Gedichten(1840)–Jacob van Zevecote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] LV. De almogende God nevens de gerechtigheid gezeten. Recht en recht niet, als 't giften siet. Al is 't dat menichmael de weduwen en weesen Meer dan den snootsten dief den rechter moeten vreesen, En dat als Joos of Clays met zynen buerman kijft, Die rijcker is van gout, in 't eynde meester blijft; En acht dat niet soo vremt, het recht dat placht te wesen Zijn oogen beyde quijt, is over lang genesen, En kan nu giften sien; maer God, die sulcx mishaegt, Heeft al die rechters sijn voor zynen stoel gedaegt. Vorige Volgende