Gedichten(1840)–Jacob van Zevecote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] LXIX. Een schaepherder met zyne kudde op het hoogste des bergs. In 't eerste druck, daer naer geluck. Die in het Switserlant zijn geyten ofte schapen Leyt op den hoogen berg om haren kost te rapen, Al valt den weg hem swaer als hy moet klemmen op, Hy rust hem met gemack gekomen op den top. Ten is geen kleyne moeyt de dagen en de nachten De boecken te doorsien, naer wetenschap te trachten; Maer die tot op den kop van Phaebi berg geraeckt, Een sonderlinge vreugt, een groote ruste smaeckt. Vorige Volgende