Bloeijende opkomst der aloude en hedendaagsche Groenlandsche visschery
(1727)–Abraham Moubach, Cornelis Gijsbertsz Zorgdrager– AuteursrechtvrijAlgemeene toestel tot de Visschery.OP de hoogte van 61 tot 66 Graden aldus gekomen, en goet weer zynde, Ga naar margenoot+ begint men alles tot de aanstaande Visschery gereed te maaken. Eerstelyk laat de Commandeur zyn Stuurman en Harpoeniers by hem in de Kajuit komen, overleggende met hen, dewylze nu reeds hunne Mattroozen hebben leeren kennen, tot welker byzondere bediening een ieder bequaam zy, om onder Godts Zege in de Visschery dienst te konnen doen. Dit dan met elkander in de volgende order opgestelt hebbende, laat de Commandeur al het Volk by de groote Spil te samen komen, en leest hen deeze volgende schikking en ordre voor; zeggende voor af: een iegelyk gelieve naarstig toe te luisteren, naar de uitdeeling van zyn nieuwe bediening, boven de gewoone, die hem heden word opgegeeven, Ga naar margenoot+ om op ons Schip, genaamt de Vergulde Beykorf, de Visschery te bedienen, zoo de Heere voor dit Zaizoen, gelieft te zegenen. | |
Lyst der BedieningenIn ’t FlenssenOp de Visch. JAcob Hardebil, Speksnyder. Jan Hendriksz. Harpoenier. Jan Smidt. Harpoenier. Fredrik Cornelisz. Harpoenier.
Malmokken in de Sloep aan de Visch Willem Cornelisz. Tirk Evertsz. Klaas Cornelisz.
Aan de Spektakels. Jan Klaasz., Bootsman. Boy Broersz., Schiem.
Strantsnyders. Oom Siwert, Stuurman. Pieter Broedersz. Pieter Korf. | |
[pagina 345]
| |
Piekeniers of Haakjepiks Heyn Jansz. Dirk van Texel. Jan Klaver. Jan Cornelisz.
Koning. Koningin. Jan Jeltjesz. Klaas Cornelisz.
Aan de Voorspil. Gysbert Willemsz., Kok. Adam Plaan, Kuiper. Jan de Graaf. Barent Klaasz. Foppe Tierksz.
Aan de groote of achterspil. Abraham Lambertsz., Timmerman. Dirk Jansz., Ondertimmerman. Isaak van den Broek, Chirurgyn. Jacob Pietersz. Harmen Teunisz. Wybrand Jansz. Klaas Gerritsz. Klaas Jorisz. Warner Hendriksz.
Met de Kan en Brandewyns bak. Koksmaat. Kajuitwachter. | |
In ’t Afmaaken.Achterbanksnyders. JAcob Hardebil, Speksnyder. Jan Smidt, Harpoenier. Jan Hendriksz. Harpoenier.
Spek op Klaas. Fredrik Cornelisz. Harpoenier. Willem Cornelisz.
Strantsnyd. Oom Siwert, Stuurman. Pieter Korver.
Haakje Piks. Heyn Jansz. Jan Cornelisz.
Kappers. Abraham Lambertsz., Timmerman. Dirk Jansz., Ondertimmerman. Pieter Broedersz. Dirk van Texel. Wybrand Jansz. Tjerk Evertsz, Klaas Jorisz.
Spek op Bank. Harmen Teunisz. Warner Hendriksz. Jan Klaver. Klaas Gerritsz.
In ’t Ruim. Boy Broersz., Schieman. Gysbert Willemsz., Kok. Adam Plaan, Kuiper. Barent Klaasz. Foppe Tjerksz. Jan de Graaf.
Aan de Spekkarnaat. Jan Klaasz., Bootsman. N. Foppe. Isaak van den Broek, Chirurgyn.
Koning. Koningin. Jan Jeltjes. Klaas Cornelisz.
Met de Kan en Brandewyns bak. Koksmaat. Kajuitwachter.
Om in beide deeze gedaantens van Bedieningen op het Werk en de maaling van ’t Ys toe te zien.
Cornelis Gysberts. Zorgdrager, Commandeur.
DEeze Bedieningen verdeelt zynde, moet zich een ieder, ’t zy hem lief of leet, met de hem aanbedeelde bediening laaten vergenoegen, en zy dat twee met elkander willen ruilen, die ieder te vooren een andere | |
[pagina 346]
| |
bediening hebben gehad, dat dan met bewilliging van den Commandeur wel geschied. Na deeze verrichting neemt de Commandeur de eerste keur van de Sloepen; daar na krygt by loting ieder Harpoenier zyn eigen Sloep en Volk, en begint de zelve met zyne manschap toe te taakelen of tot de Visschery gereet te maaken. Eerstelyk de Lynen gesorteert hebbende, splitst ieder Harpoenier zyn eigen Lynen aan elkander, die dan door den Stuurder en Lynschieter zeer gevoeglyk in ieders Sloep, in ’t achter Lynhok vyf, en in ’t voor Lynhok twee op elkander worden ingeschooten, en zulks in ieder Sloep zeven Lynen, lang ieder 120 Vaam, maakende te samen 840 Vaademen. Deeze Walvisch-Lynen worden van zeer goede Hennip gemaakt, leenig gedraait en ook geteert, zy bestaan in omtrent 51 draaden en uit ¼ duim dikte diameter. Teffens deelt men ook de riemen en lenssen uit, zoo dat men in ieder Sloep zes riemen en zes lenssen heeft. Ga naar margenoot+ Dien zelfden dag of weinig dagen daar na, worden mede de Harpoen of Yzer kisten geopent, en daar uit aan een ieder na zyne bediening vereischt, zyn byzonder Gereedschap gegeeven, om het tegen de aanstaande Visschery, met vylen, slypen, bekleeden, beschaaven, enz. gereed te maaken; de Harpoeniers krygen dan voor eerst hunne Lenssen, Harpoenen, en Staartmessen; de Banksnyders hunne Bankmessen, en Kappers hunne Kapmessen; de Strantsnyders hunne Strantmessen, en Speksnyders hunne Spek- en Baardmessen. Verders krygen insgelyks de Riemgasten, Piekeniers, Malmokken, enz. ieder hunne byzondere Gereedschappen, die zeer veel, en naar de byzondere gedaantens der Visschery zoo veelerley zyn, dat men ze hier niet alle opnoemen kan; Ga naar margenoot+ want de Visschery drie byzondere gedaantens heeft: de eerste bestaat in ’t visschen of ’t vangen der Visschen alleen; de tweede, de Visch gevangen zynde, bestaat in ’t Flenssen, namentlyk: de Visch van overboord aan stukken in ’t Schip en in ’t Flensgat te arbeiden; de derde is, om by nader gelegenheit het Spek weder uit het Flensgat, boven op ’t Schip te haalen, aan vinken te snyden en te kappen, om verder in de vaten te doen, en dit heet men ’t afmaaken; na deeze drie byzondere gedaantens, hier na breeder te beschryven, heeft ieder zyne byzondere Gereedschappen. By voorbeeld: de Harpoeniers zyn by de eerste gedaante der Visschery, in de Sloepen Harpoeniers; by de tweede gedaante in ’t flenssen Speksnyders; en by de derde gedaante in ’t afmaaken Kappers, Bank- of Strantsnyders, waar toe zy zich zelven of de Commandeurs oordeelen best bequaam te zyn: en na alle deeze byzondere Bedieningen, zyn ook hunne byzondere Gereedschappen. Als Hapoeniers ontfangen zy in de Visschery hunne Voorgangers, Lenssen, Harpoenen, Kap- en Staartmessen nevens de daar toe behoorende Stokken; insgelyks Mikken, steene Dardehanden enz. Als Speksnyders krygen ze hunne Spek- en Baardmessen, | |
[pagina 347]
| |
Spekstroppen en Wetsteenen, Dardehanden, Laarzen, Spooren, enz. en in ’t afmaaken zyn zy Kappers, Bank- of Strantsnyders, hier toe ontfangen zy hunne Kap- Bank- en Strantmessen, met haare steene Strykers, Bank en Handhaakjes als daar toe gehoorig zyn; dit nu alles in ’t byzonder te beschryven zou voor ons en den Leezer te langdraadig zyn, dewyl dit genoegzaam uit de voorgaande Lyst der Bedieningen kan afgeleid worden. Gelyk nu met deeze Bedieningen geschied, zoo is ’t ook met alle de anderen, van de meeste tot de minste toe, Ga naar margenoot+ een ieder krygt na zyn bequaamheit, volgens de vertoonde order, zyne bediening, en vervolgens ook zyne gereedschappen, die geheel anders in ’t Visschen zyn, bestaande in Harpoenen, Lenssen, Riemen, Dollen, Stroppen, enz. als in ’t Flenssen, wederom anders in ’t afmaaken, en aldaar weer anders op de Visch, anders in de Sloep, anders op ’t Schip, anders in ’t Ruim, enz. welke Gereedschappen hen voor ’t meerendeel ook aanstonds met het openen der Kisten worden gegeeven, om de zelven tegen de aanstaande Visschery te scherpen en gereed te maaken, ten einde men op de Vischplaats gekomen, en Visch aantreffende, in dit wigtig geval niet in verwarring mogt geraaken, of door verbaastheit verkeerd werk doen: maar dat men in alle deeze byzondere gedaantens, zich wel gewapent op zyn post mag stellen By voorbeeld: in de eerste gedaante, moet een ieder op het enkel woord, Val val! dat ’er geroepen word, aanstonds en vaardig overboord en in zyne hem aangeweezen Sloep vallen, by zyn eigen dol, en eigen riem, de dollen en stroppen gereed hebbende, zyn, om terstond alles, waar toe hy geschikt is, aan te vatten, (want de Visch zal hen niet afwachten) en dus met alle de andere gedaantens; een ieder moet zich dan, aanstonds gereet zynde, volgens zyne order, wel gewapent op zynen post begeeven. Deeze nu aangeweezen gedaantens in de Visschery, vertoonen zich kortelyk ieder in haar byzondere gebruik, als vervolgens blyken zal. |
|