door het zand langs de rivier. Ze bukte diep voorover en ineens was het of zij zachte muziek hoorde. Ze keek om zich heen maar zag niets en hoorde ook niets meer. Toen ze weer voorover boog klonk opnieuw de muziek. Het was net alsof er iemand op een sitar speelde.
Weer keek ze op maar nergens was er iemand die muziek maakte. Ze bukte zich en daar was de sitarmuziek weer. Nu zag ze vlak voor zich een mooie gekrulde schelp.
Daar had zij eerst niet naar gekeken, want ze zocht naar steentjes. Ze raapte de schelp op en bracht het aan haar oor.
Ze gaf een kreet van verrassing. Met de schelp vlak aan haar oor, hoorde zij duidelijk de mooiste muziek. Er was niet alleen een sitar maar er waren ook fluiten, violen, en triangels, en stemmen ook, hoog en laag.
Ze wilde Ruben roepen, maar die was al veel verder aan het zoeken.
Ze wilde hem vertellen dat ze iets veel mooiers gevonden had dan zijn steentje. In haar schelp zat muziek en in zijn steentje niet. Ze zei zacht:
‘Schelpje dat ik uit het water vis,
vertel mij toch waar Ruben is.’
Ze hield de schelp weer aan haar oor en door de muziek heen hoorde zij een zacht stemmetje:
Heeft zich verstopt achter dat vat’.
Verderop lag een leeg vat. Ze rende er neen en werkelijk Ruben lag er achter en deed net of hij sliep. ‘Slaapkop’, riep Ansoeja. ‘Ik heb wat mooiers dan jouw steentje, luister, luister’. Ze schudde hem heen en weer en trok hem bij een arm omhoog. ‘Luister Ruben, ik heb een muziekschelp en hij kan praten ook.’ Ze duwde de schelp tegen zijn oor.
Met grote verbaasde ogen luisterde Ruben naar de mooie muziek. Die muziek leek wel gemaakt van vogelstemmen en vlindervleugels. ‘Ik hoor wel muziek’, zei Ruben, ‘Maar ik hoor niemand praten.’ Ansoeja dacht even na en zei toen vlug:
‘Schelpje dat ik uit het water vis,
vertel me gauw uit welke klas Ruben is’.
Ze hield de schelp aan zijn oor en Ruben hoorde een fijn stemmetje zeggen:
Ruben zit in de vijfde klas’.
Ruben keek haar in stomme verbazing aan. Zij zei: ‘Deze schelp is heel wat beter dan jouw steentje’. ‘Niet waar’ riep Ruben, ‘mijn steen is een kijksteen’ en hij vertelde haar alles. Toen zat Ansoeja weer verbaasd vooral toen zij even door het steentje mocht kijken, nadat Ruben had gezegd:
‘Steentje, steentje in mijn hand,
breng Ansoeja naar het binnenland’.
Vol verbazing zag het meisje dat het bos vol leven was. Opeens bemerkte zij, dat zij wel alles scherp kon zien, maar niets kon horen. Terwijl ze door het kijksteentje keek hield ze de schelp aan haar oor en nu hoorde zij ook het geluid van elk dier dat ze zag. Het was het grootste orkest dat ze ooit had gehoord. Ze liet Ruben ook zien en horen. Samen maakten ze verre reizen door het gehele land.
Ze hadden niet meer ieder apart een geheim, maar samen twee geheimen. Twee geheimen die bij elkaar pasten en zo de sleutel vormden tot de geheimen van de natuur.