| |
| |
| |
| |
| |
Troki
(aanhef) is de eerste bundel Surinaamse gedichten. Zij bevat 19
gedichten, die tussen 1946 en 1956 ontstaan zijn. Het oudste gedicht uit de
bundel, bro, is vermoedelijk omstreeks 1949 ontstaan. De
bundel werd opgedragen aan J.G.A. Koenders, de redacteur van het blad
Foetoe-boi, en verscheen in 1957 bij de Noord-Hollandsche
Uitgeversmaatschappij als onderdeel van de Publications of the Bureau for
Linguistic Research in Surinam van de Universiteit van Amsterdam.
| |
1.
opo naki is een term, gebruikt bij militaire
oefeningen, waarin men afwisselend moet opstaan en liggen. |
aswa, streven, wedijveren. |
| |
2. wan troe poewema
Aroesoebanja was de naam van een thans door het
stuwmeer verdwenen stroomversnelling in de Surinamerivier en staat hier
voor de problemen van het leven. |
| |
3. santa
tingga, kreupel lopen. |
meri, aanraken. |
| |
4.
bro wordt over het algemeen gezien als het eerste
gepubliceerde gedicht van Trefossa. Het werd voor het eerst gepubliceerd in
een onderwijzersblad. Koenders nam het op in Foetoe boi, september 1951. Er
had al eerder een gedicht van H. de Ziel gestaan
in Foetoe-boi, juni 1946, opnieuw afgedrukt in het nummer van maart 1956.
Dit gedicht werd gepubliceerd onder de titel Tangi foe boen na
kodja, ondertekend met leki H. de Ziel,
| |
| |
wat betekent dat het in het Surinaams vertaald werd
(vermoedelijk door Koenders). Dit gedicht luidt
als volgt:
de lon foe hen kon goedoe.
Paiman foe dati, o san mi si?
Boesi toe, a no soso switi,
ogri dape toe mi sa miti,
Foefroektoe! Di neti sa poeroe
na boesi - friman doti -, mi sa go.
Dja mi no de tan moro, no wan joeroe.
Adjosi kompe, adjosi masa nengre,
fri mi wani ofoe... friman dede.
In de nalatenschap van De Ziel werd een tweede, enigszins verschillende,
vertaling aangetroffen:
de lon foe hen kon goedoe.
| |
| |
Foefroektoe! Di neti sa poeroe
Na boesi, frimankondre, mi de go.
Dja mi n' e tan, no wan joeroe.
Adjosi kompe, masa nengre,
fri mi wani of friman dede!
Het originele Nederlandse gedicht werd ook teruggevonden, met de aantekening
‘jeugdvers’.
Mij - die jou rijk maakt! - mij heb jij geslagen.
En toen ik om het waarom wilde vragen,
met roeden reet jij open toen mijn rug.
Jij witte pier, je ziet mij nooit terug.
In 't bos wachten mij zeker bange dagen,
toch liever ga 'k der broedren vrijheid schragen
dan hier te zijn bij jou, wiens kleinste kuch
ons beven doet, wiens hart is ijzerstug.
Ellendeling, de nacht die schenkt verkwikking
aan jou, laat mij ontkomen aan de greep
van slavernij, die me op jouw land beneep.
Vaarwel dan, al dreige ook verschrikking!
Wie blijft, 'k was vroeger slechts zijn lotgenoot.
Ginds wacht of vrijheid of de vrije dood.
| |
5.
m' ben sab wan singi... werd voor het eerst
gepubliceerd in Foetoe-boi, februari 1955. |
nofi-nofi boi, kleuter. Ook gespeld njofi, heel klein. |
smés, smijten. |
lonton, lange houten goot waarin rivierzand ge- |
| |
| |
wassen wordt om het goud van het zand te scheiden. |
| |
6.
wai werd voor het eerst gepubliceerd in
Foetoeboi, mei 1955. |
loefroe, roffelen (op de apinti). |
wai, uit de weg! opzij! |
peti, put. |
toeka, aanraken. |
| |
7. gronmama
tité, aderen. |
djodjo, ziel verbonden met de grond. |
gersi, beeltenis. |
| |
8. pkin pré
meri, aanraken. |
kenki speri, van beurt verwisselen (de drum aan een
andere drummer overgeven). |
fika, achterblijven. Bedoeld is dat de wisseling van
drummers de danser, bezeten door zijn winti, in de steek laat. |
| |
9. Sranan
kramnari, ribbenkast. De dichter heeft hier ws. voor
ogen een wrede straf die er uit bestond de slaaf of slavin aan een
vleeshaak door de ribben op te hangen. |
nja, een woord dat de intensiteit van ‘rood’
aangeeft. |
monjo, overvloedig zijn. |
| |
10. x x x
Met pembadoti-wan worden ws. de blanken bedoeld. Het
gedicht handelt in dat geval over de |
| |
| |
gevoelens van een
gediscrimineerde. |
koniman, de wijzen uit het Oosten uit het
Kerstverhaal. |
wèrder, wild. |
Boen. De hoofdletter duidt erop dat hier in de
eerste plaats aan Christus is gedacht, vlak na zijn geboorte. |
| |
11.
a joeroe dis... Zie de studie van J. Voorhoeve,
Tweeluik van de tijd (pp. 142-148). |
| |
12.
wan enkri gado-momenti... Zie de studie van J.
Voorhoeve, Tweeluik van de tijd. |
| |
13.
Kalfaria, naam van de plaats waar Christus
gekruisigd werd. |
totro, voorouders. |
katibo, slavernij. |
Gorgata, Golgota. |
marki, taak. |
| |
14. neti
pipit, goudklompje. |
spenki-spenki, glinsteren. |
| |
15.
Kopenhagen. Zie de studie van J.
Voorhoeve, Het lezen van Surinaamse poëzie
(pp. 127-141). |
| |
16.
servus is een afscheidsgroet in Oostenrijk. |
wenter, winter. |
| |
17.
lènte, lente. |
kopro beki, koperen bekkens, waarin op een Surinaams
verjaarsfeest bloemen en geschenken worden aangeboden. |
| |
| |
dogla wenke, meisje van gemengde Creoolse en
Hindoestaanse afkomst. |
wiri, opgewonden. |
| |
18.
mi go - m' e kon werd voor het eerst gepubliceerd in
Foetoe-boi, april 1946. De titel duidt op de beginregels van een
Surinaams liedje ‘Spokendans’, aanprijzing van een kermisattractie:
|
troki, aanheffen. Een technische term die de
solistische voorzang aanduidt, waarop het koor antwoordt (piki). |
Mawnidan, Mahonielaan in Paramaribo. |
Bose, Creoolse naam voor het dorp Onverwacht in de
Para. |
kirkiri, overtreffen. |
taki...mofo, een bezweringsformule uiten. |
| |
19.
boda, feest, banket, bruiloft. Zie de uitdrukking
boda kaba, het is uit met de pret. |
fesa, feest. Hier als werkwoord gebruikt. |
wowojo, markt. Hier als werkwoord gebruikt met de
betekenis ‘krioelen’. |
bogo-bogo, in overvloed. Hier als werkwoord
gebruikt. |
ten-ten, tinnen blikken. |
| |
Tra poewema bevat de gedichten en vertalingen die Trefossa
ofwel afzonderlijk publiceerde na
Troki, ofwel nooit gepubliceerd heeft. De volgorde werd niet door de
dichter zelf aangegeven.
| |
| |
| |
1.
grasbarki (glazenmaker, libelle) ontstond omstreeks
1958 en werd niet gepubliceerd, omdat het inhoudelijk een herhaling was
van de gedichten wan troe poewema... en santa uit Troki. |
lanki, rand. |
temekoe, vloek, last. |
tripa, ingewand, binnenste. |
| |
2.
man nanga moen werd gepubliceerd in Tongoni 1 (Vox
Guyanae 3, 1), p. 5. |
foegoe-foegoe, wollig, rul. |
soen-soen, het geruis, geritsel. |
korki, kolibri. |
fra-fra, vluchtig, heel zwak. |
| |
3.
Granaki werd gepubliceerd in Tongoni
2 (Vox Guyanae 3, 6), p. 7. Met deze titel (lett. granaatsteen)
wordt de naam van een meisje aangeduid. |
lanpresi, landingsplaats, steiger. |
tompoe-tompoe, boomstronken. |
timba, overloop, plank over een goot. |
drompoe, drempel. |
| |
4.
Amimba, meisjesnaam. Het gedicht werd aangetroffen
in een potloodschets met vele verbeteringen. Het had ws. nog geen voor
de dichter bevredigende vorm ontvangen. |
toeka, aanraken. |
| |
5.
joe ai werd gepubliceerd in de Gids
133, 9 (1970), 309. |
sjebi, slijpen, polijsten. |
kontren, gebied, omgeving. |
armakti, almachtig. |
loen, ruimte. Vergelijk de uitdrukking gi mi loen, geef mij de ruimte. |
| |
| |
sebintara, sterrenbeeld De Pleiaden. Een vroegere
versie had hier |
merkipasi, melkweg. |
| |
6. a fosi liba
biten-biten, tijdig. |
genti, branding, tegenstroom. |
sripsi, rakelings langs gaan. |
foktoe, bevochtigen. |
| |
7.
Opo! Kondreman... vormt het 2e couplet van het volkslied
van Suriname, zoals dit op 8 december 1959 bij Landsverordening werd
vastgesteld (G.B. 1959, no. 106).
Bij de ontwerp-landsverordening staat bij de Surinaamse tekst ‘Trefosa’
vermeld. In deze tekst staan ook de leestekens die hier overgenomen zijn. In
de Bijlage bij het G.B. wordt geen naam gegenoemd en vinden we, behalve de
uitroeptekens, geen leestekens.
In de Memorie van Toelichting bij de betreffende ontwerp-landsverordening
wordt o.m. gezegd:
‘Daarnaast is een Surinaamse tekst, van de dichter Trefosa, in de bijlage van het ontwerp opgenomen.
Dit is niet alleen geschied met het oog op diegenen van het volk, die de
Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar vooral ook omdat
deze tekst naar het oordeel van de Regering de nationale gevoelens welke het
Surinaamse volk bezielen, voortreffelijk vertolkt.’
Over de wordingsgeschiedenis van dit couplet het volgende. In 1959 besloot de
Surinaamse Regering de nationale symbolen vlag, wapen en volks- | |
| |
lied officieel vast te stellen, Voorgesteld werd de melodie van het
traditionele volkslied te handhaven en het 2e couplet van de oude tekst (in
1893 door Ds. Hoekstra gedicht) tot officiële
tekst te verheffen. De Raad van Ministers achtte het toen wenselijk een
couplet in het Surinaams toe te voegen. Een van de ministers (Essed)
benaderde daarop Henny de Ziel, aan wie hij
verzocht een Surinaams couplet te dichten, waarbij als enige voorwaarde werd
gesteld, dat dit de eenheid van het Surinaamse volk en de verbondenheid met
het grondgebied zou benadrukken. Reeds op de volgende vergadering van de
Raad werd de tekst aan de ministers voorgelegd en op 7 december 1959 is zij
aangenomen door de Staten van Suriname met algemene (18) stemmen.
Interessant voor de houding in die tijd ten opzichte van het Sranan Tongo is
hetgeen Lachmon in de Staten opmerkt ten aanzien van het nieuwe Surinaamse
couplet:
‘Indien het mogelijk ware, was het mij natuurlijk aangenaam dat de
taal die mijn moeder uit India heeft meegenomen ook in een couplet van dit
lied voorkwam, maar omdat het niet geschieden kon om bepaalde redenen - een
ieder kan Surinaams spreken en begrijpen - beschouw ik het meer als een
voorrecht aan de Hindostanen dat wij dit lied, vertaald in het Surinaams
kunnen begrijpen. Omgekeerd zou het niet mogelijk zijn. Was dit lied
vertaald in het Hindostaans dan zouden mijn Creoolse en Indonesische
broeders niets ervan begrepen hebben, en dit zou betekenen dat toevoeging
van een lied in het Hindo- | |
| |
staans alleen zou gelden voor een
bepaald deel van de bevolking. Waar de Surinaamse taal door de groepering
die ik hier vertegenwoordig voor 99% wordt begrepen en verstaan, vind ik het
een voorrecht om dit in de verbroedering te kunnen brengen en te zeggen: Gij
zijt een grote groepering, neemt U dit voorrecht, het lied in Uw taal, want
wij verstaan Uw taal en beschouwen deze taal ook als de onze.’ (Handelingen
Staten van Suriname van 7 december 1959).
In een
In memoriam Henri Frans de Ziel
vermeldt Ronny Klimsop dat De Ziel het
2e couplet zou hebben geschreven onder de indruk van het vliegtuigongeluk
waarbij de piloten Kappel en Fajks om het leven kwamen en waardoor de hele
bevolking diep verslagen was en zich verbonden voelde. Het is niet
onmogelijk dat De Ziel Opo! Kondreman... in portefeuille
had op het moment dat Essed hem opzocht. Het snelle tempo waarin aan diens
verzoek werd voldaan, pleit hiervoor.
Ook aan de tegenwoordige eerste (Nederlandse) strofe is door Trefossa
gewerkt. De tekst van Ds. Hoekstra luidde:
God zij met ons Suriname,
Hij verheff' ons heerlijk land.
Doch dat elk zich dan ook schame
Die zijn ere maakt te schand!
Recht en waarheid te betrachten,
Zeed'lijk rein en vroom en vrij,
Al wat slecht is te verachten,
Dat geeft aan ons land waardij.
| |
| |
Trefossa meende dat de inhoud te negatief was en hij stelde de volgende
gewijzigde versie voor (de leestekens zijn toegevoegd door de commentator):
God zij met ons Suriname,
Hij verheff' ons heerlijk Land.
Hoe wij hier ook samen kwamen
Aan zijn grond zijn wij verpand.
Strijdend houden we in gedachten:
Recht en waarheid maken vrij:
Al wat goed is te betrachten,
Dat geeft aan ons Land waardij.
Deze wijziging vond weerklank in de Raad van Ministers, alleen wenste men
‘strijdend’ te veranderen in ‘werkend’.
De minister-president vreesde te veel weerstand, indien naast het Surinaamse
couplet ook nog een wijziging in het Nederlandse zou worden voorgesteld. Hij
nam daarom de nieuwe versie niet op in de ontwerp-landsverordening, maar
speelde deze door naar de NPS-fraktie van de Staten, waar fractieleider J.A.
Pengel de tekst indient (met ‘werkend’ in plaats van ‘strijdend’), welk
voorstel direct door de Regering wordt overgenomen. De Landsverordening
betreffende het volkslied trad op 15 december 1959 in werking. Bij het
onafhankelijk worden van Suriname is het in dezelfde vorm gehandhaafd.
| |
8.
Joli-Coeur was één der opstandingenleiders die op
het einde van de 18de eeuw het Cottica-gebied onveilig maakten. Er
bestaan twee versies van dit gedicht. Trefossa zocht na
Troki
een eenvoudiger, minder abstract type poëzie, voor iedereen te
be- |
| |
| |
grijpen. Hij experimenteerde rond 1958 met sonnetten
die grote figuren uit de vrijheidsstrijd van de slaven behandelden. Hij
kwam hiermee terug op een thema dat hij al eerder behandelde (zie de
aantekeningen onder bro uit de bundel Troki). Pas veel
later vond hij de zo lang gezochte oplossing in de religieuze poëzie die
hij op het einde van zijn leven schreef (zie in deze afdeling de
gedichten 15 tot 19). |
blankofsiri, blankofficier, blanke opzichter. In een
vroegere versie stond hier gran driktoro. |
sabaten, avond, periode na zonsondergang. |
kis pontoe, zwaar worden. |
prontoe, prompt, direct. Een vroegere versie heeft:
a broko go na wan f' den kamra prontoe. |
wenke. Een vroegere versie heeft wenke en oema in omgekeerde volgorde. |
nang' en. Een vroegere versie heeft na
en. |
ma tok... Deze regel bestaat in verschillende
versies: Jostisi tok gi reti na driktoro |
ete jostisi gi reti na driktoro
|
ete bakra kis let a lanti doro
|
ete bakra kis let a kroetoe doro. |
kroetoe-doro, rechtbank. |
lala, rauw. Hier duidt het op de intensiteit van de
straf. |
baja. In vroegere versies nengre
en jonkman. |
katibo, slaaf. |
te m' e go naki. In een eerdere versie te mi sa naki. |
| |
9.
refensi, wraak. Een gedicht over Baron, die samen met Joli-Coeur (zie boven) de
plantages aan de Cottica onveilig maakte. Er bestaat van dit gedicht een
zeer afwijkende versie, die in deze aantekeningen wordt gegeven: |
| |
| |
Refensi
Foe tek refensi dat Baron ben wani
Kir den jobo, na so en sten b'e kari
na Kotkasé, mannengre sondro sari
oen rampener den kadami abani.
Den man ben soetoe faja gi den prani.
Den djomp anga atibron na ala djari.
Na ini driktoro oso skreki bari.
Wan blaka smoko tapoe ala sani.
En di den kis wan bakra libi-libi
den har en srep en go na Baron fesi
foe mek a psa wan toemsi bita tesi.
Ma san Baron ben taki ... joe sa bribi?
‘Djaso na kondre i no de langa ete
foe doe wi ogri, go foe joe, gowe.’
|
jobo, blanke, meester. |
no mek nowàn jo-hari. Een andere versie heeft: |
no mek wan sort jo-hari. |
jo-hari, ontsnappen (?). |
oen rampener. Andere versie: ma
rampener. |
rampener, vernietigen. |
kadami abani, vervloekte (van Engels goddamn)
schurken. |
frambo, flambouwen (om de plantage in brand te
steken). |
bigi b'bari. Andere versie: foeroe
b'bari. |
feti. Andere versie heeft skreki. |
prèp, klanknabootsing om het knappen van het hout
aan te geven. Hier als werkwoord gebruikt. |
Andere versie heeft bron. |
Baron ben tak. De woorden van Baron zijn in vele |
| |
| |
In de hier gevolgde vermoedelijk jongste versie is pis ten
verbeterd in sjat ten. Een eerdere versie heeft
oorspronkelijk so langa i no ben kon na kondr' ete, go foe joe
blankofsiri. Joe n'abi fowtoe, go, joe broedoe diri. In potlood
vindt men allereerst een wijziging van so langa i no ben kon in
toe moen nomo d' i kon. Verder op hetzelfde blad een geheel
gewijzigde versie van de laatste terzine:
Baron ben tak: Den toe moen d' i ben kon
na kondre dja, joe nó ben ab prisiri
na in wi sari, go, jóe broedoe diri.
| |
10.
Afiba een vrouwennaam. In dit gedicht probeert Trefossa oude verhalen uit de slaventijd weer
te geven, zoals hij ook deed in zijn verhaal |
Owroekoekoe ben kari uit Tongoni 2 (Vox Guyanae 3,
6), pp. 29-31. |
gongosa, geroddel, gemurmel. |
hesi-hasti is vermoedelijk een nieuwvorming op basis
van hesi (snel) en |
hasti (haasten): snel naderbij komen. |
drib'oedoe, drijfhout, drijvend stuk hout of
boomstam. Het verhaal gaat dat een drijvende boomstam, waar bloed uit
vloeit, tegen de stroom in drijft op de Saramakarivier. Dit wordt in dit
gedicht in verband gebracht met de zelfmoord van een zwangere slavin,
lang geleden. |
katibo, slavernij. |
griooo, klacht, weeroep. |
bereman, zwangere vrouw. |
tjoeboen, geluidsnabootsing voor een plons in het
water. |
broko genti, tegen de stroom in gaan. |
| |
| |
| |
11.
troes ede, steek je hoofd naar binnen, kom even
binnen. |
masanga, hut. |
namkoe, voornamelijk. |
In een eerste versie zijn doengroe en doistri omgewisseld. |
panta, een lichte houtsoort waarvan de steunbalken
gemaakt worden, waarop het dak van troeli bladeren
rust. |
wan-wan foe den bre-brenki fo joe ... Een eerdere
versie heeft: wàn-wàn f' joe bre-brenki, moksi nang' a pkin
gowtoe-asogri foe mi gron, sa fas densrefi lek pis-pis faja na ondro
mi noko. |
asogri, gerecht dat aan beschuitkruim doet denken.
Het duidt hier het zand op de vloer van de hut aan. |
troeli, een soort bladeren, waarvan de dakbedekking
gemaakt wordt. |
ef a bradi en prasoro foenpéri. Andere lezingen: ef a span en prasoro foenpéri / ef a
panja en prasoro foenpéri. |
foenpéri (of finpéri), vuurpijl,
vuurwerk. De dichter schetst hier het beeld van een parasolsgewijs
uitspattende vuurpijl. |
| |
12.
moro de verscheen in De Ware Tijd, 29
september 1962 met het volgend commentaar: ‘De Surinaamse letterkunde heeft
nog niet veel te presenteren. Een poging om de Surinaamse dichters en
schrijvers de gelegenheid te geven hun pennevruchten in druk te kunnen laten
verschijnen was de oprichting van het letterkundig tijdschrift Soela,
waarvan reeds twee uitgaven zijn verschenen. Loulou van
Buren en Trefossa, twee lettervrienden
die Soela in stand helpen houden, kwamen elkaar on- | |
| |
langs op
straat tegen in de buurt van een gebouw waar een belangrijke receptie werd
gehouden. Kijkend naar de in avondkostuum en -toilet gestoken
hoogwaardigheidsbekleders, peinsde Trefossa hardop dat een mens tenslotte
maar wat beenderen en enkele liters bloed is. Geïnspireerd door deze
overpeinzing schreef Loulou van Buren een gedichtje opgedragen aan Trefossa
dat in het weekblad Omhoog de vorige week is opgenomen en
luidt:
In antwoord hierop schreef Trefossa het gedicht mora de.
bonjo èn broedoe. In een andere versie: bonjo anga broedoe. |
trarki, tralies. |
lanpe, landingsplaats, oever. |
barki, complot, samenzwering. |
marki, tekenen. |
fara, eb. |
greni, grendels. |
| |
| |
| |
13.
srefidensi, zelfstandigheid. Dit is een nieuwvorming
van Trefossa, gebruikt in een onvoltooid en niet gepubliceerd gedicht,
die direct heeft aangeslagen. Het hier gepubliceerde gedicht had geen
titel en werd op een kladblaadje gevonden. Deze titel werd door anderen
voorgesteld. |
jar-hondro, eeuw. |
In een andere versie luidde dit couplet: |
pipel, ef lé lai joe chromosome, sort wini sa de n' a
jari-kaba? In potlood hierbij de lezing: |
pipel, ef a oni foe lé kon lai joe chromosome,...
oni, honing. Bedoeld schijnt te zijn: als je de honing van de
leugen oplikt tot die je chromosomen vervult,... |
kaseri, ritueel reinigen. |
mofo boeba, lippen. |
| |
14. nanga wan ai.
boemoe, goed (?). |
kibri-sí-man-kandra, de kaars van mensen die
verborgen dingen zien. Een woordspel op libima-kandra,
samenleving. |
goinosiso, ws. eveneens een woordspel: go, i no si so, vooruit, je hebt het niet gezien. |
kadami, schurken. |
prefoerman, durvers, moedigen. |
djoe, uitroep om iemand te laten schrikken. |
| |
15.
hoemor in èksèlsis. Zie de studie van Albert Helman over dit gedicht op p. 148 e.v.
Dit is één der laatste gedichten van Trefossa, geschreven rond Kerstmis 1973. In dit gedicht en de
vier volgende gedichten realiseerde Trefossa een nieuw type poëzie,
waarin hij op veel directer wijze zich probeerde uit te drukken. |
| |
| |
| |
16. Jozef ori-tjar Maria
Trefossa trachtte in deze laatste gedichten dikwijls
werkwoordverbindingen te vinden, die wel ongebruikelijk, maar toch
direct verstaanbaar waren. Met de verbinding ori-tjar
probeert hij het begrip ‘ondersteunen’ uit te drukken. |
den no kisi asisteri. Variant: den no
feni asisteri. |
speri, verwanten, soortgenoten. |
wins den aksi f' ala speri. Variant: wins den aksi ala
speri. |
loen, ruimte. |
bereman, zwangere vrouw. |
hila, vele. Een woord ontleend aan het Saramakaans. |
nomo hila engel singi. Variant: wantron
hila engel singi. |
njanpré, feest vieren. |
wiri, opgetogen zijn. |
skapoeman na firi wiri ... Variant: skapoeman na firi dringi glori kmoto te foe hé. |
boensi-boensi, zonder aanleiding. |
faro, feest vieren. |
kria, voortbrengen. |
fia, geheel en al. Een woord ontleend aan het
Saramakaans. |
jarhondro, eeuw. |
| |
17. bébi-boi
nofi, klein, nietig. Ook gespeld njofi. |
boerkaw, stier. |
tanfoeroe, verbaasd. |
ohin, klanknabootsing voor het balken van een
ezel. |
| |
| |
| |
18.
skapoeman, herders. |
mofinawan, armen. |
dangra, bijwoord bij soekoe: op
ingewikkelde manier onderzoeken. Bedoeld is: wat geen enkel ingewikkeld
onderzoeken ... kan oplossen. |
masanga, hut, stal. |
fika, achterlaten, achterblijven. |
ertintin, staat hier voor ‘vertellingen’,
‘sprookjes’. |
| |
19. pin-pin Jesus
Dit gedicht is ook omstreeks Kerstmis 1973 ontstaan, zoals de vorige.
Het is het enige gedicht van de serie dat niet werd uitgetikt, wat er op
duidt dat het òf later dan de andere werd geschreven, òf nog niet tot
tevredenheid van de dichter was voltooid. Een eerste kladversie met zeer
veel varianten bleef bewaard in een kladblok. |
Daarnaast nog een net versie, waarin enkele verbeteringen werden
aangebracht. Zonder deze verbeteringen zouden de terzinen als volgt
luiden:
Awins Herodes angri f' drai a tori,
a lasi krin-krin foe di star tan sori
na pasi doro te na Bethlehem.
Masanga tap bre-brenki star tan tiri:
- Nanga lespeki koniman-maniri
dri kownoe jere pin-pin Jesus sten.
|
pin-pin, heel klein (?). |
sjoebi, schommelend voortgaan (?). |
| |
20.
foe joe is een vertaling van het gedicht Moederken van Guido
Gezelle, geschreven in 1891. |
| |
| |
| |
21.
Kristus e dede is een vertaling van het gedicht Christus stervende van Heiman
Dullaert. De vertaling verscheen in de Kerkbode van de EBGS
van zondag 26 maart 1967. Het gedicht van Dullaert luidt als volgt:
Die alles troost en laaft, verzucht, bezwijmt, ontverft!
Die alles ondersteunt, geraakt, o mij! aan 't wijken.
|
| |
| |
Een doodsche donkerheit komt voor zijne oogen strijken,
Die quijnen, als een roos die dauw en warmte derft.
Ach werelt, die nu al van zijne volheit erft:
Gestarnten, Engelen, met uwe Hemelrijken;
Bewoonderen der aarde, ey! toeft gij te bezwijken,
Nu Jezus vast bezwijkt, nu uwe Koning sterft?
Daar hij het leven derft, wil ik het ook gaan derven:
Maar hoe hij meerder sterft, en ik meer wil gaan sterven,
Hoe mij een voller stroom van leven overvloeit.
O hooge wonderen, wat geest is zoo bedreven,
Die vat hoe zoo veel sterkte uit zoo veel zwakte groeit,
En hoe het leven sterft om dooden te doen leven?
|
stotoe, stutten. In een manuscript heeft Trefossa dit verbeterd in foenda. |
en dede wan mi f' meri is een verbetering in het
handschrift van de dichter voor en dede, mi wan meri,
aangebracht op een overdruk van de Kerkbode. |
| |
22.
a no den Djoe is een vertaling van het gedicht Hij droech onse smerten van Jacobus Revius. Het verscheen in het Protestantenblad van 14
april 1973. De oorspronkelijke tekst luidt:
T'en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten,
Noch die verradelijck u togen voort gericht,
Noch die versmadelijck u spogen int gesicht,
Noch die u knevelden, en stieten u vol puysten,
T'en sijn de crijchs-luy niet die met haer felle vuysten
|
| |
| |
Den rietstock hebben of den hamer opgelicht,
Of het vervloeckte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten:
Ick bent, ô Heer, ick bent die u dit heb gedaan,
Ick ben de swaren boom die u had overlaen,
Ick ben de taeye streng daermee ghij ginct geboden,
De nagel, en de speer, de geessel die u sloech,
De bloet-bedropen croon die uwen schedel droech:
Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden.
|
| |
23.
oh man f'pina is een vertaling van het gedicht O man van smarten van Albert
Verwey. Het verscheen in de Kerkbode van de EBGS van 15 april
1973. De oorspronkelijke tekst luidt:
O man van smarten met de doornenkroon,
O bleek bebloed gelaat dat in den nacht
Gloeit als een grote bleke vlam, wat macht
Van eindloos lijden maakt Uw beeld zo schoon?
Glanzende liefde in enen damp van hoon,
Wat zijn Uw lippen stil, hoe zonder klacht
Staart ge af van het kruis, wat lacht ge soms zo zacht,
God van mysterie, Gods bemindste zoon!
O vlam van passie in dit koud heelal!
Schoonheid van smarten op deez' donkre aard!
Wonder van liefde dat geen sterfling weet!
Ai mij! Ik hoor aldoor den droeven val
Van droplen bloeds; en tot den morgen staart
Hij me aan met grote liefde en eindloos leed.
|
| |
| |
gran-sikrit. Variant: hé-sikrit. |
krin-doe foe pen. Variant: krin-doe f'
mofina. |
| |
24.
boen fréda is een vertaling van het gedicht Goede Vrijdag van Willem de
Mérode:
Heer, weer dit visioen van Golgotha!
'k Zie U verslappen onder 't zonnebranden.
De zwarte gaten walmen in uw handen.
Men slaat uw sterven fel genietend ga.
Met hoofd en vuisten schuddend, roept men: Ha,
Koning! Zoon Gods! wring U van 't hout der schande!
Men steekt de tong uit, knarst de wreede tanden
En bauwt uw bange kreten spottend na.
O God, en alle dagen zie ik weer
Dat Gij mij aanstaart en oneindig teer,
Mijn zoon! gij bij de spotters! schijnt te fluistren.
Ja Heer! 'k sta midden 't woedende gemeen,
Maar laster niet, mijn God, waar zal ik heen?
Ik wacht vergeving eer uw oogen duistren.
|
| |
25. m'e kré foe bromki
is een vertaling van het bekende gedicht van Willem Kloos:
Ik ween om bloemen in den knop gebroken
En vóór den uchtend van haar bloei vergaan.
Ik ween om liefde, die niet is ontloken,
En om mijn harte dat niet werd verstaan.
Gij kwaamt, en 'k wist - gij zijt weer heengegaan...
|
| |
| |
Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken:
Ik zat weer roerloos nà dien korten waan
In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken:
Zoo als een vogel in den stillen nacht
Op ééns ontwaakt, omdat de hemel gloeit,
En denkt, 't is dag, en heft het kopje en fluit,
Maar eer 't zijn vaakrige oogjes gansch ontsluit,
Is het weer donker, en slechts droevig vloeit
Door 't sluimerend geblaarte een zwakke klacht.
|
Dit gedicht is belangrijk geweest in de ontwikkeling van de Surinaamse
literatuur. Het gerucht gaat dat in een radiotoespraak een
onderwijsdeskundige verklaarde dat het ondenkbaar was dat gedichten als die
van Kloos in het Surinaams zouden ontstaan zijn.
Het antwoord van Koenders hierop was de vertaling
van dit sonnet van Kloos, gepubliceerd in Foetoe-boi van mei
1954:
M' e sari foe bromki, di broko bifosi den opo.
Di lasi den prodo, bifo a komopo.
M' e sari foe lobi, di langa no tan,
bikasi mi ati a no ben froestan.
Joe kon - mi sabi - joe drai, joe go,
mi mofo no opo foe bar joe: no!
Mi sidon, moemoe, mi ati de kré.
Doengroe foe sari sidon na mi sé.
Leki wan fowroe na neti, di brenki stari
opo en mofo, a wani foe kari,
| |
| |
ma ai, di hebi foe sribi fadon
na mindri na tiri, di lontoe den bon
wan soktoe joe jere - na fowroe de kré.
Het is begrijpelijk dat Trefossa wilde tonen dat
het gedicht van Kloos ook zonder technische
onvolkomenheden vertaald kon worden.
Drie gedichten zijn niet in de afdeling Tra poewema
opgenomen. Twee daarvan zijn in de nalatenschap opgenomen met de aantekening
‘onvoltooid’. De teksten volgen hier:
1.
in bradi foe pasralontoe,
Winti e panja poeiri f' den bromki
dan djamant' faja-krakti sa béfi
| |
| |
Het derde gedicht is wel volledig, zeker van oudere datum (omstreeks 1965),
en in twee zeer verschillende versies bewaard gebleven, beide versies met
verbeteringen en varianten. Het is niet duidelijk welke versie de laatste
is.
3a.
di den poes go te n' a kroboi pasralontoe
e tjari n' in den siri/tjari n' in den koko bere
konsjensi-feti f' wan man
| |
| |
te n' a kroboi pasralontoe
Let drape historia e kren
Het laatste couplet moest gereconstrueerd worden uit een tekst met vele
doorhalingen en verbeteringen in potlood en drie kleuren inkt. Er is aan dit
gedicht dus duidelijk veel gewerkt. Het manuscript van 3b wordt in
reproductie toegevoegd.
|
|