voor onbevoegden. Maar jij bent nu zo langzamerhand toch wel bevoegd?’
Een paar dagen later vertelde ze me dat ze weer die droom had gehad maar dat zij nu zelf haar minnaar naar het bordje had toe getrokken: ‘Zie je, dat geldt niet voor ons, want wij zijn bevoegd!’
Voor mij was dat de essentie van wat de vrouw van nu doormaakt. Het aantal vrouwen, dat zich - op welk gebied dan ook - bevoegd acht, is aan het groeien maar die vrouwen vormen nog steeds een minderheid. De rest is in paniek, bewust of onbewust omdat ze zich niet kunnen uiten in situaties waarvoor ze wel rijp zijn maar waarin ze gewend zijn zich als ‘onbevoegden’ te beschouwen.
Dat geldt niet alleen op seksueel gebied. Op alle gebieden waar de vrouw graag een rol zou willen vervullen, stuit zij op ‘het grote taboe’. En zij is, hoe geemancipeerd ze ook mag zijn, voor haar gevoel nog steeds de ‘onbevoegde’.
Max Lerner, de historicus, heeft in dat verband gezegd: ‘De koning is dood, er is nog geen nieuwe koning.’
Dat typeert voor mij de positie van de vrouw van vandaag. Het wordt steeds duidelijker wat de vrouw niet wil. Maar wat de vrouw wel wil blijft vaag, theoretisch, veranderlijk.
In de interviews die ik met vrouwen tussen de 20 en 70 jaar heb gehad, viel me steeds een gemeenschappelijke factor op: de onzekerheid die misschien het best tot uitdrukking komt in het bekende gezegde: ‘Alles wat ik doe is een bespotting van wat ik denk.’ (B. Shaw)
Een van de voorvechtsters van de Dolle Mina-actie had niet het lef iets te zeggen tegen haar vriend die mijn interview met haar (in een kleine kamer) torpe-