Grot die nu op weg is naar zijn woning in Anacapri en die zich even verantwoordelijk voelt voor zijn grot als wij voor ons achtertuintje. Hij wil dus wel eens weten wie je bent.
‘Buona sera,’ zegt hij, ‘moet u nog ver? Wilt u misschien naar de Blauwe Grot?’
Natuurlijk wil je naar die Blauwe Grot. Nu dan hoef je niet ver meer te gaan, wijst hij. Deze boomgaard nog door en dan zie je de zee al. Hij keert om en gaat je voor, het pad af tot waar de olijfbomen wijken en heel dat blauw-blauwer-blauwste panorama voor je ligt.
Voor je het weet zit je naast hem op een steen en hij wijst je de belangrijkste punten aan, kauwend op een grassprietje en druk gesticulerend met een lange gebruinde arm.
Kijk, daarginds, iets naar rechts, vlak beneden je, daar ligt de Blauwe Grot. En daar, helemaal links, de Torre Damecuta, het oude slot van Keizer Tiberias. Alleen de toren is ervan overgebleven en men gelooft dat Tiberias er nog altijd ronddoolt, meestal in de gedaante van een enorme zwarte slang. Hij kan geen afscheid nemen van die plek want het is het mooiste plekje op de hele wereld.
‘Bellissima, bellissima, u moet er vast heen gaan,’ zegt Farace, ‘u kunt er de hele dag rondzwerven en er geen toerist ontmoeten. Capri? Piazza Umberto? Pah! Hier in Anacapri en omgeving, hier vindt u de eenzaamheid, hier wonen de gelukkigen.’
‘En dat huis van Axel Munthe?’ vraag je, ‘is dat ook niet hierboven? De villa “San Michele”?’
‘Si, si, bellissima.’
De bekende Zweedse schrijver Axel Munthe was een vriend van Faraces vader. Samen hebben ze aan het huis gebouwd. Met hun eigen handen hebben ze alle schatten uit zee gehaald. Die kop van Medusa bij voorbeeld. Die zag Munthe in het water, diep, heel diep, zodat niemand anders het kon zien. Maar hij zag het want hij had een speciaal zintuig voor mooie dingen.
‘Een goed mens, die Zweed,’ zegt Farace. ‘Er was ook een oud wasbord. Daar gebruikte men het tenminste voor toen Axel het