om heen. Gerda kwam er bij staan kijken als een kind. Toe, wie heeft er nog iets voor het vuur - papa - u - oude brieven, toe. Ze deed of ze in zijn binnenzak zou tasten. - Tut, tut, hier dan, het laatste bericht van Josien tje: ik kom Dinsdag thuis; goddank, ze is thuis. Hij scheurde de briefkaart in snippers, gooide die in 't vuur.
Josien stond bij den pilaar van de trapleuning en glimlachte even. Boven haar hoofd was een bronzen beeld, een vrouw die een lamp droeg; het licht viel over heur haar.
Frans, die naar haar keek, dacht: ze is wel veranderd, en wat wordt ze grijs. Hardop zei hij: je moet naar bed, zusje, er is niet veel leven meer in je oogen. Maar Ann-Mary riep haar juist: kom je dan morgen? - kom koffiedrinken. Liesje praat steeds over de tante uit Duissand - en zeg -
- Houd nou eens even je mond, Ann.
- Maar je komt eerst bij ons, je hebt ons nieuwe huis niet gezien, en kleine Kobus niet. Bij Ann is alles oud.
- Nota bene - ik heb een nieuwe hooikist.
Ze lachten allen en praatten dooreen. - Die hooikist zit je hoog.
- Neen, hij viel me het eerst in. O, ik heb allerlei.
- En alles van die zelfde belangrijkheid.
- Ze komt ook niet in de eerste plaats om onze aardsche goederen, wat liefje?
Josien was op de trap gaan zitten. - Praten jullie maar - zei ze. - En allen tegelijk.
- Kan je het niet meer in je opnemen? - stakkerd.
Frans hief zijn arm op. - Ik stel voor dat we nu gáán. Even was het stil. Toen zei Josien: ik dank jullie wel voor je komst. - Nu waren ze ineens klaar om te vertrekken.