Korte inhoud
Op de eerder gemelde inleidende gedichten volgt het spel dat geopend wordt met een lofzang van Batavia op het fraaie arcadische Holland, dat helaas gebukt gaat onder de hoovaarigheid en ondankbaarheid van de inwoners, vooral van die uit de steden. Haar klachten worden beaamd door de Boer die daar nog vele aan toe te voegen heeft. Dan verschijnt Bedrog, die mogelijk de vrouwelijke personificatie is van de overloper luitenant Einhold. Uit het gesprek tussen Batavia en Bedrog merkt de laatste dat Batavia een grote bewondering voor Mars, Frederik Hendrik, koestert en niet over te halen is om voor het andere kamp te kiezen. Dan wordt een maagd, de Schenkenschans, door Bedrog geroofd en op de tweede wagen de Cardinael, Ferdinand van Oostenrijk, aangeboden. Die is er van overtuigd dat de Nederlanden, dus ook Batavia hem toebehoren. Het droeve nieuws bereikt Batavia en daardoor ook
Mars. Hij zal het opnemen tegen de Cardinael en met een overdaad aan krijgshaftige taal neemt hij zijn zwaard op. Voorsichticheyd, misschien de Staten van Holland, maant hem nog, maar hij dreigt de Cardinael al en gebiedt hem de maagd terug te geven. Bedrog is angstig, maar de Cardinael blijft standvastig. Dan werpt Mars Bedrog omver en zij lijkt onder zijn voet verpletterd te worden. De Cardinael zwicht onder haar hulpgeroep en laat onder bedreiging de maagd aan Mars. Deze roemt zijn kracht en het daarmee bevochten behoud van de eendracht. Batavia en de alles overheersende Tijd roemen eendrachtig de overwinning. De zwaar in zijn eer getroffen Cardinael zweert wraak, maar Mars vindt zijn woorden opgeblazen en zegt zijn land te willen bevrijden van de Spanjaarden en het moordgespuis dat deze vijand hielp. Tot slot bedankt Batavia nog eenmaal Mars, een 'wereld wonderling'.
Het gehele toneelstuk is gelardeerd met opmerkingen van Albedil, een boer, die aan de zijde van Frederik Hendrik diens handelwijze steunt, maar ook allerlei kritiek spuit. Met allerlei personen in 's-Gravenhage die niets met het toneelverhaal te maken hebben, drijft hij uitvoerig de spot. Zijn taalgebruik is geheel gesteld in het dialect waarvan Bredero zich bediende. In dezelfde stijl bespot hij de Cardinael die op de andere wagen stond. Deze was er namelijk van overtuigd dat de tijd van zijn wraak nog wel zou komen.