Gedichten(1840)–Jacob van Zevecote– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXIV. Een man spuwt in de muil eener slang. De matigheyt wint dertelheyt. Het speecksel van een mensch, die niet en heeft geëten, Heeft menig adder-slang het leven doen vergeten: Soo selsaem is de kracht, soo veel vermach de man, Die sich van spijs en dranck een luttel spennen kan. Is 't dat ghy wilt uw' hert van dertel min bevryen, Ghy moet onmatig wijn en lecker spyse myen: De tortse van de min, die branden doet ons hert Door matigheyt geblust, door wijn ontsteken wert. Vorige Volgende