hoofdstuk 6
Het woelige water
KWIE KWIE
Een vissenfamilie die snel in aantal achteruit gaat is de kwie-kwie. Op de eerste plaats omdat er veel op gejaagd wordt. Maar ook omdat er in het kustgebied veel zwampen verdwijnen. Je kunt ze vooral vinden in zwampen, maar ook in sloten tot vlakbij de stad. Ze eten van alles. In het modderige water vinden ze hun voedsel met lange voelsprieten die bij hun bek beginnen (baarden) Ze beschermen hun eieren in een schuimnest. Als de zwampen opdrogen, kruipen ze in de modder of zoeken nieuw water op.
Het was maar goed dat het al dagenlang hard geregend had, zodat het Nanni-bekken helemaal vol water stond. Van alle kanten kwamen de vissen aangezwommen. Ruben kon ze met behulp van zijn steentje, goed zien. Hij zag spari's die helemaal plat zijn en vijf kieuwen hebben. Platvissen die hun twee ogen aan een kant hebben zitten. Er waren heel lange snek'fisi's en logologo's.
De tamjakoes daarentegen zijn helemaal bol. Het was een hele wonderwereld van kleuren en vormen.
Ansoeja luisterde aan haar schelp. Ze hoorde een geluid van wel duizend fonteinen en honderden watervalletjes. Het was een bruisende, sprankelende muziek, van water gemaakt. Daar doorheen hoorde zij alle soorten gebrom, geknor en gerinkeleking. Dat was natuurlijk de taal van de vissen. Een van de aanvoerders was een grote sidderaal van wel twee meter. Hij gaf een elektrisch signaal en het werd doodstil.
Ruben zag en Ansoeja hoorde dat een geweldige anjoemara het woord nam en bromde:
of wij het nog langer verdragen,
over het gevogelte en de vis?’
Met geweldig geknars van tanden, kwam als een troep soldaten, een school pirengs aanzwemmen. Ze hielden stil voor de leider en schreeuwden:
‘U mag het best van ons weten,
wij willen ze allemaal gaan opvreten.’
Een groot aantal vissen stemde hiermee in. Ze sprongen boven het water uit van strijdlust. Nadat de naki-fisi de stilte had hersteld ging de anjoemara verder: ‘De vogels zeggen dat zij al 165.000.000 (honderd-en-vijf-enzestig miljoen) jaren op de aarde vliegen. Dat zal