-2-2008. (over Koning voor een dag) |
Lies Schut, Antieke rapper in ‘Koning voor een dag’. In: De Telegraaf, 22-2-2008. (over Koning voor een dag) |
Bas Belleman, Hoe zou Hipponax hebben geklonken? In: Trouw, 23-2-2008. (over Koning voor een dag) |
Dirk Koppes, Historische Hipponax: De schelm van Amsterdam. In: De Pers, 26-2-2008. (interview) |
Pieter Steinz, Met gruwelijk leed vergelden. In: NRC Handelsblad, 29-2-2008. (over Koning voor een dag) |
| |
| |
Kees 't Hart, Op zoek naar de historische sensatie. In: De Groene Amsterdammer, 28-3-2008. (over Koning voor een dag) |
Max Pam, Op zoek naar Arete. In: HP/De Tijd, 4-4-2008. (over Koning voor een dag) |
Fleur Speet, Meegevoerd naar de avontuurlijke oudheid. In: Het Financieels Dagblad, 5-4-2008. (over Koning voor een dag) |
J.L. Vermeulen, Smaaddichter in Klein-Azië. In: Reformatorisch Dagblad, 9-4-2008. (over Koning voor een dag) |
Marc Cloostermans, De allereerste mother-fucker. In: De Standaard, 8-8-2008. (over Koning voor een dag) |
121 Kritisch lit. lex.
mei 2011
|
|