tekens neer, het papier vullend van rechts naar links en hun notitieboekjes volschrijvend van achter naar voren.
Het tot honderd kunnen tellen in het Ivriet, het nieuw-Hebreeuws - een prestatie die mij met rechtmatige trots had vervuld, hielp mij nu niet in het minst bij de stroom van woorden waarmee Egan Kolb, directeur van het museum, de journalisten probeerde in te lichten over doel en ontstaan van dit gebouw.
Gedachteloos trok ik het plastic schaaltje met kummelkoekjes naar me toe en dronk de mij aangeboden thee uit plastic kopjes. Terwijl ik keek naar de vreemdsoortige lampekappen die ik in de kiboets Mishmar Ha'emek had zien maken en die hier onze moeilijke taak hielpen verlichten, ontspande ik me en bedacht dat de verslaggever van het Mapamblad aan mijn rechterzij, mij straks wel uitleg zou willen geven over alles wat er op dit ogenblik over Helena Rubinstein werd gezegd.
Nadat ik de schaal met koekjes had leeggegeten, trok ik de stapel foto's die op tafel lag, naar me toe. Dat was ze dus: Helena Rubinstein, de op dat ogenblik meer dan tachtigjarige vrouw uit Krakau, die de upperten-wereld veroverd had met haar cleansing-milks en haar verjongingskuurtjes, al waren dat dan altijd maar kuurtjes gebléven. Door haar gift van 100.000 dollar was de bouw van dit kleine moderne museum in het hartje van Tel Aviv mogelijk gemaakt.
Op de grootste foto was ze gekleed in een streng, donker kostuum - ze droeg parels om de gevulde hals en haar gezicht was vrijwel rimpelloos. Hoogstens vijftig jaar zou ik haar geschat hebben. Maar dat leek mij niet te danken aan haar eigen produkten maar aan haar energie, vitaliteit, inventiviteit die haar enorme sommen geld hadden opgeleverd. En geld is een van de dingen die, als het samengaat met een redelijke levenswijze, jong houdt.
Bij de ingang van het gebouw had ik haar naam op de muur zien staan: ‘Helena Rubinstein Pavilion’ heet dat museum officieel.
De verslaggever van een Mapaiblad schoof me een papiertje toe. Het bedekte de streng samengeknepen lippen op de foto. Helena zou nu veertig kunnen zijn, dacht ik.