Een dartele geest
(1989)–Ad Zuiderent– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van De chauffeur verveelt zich en ander werk van Gerrit Krol
8. Symbolisering door segmenteringStevick onderscheidt vier theoretische mogelijkheden voor het verband tussen inhoud en materiële vorm:
Het ziet er niet naar uit dat Krol zich in De chauffeur verveelt zich tot een van deze mogelijkheden heeft willen beperken. De vierde mogelijkheid speelt met name op die plaatsen een rol waar na afronding van een hoofdstuk ook nog een plaatje volgt. Omdat ook het laatste hoofdstuk daartoe behoort, krijgt de hele roman met terugwerkende kracht een ambigu karakter. De keuze voor de vierde mogelijkheid vindt steun in een opmerking van D. Hillenius in Hollands Maandblad in de tijd dat Krol aan De chauffeur verveelt zich bezig was en daarvan ook delen in genoemd tijdschrift publiceerde. Hillenius vraagt zich af waarom veel schrijvers op de grens van de jaren zestig en zeventig (Krol noemt | |||||||||
[pagina 390]
| |||||||||
hij met name als extreem voorbeeld) geen weldoorwrochte betogen schrijven, maar fragmenten. Hij zoekt dit verschijnsel te verklaren op grond van historische veranderingen: ‘De intellectuelen die vroeger de tijd hadden om echte essays te lezen, hebben dat nu niet meer. Een idee, kort in woorden gevat, daar is nog een moment voor te vinden. Belangrijker is het inzicht dat monografieën, elke pretentie van afronding, onzin is. Niemand is meer volledig geïnformeerd, niemand kan een volledige informatie geven. We kunnen niet veel meer doen dan het aanwijzen van gaten in de vroegere systemen, gaten zonder samenhang meestal, soms kunnen we deeloplossingen verzinnen per gat, een soort plamuren.’Ga naar voetnoot1 De algemene verklaring die daarmee gegeven is, moet na onderzoek evenwel bijgesteld worden: zo ambigu zijn Krols afsluitingen niet altijd. ‘Er valt in De chauffeur verveelt zich ook herhaaldelijk een parallel te signaleren tussen inhoudelijke gegevens en segmentering (de eerste mogelijkheid die Stevick noemt) - zie het geografisch kader; zie de herhaalde ontwikkeling in hoofdstukken van handeling naar denken, van concreet naar abstract, van realistische tijd en ruimte naar een soms kosmische ontstijging daaraan; zie de zichtbare inwilliging door de segmentering van Gerrits wens om telkens opnieuw te beginnen. In het voorafgaande bleek het herhaalde malen nuttig symbolische betekenis toe te kennen kan een bepaald einde of een bepaald begin, zeker wanneer dit gerelateerd kon worden aan dat in andere paragrafen of hoofdstukken. Toch zou het onjuist zijn, wanneer op grond van einde en (vooral) begin de picareske structuur aandacht voor andere facetten van de hoofdstukken en paragrafen als geheel zou verhinderen. Daarvoor is het belang van de handeling in De chauffeur verveelt zich te gering. Stevick vraagt ook speciale aandacht voor het hoofdstuk dat niet zozeer gebeurtenissen vertelt alswel een individuele geestes- of gemoedsgesteldheid toont. Een dergelijk hoofdstuk symboliseert zijns inziens gevoelens of misschien wel een wereldbeeld. Hierboven heb ik al duidelijk gemaakt dat hoofdstuk 7 in verschillende opzichten aan deze kwalificatie voldoet.Ga naar voetnoot2 Daarbij bleek niet alleen het essaye- | |||||||||
[pagina 391]
| |||||||||
rende karakter een rol te spelen, maar ook de omvang van het hoofdstuk: in het betrekkelijk strak opgespannen kader van de andere hoofdstukken kan de vorm van hoofdstuk 7 losser zijn en zo op eigen wijze betekenis geven aan de inhoud. Juist door hun opeenvolging vullen de hoofdstukken 7 en 8 elkaar in symboliserende zin aan: op het hoofdstuk waarin de vraag naar het uiten van emoties uitgebreid aandacht krijgt, volgt direct en abrupt het hoofdstuk dat de dunne üjn van de picareske structuur dik ót. Een geestesgesteldheid en een literatuuropvatting worden zo in een traditioneel, strak formeel jasje gestoken. Dit alles maakt duidelijk dat de segmentering van De chauffeur verveelt zich eerder in de retorische traditie past dan in de andere tradities van voor de geschiedenis van de roman. Het retorische karakter wordt onderstreept door de herhaalde aandacht aan het begin van hoofdstukken voor beginnend geluk, het is expliciet aanwezig in het gebruik van uitgesproken retorische middelen aan het einde van de laatste paragraaf. De dramatische ontwikkelingen zijn uiteindelijk ondergeschikt aan de telkens hernomen redeneringen. In die zin is de voortgang in De chauffeur verveelt zich dan ook geen syllogistische, maar een kwalitatieve. Deze voortgang ontstaat bij gratie van herhalingen, een oud retorisch middel.
Tenslotte wil ik in verband met de symbolisering nog terugkomen op de betekenis van de hoofdstuknummering en van het motto aan het begin van 4.0. Motto’s behoren volgens Stevick immers, net als hoofdstuktitels, tot de belangrijkste middelen waarmee symbolisering wordt geëffectueerd. Ook de relatie tussen het systeem van segmenteren en andere ordeningssystemen draagt aan symbolisering bij. De nummering van de hoofdstukken loopt weliswaar van o tot en met 9, bij de secundaire nummering van paragrafen is dat niet het geval. Dat houdt in dat de relatie van de computerwereld met het grote systeem van de hoofdstukken sterker is dan die met het secundaire systeem. De verdeling in pericopen tenslotte onttrekt zich volledig aan strakke systematisering. Wat wel door de paragraaf-nummering extra nadruk krijgt, is de kwestie dat er voortdurend opnieuw begonnen wordt: ieder nieuw hoofdstuk begint met een nul-paragraaf, een nieuw proëmium als het ware. In hoofdstuk 5 is dat bijzonder eigenaardig, omdat dat maar uit één paragraaf bestaat. Er valt iets voor te zeggen die paragraaf te beschouwen als een proëmium zonder vervolg. Niet alleen | |||||||||
[pagina 392]
| |||||||||
eindigt deze paragraaf met een vraag, ook ontbreekt informatie over Gerrits terugkeer uit Amsterdam naar Texel. In welke mate 5.0. een proëmium-karakter heeft, blijkt wel uit vergelijking met de in bepaald opzicht verwante paragraaf 3.2. Na de geëmotioneerde terugblik op Sicilië waarmee 3.1. eindigt, vertrekt Gerrit aan het begin van 3.2. vanuit Rome, zonder dat zijn terugkeer van Sicilië naar Rome beschreven is (evenmin dus als later die uit Amsterdam naar Texel). Door de positie (laatste paragraaf van een hoofdstuk) wordt hiermee de afronding gegeven van een lange periode in het buitenland. Was 3.2. het begin van een nieuw hoofdstuk geweest, dan zou de nadruk zijn komen te liggen op het begin van een nieuwe levensfase. Anders dan Egypte en Israël in 3.2. is Amsterdam in 5.0. voor Gerrit wel degelijk een plaats waar hij de mogelijkheden voor een nieuw leven wil onderzoeken; het paragraafnummer legt daar extra nadruk op. Een tweede reden om 5.0. als een proëmium zonder vervolg te beschouwen, is dat met hoofdstuk 6 zo duidelijk het tweede deel van de roman begint: het proëmium dat 5.0. tot op zekere hoogte is, wordt abrupt afgebroken, en vervangen door een nieuw proëmium. Zo versterkt ook het bestaan van nul-paragrafen de indruk dat de mogelijkheid om opnieuw tei beginnen het hoogste belang heeft, zowel voor Gerrit als voor zijn geestelijke vader.
Of ook het motto aan het befein van 4.0. bijdraagt aan symbolisering, is de vraag. Aan het einde van hoofdstuk 3 wordt er een dikke streep gezet onder het buitenlands verblijf van Gerrit en Marie. De volgende bladzij begint met de tekst: ‘De man die zijn toekomst doelbewust plant, verhoogt daarmee duidelijk zijn kansen op de verwezenlijking van de mogelijkheden die het leven hem biedt. / Uit: Drs. E. van der Wolk, Carrièreplanning’ Zoals al eerder opgemerkt is er aan het einde van de eerste alinea van deze paragraaf sprake van planning: Gerrit en Marie zijn van planGa naar voetnoot1 om een winter lang op Texel te blijven. Maar meer dan een hart onder de riem blijkt het motto vervolgens niet te zijn. Want in de wereld van georganiseerd werk en carrière mag dan de noodzaak van planning bestaan, zo gauw emotionele, relationele en artistieke factoren een rol gaan spelen, komt er van de gemaakte plannen niet veel terecht. In die zin is het motto eerder de formulering van een voornemen van Gerrit voordat hij aan een onafhankelijk leven gaat | |||||||||
[pagina 393]
| |||||||||
beginnen, dan de formulering van de betekenis van een hoofdstuk of paragraaf. Wat dat betreft is het, ondanks de afwijkende typografie, eerder als onderdeel van het begin van het hoofdstuk te beschouwen dan als een meta-uitspraak die het hele hoofdstuk raakt. Dat laatste is het alleen in ironische zin. |
|