| |
| |
| |
Zesde hoofdstuk.
De morgen was koel en blinkend; - er woei spelend een hooge wind. De bleeke rozen bij de veranda praalden nog met groote dauwdroppels. In de kamer was het licht vol en gelijkelijk verdeeld. Ina stond bij de ontbijttafel, verzette een kopje en aarzelde even. Zou ze Lilly al roepen? Het kind dartelde om het huis met haar springtouw; en Jack had ze met groote stappen en een bezig gezicht door den nieuwen aanplant zien gaan, vlak achter hem een klungelige tuinjongen, die den zwaai van zijn armen niet bedwingen kon. Jack was dus blijkbaar geroepen; voor een nieuwe rupsenplaag in de frambozenstruiken? We leven hier als in het oude Egypte, dacht ze een oogenblik. Nu trad ze in de open deuren, keek omhoog, de hemel leek schoon gewasschen. -
- Lilly, heb je de post gezien? neen, hè, het is nog vroeg?
Het kind antwoordde niet, ging voort met het zwiepend boogslingeren van haar touw. Dan, in hooge sprongen na elkaar - wat was haar slanke lijfje veerkrachtig - keek ze over de haag heen. - Hij komt! riep ze.
Ina zag hem nu ook; de man ging, als gewoonlijk, het huis voorbij, bracht alle brieven op het kantoor van de fabriek. Nu kon, na eenige oogenblikken, de jongste klerk terug komen met particuliere brieven voor haar, - maar er was zoo zelden iets. Ze ging wat verder den tuin in, keek naar de rozen. In haar was een stilte van aandacht en diep beschouwen, die ze soms plotseling voelde als een bedwongen trillen van verwachting.
| |
| |
Maar nu bleef nog haar blik onafgebroken op de dingen rondom. Er waren veel rozen, groot en spits in knop, en dicht voor het ontbladeren weelderig, bijna bol-rond. Er woei een fijne geur om haar hoofd; soms sloot ze even haar oogen om den wind en de koelte te proeven, - haar lippen weken vaneen. Ze was volkomen eenzaam nu en genoot daarvan; het huis en de fabriek voelde ze niet vlak achter zich, maar ze stond stil in een wereld waar het zomer was en vol insecten-getril om zware bloemen. Ik wil het schoone oogenblik, dacht ze, maar toch ook altijd weer het uitvloeien daarvan over den tijd; - waarom?
Toen ze de ontbijtkamer weer binnen kwam, lag er een brief op de tafel. Ze greep ernaar. - Uit Rotterdam, zei ze luid.
Lilly vroeg: Mag ik gaan eten? en ze schepte het kind een bord met havermout op, gaf haar de warme melk. Daarna scheurde ze het couvert open en las. Het was een brief van Greet; ze had zich verloofd, zou in het najaar gaan trouwen. - Jij bent nu sinds vier jaar getrouwd, het werd wel mijn beurt, hè? en mijn tijd ook, ik ben nu drie en dertig. - Ina las langzaam, maar de brief was plotseling uit. Hm, niet veel bijzonders, dacht ze een oogenblik; over Greet's waarschijnlijke verloving had haar moeder al geschreven. Maar toen ze opkeek naar Lilly, glimlachte ze. - Hoor eens, in October gaat tante Margaret trouwen, misschien neem ik jou dan mee naar Holland.
- O ja? mag ik dan vrij van kostschool?
Ina sloeg met den brief op tafel. - Wie praat er nu over kostschool, vroeg ze vluchtig, maar ze wist dat het kind er al meer over begonnen was. Na dien zomer kon ze op het dorp niet verder leeren, en de Engelschen dwepen met kostscholen, dacht ze.
| |
| |
- Ik moet toch wel, zei Lilly, schouderophalend.
- Moeten, - en Venda dan, dacht je dat die ook ging?
- De Kelwins wonen in Londen, - en misschien heeft oom George geen geld genoeg.
- Ah, is het iets voor rijke meisjes? en dacht je dat het prettig was?
- Natuurlijk is het prettig.
- Nu schamplachte ze, om zichzelf; - het drong tot haar door, dat ze bijna op een kijftoon sprak tegen het kind. Ze tuurde op den poststempel: Rotterdam. Die naam had een klank uit het echte rauwe leven, het leven dat zwaar en dof en donker was geweest. Daarbij vergeleken waren nu haar dagen zoo vlinderlicht en onbeduidend, - ze gingen voorbij zonder een spoor achter te laten. En kon dit maar altijd zoo duren? Haar leven leek een idylle; ze woonde in het bloeiende hart van Engeland, ze kende geen geldzorgen, ze hield van Jack en Lilly. En dan, plotseling, kon ze het gevoel hebben, dat ze toch voor dat leven al haar krachten noodig had. Zooals nu, - wat verraadde dit gesprekje met Lilly? Ze beheerschte zich niet tegenover een kind van tien jaar.
- Afgezien van de school, zei ze, zou je het niet leuk vinden met mij naar Holland te gaan?
- En vader dan? vroeg het kind.
- O, ik weet niet of die weg zal kunnen, maar ja, misschien gaan we met zijn drieën.
- We moeten doen wat vader wil.
- Zeker, zei ze hoog.
Nu maande ze Lilly tot spoed, kuste haar, wuifde nog met haar hand.
Wat later ging ze buiten zitten met een breiwerk; de witte kluwen draaide langzaam om en om in haar | |
| |
schoot. Telkens dacht ze: Ik moet toch eens wat anders doen, en dan begon ze weer aan een nieuwe pen. De tijd vervloeide; ze keek vaak op naar de rozen bij de veranda, die bezig waren wijd open te gaan. Iets looms was er in haar denken, dat ze niet op kon heffen. Soms zag ze Greet en haar moeder; hun gezichten waren op elkaar gelijkend door eenzelfde uitdrukking van gulzig het leven vast grijpen. Ze dacht of zij dit ooit gedaan had, vroeger, in haar jeugd? Maar voor ze een antwoord wist, zonk haar denken weer terug, en was er alleen het bewegen van haar handen.
Tegen den middag kwam Jack bij haar; hij had altijd nog zijn bezige gezicht.
- Wel, hoe staat het leven?
Nu glimlachte hij naar haar. - Vrouw, zei hij liefkoozend.
- Is er iets? Je werd geroepen en bent niet terug gekomen.
- Niets bijzonders, - en hier?
- O, Lilly praat over kostschool - ik haat dat woord. En mijn zuster Greet gaat trouwen.
- Ah, heeft ze zich verloofd. En wanneer, het huwelijk?
- In October. Zou je kans zien je vrij te maken? Ik dacht er over ook Lilly mee te nemen.
- Lilly. Is ze niet te jong voor zulke dingen?
Hij negeert de schoolkwestie, dacht ze; maar hij heeft gelijk, zoo'n jong kind op een bruiloft, temidden van groote menschen... Ze praatten wat voort over het geval, eensgezind nu aldoor elkaars woorden opvangend - en spraken af, dat ze samen naar Holland zouden gaan.
- Als voor ons eigen huwelijk, zei hij, en legde zijn arm om haar schouders.
| |
| |
Vier jaar geleden had hij haar voorgesteld in Rotterdam te trouwen, de stad waar zij geboren was, - maar ze had niet gewild. Ze zei: We zullen toch altijd in Engeland wonen, en bovendien, - ik ben nu al haast een Engelsche vrouw.
Onder zijn aanraking bleven haar oogen rustig; ze stond naast hem en weerde hem niet; - ze waren even groot. Het huwelijk beteekent: den ander verdragen, dacht ze in een flits, maar meteen ook wendde ze haar gezicht naar hem toe, zag zijn oogen, helder en sterk kijkend naar haar. Zoo vindt hij me goed, dacht ze, zoo kalm overgegeven aan het oogenblik, en zonder veel vragen naar de toekomst. Ze glimlachte. Zeg, Jack, - maar ze had geen woorden voor hem, en hij, zonder verwondering, liet haar los.
Maar dien middag, toen ze alleen was, moest ze er weer aan denken. Hij houdt van mijn uiterlijke verschijning, zei ze zichzelf, hij heeft altijd een vrouw willen hebben als ik. Mijn manieren ook, en mijn gebaren. Ik ben heel ingetogen geworden; misschien heb ik me onbewust geschikt naar den smaak van Engelsche mannen. Slank en blond moest ik zijn, en een mager, weinig vleeschelijk gezicht hebben. Mijn wenkbrauwen zijn juist goed van teekening: duidelijk, maar niet te zwaar. Mijn oogen zijn soms groen, en soms goud-achtig, een beetje mysterieus, maar niet te erg. En of ik lief heb - och, of ik lief heb, wie zou daarnaar vragen? Ik heb me aangepast, dat is meer. De Ina, die ik in aanleg ben, heeft Jack nooit gezien; hij kent alleen de Ina die ik ben geworden, door al dat regelmatige, harde werken, en den Londenschen mist en... misschien nog door enkele andere dingen. - Ze wist wel dat ze niet praten kon over haar alleen-uiterlijke verschijning, dat achter iederen trek en ieder gebaar | |
| |
het innerlijk bewoog. Ook was haar verhouding tot Jack niet enkel een dulden; - of moest ze zeggen: haar dulden was liefdevol?
Dien avond kwam het gesprek met Lilly in haar herinnering terug. Ze liep zwijgend achter Jack door de tuinen; - het kon lijken of ze met dezelfde aandacht als hij naar de in rijen geplante struiken en boompjes keek. Hij nam soms een bijna rijpe vrucht in zijn hand, plukte aan een dorrend blad. Dan stond ze stil, als had zijzelf haar hand keurend uitgestoken. Als het kind van ons zou weggaan, dacht ze, en ik bleef alleen met Jack, dan zou het net een gewoon huwelijk tusschen ons zijn, een man en een vrouw, die elkander begeerd hebben. Hij werkt om zijn dagen te vullen, en om mij alles te kunnen geven wat ik verlang; - en ik leef voor hem, - het is niet oneervol voor een vrouw dit te doen. En o, ik mag nog mijn liefhebberijen najagen, - ik ontwerp meubelen en kleeren, ik geef zelfs een knipcursus aan de meisjes van het dorp. Als het moest, zou ik er mijn eigen brood mee kunnen verdienen, - maar dat is overbodig geworden.
De duisternis daalde langzaam uit den wijden hemel; voor haar voet werd het zanderig pad fluweel-grijs en effen; - het jonge groen rondom vergrauwde. Een ster pinkte, nauw zichtbaar, in het uitspansel, dat weer scheen op te lichten, nu ze ernaar keek. Dan was ze door een enkelen haastigen tred naast hem en nam zijn arm.
- Jack, zou Lilly niet bij ons kunnen blijven? ik wilde haar zoo graag houden.
- Wat bedoel je?
- Ze denkt dat ze naar kostschool gaat.
- En jij haat dat woord.
- Ja, waarom moet me alles worden afgenomen? ik bedoel: alle zorg en verantwoordelijkheid? En ik zou | |
| |
haar zelf kunnen leeren; Fransch, bijvoorbeeld, teekenen en handwerken. En voor de andere vakken zou ik goede boeken willen nemen.
- Maar ze blijft dan alleen, ze heeft geen makkertjes.
- Ja, vind je dat erg? En wat mij aangaat, mag ze met de kinderen van het dorp spelen.
Hij antwoordde niet dadelijk; dan zei hij: We zouden haar in de vacanties thuis hebben, in alle jaargetijden, 's zomers het langst, en wij vieren het Kerstfeest met haar, en we schrijven haar brieven. Het is niet dat ze geen tehuis meer zou hebben, maar ze groeit op met kinderen van haar leeftijd.
- En hoe groeit ze op?
- Volgens haar aanleg, en verder: zoo goed mogelijk.
- Hm, beter dan wanneer ze bij mij bleef? gestuurd naar leeraressen, van wie we niets weten, ze zijn misschien dom of onverschillig, ze moeten er hun brood mee verdienen.
- Met die domheid?
Ze haalde haar schouders op. - Och ja. En voelde dat ze te ver ging, zonder zichzelf te kunnen stuiten. - En dan een willekeurig zoodje kinderen ‘van haar leeftijd’, dat moet het eenige groote voordeel zijn.
Hij keek naar haar gezicht, zag er een booze vastberadenheid in, die haar trekken hard maakte.
- Andere ouders, zei hij mild, vertrouwen voor den omgang met hun dochtertjes op ons meiske.
Nu zweeg ze een oogenblik, schoof haar arm hooger door den zijne. - Andere ouders vertrouwen op onze Lilly, en: Wij vieren zelf het Kerstfeest met haar, die beide argumenten zou ze niet vergeten, daaraan ook verloor ze haar pleit. Hardop zei ze: Ik weet wel dat ik het verlies, hoor; we moeten dan maar een goede school zoeken; - het kind zal blij zijn.
| |
| |
- Had je haar al iets gezegd?
- Vanmorgen, een enkel woord. - Ze voelde dat ze alles moest terugnemen, en was ertoe bereid.
- Je houdt van het kind, zei hij ernstig.
Ze keek omhoog, er waren meer sterren gekomen, die tintelden zwak aan den nu bijna lichtloozen hemel.
Zwijgend gingen ze terug naar huis. Hij nam nog een krant en zij maakte een sandwich voor hem. Hij leefde bijna als een landman, dezen zomertijd: naar bed met de zon, en heel vroeg op. Nu was ze ook weer de tevreden, rustige Ina die hij kende. Ons leven is als een idylle, dacht ze, maar een idylle wordt gauw banaal, en er is iets in, dat nog juist de banaliteit bant - ik weet niet wat. Misschien houd ik niet van de manier waarop hij mij lief heeft. Ik heb hem de Ina laten zien, die ik in aanleg ben; wild en scherp; - hij is er niet van geschrokken, - hij ging er zoo luchtig over heen, vond het weinig belangrijk. Misschien is hij de wijste van ons tweeën. Ze zuchtte. Plotseling dacht ze aan de woorden van Gretchen: O, könnt ich ihn küssen, so wie ich wollt', an seinen Küssen vergehen sollt'. Even drukte ze haar armen stijf tegen haar lichaam. Het gebeurde niet dikwijls, dat ze zich Duitsche woorden herinnerde, - en wat moest ze ermee? ze kon ze hem niet zeggen. Nu sloot ze haar oogen voor de aandringende tranen. Ze bleef met hem alleen, goed, ze had hem trouw beloofd. Er zou geen andere man zijn in haar leven, - Frans had ze lang geleden verloren. - Frans, - waarom dacht ze aan hem? Eens had hij haar blooten arm aangeraakt, - en toen was ze van hem weggegaan. - Ze keek op, zag Jack verdiept in zijn krant, wist niet meer waaraan ze wilde denken. Maar deze woorden kwamen in haar hoofd: Kan ons leven zóó worden, dat we het zelf nauwelijks meer herkennen?.......................................................................................
| |
| |
Het was Augustus, de zomer raakte over zijn volheid heen. Het meeste bladergroen werd donker, stug en dor; hier en daar viel een rottend blad omlaag. Maar de rozen geurden met steeds nieuwe kracht. Lilly en Venda verzamelden de kleine, komvormige blaadjes, die ze onder de struiken vonden; ze waren donker en zacht als vogelveertjes. Venda was nu acht jaar, een slank blond kind, met diep-liggende, fel-blauwe oogen.
Dien morgen zaten ze op de veranda-treden en schudden hun fleschjes met rozenwater.
- We zijn hier pas een week, zei Venda, het lijkt heel lang, want we doen iederen dag hetzelfde.
De ander keek haar even aan met een misprijzenden blik. - Als je het soms niet prettig vindt, begon ze.
- Ik vind het heerlijk, ik zou altijd willen blijven, - maar natuurlijk zou ik dan naar school moeten.
Lilly trok haar knieën op, sloeg er haar handen omheen; de kostbare flesch lag diep in haar schoot. - Jij bent pas acht, zei ze nadrukkelijk, je zoudt nog naar de dorpsschool kunnen. Ik niet meer; - moeder wilde me thuis houden, stel je voor.
- Tante Ina is niet je heusche moeder, hè?
Lilly schudde haar hoofd. - Neen; ik weet niet meer waar ze vandaan gekomen is. Ik noem haar moeder, omdat... Er was een bijna harde uitdrukking van nadenken in haar gezichtje.
- Ja, zei de ander.
Op de tuinbank, achter het groote rozenperk, zaten Maud en George. Maud was dikker geworden, en doordat ze niet groot was, en tenger gebouwd, had ze iets propperigs. Haar gezicht was smal en fijn gebleven, maar om den mond lag een slappe, ouwelijke trek. Ze hadden nog niet veel gepraat dien morgen, hoewel George telkens eens een opmerking maakte, als: rozen | |
| |
zijn altijd mooi, - de herfst is niet ver meer af, - dingen, waarop zij niet inging. Ze kreeg de overtuiging, dat hij een werkelijk gesprek vermijdde, en bracht dit in verband met den vorigen avond. Hij was toen lang met Ina uitgebleven, ze liepen door de tuinen, en het regende gestaag. Maud was 48 jaar, en ze wist dat ze er naar uitzag. Ze wist ook dat een man als George geen leeftijd had, en hij zich zekerder ging voelen, naarmate hij ouder werd.
- Lilly gaat naar Brookfield, zei hij, heb je het gehoord?
- Ja, en Ina was er tegen. Dat weet ik niet van haarzelf, maar van het kind. - Haar toon klonk streng. Plotseling veranderde ze dien, zoodat hij nu ijl werd en zwevend. - Ik voel toch telkens weer dat ze een vreemdelinge is, ik stuit op iets...
- Hoezoo? vroeg hij.
- Sinds lang kom ik niet meer verder met haar; geeft ze zich ooit, is ze ooit echt vertrouwelijk?
- Ben jij het ooit? zei hij haastig. 't Was of hij haar vlietende woorden vast greep, - met Ina, van wie je zooveel hield? of bijvoorbeeld met mij? Hij verschoof wat op de bank, als ging hij opnieuw zitten, sprak dan langzaam, zijn woorden keurend: In 't algemeen geloof ik, dat de Engelsche vrouw niet vertrouwelijk is. Misschien alleen met haar minnaar, als ze dien heeft. - George! Ze haalde haar schouders op. - Nou ja, je wilt grappig zijn.
Ina zag hen van haar kamer uit. Zoo nu en dan hoorde ze ook de stemmen van de meisjes. Ze had het druk met het in orde brengen van Lilly's kleeren. Ik geloof al zijn leven, dacht ze, dat Maud haar man kapittelt; waarom moet hij ook 's avonds met mij in den regen loopen? Hadden we naar het avondrood | |
| |
kunnen kijken, dan was er niets gebeurd, - maar zoodra je wat gaat trotseeren... Ze lachte. - Even later zag ze Jack bij hen staan, en ze bracht koffie met Deventer koek. Ze hoorde Maud zeggen: De vogels twetteren nog maar, zingen niet meer, - en George: de menschen ook, als ze ouder worden. In een flits dacht ze, dat Maud op een dikke musch geleek, de volte van de borst zoo opdringend tegen het teere keeltje, - dan werd ook het zingen moeilijk. Toen ze George zijn koffie reikte, was er een blik van verstandhouding tusschen hen, als had hij heimelijk om haar grapje gegnuifd.
- Het is jammer, zei Maud, dat Jack het zoo druk heeft, ik heb het gevoel dat we hem tot last zijn.
Jack protesteerde.
Ina stond wat terzijde en zag het aan. Het komt door den regen, dacht ze, en dan zijn we beide vrouwen, zij jaloersch, en ik behaagziek. Maar zoodra Jack zich naar haar wendde om hulp, viel ze hem bij, voelde ook spontaan haar oude genegenheid voor Maud.
Dien middag liepen de vrouwen slenterend door het dorp, gearmd, en met even gebogen hoofden. De oude kerk was met klimop begroeid, en het kerkhof had een muur van hooge eiken.
- Je moet het ons vergeven, als we een beetje afgetrokken zijn; - dat Lilly weggaat, drukt ons, al willen we het elkaar niet zeggen. Vind je het dorp niet mooi? die kleine huisjes in een kring, en daar rondom heen de wijde velden. Ik woon hier zoo graag, en toch kan ik jou benijden: In de groote stad hoef je Venda niet af te staan.
Maud knikte. Ze dacht aan het meisje dat bij Marain was gekomen, zoo jong en zoo wilskrachtig, en dat ze dikwijls benijd had...
| |
| |
- We denken vaak dat een ander het beter heeft dan wij, maar wat weten we...
- Och ja.
Ze tuurden voor zich uit, hun gedachten werden loom en vaag.
De hooge boomkruinen stonden roerloos in de zilvernevelige lucht.
Ze wachtte op Jack in de gesloten kamer. Soms klopte haar hart, alsof haar bruidegom komen moest, en ze dacht aan oude verhalen, waarin de jongeling een monster dooden moet, voor hij de jonkvrouw krijgt. Dan glimlachte ze een beetje ongewis. - Vreemd, zei ze zichzelf, dat ik aldoor het gevoel houd, alsof we ons van het kind gaan ontdoen. Het lijkt ook op Kleinduimpje, want Lilly zal den weg niet terug vinden, alleen. - Ze stond op en keek naar buiten; - er viel wat regen, onhoorbaar. Jack reed nooit snel, en misschien zou hij nu heel langzaam gaan. Als hij alleen aan het stuur zat, niemand hem afleidde, dan kreeg hij soms angst voor ongelukken. Ze vond het dwaas, dat hij het kind met de auto had willen brengen, 100 K.M., en dien langen weg weer terug, den zelfden dag, in het donker, - maar ze had hem niet weerhouden. Ze hoopte dat geen van de tuinjongens het hek van den inrit gesloten had; - hoe gemakkelijk kon een van hen het achter zich hebben dicht gegooid. 't Was lang geleden, dat ze de fluit van de fabriek hoorde; was ze sindsdien buiten geweest? regende het in den vroegen avond al? Ze liep terug naar de tafel, las staande een enkelen regel uit haar boek. - Maar Jack doofde de groote lichten, als hij het dorp door was, - en dan zou hij tegen het hek kunnen botsen. - Nu was ze in de hal, sloeg een shawl om. Buiten was de grond week | |
| |
en kil. Het hek zal wel open zijn, dacht ze, maar ik kan me toch overtuigen, en ze citeerde een zinnetje van Bennett: It 's always safe to be on the safe side. - Ja, kijk, de beide helften weken ver terug, de weg was vrij. Toch, terwijl ze daar stond in den duisteren wind, was het haar of hij onmogelijk meer zou kunnen terugkomen. Ze draaide zich om, het lamplicht, door een spleet van de grodijnen, keek haar aan. Zoo stond ze tusschen de veiligheid van haar huis, en het onbekende waaien van den nacht. - Ben ik dan bang voor Jack? prevelde ze. - De wind suisde leeg aan haar voorbij, de fabrieksschoorsteenen waren grauw en dreigend in het donker van den hemel.
Toen ze weer in de kamer was, werd ze rustiger. Hij zal moe zijn, als hij thuis komt, dacht ze, dan wil hij mij vinden zoo gereed als zijn leunstoel, en bijna even zwijgend. - Waarom zou ik bang zijn? Nu Lilly weg is, wordt hij mijn kind, en een moeder is altijd bereid. - Even bedekte ze haar gezicht met haar handen, - ze voelde zich oud geworden. Geen geluid drong tot haar door, alleen het zachte tikken van de gangklok. Ze verwachtte hem, - hij zou zeker komen.
Ze was hem in de hal tegemoet gegaan; - hij zag er niet alleen vermoeid uit, zijn gezicht was een beetje vertrokken.
- Kom gauw binnen, heb je aldoor regen gehad?
- Ik weet niet, zei hij.
Ze sloot de deur achter hem, ging dan naar hem toe voor een kus.
- Mijn vrouw.
Ze stond op haar teenen, zei glimlachend: Vandaag ben ik grooter dan jij.
| |
| |
Met haar eene hand streelde ze zijn haar.
Na een oogenblik begon hij te vertellen. De school was hem niet meegevallen, - de plaats niet en het huis, - het was alles een klein beetje minder dan hij zich had voorgesteld.
- Maar Jack.
- Wacht even, zei hij. Ook het kind had dien zelfden indruk; eenige keeren heeft ze gezegd: Het is alles anders, vader.
- Ze heeft toch niet gehuild?
Hij wendde zijn gezicht af als een schuldige. - Ja, een oogenblik, toen ik weg ging.
- En wachtte je toen?
- De directrice beduidde me, dat ik beter deed te gaan; er drongen ook andere meisjes om haar heen, die haar troostten.
- Hoe was die directrice?
- Heel goed, beschaafd en lief, een mooie, grijze vrouw. - Hij praatte voort, zei haar hoe de ligging van het huis was, en de tuin.
- Zal ze gauw schrijven?
- Ja, morgen; - ik denk dat ze zich dan al heeft aangepast.
Ina glimlachte bijna onmerkbaar. Dan zag ze dat de vreemde trek nog in zijn gezicht was gebleven. Ze vroeg voorzichtig verder, ook over zijn tocht; - was de heenreis mooi geweest? Hij antwoordde op alles, maar toen ze niets meer wist te vragen, zweeg hij. Zou hij me nu verwijten, dacht ze, dat ik mijn wil niet heb doorgezet? - Als jij het zoo zuiver voelde, waarom sprak je dan je veto niet uit? - Het kind was bedroefd, toen ik wegging, het schreide. - 't Was haar of ze in Lilly's groote oogen de tranen zag.
| |
| |
Ze zei: Het was moeilijk voor je haar achter te laten. Heb je geaarzeld?
En nu sprak hij het dan eindelijk uit, ze hoorde het aan zijn stem.
- Ik verwijt mezelf, dat ik het kind niet naar die andere school gebracht heb, je weet wel, in Hilling, daar zou ze niet teleurgesteld zijn geweest.
- Maar Jack, dat was die dure school, waarvan je zelf zei...
- Ja, ik weet het wel, maar ik had dat offer toch graag gebracht. Het huis is een gerestaureerd kasteel, er zijn eigen hockeyvelden. - Ze liet hem uitpraten. Hij verwijt mij niets, dacht ze, alleen zichzelf, omdat hij geen dwaasheden deed voor zijn eenige dochter; - hij begrijpt niet hoe groot het offer is, dat hij gebracht heeft.
Toen zei ze hem voorzichtig haar meening. - Een oud kasteel, een school voor adellijke meisjes - en dan Lilly Holwood, van de conserven-fabriek...
Ze droomde dien nacht van haar ouderlijk huis; ze was in de voorkamer, waar ze haar klanten ontving. Lilly kwam binnen en vroeg haar om een nieuwe jurk. Toen, plotseling, herkende ze het kind niet meer, het leek een zigeunermeisje in lompen, dat haar hand ophield. En snel vloeiden de droombeelden in elkaar; er was een stem die zei: Ik verwijt jou niets; en toen liep ze in den regen langs het strand met George Kelwin. De wind bulderde en trok haar in zee.
Met een schok werd ze wakker. Het was donker, ze hoorde een boom ruischen. Als het kind maar slaapt, dacht ze, en wendde zich zuchtend om.
|
|