| |
| |
| |
Elfde hoofdstuk
En nu maar eerst huiswerk maken, zei Heleentje tot zichzelf, - en toch greep ze het pakje dat op haar tafeltje lag, en maakte het open. Dat zachte vloeipapier had ze van oma gekregen - het was een keurig pakje, zoo. Er zat een ontbijtservet in voor moeder. Heleentje had daar maanden lang aan gewerkt, het met kleurige kruisjes versierd, dus ze wist nu wel heel precies hoe het er uit zag. Toch kon ze er niet genoeg naar kijken, en er nog eens over streelen met haar vingers. Het dienstmeisje van oma had het voor haar gestreken, en nu? - Morgen gaf ze het aan moeder, - dan borg moeder het in de kast, en ze zag het voorloopig niet weer. Misschien keek ze er ook daarom zoo graag naar, omdat ze er zoo dikwijls aan had zitten werken bij oma, en dat zulke prettige uren waren geweest.
- Wanneer kom je terug? had oma gevraagd als Heleentje opstond en het kleed dicht vouwde. En dat deed ze pas, als ze werkelijk geen minuut langer blijven kon, en wel twintig keer op de klok had gekeken.
- Dat weet ik niet, oma, - zoo gauw ik kan, maar ik heb nu iedere dag huiswerk, en dan de piano-les. - Ik studeer een beetje langer, tegenwoordig. - Heleentje wist, dat oma dit graag hoorde; - een poosje geleden had oma gezegd: je gaat werkelijk flink vooruit, en sindsdien was het kind nog ijveriger geworden.
Heleentje legde het kleed in dezelfde vouwen en
| |
| |
wikkelde het papier erom heen. - Nu zal ik niet meer kijken, dacht ze.
En toen werd haar naam geroepen, onderaan de trap. - Heleen! Dat was de stem van Adri. Haastig deed Heleentje de deur open. - Wat is er? - Och meid, kom eens beneden, rampen!
- Wat? schreeuwde het zusje. Ze begreep dat laatste woord niet dadelijk.
- Kom en zie!
In de keuken stond Adri met een vriendin, een groot meisje, dat opgestoken haar droeg. - Dit is mijn prul-zusje Heleen, zei Adri - Ina Kooiker. Ina keek Heleen een kort oogenblik aan; - ze was heel blond, en had een mooie, roze gezichtskleur.
- Rampen, zei Ina, door on verstand en zorgeloosheid - kan jij helpen? Adri had borstplaat gebakken. - Ik heb het op de club geleerd, had ze gezegd, heusch moes, het wordt uitstekend. Ik heb ringen gekocht, en het geheel is eigenlijk een verrassing voor u, morgen, want een cadeautje kon ik niet bedenken. En het is vervelend, als u niet genoeg lekkers in huis hebt, en we weten het tegenwoordig nooit, met oma: taart of geen taart.
Vader had geglimlacht. - Heeft oma de taart al eens vergeten? vroeg hij. Maar Adri had haar zin doorgedreven, en daar lag de borstplaat, uitgegoten op de rechtbank, en was in straaltjes eraf gedropen, langs de keukenkastjes, en - en wat was er met Adri's jurk gebeurd?
- O Adri, zei Heleentje, - je jurk staat stijf van de suiker!
De groote meisjes lachten. - Dat is het gekke, zei
| |
| |
Ina, - die jurk, die ook borstplaat wil worden.
- En moeder heeft nog wel zóó gevraagd, of je het heusch kon!
- Ik kan het ook; - dit is een beetje mislukt, maar we zullen het weer opkoken.
Heleentje raakte met één vinger de kleverige massa aan. - Je hadt langer moeten roeren - nu zijn het balletjes - ik heb dat van oma wel eens gehoord.
- Zie je, zei Adri luchtig, dat kind heeft er verstand van, ze mag haar kunsten eens vertoonen.
Zwijgend ging Heleentje aan het werk; ze deed een boezelaar van Tonia voor, die haar veel te groot was, schraapte met een mes de rechtbank schoon, gooide de kleverige ringen in een omwaschbakje. Adri begon een gesprek met haar vriendin. - Heb jij dat gelezen, zeg, dat boek van dien Rus? onderwijl deed ze de deur open. - Laten we even naar binnen gaan - en ze liepen al pratend de keuken uit.
Jullie had tenminste kunnen helpen, dacht Heleentje - die ringen moeten gewasschen worden, en de rechtbank mag wel flink worden schoongemaakt. Ze zette maar gauw wat water op het gas. Tonia had haar vrijen avond, en vader en moeder waren naar den schouwburg. - Wist zij hoe ze borstplaat moest bakken? Ze vond een klein papiertje liggen en daar stond het recept op. Maar eerst moest ze dit bedorven zoodje zien te verbeteren. Zoo was Adri - praatte over een Russisch boek en vergat alle andere dingen - het maakte moeder soms wanhopig. En toch, dacht Heleentje, werd het Adri gauw vergeven, want je moest wel gelooven dat ze werke- | |
| |
lijk niet anders kon, ze deed het niet met opzet. En als ze dan over een boek praatte, had ze zulke glinsterende oogen en ze zag er zoo gelukkig uit. Maar dit was wel erg, al die straaltjes van kleverige suiker langs de rechtbank, en een koek op den grond, waarin ze natuurlijk al getrapt had ook.
Heleentje zuchtte eens, terwijl ze alles zoo goed mogelijk opredderde. Zou Adri de ringen wel hebben ingevet met sla-olie? - blijkbaar had ze dat vergeten, want de olie stond bevroren in de kast. Je moest aan alles denken, dat was het moeilijke, maar ook juist het aardige van zulke werkjes.
Eindelijk was Heleentje toe aan het opkoken van de suiker. Ze roerde ijverig en lang - wat werd die lepel warm in haar hand! - gelukkig kon ze ook links roeren. - En dan nu maar gieten? - ze wist het niet.
- Adri! riep ze, en nog eens: Adriiiiii! Er kwam geen antwoord. Ze dorst haar pan niet alleen te laten - en het zou ook wel aardig zijn, als het haar zonder hulp lukte. Ze schonk - de massa was erg zacht en bruisend geworden. O, wat ging dat gek doen! de uitgeschonken suiker zwol omhoog en bleef in harde blazen staan! - Nee, ook dit was niet goed. Heleentje keek met betraande oogen naar haar baksel. Nog geen minuut geleden had ze gedacht: wat zal oma zeggen, dat ik dit ook al kan? - en nu -? Op dat oogenblik kwamen Adri en Ina weer binnen. - Zoo, is alles klaar? vroeg het vreemde meisje. Maar Adri had het al gezien en barstte in lachen uit. O, zeg, wat een vreemd product, opgeblazen en hard als steen, dunkt me. Nee, kind, jij kan het ook niet!
| |
| |
En daar begon Heleentje te huilen.
- Gut, huil je erom? waarom zou jij het wel kunnen?
En Ina zei rustig: In ieder geval heb jij lang niet zooveel smeerboel gemaakt, zeg.
- Ik heb eerst al jullie kleverige rommel opgeruimd, zei Heleentje tusschen haar tranen door, een uur ben ik daar misschien mee bezig geweest, en nu komen jullie zeggen dat ik het ook niet kan - had dan tenminste geholpen!
Adri was op het keukentafeltje gaan zitten. Hoor eens, zei ze met een luide en vroolijke stem - dit kunnen we dus allemaal bij elkaar niet, - en ik heb al mijn geld uitgegeven aan suiker en ringen. Laat ik nu naar oma gaan en haar vragen: Oma, zeg me ronduit: taart of geen taart.
Heleentje trok met haar schouders. - Dat kan je niet doen, zei ze boos.
- Niet? Och, ik ben oma's lieveling. Met één voet raakte Adri weer den grond. - Ga je mee? vroeg ze haar vriendin.
Dat moest er nog bijkomen, dacht het zusje, dat die twee nu samen naar oma gaan (hoe durft Adri te zeggen: ik ben haar lieveling?) en mij weer voor den rommel laten opdraaien. - Ze was zoo boos, dat ze niet dadelijk wist wat te zeggen. Ik zal nog barsten van kwaadheid, dacht ze een oogenblik, want ze voelde het bloed met kracht naar haar hoofd stuwen. Toen sprak ze heel vlug - en viel haast over haar woorden:
- Het is gemeen van je - mij alles laten doen - en dan ga jij kwispelstaarten tegen oma. En wat een onzin dat jij haar lieveling zou zijn - jij heele- | |
| |
maal niet - Bert nog eerder, of Frank, of ik, maar jij....
- Kind, krijsch zoo niet, zei Adri, maar ze was toch een klein beetje bleek geworden. - We zullen wel even opruimen, ga jij dan maar naar boven, en leer je lesjes.
Heleentje ging, - ze voelde zich overstuur door boosheid, en tot haar verwondering was ze zoo moe in haar beenen, dat ze bijna de trap niet kon opkomen. Vader wenschte je wel eens: sterkte in je knieën - dat had ze altijd vreemd gevonden, maar nu begreep ze het.
Ze kwam boven en ging op haar bed liggen.
Na een poosje dacht ze: mijn huiswerk - het is gelukkig niet veel.
Ze stond op en begon haar lessen te leeren.
Den volgenden morgen voelde Heleentje niet de gewone blijdschap om moeders verjaardag. Ze had den vorigen avond lang wakker gelegen, en nu dacht ze het allereerst weer aan die mislukte borstplaat, en aan de woorden van Adri. Ze kleedde zich wel vlug aan, en keek telkens eens naar het pakje in het mooie vloeipapier, maar toen ze de trap afliep, voelde ze zich moe en ontevreden.
Moeder toonde zich erg blij met het mooie handwerk, en een oogenblik kon Heleentje glimlachen, maar toen ze Adri's stem hoorde, vertrok haar gezicht weer.
- Moeder, zei Adri, ik heb niets voor u - ik vind het erg vervelend, maar mijn pogingen zijn mislukt. Nu ga ik gauw weer opsparen, om toch nog een cadeautje voor u te kunnen koopen, en ik feliciteer
| |
| |
u wel met uw verjaardag. Ze omhelsde moeder.
Daar komt ze gemakkelijk af, dacht Heleentje. Er schoot een prop in haar keel. - Je pogingen zijn mislukt, zei ze plotseling, - maar omdat jij het bent, komt het er niet op aan, hè? je bent toch ieders lievelingetje.
- Maar Heleen, zei vader, wat een schamperen toon. Waarom zou Adri ieders lievelingetje zijn?
- Dat heeft ze zelf gezegd, en dan kan ik de rommel opruimen, en zij - Adri keerde zich naar haar toe. - Kind, schei toch uit - dat hebben we nou gisteravond ook al gehad.
Maar Heleentje voelde zich weer zoo boos worden, dat ze zich niet kon inhouden. - Ja, juist daarom, zei ze nadrukkelijk, - omdat we dat gisteravond ook al gehad hebben. - En ze begon te huilen.
Nu moest er natuurlijk verteld worden wat er gisteravond gebeurd was, en vader en moeder luisterden met ernstige gezichten.
- En ben je heusch naar oma gegaan? vroeg moeder op 't laatst.
Adri knikte. - Met Ina; - we hebben het natuurlijk in de gek gegooid, en we hebben erg gelachen, - oma had ook schik.
Bij die laatste woorden vlamde Heleen's woede weer op. - En heeft ze toen nog eens gezegd dat jij haar lievelingetje was? Plotseling voelde ze zich door vader bij den arm gegrepen.
- Stil jij - en allemaal even stil. Ik wensch dit niet langer, - gekibbel over oma. Bert heeft indertijd aan die menschen gevraagd of ze jullie grootouders wilden zijn - hij had daarvan niets verteld, maar
| |
| |
dat hinderde toen niet, want het was aardig en goed. - Maar als het nu iets wordt, waarover jullie gaan kibbelen, - en nog wel zoo rauw en leelijk kibbelen - dan vraag ik aan opa en oma of ze zich maar weer terug willen trekken, niet meer komen, en geen taart meer sturen. Dus nu moet jullie het zelf weten. Denk er maar eens over en zeg het me morgen. - Vader keek op, hij zag moeder aan. - Foei, is dit de ochtend van moeders verjaardag?
Iedereen zweeg, maar toen moesten Bert en Truusje gelukkig nog hun cadeautjes geven, en kwam er langzamerhand iets van de gewone feeststemming in de kamer. Toch was het niet heelemaal het rechte, dat voelde Heleentje.
Ze zat op school en had spijt. Waarom moest alles gezegd worden? kon ze niet eens iets voor Adri doen, zonder het te verklikken? Misschien zou ik het gekund hebben, dacht ze, als Adri niet begonnen was over oma. - Maar was ze dan jaloersch? kon ze het niet hebben, dat oma meer van Adri hield dan van haar? - En dan dacht Heleentje weer aan vaders woorden: Nu moet jullie het zelf weten, - en: Zeg het me morgen maar. - Natuurlijk wilden ze opa en oma niet weer missen - geen van hen. Frank hield het meest van opa. Ze konden samen praten over electriciteit en al die dingen, ze legden een radio aan. Frank moest alles bestudeeren in zijn boeken, - opa betaalde wat er gekocht moest worden. En toen Adri student werd, was ze er met al haar nieuwe vriendinnen te eten gevraagd. - Ik vertel niet onmiddellijk dat het geen echte grootouders van me zijn, had ze gezegd - dat hoeft toch
| |
| |
ook niet, en eigenlijk beteekenen goede vrienden veel meer dan familie.
- Daarover kan je nog niet oordeelen, had vader gezegd, maar het is waar dat deze menschen heel goede vrienden voor ons zijn, zoo goed dat ik me soms afvraag: Waaraan hebben we dat verdiend?
Een paar keer, dien morgen, werd er gezegd: Heleen let niet op. Dan schrok ze even en dacht: ik wil niet schoolblijven, vandaag moet alles goed gaan, beter dan gisteren, en beter dan alle vorige dagen.
Toen de familie Hiking aan de koffietafel zat, zei Adri plotseling: Hoor eens, laten we nu maar meteen afspreken dat we niet meer kibbelen over opa en oma - het is te gek dat we hen weer zouden moeten missen.
- Dat vind ik ook, zei Heleentje vlug.
Adri keek haar even aan. - Gisteren was ik in een plagerige bui, ging ze voort, of eigenlijk: in een overmoedige bui, daarom zei ik dat ik oma's lievelingetje was - maar ik meende er niets van. Oma vindt het leuk, als ik zoo doe - zoo'n beetje grappig en studentikoos, - maar ze houdt waarschijnlijk meer van jou, Heleen - jij bent liever dan ik, maar ik ben geestiger.
En daarmee was alles plotseling weer goed. Moeder zei nog tegen Adri: Jij kunt ook lief zijn, als je wilt, maar verder werd er niet meer over gesproken.
Heleentje voelde zich erg gelukkig.
Den volgenden morgen werd ze wakker, doordat vader met zijn vlakke hand op de zoldertrap klopte.
- Ja! riep ze, nog slaperig.
| |
| |
- Wil jij opstaan? moeder blijft wat liggen, ze heeft hoofdpijn.
Meteen stond Heleentje naast haar bed. - Ja! riep ze weer.
Terwijl ze zich aankleedde, dacht ze: dit is nooit eerder gebeurd; wel dat moeder eens een dag in bed bleef, maar niet dat vader er mij voor wekte. - Ik moet dus voor het ontbijt zorgen, - thee inschenken, havermout koken voor Truusje. Misschien moet ik op moeders plaats gaan zitten aan tafel. Adri is vijf jaar ouder dan ik, maar ze kan geen thee inschenken zonder te morsen, vader roept mij, - haar niet.
Ze liep naar beneden en had een blosje van opwinding in haar wangen. - Ik stond altijd tusschen de kleintjes en de grooten in, dacht ze, maar nu ben ik toch niet klein meer, nu vader mij roept om op moeders plaats te gaan zitten.
In de huiskamer scheen de zon.
|
|