Gedichten(1840)–Jacob van Zevecote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LX. Caesar in eenen triumfwagen gezeten. Al dat hier leeft, niet sekers heeft. Siet Caesar hier gevoert op eenen gulden wagen, Zijn hooft is gelauriert, zijn peerden kroonen dragen, Het isser al in vreugt, den belleman alleen Draegt nevens hem de sweep, het teecken van geween. De gunste van Fortuyn, haer eeren, haer genuchten, En sijn noyt gans bevrijt van droefheyt en van suchten: Denckt al die hooge sit, dat de Fortuyn is blint, En menig mensche schent die zy te voren mint. Vorige Volgende