tige aarde, bloemen, verrotting, smeulend houtvuur en heet stof. Maar het rook daar in die kamer ook naar vruchten en naar de Chinese begrafenis. Een haast dierlijke lucht was het, scherp, in het begin afstotend door onbekendheid maar het was een lucht die je anders leek te maken zodra hij je longen binnendrong. Die hele morgen had ik het al geroken zonder het te merken. Het was een gemengde geur waarin steeds iets anders overheerste: de geur van de bezwete deelemanpaardjes, van het vuilbruine water in de kali, van verschroeid gras, geoliede pajongs, de Chinese wijk, de kruiden van de rijsttafel. Ook was het de geur van vermoeidheid, ergernissen en een eeuwigdurend feest.
Vanuit de voorgalerij kwam een dichte rij mieren onder de deur door naar binnen en kroop naar een brokkelig gat in de witgekalkte muur. Ik stapte eroverheen en stond even aan de deur te luisteren. Duidelijk kon ik de ademhaling van die tijger horen. De brokken rauw vlees die ik hem volgens Lena moest toewerpen, had ik niet bij de hand. Ik greep het overgebleven kleverige stuk dòdòl dat oom Bér voor me had gekocht. Bereidwillig draaide de witporseleinen knop onder mijn vochtige handen. Toen ik, verblind door het zonlicht, op het kleine voorgalerijtje stond, zag ik vaag iets geligs liggen in het zand voor de stoep, net binnen de schaduwplek van de naar het dak reikende bougainvillea.
Dikke druppels liepen van mijn haar in mijn nek en van de binnenkanten van mijn armen omlaag naar mijn polsen. Ik was bang, ik wilde schreeuwen van ontzetting en van vreugde. Toen was ik aan het licht gewend en zag dat daar een hond lag, de kop op de poten, het grote schonkige lichaam hijgend van de hitte.
Op die stoep van het voorgalerijtje bleef ik de rest van het middaguur zitten. Ik at de kleverige, zoete dòdòl. Ik leunde tegen petroleumblikken waarin planten groeiden. Ik keek naar de papajabomen, de kembang-sepatoe heggen, de djeroekbomen. Ze stonden nog in een ander land. Ze hadden nog geen namen. Ik voelde me onverklaarbaar teleurgesteld, betoverd, diep verdrietig en verrukt. Die dag wist ik nog niet dat dit altijd zo zou blijven.