Epiloog
Met dit meispel heeft Zoet aangetoond talent te hebben voor zowel dramatiek als voor het schrijven van verhalen. Dit toneelstukje vertoont weliswaar geen duidelijke eenheid, de mindermanstoneeltjes staan te los van de wat magere verhaallijn, de weinige actie die een dergelijk stuk kenmerkt, is echter wel ten volle uitgebuit. Omdat er geen vergelijkbare toneelstukken of gedichten over die strijd zijn gevonden, lijkt Zoets aanpak origineel. Weliswaar nam hij het arcadisch idioom van zijn tijd over en kopieerde hij het dialect dat Bredero gebruikte, het snoer van maagden, de snode handelingen van Bedrog en de spotternijen van de boer Albedil lijken toch op eigen vondsten. In vergelijking met het eerder opgevoerde stuk van Burchoorn, Bataviersche mey-spel, zal Zoets Mey-spel door taalgebruik en snellere dialogen meer de aandacht van het publiek hebben getrokken. Diverse kenmerken in het latere oeuvre van hem zijn in het debuut al prominent aanwezig. Zo blijkt zijn liefde voor het pastorale genre in enkele gedichten en toneelstukken nog enkele jaren zichtbaar, maar langer blijft zijn spot gestoken in Bredero's jasje. Naast zijn literaire kwaliteiten is hier zijn liefde voor Oranje opvallend aanwezig, zij het nu in eerste instantie voor Frederik Hendriks krachtdadig optreden tegen de Spanjaarden. Die liefde zal intensiever worden en naast zijn spotlust Zoets gehele leven blijven beheersen.