Bloeijende opkomst der aloude en hedendaagsche Groenlandsche visschery
(1727)–Abraham Moubach, Cornelis Gijsbertsz Zorgdrager– AuteursrechtvrijDe Vriezen trachten deel in de Geoctroyeerde Visschery te hebben; dies hen de Staten van Vrieslandt mede Octroy verleenen; waar op approbatie word verzocht, en een Verdrag met de Geoctroyeerde Compagnie van Hollandt en Zeelandt getroffen. Waarom de Groenlandsche Maatschappy allenks is verzwakt, en vervolgens vernietigt, aangeweezen. De Visschery wederom open gestelt, en om wat reden somtyds verboden.De Ingezetenen van Vrieslandt deeden meede insgelyks arbeiden, omtrent den uitgang van ’t Octroy, ’t welk met het eindigen van ’t | |
[pagina 221]
| |
Iaar 1633. ten einde liep, om insgelyks deel in de Visschery te hebben, en hadden dezelve liever open gestelt gezien; maar dit niet gelukkende, hebben de Staten van Vrieslandt zelfs, hun een Octroy verleent, ’t welk van deezen inhoudt was:
De Staaten van Vrieslandt; allen den geenen die dezen zullen zien of hooren lezen, Saluit: Alzoo Hilbrand Dirksz. Burgermeester tot Harlingen en Wybe Jansz. Burger binnen Stavoren, voor hen en hunne Consorten, ons by Requeste hebben geremonstreert, hoe dat zy aangemerkt hebbende, de profitabile opkomsten van de Visschery of Capture vanWalvisschen en andere Zeemonsters in de Noordsche Zee, van omtrent de Kusten Nova Zembla tot aan Fretum Davis, daar onder mede begreepen Spitsbergen, ’t Beeren Eilandt, Mauritius, ’t Staten-Landt, Wybe Jansz. Water, de Zwarte Hoek, Groenlandt en andere Noordsche Eilanden, dewelke nu geexerceert worden, alleen by eenige Ingezetenen van Hollandt en Zeelandt, zeer begeerig waren geweest, om gelyke Visschery aldaar of omtrent de voorsz. Eilanden in de voorsz. Noordsche Zee, mede ter hand te neemen, en de Negotie van daar binnen deze Provintie van Vrieslandt in te voeren en te stabileeren, als hun verzeekert houdende dat gelykerwys de situatie van dezelve Provintie en andere gelegentheden, tot al zulk een handeling immers zoo bequaam zy, als de Situatie der voorschreeve Provintien, van Hollandt en Zeelandt, alzoo ook de Equipagiën en Visschery den Ingezetenen der voorsz. anderen Provintiën, inzonderheit ten respecte dat de voorsz. Visschery of Capture wordt geexcerceert in den grooten Oceaan, die doch na de Natuur en na aller volkeren wetten, een ieder gemeen, vry en open is, en aan Creatuuren die in den zelven Oceaan geteelt worden, en vryelyk evageren en na de voorsz. Regten den Primo Occupanti toestandig worden; en of wel naar hun opinie de zelve vryheit door geen Compagniën, Monopoliën en Octroyen konden worden gehindert, dat nogtans eenige Persoonen in Hollandt en Zeelandt Compagniën gesloten hebbende, van alzulke Visschery, voorgaaven, dat zy van de Hoog: Mog: Heere Staten Generaal zouden hebben geobtineert, Brieven van Octroy en Licenten, verkreegen voor eenige Jaaren, om in de voorsz. Oceaan omtrent de vooren gespesificeerde plaatzen de voorsz. Visschery en Capture van Walvisschen alleen te exerceeren, en met exclusie der Ingezetenen van de andere Geunieerde Provintiën, en als de Jaaren bykans geexpireert waren, prolongatie der zelver te verzoeken, niet tegenstaande wy zoo door verscheidene onze aanschryvinge, als door propositie van onzen Gecommitteerden ter vergadering van haar Hoog: Mog: sessie hebbende, den zelven Prolongatie door de boven geschreeven en meer andere redenen hadden doen tegenspreeken, en by alle manieren hadden gezocht te beletten; ook met expresse protestatie van nulliteit, en dat wy verstonden zulks | |
[pagina 222]
| |
niet te zullen prejudiceeren het gemeene recht en de gerechtigheit, specialyk van onze Ingezetenen dien wy dies onaangezien in de voorsz. Navigatie en Visschery gezint waren te styven en te maintineren; verzoekende daarom de Supplianten, dat wy onze gratie aan hun zoude willen verleenen, en zulks doende, henlieden voor hun zelven, en ten gerieve van alle de Ingezetenen deezes Lands die binnen zeekeren tydt zich zoude willen verklaaren Participanten te willen zyn, Octroyeeren en Concenteeren om in den voorsz. Oceaan of Noordsche Zee ter voorsz. plaatzen, en daar het hen wyders gerieflyk zoude mogen zyn, te mogen visschen, Walvisschen, en andere Zeemonsters, en hen in die gerechtigheit te maintineren en de hand te bieden; welk verzoek by ons in deliberatie gebragt zynde, en daar by geconsidereert, dat Wy voor onze Ingezetenen, door den voorsz. onzen oppositie niet konnen zyn gehouden aan de observantie de voorsz. Prolongatie (indien de zelve verkreegen zoude mogen zyn) en dat ook strydig zoude zyn tegens de Tractaten en Articulen van d’Unie, dat de eeneProvintie door den anderen zoude worden ontrokken de Negotië en Trafycque in een vrye Zee, alwaar aan de voorsz. onze Provintië naader gelegen is als de voorsz. andere beide Provintiën, en alzoo voor een groot deel ontbloot worden van de middelen waar uit de Contrebutiën tot de gemeene zaaken alhier gegeeven worden; zoo hebben wy verstaan het voorsz. Verzoek in goede reedenen gefundeert, en in allen respecten te zyn equitabel, en inzonderheit te strekken tot voortzetting van de Negotie en Neering binnen onze Provintie, waar aan onze gemeene zaak ten hoogsten gelegen is; en hebben dienvolgens zoo veel in ons is, den Supplianten voor hun mede Participanten, de welke binnen den tyd van een Maand â dato zullen geraaken hen te verklaaren mede Participanten te willen zyn, en hun namen aan te geeven aan de Supplianten of hun gemachtigden, geconsenteert en geoctroyeert, Consenteeren en Octroyeeren by en door krachte deezes om den tyd 20 Jaaren â dato deezes op een behoorlyk Reglement by dien van de Compagnie in te stellen, in de Noordsche Zee, ter plaatse hier vooren gedesigneert, en waar het hen weiders gelegen zal mogen zyn te mogen Visschen en vangen Walvisschen en Zeemonsters, en den zelven aldaar te Lande te havenen en te beneficieren naar hun gelieven; welverstaande nochtans dat zulks geschiede buiten prejuditie en krenking van Souverainiteit, Hoogheit, Rechten en gerechtigheit van de voorsz. onze Provintie, de welke altoos geeximeert en onverkort gereserveert worden, en dat binnen den tyd van agt dagen â dató van deezen onze Octroye by openbaare affictie van Billetten ten platten Lande en in de Steden van ieder onzer Ingezetenen, werden genotificeert en kont gedaan de voor verhaalde vryheit of Licentie, om binnen den voornoemden tyd, hen als mede Participanten te verklaaren en hun namen aan de Supplianten in ’t byzonder aan te geeven, zonder dat anderzins deze onze Octroye zal mogen genietende ge- | |
[pagina 223]
| |
beurlyke effecten; Ordonneeren mits dien allen en een iegelyk van onze Ingezetenen om den Supplianten en die van hunne Compagnie deze onze gratie of Octroy, sampt de exercitie van dien gerustelyk te laten hebben en gebruiken, en hen van alle turbe en molestatie ter contrarie t’onthouden, en beveelende onze Officiers en Justiciers, om den Supplianten en hunne Medeparticipanten daar in en by maniere te maintineren, en te doen alle hulpe en bystand, want wy verstaan het zelve tot welstand van ’t Land, en tot der Ingezetenen zonderlinge profyte alzoo te behooren. Gegeeven in onze Vergadering op ’t Landschaps Huis binnen Leeuwaarden, onder het Zegel der Staten van Vrislandt, en der zelve Secretaris handt, deezen 22 November, 1634.
Alzo nu de Vriesche Participanten beducht waren, dat dit hun Octroy hen weinig baaten zou, haddenze approbatie by haar Hoog: Moog: verzocht, gelyk toen den 9 Iuny des voorleden Iaars, ter Vergadering aan haar Hoog: Moog: voorgedragen wierd; dat de zelve Provincie mogt worden ingeruimt in ’t Octroy by continuatie en aan de Groenlandsche Compagnie ingewilligt, om redenen daar toe by hun in haar Hoog: Moog: Vergadering voorgeslagen; doch alzoo deeze zaak voor de Heeren van Hollandt gebragt zynde, noch niet ten effecte wierd besloten, en het Zaaizoen ondertusschen tot de Walvischvangst byna verliep, zoo hadden de Ingezetenen van Vrieslandt hunne 3 Schepen tot deeze Walvischvangst uitgerust, mede in Zee doen loopen, om zich ter plaatze van de Nering te laaten vinden; nu was te beduchten, dat tusschen de Schepen van de voornoemde Compganie, en die van de Provincie van Vrieslandt eenige misverstanden of dadelykheden mogten ontstaan; hier op hebben haar Hoog: Moog: verstaan, de op de Nering leggende Schepen te belasten, onvermindert en onbenadeelt het recht van de voorsz. Compagnie, als ook den eisch van de Ingezetenen van Vrieslandt, dat ze jegens elkander geen dadelykheden gebruiken zouden; des moesten de Ingezetenen van Vrieslandt hier van tydelyk aan de Schepen van de Compagnie kennisse geeven. Met dit besluit, echter zich niet genoeg bestand ziende, arbeidde men om met die van Hollandt en Zeelandt in onderhandeling te komen en tot een minnelyk accoort, zulks dat de Vriezen wierden ingelaten op drie in zeven en twintig; te weeten: dat ze van zeven en twintig duizent quardeelen, drie duizend genieten zouden; doch zodanig, dat wederom die van Amsterdam van drie duizend Quardeelen, drie hondert genoten. En dus werd men op de volgene wyze verdragen;
I Dat die van Hollandt en Zeelandt, dien van de Provintie van Vrieslandt by dezen zyn inruymende en aanneemende in ’t Octroy van de Hoog: Moog: Heere Staten Generael jonst op de 25sten October 1633. geob- | |
[pagina 224]
| |
tineert en geprolongeert voor den tyd van agt Jaaren, ingegaan met den Jaare 1635. en dat voor de navolgende quote of tauxt. II. En alzoo tusschen die van Hollandt en Zeelandt voor deezen is verdragen den tauxt van haar Equipagie op vier en twintig duizend quardeelen, zoo zal mits de voorschreeven inruiming den zelven tauxt worden vermeerdert voor die van Vrieslandt, met een quantiteit van drie duizend quardeelen, monteerende zulks den geheelen tauxt voor die van Hollandt, Zeelandt en Vrieslandt, zeven en twintig duizend quardeelen, daar op ter Zee zal mogen worden gebragt zes Sloepen of duizend quardeelen, waar op de Equipagie gedaan en aangelegt zal worden, geduurende den tyd van ’t voorschreeven Octroy, en ook daar na by prolongatie of continuatie van dien, zonder dat den zelven tauxt zal mogen worden vermindert, dan met gemeene bewilliging van alle de voorzeide Kamers van Hollandt, Zeelandt, en Vrieslandt, zonder eenige overeenstemming dien aangaande te gedoogen. III Dien volgende, zoo zullen die van Vrieslandt op de voorzeide haare quote worden geaccommodeert en ingeruimt in ’t gebruik van den Lande, en Bayen, daar die van Hollandt en Zeelandt de Neering jegenwoordie doen, mits blyvende zoo verre van de plaatsen van die van Hollandt en Zeelandt, dat zy onverhindert in redelykheit zyn. IV. Dat die van Vrieslandt naar advenant als vooren, neffens die van Hollandt en Zeelandt moeten draagen, instaan en helpen beweeren alle actiën en questiën die de voorsz. Compagnie na deezen zoude mogen opkomen en aangedaan worden, geenen uitgezondert, ’t zy uit wat pretext of oorzaak het zoude mogen zyn; en ook mede in de toekomende onkosten die zouden mogen vallen in de zaak uitstaande met Jan Vrolyk over zyn misbruik voor dezen begaan, zonder in de principaale zaak dienaangaande te draagen. V. Dat met alle behoorlyke middelen in ’t gemeen zal worden by der handt genomen en getracht te weeren, alle de geenen die in de Vereenigde Nederlanden de voorsz. Neering zoeken en trachten te onderkruipen. VI. Dat men in ’t generaal zal verzoeken en bearbeiden, om van de Hoog. Moog: Heeren Staten te verkrygen, continuatie van ’t jegenwoordig agt Jaarig Octroy, voor den tyd van noch twintig Jaaren, ten naame van de voorsz. Kameren van Hollandt, Zeelandt en Vrieslandt. VII. Dat men ook mede van de voorsz. haar Hoog: Moog: zal verzoeken Placaat, met Interdictie, dat niemand in deeze Landen eenige Equipagie zoude mogen doen op de Walvischvangst, noch eenige andere Zeemonsters, dan onder directie van de voorsz. Geoctroyeerde Noordsche Compagnie tot weering van alle Enterloopers. VIII. Insgelyks, dat ook geen Walvisch-Traan, Baarden noch Walvisch-Spek van buiten in deeze Landen zoude mogen gebragt worden, | |
[pagina 225]
| |
dan by die van de voorsz. Geoctroyeerde Noordsche Compagnie, op de verbeurte der zelver en zeekere peine. IX. En om tusschen den anderen goede order te behouden en een reglement ten gemenen beste, zoo zullen Jaarlyks gehouden worden, drie ordinaire Vergaderinge, als den naasten Vrydag voor half Maart, den naasten Vrydag voor half July, en naasten Vrydag voor ultimo October; en indien de Presideerende Kamer goedt dacht, ook tot zulk een tyd als de Compagnie geraden vinden zal, extraordinaire Vergadering beschreeven te worden. X. Welke Vergadering strekken zal om met malkanderen te beraadslagen op den tauxt en quantiteit van de Visschery, ’t huuren van Harpoeniers, ’t getal van Sloepen, ’t montéren van de Schepen, en d’Ammiraalschappen ter Zee, mitsgaders alle andere zaaken daar aan dependeerende. XI De Vergadering zal beschreeven worden by de Presideerende Kamer, met aanschryving van Poincten, waar op een ieder zal moeten gelast komen, en het geene aldaar besloten word, moet nagekomen worden. XII. En zoo wie beschreeven zynde by de Presideerende Kamer, niet tydelyk compareert, zoo zal men ten langsten drie dagen gewacht hebbende, met de Presenten in besoingjes treeden, en ’t geene aldaar beslooten word, zal by den Absenten moeten achtervolgt worden, als of de zelve daar in hadden geconsenteert. XIII. Welke Vergaderingen zullen moeten waargenomen worden door Gecommitteerden van ieder Kamer in Persoon. XIV. Dat de eerste drie Jaaren, te reekenen met den ingang van ’t voorsz. Octroy, de Presideerende Kamer zal in Hollandt zyn, en ’t vierde Jaar in Zeelandt, en zoo voorts by toeren omgaande, en dat in alle Vergaderingen de Kamers van Hollandt zullen hebben zes stemmen, die van Zeelandt twee, en die van Vrieslandt een stem. XV. Niemand zal vermogen eenige Schepen op de Neering van de Walvischvangst uit te zenden, ten zy al te vooren by gemeene Vergadering order en tauxt op de Visschery zy gestelt. XVI. Niemand zal vermogen te excederen den tauxt van zyne Equipagie. XVII. Niemand zal vermogen eenige Traan, Spek, of Walvisch-Baarden te vervoeren, van de plaats van de Neering, op eenige andere plaatsen; maar zal een ieder gehouden zyn, die in te brengen binnen deeze Landen, de zelve te lossen en op te leggen, ter plaatse daar men gewoon is op een Walvischvangst te equipeeren. XVIII. Niemand zal vermoogen buiten deeze Compagnie of Octroy op de Walvischvangst te equiperen, of in zoodanig een Equipage te herideeren, directelyk noch indirectelyk het zy buiten of binnen deeze Landen. XIX Niemand zal vermogen de ontdekking van eenige nieuwe Zee- | |
[pagina 226]
| |
Havenen, Wateren, Stranden, Rivieren, Stroomen, Bayen, Landen of Eilanden of de adverstentie of bevinding van dien, hoedanig die zoude mogen geschied zyn, voor deezen of in ’t toekomende noch zoude mogen geschieden, tot zyne particuliere profyte te appliseeren, of aan iemand buiten deeze Compagnie te communiceren, noch ook uit kracht van zodanige ontdekking of advertentie eenig particulier Octroy te verzoeken, of geimpetreert zynde, zich daar mede te behelpen, om op zodanige Zeestranden, Rivieren, Bayen, Landen of Eilanden apart en buiten ’t voorsz. Octroy te negotieeren, noch daar aan te participeeren: maar zal een ieder gehouden zyn op alle eer, vroomheit, en trouwe al het zelve tot profyte van de gemeene Participanten te confereeren, en ter generale Vergadering van de Kamers daar van te doen, op de eerste Vergaadering na ’t arrivement van de Schepen die de voorsz. ontdekking of vinding gedaan hebben, met een ronde en klaare opening en verklaaring van alle gelegentheden van dezelve en nieuwe Zeestranden en Rivieren, Bayen, Landen of Eilanden te doen. XX. En zoo wie eenige nieuwe Landen of Eilanden, het zy buiten of binnen de Limiten van ’t Octroy gelegen, komt te ontdekken, dezelve zal de profyten daar van, voor vyf achter een volgende Vojagiën genieten, daar in reekenende het Jaar van de vinding, en zal dezelve ontdekking, na den voorschreeven tydt komen, ten profyte van de gemeene Compagnie van Hollandt, Zeelandt en Vrieslandt. XXI. Niemand zal mogen van deeze Compagnie by directe of indirecte middelen van eenige verleende Prinsen of Republiquen verzoeken eenige Sauvegarden. XXII. Indien different of questie tusschen voorzeide Kamers, of ook onder eenige Leden uit dezelve zoude komen te ontstaan, zoo zal het zelve bevreedigt of gedecideert worden, by de nutrale Leden van de voorsz. Compagnie, of by manquement van nutrale Kamers, anderzins by goede Mannen, ter wederzyde te verkiezen. XXIII. De Minutie van Oorlog die bevonden zal worden op de Bateryen of Forten ter plaatse van de Neering, daar in zullen die van Vrieslandt mede haar contingent als vooren gelden, en in redelykheit voldoen. XXIV. Dat de Contraventeurs en Overtreeders van deeze Conditiën en elk poinct van dien vervallen en verbeuren zullen, eens zoo veel als de overtreeding bevonden zal worden tebedraagen. Verbinden de Partyen ter wederzyde, en ieder in ’t zyne, de Persoonen en Goederen van de Kameren, die ieder in dezen zyn representeerende, subject alle rechten en Rechteren. Overgeevende en consenteerende ook by dezen om hier in by den Hoogen Rade goetwilliglyk te worden gecomdemneert, daar toe constitueerende en magtig maakende, Jan van Rhyn, Hendrik Boom, Cornelis | |
[pagina 227]
| |
van Hvsselendoorn en Gerard de Roderen, alle Procureurs voor den voorsz. Rade, ’t zamen en ieder byzonder, beloovende zulks dankelyk te neemen en van waarde te houden. Aldus gedaan en gepasseert by
Abraham la Fevre van wegen de Kamer Amsterdam. Jacob van de Graaf en Dirk de Haan van wegen de Kamer Delft. Paulus Timmersz. van wegen de Kamer Rotterdam. Willem van Semeren de Jonge,van wegen de Kamer Hoorn. Jacob Meim, van wegen de Kamer Enkhuizen. Pieter Bondaan Coerten, van wegen de Kamer Middelburg. Cornelis Lampsius, van wegen de Kamer Vlissingen. Hillebrand Dirksz. en Cornelis Damis, van wegen de Provintie van Vrieslandt.
Voor Johan van Warmenhuizen, openbaar Notaris by den Hove van Hollandt, Zeelandt en Westvrieslandt, geadmitteert in ’s Gravenhage, residerende, ter presentie van Jan Nederwaarts en Matthys Credenbach, op huiden den 25sten July, 1636.
De Compagnie hoopte, door deeze vereeniging gesterk zynde, des te beeter verscheiden Steden in Hollandt te zullen konnen tegenstaan, die mede begeerden ingelaaten te worden. Alhoewel nu het Octroy voor deeze Noordsche of Groenlandsche Compagnie by de Staten Generaal was gepasseert, en zelf in ’t bywezen van de ordinaris Gecommiteerden der Staten van Hollandt, die mede uitdrukkelyk het zelfde Octroy op de laatste Prolungatie toestemden. Niet tegenstaande hebben de Staten van Hollandt op den 11den December deezes Iaars verklaart, dat die van de gemelde Groenlandsche Compagnie binnen 14 dagen aan de Steden, die mede deel in deeze Compagnie begeerde te hebben, redelyke voldoening zoude geeven, of dat ze ’t Octroy voor vernietigt hielden, de Visschery vry en opengestelt. Deeze Vriesen of Harlingers nu, mede in de Compagnie van Hollandt en Zeelandt ingelyft, hadden insgelyks hunne Traankookery in de Zuid-Baay by ’t Doodemans Eilandt, heden noch de Harlinger Kookery genaamt, en de Zeeuwen onder den Zeeuschen-Uitkyk; alle deeze Kookeryen en Pakhuizen langs de vlakte van Smeerenburg, maakten gelykzaam een buurt of klein Dorp uit, ’t welk dieshalven niet oneigentlyk naar de nering, het Dorp Smeerenburg wierd genoemt. Hoe veel Traankookeryen en Pakhuizen aldaar in ’t geheel zyn geweest, is ons nooit klaar gebleeken, maar tegenwoordig zyn ’er noch de Fondamenten en Muuraadjes van 8 of 10 Traanketels, behalven die van de Pakhuizen, onderscheidentlyk te zien; de overige zyn alle door den tydt t’eenemaal vervallen, zulks ’er niets meer van te vinden is. | |
[pagina 228]
| |
Nademaal nu deeze Schepen, Ga naar margenoot+ om de gemelde reden, dubbelt volk voerden, zoo was ’t ’er dagelyks ’t zy in de Schepen, in de Sloepen of op ’t Landt niet weinig drok; derhalven quamen ’er ook met deeze Schepen, gelyk in de Leegers, eenige Zoetelaars over, die in hun eigen behuizing, of in de Pakhuizen hunne Waaren, als Brandewyn, Tabak, en meer diergelyke dingen verkochten; insgelyks quamen ’er ook Bakkers om Broodt te bakken, wordende des morgens wanneer de warme bollen en ’t wittebroodt uit den oven quam, op den Hoorn geblaazen; zulks dat aan dit Smeerenburg, omtrent den zelvigen tydt met Batavia gesticht, in dien tydt lustig wat te doen viel, schoon echter niet in vergelyking met deeze Iavaansche Hoofdtstadt; Ga naar margenoot+ niet te min was ’er mede al vry veel gewoel, en naar de gelegentheit van ’t Landt taamelyk wat te bekomen, mogelyk ook de Wyn en Brandewyn reedelyk goed koop. Vermits dan deeze Redery, met die van Batavia, omtrent een en den zelven tydt haaren aanvang nam, of wel voornamentlyk in den zelfden tydt wierd voortgezet en by der handt genomen; zoo zullen ’t mogelyk ook voor het meerendeel de zelfde Reeders zyn geweest, ’t welk we echter niet nader willen onderzoeken. Gelyk men dan, niet zonder groote kosten, zich in Indië wel gegrond ter neder heeft gezet, zoo trachte men insgelyks hier mede te doen, vermits het hen toescheen, als of de voortteeling en aanwas deezer Visschen, voor altoos, zoo meenigvuldig duuren zoude, als hunne Vangst jaarlyks vertierde; derhalven was ’t niet vreemd dat ’er tot zodanige groote kosten een besluit genomen wierd, om zich mede alhier in de wel-slaagende nering vast te zetten; want in zeker opzicht was men in de verwagting niet bedrogen, hier in bestaande: vermits, gelyk wy reeds gezegt hebben, de Walvischzee van een zeer wyde uitgestrektheit is; derhalven moest de voortteeling in deeze ongemeene ruimte zeer meenigvuldig zyn, want door de jaarlyksche Visschery op de gewoone plaatsen, die naar maate van de gemelde uitgestrektheit, zeer weinig vermogt, en in dit luttel hinderen kon; maar een ander geval, heeft deezen toeleg niet weinig verzwakt, daar men in de Indiën niet voor te duchten had; Ga naar margenoot+ want schoon het gemelde zeer groote queekveldt der Walvisschen, by de Indiaansche Muskaat, Kaneel en Nagelboomen in der zelver voortteeling mag vergeleeken worden, zoo is echter de eene voortteeling van een bestendiger natuur dan de andere, dewyl de Walvisschen beweeglyk in hun ruim element allerwegen konnen omzwerven, en de gemelde Speseryboomen onbeweeglyk in de aarde staan, groeijen, voortteelen en vruchten draagen. Waar op dan ’t gemeene spreekwoordt kan toegepast worden: beter een vogel in de handt, dan tien in de vlucht; want, niet het opvangen van deeze Visschen, maar hunne beweeging en plaats verandering, heeft deeze grondlegging zodanig verzwakt, dat de Compagnie al voor lang t’eenemaal gescheiden en vernietigt is, zulks van | |
[pagina 229]
| |
alle hunne daar toe dienende gebouwen, niets dan eenige oude overblyfzelen van Fondamenten en Muuraadjes te vinden zyn. By deeze verzwakking der Visschery, quam noch, dat ’er eenige Iaaren zoo ongelukkig uitvielen, zulks men in ’t Ys somtyds omtrent 20 Schepen zitten liet, ’t geen toen de lust niet weinig verflaauwde, en de Maatschappy allenks den klem quyt raakte; welk overschot noch een gedaante heeft nagelaaten, gelyk de Groenlandsche Pakhuizen te Amsterdam op de Keizersgragt, en de reeds verhaalde overblyfzels in de Groenlandsche Gewesten te kennen geeven. Echter blykt uit de verkreegen Continuatie op hun Octroy in den Iaare 1633. voor den tydt van agt Iaaren wederom verleent, dat toen de Visschery noch op een genoegzaame voordeelige wyze gehandhaaft wierd; waar van hier mede den inhoudt volgt;
De Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, Allen den geenen die deze jegenwoordige zullen zien of hooren leezen, Saluit; doen te weten, dat Wy ontfangen hebben de ootmoedige Supplicatie aan ons gepresenteert by de Bewinthebberen van de Geoctroyeerde Noordsche Compagnie van Hollandt, Zeelandt en Westvrieslandt, inhoudende hoe dat die van dezelve Compagnie over lange Jaaren tot haare groote zwaare kosten en periculen, uitgerust hadden verscheide Schepen, om te ontdekken de Kusten van Nova Zembla, Waygats, Straat Davis, en de Zee-Rivieren, Landen en Eilanden ten Noorden gelegen, in diverze reizen by de voorsz. hunne Schepen ontdekt zyn geworden veele Landen, Eilanden en Rivieren, Kusten en Reden aldaar, en onder anderen ook ’t Landt Spitsbergen, ’t Beeren-Eilandt, en daar na ’t Eilandt Mauritius of Jan Mayen Eilandt; aan welke plaatsen zy Supplianten hadden begonnen te planten de Visschery van Walvisschen, en andere Zee Monsters, en daar door de Neering en handeling van de Traan, hier in deeze Landen gebragt, en tot conservatie van dezelve, van Ons verkreegen Octroyen om de Kusten hier vooren geroert, van Nova Zembla tot de Straat Davis, alleen en met seclusie van alle anderen te mogen bevaaren en bevissen: geduurende welke Octroyen zy Supplianten de voorsz. Visschery en Neering met groote excessive kostenhebben gecontinueert, en onderhouden: Niet tegenstaande veel Traversiën die zylieden daar over hadden moeten uitstaan en lyden, als verscheidemaalen by de Engelsen van haar goet berooft geweest zynde, en tegen de zelve, als tegen andere Natiën, ook hebbende groote en zwaare Processen moeten sustineren en uitvoeren, zulks dat zy Supplianten daar over, heele Capitalen hebben verlooren en geconsumeert; waarom oorzaak genoeg hadden gehad, om de zelve Visschery te staaken en te abandonneren; doch hadden zy Supplianten alle deeze zwaarigheden (alhoewel met smerte) door een goede couragie en hoope van beterschap overkomen, zoo om te maintineren de | |
[pagina 230]
| |
reputatie van den Lande, als ook op een vast vertrouwen, dat Godt haaren arbeid en kosten zoude zeegenen, en tot een goed einde laaten komen, hadden ook zy Supplianten tot conservatie en dienste van de zelve Neering en Visschery met groote kosten, gemaakte Forten, Huizen en Logien, tot wooning en defentie, om haar possessie buiten dispute te stellen, en de zelve tegen alle uitheemsche Natiën, en anderen des te krachtiger te maaken, eenige Schepen expresselyk en extraordinaris met groote kosten geëquipeert, met Volk en alderlei behoeften verzien, die zy aan Spitsbergen, als ook aan ’t Eilandt Mauritius hadden laaten woonen en overwinteren, om voortaan aldaar gestadiglyk Domicilium te houden, en alzoo door de voorsz. Neering en Visschery des gemeenen Lands middelen grootelyks werden versterkt en gebeneficeert, en groote nuttigheden den Landen word toegebragt, ook meenigte van Menschen haaren kost daar aan zyn gewinnende, zy Supplianten wel geneegen zouden zyn, de zelve Neering en Visschery te continueren, de ontdekkingen en bezoekingen die zy hadden beginnen te doen van noch meer notable onbekende Plaatsen en Landen te volvoeren, waar uit deeze Vereenigde Nederlanden groote profyten en voordeelen met Godes zegen zoude staan te verwachten: Maar alzoo zonder ons Octroy of Continuatie van dien, de voorsz. Neering en Visschery hier te Lande niet konde werden geconserveert noch behouden, maar by vreemde Natiën ondergeslagen, ongetwyffelt in andere Landen zoude werden gediverteert, tot merklyke schade en nadeel van de vereenigde Nederlanden, en de goede Ingezetenen van dien, mitsgaders tot totale ruine van de Geoctroyeerde Compagnie: zoo keerden zy Supplianten in alle ootmoedigheit aan ons, verzoekende onderdaniglyk, dat wy beliefden henlieden te vergunnen en te consenteren, naar d’expiratie van ’t jegenwoordig Octroy, noch Continuatie en Prolongatie van dien, voor den tyd van vier en twintig als dan naastkomende Jaaren, om binnen de voorsz. Limiten en Plaatsen in der zelver Octroye begreepen, als namentlyk van Nova Sembla tot de Straat Davis toe, daar onder begreepen het Landt van Spitsbergen, ’t Beeren-Eilandt, ’t Eiland Mauritius, en alle andere Landen en Eilanden ten Noorden binnen de zelve Limiten gelegen, of alreede gevonden en noch te vinden, alleen en met seclusie van alle anderen, te mogen bevaaren en bevissen, met Interdictie en op zulke pene als in den laatsten Octroye begreepen zyn. Welke aangemerkt: ZOO IS ’T, dat wy geneegen zyn de ter ootmoedige bede van de voornoemde Supplianten, de zelve gegunt, geoctroyeert, en geconsenteert hebben, Gunnen, Octroyeren en Consenteren, by dezen, Continuatie van onze voorgaande Octroyen, voor den tyd van agt Jaaren, ingang neemende met d’expiratie van de jongste consessie, noopende de bevaaring van de voorsz. Landen en Kusten van Nova Sembla tot de Straat-Davis toe, daar onder begreepen alle de Landen hier vooren geroert, en namentlyk mede het voorsz. Eiland Mau- | |
[pagina 231]
| |
ritius, en alle andere Landen en Eilanden ten Noorden binnen de zelve Limiten gelegen, zoo die geenen die alreede gevonden zyn, als die noch gevonden zoude mogen worden, henlieden consenterende de voorsz. Landen en Eilanden alleen te mogen bevaaren, en de voorsz. Neering en Visschery voor den zelven aldaar te mogen exerceeren, met seclusie van alle anderen. Interdicerende en verbiedende allen en een iegelyk van wat conditie en qualiteit die mogen zyn, anders als de Supplianten in deezen binnen den voorsz. tyd van agt Jaaren, te vaaren, handelen of te vissen, op de Kusten, Landen en Eilanden van Nova Zembla tot de Straat-Davis toe, daar onder begreepen alle Landen hier vooren geroert, en namentlyk ’t voorsz. Eiland Mauritius, en alle andere Landen en Eilanden ten Noorden binnen de voornoemde Limiten gelegen, zoo alreede gevonden als noch te vinden, directelyk noch Indirectelyk, op de verbeurte van haare Schepen en Ingeladen Goederen, en daar en boven in een peene en boeten van zes duizend Guldens voor ieder Schip ’t welk bevonden zal worden in eeniger maniere aldaar te vaaren, gehandelt of gevist te hebben, te appliceeren de eene helft ten behoeven van de gemeene zaake, en de wederhelft ten behoeve van de Supplianten. Ontbieden daarom en bevelen wel expresselyk allen Gouverneurs, Justicieren, Officieren, Magistraten en Inwoonders der voorsz. Vereenigde Nederlanden, dat zy de voorsz. Compagnie Supplianten gerustelyk en vredelyk laaten genieten en gebruiken ’t volkomen effect van dezen onzen Octroy en consent, cesserende alle contradictiën en Empechementen ter contrarie, want wy ’t zelve ten dienste van den Lande bevonden hebben alzoo te behooren. Gegeeven onder onzen Cachette, en Paraphure en Signature van onzen Griffier, in ’s Gravenhage den 25 October, 1633.
Na deezen is geen verlenging van Octroy meer verleent; Ga naar margenoot+ maar de Visschery open gelaaten; want in ’t Iaar 1641. werd door de Heeren van Overyssel ter vergadering verscheenen, voorgedragen, van hunne Principalen gelast te zyn, om Devoir te doen, dat by vernieuwing van ’t zelve Octroy, de Ingezetenen van haare Provincie daar mede zouden ingesloten worden; gelyke Instantie is vervolgens door de Heeren van Uitrecht voor de Haaren gedaan, en by die van Gelderlandt insgelyks. Ook waren alle Steden in Hollandt, die te vooren in de Compagnie niet waren geweest, van de zelfde gedachten; zulks dat na het eindigen van ’t Octroy, het zelve is in ’t wild geloopen, zonder dat ’er eenige vernieuwing of prolungatie op gevolgt zy. Schoon nu de Maatschappy haaren eersten stand verloor, Ga naar margenoot+ zoo is echter met geen minder lust, deeze Walvischvangst onvermoeit voortgezet, en in een bloeijende staat gebleeven, waar by zich ook verscheiden aanzienlyke Kooplieden van Zaandam, Oostzaan, de Ryp, enz. voegden. | |
[pagina 232]
| |
Behalven dat deeze Visschery en Groenlandschen handel meer werderwaardigheden dan den handel van andere Handelaars onderhevig is, Ga naar margenoot+ zoo moet ze ook niet weinig met het bulderend Noorden worstelen, waar by mede het Ys telkens eenige Schepen en Sloepen t’ onbruikbaar maakt: hierom was ’t, en om de jaarlyksche voordeelen die echter uit deeze Visschery genoten wierden, dat haare Hoog Mog: de vaart op Groenlandt en de omleggende Noorder Gewesten aan een ieder hadden open gezet; alhoewel somtyds tot voorkoming van gedreigde schaaden, ’s Landts Overheden haare Ingezetenen deeze Vaart verboden hebben, ’t zy om de Manschap, die anders tot deeze Vaart gebezigt wierd, tegen den Vyandt ter Zee te gebruiken, ’t zy om ’t waagen van gewinzuchtige Koopluiden niet te veel den ruimen toom te geeven, en om geen vyandtlyke Kapers, ten nadeele van ’t Vaderlandt, door de gewaagde Schepen ter Walvischvangst uitgerust, te verryken; of ook dat zich de Baatzucht niet zou moogen inlaaten, om ten nadeel van den Lande in uitheemsche Compagniën deel te neemen. Welk verbodt voornamentlyk tot styving van de noch vereende Compagnie verstrekte, en in ’t Iaar 1633. uitquam, aldus luidende:
DE Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, allen den geenen die deeze jegenwoordige zullen zien of hooren leezen Saluit DOEN TE WETEN ; Alzoo met groote kosten en zwaare Periculen, alhier te Lande ingebragt is de Neering van de Walvisch-Visschery en andere Zee-Monsters, om de zelve te doen en te exerceren binnen de Limiten van Nova Zembla tot Fretum Davis; tot conservatie van welke Neering, wy hier bevoorens hebben verleent Octroy aan de Bewinthebberen van de Noordsche Compagnie, om de zelve uit deze Landen privative binnen de zelve Limiten te doen. Doch nu komen wy in ervaaring, dat door toedoen van eenige ongeruste Menschen, de welvaart dezer vereenigde Nederlanden benydende, getracht word de voorsz. Visschery by directe en indirecte wegen en middelen, te contramineeren, om de goede Ingezetenen dezer Landen van de voorsz Neering t’ontzetten, en de verwachte vruchten zelf te genieten, poogende tot dien einde in deeze Vereenigde Provintiën tot hun te trekken veele Ingezeten en Inwoonders dezer Landen, om by andere wegen als door directie en belyd van de voorsz. Noordsche Compagnie, binnen de voorschreeven Limiten te vaaren, en de Neering van Walvisschen en andere Zee-monsters te pleegen, exerceeren, en de zelve elders buiten deeze Landen te diverteren. En dat veele onzer voorschreeven Ingezetenen hun vervorderen zodanige diensten aan te neemen, anderen daar toe te indiceren en helpen aannemen, mitsgaders in uitheemsche Compagnien en Vojagiën te participeeren, en de zelve met hunnen middelen te helpen formeeren; strekkende al ’t zelve tot groot nadeel van de voorsz. Compagnie, interest van de gemeene welvaart dee- | |
[pagina 233]
| |
zer Landen, en uitneemende groote schade van veele Ingezetenen van dien, daar uit de voorsz. Compagnie is geformeert, waar tegens na behooren dient voorzien en alle mogelyke order gestelt. ZOO IS ’T, dat wy na voorgaande deliberatie geordonneert, gestatueert en bevoolen hebben, ordonneren, statueren en bevelen wel expresselyk by dezen, dat geenen Ingezetenen van deeze Vereenigde Nederlanden, ’t zy Commisen, Schippers, Stuurlieden, Zeevarende mannen, noch anderen van wat qualiteit of conditie hy zy, directelyk of in directelyk zullen onderstaan uit deze Vereenigde Provintiën of andere Landen te vaaren op Walvischneering, of van andere Zeemonsters, in eenige manieren binnen de Limiten van Nova Zembla tot Fretum Davis, anders als in dienst van de voorsz. Geoctroyeerde Compagnie, op peine van zes hondert ponden van veertig grooten ’t pond; verders verbieden en interdiceren Wy mede allen en een iegelyken Ingeboorne Onderdanen, Ingezetenen of Inwoonders, eenige Schepen of Zeevaarende Lieden dezer Landen, tot zodanige Schepen te verhuuren, op peine van verbeurte der zelver Schepen en Goederen, en voorts van een peine van zes hondert ponden van veertig grooten ’t stuk, en arbitrale correctie, en daar en boven daar van moeten desisteren, en zulks laaten vaaren, Verders ordonneren, statueren, en bevelen Wy by dezen, dat de Ingezetenen deezer Landen die haar al bereits buiten den dienst van meergenoemde Compagnie zouden mogen hebben verhuurt, om te vaaren op den Walvischvangst en andere Zeemonsteren binnen de voorschreeven Limiten, dat zy haar buiten den zelven dienst zullen hebben te begeeven en onthouden op peine als vooren: Gelyk ook de huuren noopende de Schepen die uit deze Landen directelyk buiten de meergenoemde Compagnie binnen de meergemelde Limiten aangenomen zyn te vaaren, zullen komen te cesseeren, en zoo de voorschreeve Overtreeders haar buiten deze Vereenigde Nederlanden quamen t’onthouden, zullen de Sententiën ter zaake van de voorschreeve mulcten te wyzen, evenwel geexecuteert worden aan hunne goederen hier te Lande gelegen, of bevonden wordende. En zullen alle Officieren en Justicieren in deeze Vereenigde Nederlanden, mitsgaders ook alle anderen in onzen dienst wezende, hun hier naar respectivelyk reguleren, en de peinen by dezen gestatueert tegens de Overtreeders der zelve vervolgen, decreteeren en executeeren, zonder eenige conniventie, dissimulatie, of verdrag; en zullen de peinen verdeelt worden, een derde voor den Officier die de executie doen zal, een derde voor den Armen der plaatze, en een derde ten behoeve der gemeene zaake: Alzoo Wy zulks ten dienste van den Lande bevonden hebben te behooren. En opdat Niemand hier van Ignorantie hebbe te pretenderen, ontbieden en verzoeken wy de Heere Staten, Stadhouderen Gecommitteerde Raden, en Gedeputeerde Staten van de Provintiën respective, van Gelderlandt, ’t Graafschap Zutphen, Hollandt en West Vrieslandt, Zeelandt, Uitrecht, Vrieslandt, Overyssel, en Stadt Groeningen en | |
[pagina 234]
| |
Ommelanden, en alle andere Justicieren en Officieren, dat zy deze onze Ordonnantie van stonden aan alomme doen verkondigen, uitroepen, publiceren en affigeeren in alle Plekken van deze Landen, daar men gewoonlyk is, dusdanige uitroeping, publicatie en affixie te doen. Gegeeven in ’s Gravenhage in onze Vergadering, en onder onze Cachet en Paraphure en Signature van onzen Griffier, op den 11 Maart 1633. |
|