(diverse auteurs) Schenkenschanz, de sleutel van de Hollndschen tuin. Boss-Verlag, Kleef 1986 |
L. van Aitzema, Historie of Verhael van Saken van Staet en Oorlogh, In, ende ontrent de Vereenigde Nederlanden, Beginnende met den Jaere 1626 (tot 1668). 's-Gravenhage 1657 -1671. deel 4. |
L.Ph.C. van de Bergh, 'Het tooneel en de Rederijkerskamers', in: L.Ph.C. van den Bergh, 's Gravenhaagsche bijzonderheden. 's-Gravenhage 1857. p. 7-50. |
E. de Bock, 'De meispelen', in: Opstellen over Colijn van Rijssele en andere rederijkers. Antwerpen 1956 |
F.C. Boheemen en Th.C.J. van der Heijden, Retoricaal memoriaal. Bronnen voor de geschiedenis van de Hollandse rederijkerskamers van de middeleeuwen tot het begin van de achttiende eeuw. Delft 1999 |
R. Cordes, Jan Zoet, Amsterdammer 1609-1674. Hilversum 2008 |
S. Groenveld, Het twaalfjarig bestand 1609 – 1621. Hilversum 2009 |
W.M.H. Hummelen, Amsterdams toneel in het begin van de Gouden Eeuw. 's-Gravenhage 1982 |
J.I. Israel, De Republiek 1477 – 1647. Franeker 1996. band 1 |
H. Kampinga, Opvattingen over onze Vaderlandse Geschiedenis bij de Hollandse Historici der 16e & 17e eeuw. Utrecht reprint 1980 |
M. Keblusek, Boeken in de hofstad. Hilversum 1997 |
J.J. Mak, Rhetoricaal glossarium. Assen 1959 |
K. van der Stighelen en M.Westen, Elck zijn waerom. Vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland 1500 – 1950. Brugge 1999 |
M. van Vaeck, Adriaen van de Vennes Tafereel van de belacchende werelt (Den Haag 1635). Gent 1994, 3 delen. |
M. de Vries e.a. (red.) Woordenboek der Nederlandschen Taal. 's-Gravenhage, Leiden 1882-1998. |