Terloops te water
(1966)–Koos van Zomeren– Auteursrechtelijk beschermdKoos van Zomeren, Terloops te water. De Arbeiderspers, Amsterdam 1966
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar dbnl
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Terloops te water van Koos van Zomeren uit 1966.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (binnenkant voorplat, 2, binnenkant achterplat) en pagina's met advertenties (119, 120) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[ voorplat]
koos van zomeren
terloops te water
[pagina 1]
Terloops te water
[pagina 3]
Koos van Zomeren
Terloops te water
abc-boeken • Amsterdam • 1966
[pagina 4]
Omslag: Jannie van Zomeren
Copyright 1966 by N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam.
[ achterplat]
De jonge Arthur Terlingen is met een geleende auto op weg van Heleen naar huis. Arthur slaat met de auto over de kop. Gewond strompelt hij de weilanden in, gekweld door pijn, koorts en herinneringen. In korte flash-backs noteert de schrijver een aantal wederwaardigheden uit Arthurs leven. Een hoogst normale jeugd, lijkt het, met de bekende weeën van de puberteit.
Arthurs afwezige, relativerende aard veroorzaakt echter naarmate hij in leeftijd vordert een steeds groter aantal conflicten met zijn omgeving en voor ‘de anderen’ wordt Arthur het type van de brokkenmaker, de aarzelende outsider, in de studie, in zijn baantjes, in de liefde. Arthur kan het leven steeds weer aan na een vakantie in het Betuwse Vuren: een zuivering voor de geest, regen, groen, einder!
Arthur wordt verliefd op Heleen. Met haar beleeft hij de subtiele genietingen en tegenslagen der liefde. In het drijfzand der onzekerheid wil Arthur tenminste zijn talent voor het geluk met Heleentje ontwikkelen. Dóór zijn liefde voor haar filteren echter steeds de sceptische ironie en het ontnuchterende sarcasme van een zich in behoedzame objectiviteit hullende generatie. Na een nachtelijke dooltocht en de ontmoeting met de oude Vossegat raakt Arthur bijna terloops te water, net alsof het zo moest zijn, alsof hij het zelf zo gewild had. Deze roman is het prozadebuut van de 19-jarige Koos van Zomeren wiens poëziebundel ‘De wielerkoers van Hank’ (Giraffeboek) door de NRC ‘een ware verademing’ werd genoemd. Koos van Zomeren schreef inmiddels een tweede roman: ‘De nodige singels en pleinen’.
590/95 - Nummer 51