hij weg tussen het gras waar ik hem langzaam groen zag worden.
‘Eens was er een jongeman,’ zei Jot, ‘die een vriend had die hij haatte. Die vriend zou gaan trouwen met het meisje waarmee de jongeman was opgegroeid en waarvan hij zijn hele leven had gehouden.’
‘Was het een mooi meisje?’ vroeg ik.
‘Mooi, heel mooi!’ zei Hassan. Hij lachte luid.
Ik keek niet omhoog. Die dag was ik een beetje bang voor Hassan. Ik keek wel naar zijn blote voet waarvan de hiel zich in de vochtige grond boorde alsof daar iets te vermorzelen viel. Er ontstond een kleine ronde kuil, waar traag water in sijpelde.
‘Heel mooi dus,’ zei Jot. ‘Die man was nog heel jong. Hij haatte zijn vriend hoewel die vriend arm was en hij zelf het heel goed had Hij was huisjongen bij mensen die je kon vertrouwen. Op een dag liep hij met z'n vriend langs de rivier, een gevaarlijke, snelstromende rivier...’
Rinkelend zette Hassan de emmer, die nog bijna vol was, neer. Die liet hij zomaar staan en al klonk er geen bevel vanuit het hoofdgebouw, toch liep hij snel naar de achtergalerij toe.
Jot hief haar hoofd omhoog. Weer begon ze met haar geneurie maar nu zwol het geluid snel aan. Met een stijve beweging draaide Hassan zich om, liep terug naar de put, pakte de emmer op en goot weer een voorzichtige straal in de tobbe.
‘Die man,’ zei Jot, ‘haatte zijn vriend zo dat hij hem moest vermoorden. En de dag van die wandeling langs de rivier, dat was nu eenmaal dé dag. Een vlijmscherp mes verdween in de rug van de vriend. De jongeman gaf hem een zet en de dodelijk-gewonde tuimelde over de rand. Op de goede plek natuurlijk, op de goede plek. De vriend gaf nog een schreeuw. Hij werd meegesleurd door de stroom en dat ging sneller en sneller. Ik zei al dat het daar de goede plek was. De man aan de kant begon mee te hollen langs de oever. Hoe sneller het lichaam meegesleurd werd, hoe sneller hij holde. Zo zag hij hoe het lichaam van zijn vriend tegen de stenen botste die daar bij massa's in de kali lagen. Hij zag hoe het lichaam door de stroom half op de oever werd gegooid. Maar telkens raak-