Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
[pagina 444]
| |
4. Neo-symbolisme en neo-kubisme als alternatievenIn zijn lezing geeft Krol aan hoe hij langs de weg van systematische filosofische studie vanzelf terecht kwam hij de consequentie dat er geen algemene waarheid te vinden is, en dat je dus kunt schrijven wat je wilt, ‘Lokale waarheden’, meer valt er niet te verwachten: ‘[...] de waarheid van een bewering [hangt] niet alleen af [...] van wat je beweert, maar ook van de weg die tot deze bewering heeft gevoerd. Al bladerend in boeken kun je, met je gedachten, ergens anders vandaan komen dan wanneer je een boek gewoon van voren naar achteren leest. Het is beslist niet onmogelijk dat diezelfde bewering, langs een andere weg beredeneerd, onwaar is, dezelfde bewering dus. In de filosofie is dit ongemak inmiddels ook bekend. Daar draagt het, sinds Thomas Kuhn, de naam “incommensurabiliteit”. De wereld is incoramensurabel daar waar twee theorieën ook als ze waar zijn, en adequate beschrijvingen leveren, niet op elkaar passen. Je zou dus, om een adequate beschrijving van de wereld te krijgen, van de ene theorie op de andere moeten springen zonder dat je je daarbij zorgen moet maken of die sprong wel klopt. Het interessante is dat die sprongen meestal daar plaatsvinden (plaats móéten vinden omdat je vooruit wilt komen), waar de filosofen vroeger dachten op het wezen van iets te zijn gestuit. Er zijn routes mogelijk waarlangs het wezen gewoon, terloops, in de beschrijving wordt meegenomen. Het wezen van iets bestaat dus niet, blijkbaar. Ikzelf voelde het bijna als een opluchting.’ [Cursivering van mij, az]Ga naar voetnoot1 Een dergelijke ontkenning van hiërarchie valt volgens Bertens en D’haen als typisch postmodernistisch te beschouwen.Ga naar voetnoot2 Dat is van belang, want het is inmiddels een van de ‘lijfgedachten’ van Krol. Al eerder, in Scheve levens, had hij zijn instemmende begroeting gememoreerd van het in Gödel, Escher, Bach voorkomende begrip ‘heterarchie’, waarmee een structuur wordt aangeduid die geen hoogste niveau kent: ‘Het is een fascinerend idee: dat in elke zin die je spreekt en in elke handeling die je verricht de hele wereld weerspiegeld is. Maar nog fascinerender is het omgekeerde: dat in alles wat er ter wereld gezegd wordt en gedaan, en besloten, je je eigen hand kunt zien.’Ga naar voetnoot3 Dit is echter niet iets specifiek postmodernistisch; het is de oude microkosmos-macrokosmos-gedachte die hier in een nieuw jasje wordt gestoken. Wanneer Krol deze gedachte in zijn lezing over de | |
[pagina 445]
| |
abstracte roman opnieuw verwoordt, doen zijn bewoordingen niet aan het postmodernisme maar aan het symbolisme denken; ‘In die formulering [namelijk dat elke plaats bijzonder is, als je er maar oog voor hebt, az] herkennen we het credo van de dichter: dat de kosmos vervat is in een waterdruppel. Er is niets in het heelal dat niet in een gewone waterdruppel zijn weerspiegeling heeft.’Ga naar voetnoot1 Dit is geen opvatting die te beschrijven valt met termen als ‘crisis van de taal’; integendeel, er spreekt eerder een groot vertrouwen in de taal uit en in de mogelijkheid tot ordenen. Een dergelijk vertrouwen spreekt ook uit Krols opvatting dat het ideale literaire kunstwerk zowel de schrijver als de lezer portretteert, een streven dus naar een onlosmakelijk verband van subjectiviteit en objectiviteit. Vanwege deze opvatting, vanwege zijn formulering in termen uit de symbolistische traditie en vanwege de veelvuldig door hem verwoorde gedachte dat het uiterlijk door het innerlijk wordt afgebeeld, het innerlijk door het uiterlijk, het cotcrete door het abstracte, het abstracte door het concrete, het denken door het handelen, het handelen door het denken, maar ook het eigen leven door Piggelmee,Ga naar voetnoot2enzovoort enzovoort, mag Krol dus wel een ‘neo-symbolist’ heten.Ga naar voetnoot3Begrijpen en begrepen worden zijn voor hem net zo belangrijk als voor zijn personage Gerrit. Een gelukkige omstandigheid is dat de term ‘neo-symbolisme’ ook al door Van Deel gebruikt is, ter typering van de poëzie in De Revisor, en dat ook de poëzie van de zeer door Krol bewonderde dichter Chr. J. van Geel wel als zodanig is aangeduid.Ga naar voetnoot4 Van Deel doelt met zijn kwalificatie zeer nadrukkelijk op dichters die van het poëtisch erfgoed bij voorkeur de symbolistische traditie verwerken. Bij Krol is de kwestie van de verwerking weliswaar ge- | |
[pagina 446]
| |
compliceerder, maar menige uitspraak van hem is wel aan deze traditie ontleend. In de paragraaf in De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels bij voorbeeld waarin hij zich fel afzet tegen het ‘ander proza’,Ga naar voetnoot1 is dat het geval met de termen waarin hij poëzie ten voorbeeld stelt aan de romanschrijver: ‘Het gedicht van vandaag: een complex van gedachten, een complex van gevoelens, een complex gevoel. Kern, kiemcel van wat een nieuwe, effectieve roman zal worden - als je zo’n roman schrijven kunt tenminste. En zo’n gedicht.’Ga naar voetnoot2 Wordt Krol ‘neo-symbolist’ genoemd, dan is ook het door Ibsch gesignaleerde ongemak verholpen dat een auteur die aan zijn romans graag een afgerond einde geeft, toch een postmodernist zou zijn. Afronding is een van de kenmerken waarmee hij zich in de symbolistische traditie plaatst. Zoals aan alle termen kleeft ook aan deze term een nadeel: zij legt te veel nadruk op de traditionele kant van Krols werk. Daarom stel ik voor, als tegenwicht, de vorm van zijn werk ‘neo-kubistisch’ te noemen. En wel om het volgende. Een van de vele schetsen van zijn ontluikend kunstenaarschap heeft Krol de aardige titel gegeven: ‘Een portret van de kunstenaar als puber’. Hij vertelt daarin hoe hij omstreeks 1950 een reproduktie van een schilderijtje van Picasso zag: ‘[...] een banjo. Dat ding hing met een touw aan een spijker, horizontaal, als de basis van een gelijkbenige driehoek, met een knik naar boven. Ik vond het een spannend gezicht. Vanwege de vorm waarin het instrument geschilderd was: als een driehoek en ik vond die vorm mooi vanwege die knik omhoog en ik vond dit kunst, omdat in werkelijkheid, door de zwaartekracht, zo’n knik naar beneden wijst.’Ga naar voetnoot3 Deze interpretatie, schrijft hij, dateert van later tijd; destijds werd hij beheerst door de modieuze gedachte dat een avantgardistisch kunstenaar (en dat wilde hij wel zijn) niet opzet lelijke kunst moest produceren, omdat die later vanzelf mooi zou worden: ‘Ik wilde schilderijen maken, maar dat moesten dan afschuwelijke dingen worden [...]. Ik wilde romans schrijven en waar het op aankwam, zo begreep ik, was dat die zo onleesbaar mogelijk moesten zijn’Ga naar voetnoot4 | |
[pagina 447]
| |
Van al deze door de mode van de tijd en puberaal onbegrip bepaalde verlangens neemt hij op den duur afstand. Met schrik moet hij echter soms vaststellen dat er kunstenaars zijn die wel degelijk boeken of films maken zonder structuur en die dus wel in hun puberale onbegrip zijn blijven geloven.Ga naar voetnoot1 Over zijn eigen werk meidt hij geruststellend. ‘De boeken die ik schrijf, en de stukjes, probeer ik qua vorm zoveel mogelijk te laten lijken op dat schilderijtje van Picasso.’Ga naar voetnoot2 Die vorm noemt hij in zijn lezing over de abstracte roman de ‘sandwich’-vorm, omdat hij op een concrete gebeurtenis een abstracte mededeling laat volgen, die op haar beurt weer gevolgd wordt door een andere concrete gebeurtenis.Ga naar voetnoot3 Of dit beeld wel zo gelukkig gekozen is, is evenwel de vraag; de vorm van zijn werk is dynamischer dan deze driedeling suggereert. Het al veel langer door hem gebruikte begrip ‘kwartslag’ geeft veel beter het verband tussen de opeenvolgende pericopen in zijn werk aan.Ga naar voetnoot4 Toen hij zijn eerste verhalenbundel Kwartslag noemde, gaf hij met het motto aan dat hij voor deze term aan H. Marsman schatplichtig was, en wel aan diens vroege gedicht ‘Gang’.Ga naar voetnoot5 Juist dit grootste literaire idool van KrolGa naar voetnoot6 heeft zijn eigen vroege werk aanvankelijk wel in verband gebracht met het kubisme, tegen de achtergrond van een ideaal dat hij ‘cubisme van het sentiment’ noemde.Ga naar voetnoot7 ‘De adel van den koelen vorm is onvervreemdbaar in ons merg | |
[pagina 448]
| |
gehecht,’ merkte Marsman naar aanleiding van het kubisme op.Ga naar voetnoot1 Zoals zoveel uitspraken van Marsman is ook deze Krol op het lijf geschreven. De koel lijkende kwartslag-vorm is voor hem immers slechts een middel (maar dan wel het meest geëigende) om de relatie van een individu met zijn omgeving vast te leggen. Uiteindelijk is ook hij een (neo-)kubist van het sentiment. Het eerste gedicht van Marsman dat hij las, was ‘Potsdam’. In de bloemlezing waarin hij het vond, werd Marsman op grond van dit gedicht als ‘kosmisch dichter’ gekwalificeerd. Dat dit Krol niet onberoerd heeft gelaten, blijkt uit wat hij veel later schrijft: ‘[..,] zodat ik voor het nieuwe onstuimige gevoel dat in mij losbrak ook meteen een naam had: kosmisch. En al die andere gedichten die volgden [...] bevestigden dit: kracht, hardheid, dat was het waar het in poëzie om ging. Snijden. Niet het snijden [...] omdat je ziek bent, maar snijden uit overwegingen van schoonheid, stijl - en het dan doen ook.’Ga naar voetnoot2 In heel andere woorden, en in een heel andere vergelijking zegt Krol hier hetzelfde als in zijn vergelijking van eigen werk met dat van Picasso. Bovendien wordt hierin een ander kernbegrip uit zijn literatuuropvatting gegeven: ‘stijl’. Anders dan degenen die twijfelen aan de mogelijkheden van de taal, heeft Krol juist een heilig geloof in de mogelijkheden om door stijl schoonheid, waarheid en doelmatigheid te realiseren. Een geloof dat tot nu toe door critici kennelijk beter herkend is dan door literatuurgeschiedschrijvers. In De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels staat: ‘Een goed boek onderscheidt zich van een slecht boek doordat het op alle drie [...] zaken: a) subjectiviteit, b) objectiviteit en c) stijl, als een camera op de poten van zijn statief, een eind boven het maaiveld staat. Als één van de drie poten ontbreekt, ligt het geheel tegen de vlakte. [...] Als je een boek “slecht” noemt, is het voor een diagnose van de oorzaak noodzakelijk om te weten welke van de drie poten hier schuldig aan is (zijn): het boek heeft geen stijl, het deelt niets mee, het heeft geen vitaliteit, enz.’Ga naar voetnoot3 Dat heeft niet meer te maken met de ‘onkenbare’ of ‘onmogelijke’ werelden van het postmodernisme, maar met een beschrijfbare wereld. Beschrijvingen van ‘onmogelijke’ of niet-bestaanbare werelden zijn volgens Krol alleen maar interessant, wanneer zij gebruikt worden ter symbolisering van relaties ‘die we zonder deze symbolische uitdrukking zelfs niet hadden vermoed.’Ga naar voetnoot4 Een strategisch hulpmid- | |
[pagina 449]
| |
del voor de schrijver, meer kan een dergelijke wereld nooit zijn; onderdeel van de weg die het laterale denken gaat, maar geen einddoel. Uiteindelijk gaat het er Krol om het bestaanbare zichtbaar te maken door stijl. En stijl, zo beweert hij ook in zijn lezing over de abstracte roman, stijl overwint alles.Ga naar voetnoot1
Persoonlijk experiment, grensgebied van verbeelding en werkelijkheid, Revisor-proza, postmodernisme, neo-symbolisme, neo-kubisme, wat zijn ze nu waard? De eerste drie zijn wel op Krol van toepassing, maar vaag;Ga naar voetnoot2 postmodernisme is te ruim, lijkt van toepassing, maar is het uiteindelijk niet, omdat het alleen de oppervlakte van zijn werk betreft; neo-symbolisme, hoe zwak gedefinieerd ook, is een vertaling van het tweede en het derde, verbindt Krol met tijdgenoten, en is zowel op proza als op poëzie van toepassing; neo-kubisme geeft aan met welk deel van de (in ruime zin modernistische) traditie Krol te verbinden valt. De portrettengalerij kan heringericht worden. Hoe lang deze termen het zullen uithouden, weet ik niet. Wie op korte afstand literatuurgeschiedenis wil schrijven en ordening wil aanbrengen, hakt iets levends in stukken, met alle gevolgen van dien. Daarom is er niets op tegen om De chauffeur verveelt zich het boek van een dartele geest over een dartele geest te noemen. Dat is een typering die het ongetwijfeld langer uithoudt dan enige op dit moment geconstrueerde literair-historische plaatsbepaling van Krol. |
|